Gemeenteblad van Gorinchem
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Gorinchem | Gemeenteblad 2025, 462460 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Gorinchem | Gemeenteblad 2025, 462460 | beleidsregel |
Beleidsregel beoordeling levensgedrag Gemeente Gorinchem
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gorinchem,
De volgende beleidsregel vast te stellen:
Beleidsregel beoordeling levensgedrag gemeente Gorinchem
Exploitanten, leidinggevenden, beheerders en organisatoren van evenementen hebben een belangrijke en bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het woon- en leefklimaat en de openbare orde en veiligheid in de omgeving van de onderneming. Zij dienen verstoring van de openbare orde door overlast, criminaliteit, geweld en alcoholmisbruik te voorkomen en te beperken. Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor de veiligheid van hun personeel en bezoekers. Ook zijn zij verantwoordelijk voor het signaleren en melden van misstanden, waaronder mensenhandel en uitbuiting. Het exploiteren van dergelijke bedrijven, of beter gezegd, het niet verantwoord exploiteren ervan, kan tot een verstoring van de openbare orde leiden of het omliggende woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden.
Voor meerdere vergunningen geldt daarom dat exploitanten, leidinggevenden en beheerders ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ mogen zijn. De beoordeling van het levensgedrag is een noodzakelijke preventieve toets om de risico’s op inbreuken op de openbare orde en veiligheid en een goed woon- en leefklimaat te beperken. Slecht levensgedrag is een grond om de aanvraag dan wel verleende (exploitatie)vergunning te weigeren of in te trekken of om een aspirant leidinggevende of beheerder niet bij te schrijven op de (exploitatie) vergunning.
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders hebben bij de invulling van het slecht levensgedrag-criterium beoordelingsruimte. Per geval moet worden onderbouwd op basis van welke feiten en omstandigheden er sprake is van slecht levensgedrag. Deze beleidsregel geeft een nadere invulling aan het begrip ‘levensgedrag’ zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening van de Gemeente Gorinchem 2021 (hierna: APV),de Alcoholwet en de Wet op de Kansspelen.
Deze beleidsregel is van toepassing op alle ondernemingen en activiteiten, waarvoor ingevolge de Alcoholwet, de Wet op de Kansspelen, dan wel de APV, een vergunningplicht geldt en waarbij de burgemeester de bevoegdheid heeft de vergunning te weigeren of in te trekken, indien de exploitant, de leidinggevende, de beheerder of het bemiddelingsbedrijf, in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
Op basis van vaste Europese jurisprudentie en de Dienstenwet dienen de criteria in deze beleidsregel duidelijk en ondubbelzinnig, objectief en vooral vooraf openbaar bekend gemaakt te worden. De randvoorwaarden bij de beoordeling van het levensgedrag zijn:
Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik
Beoordeling van het levensgedrag vindt plaats bij een (nieuwe) vergunningsaanvraag of bij een aanvraag om bijschrijving van leidinggevenden of beheerders. Ook bij reeds verleende vergunningen, kan er aanleiding zijn om het levensgedrag opnieuw te beoordelen. Indien wordt beoordeeld dat sprake is van slecht levensgedrag, kan dit leiden tot intrekking van de reeds verleende vergunning. Een herbeoordeling van het levensgedrag kan plaatsvinden wanneer er bijvoorbeeld sprake is van nieuwe (strafbare) feiten en omstandigheden of ontvangen signalen over de onderneming of ondernemer.
Hoofdstuk 4. Beoordeling slecht levensgedrag
Artikel 4.1 Welke gedragingen worden meegewogen
Deze beleidsregels bevatten een algemeen afwegingskader. Het is geen uitputtende opsomming van gedragingen. De beoordeling van het levensgedrag is altijd maatwerk. Daarbij kan het noodzakelijk zijn rekening te houden met andere feiten en omstandigheden die niet specifiek zijn benoemd in deze beleidsregels, maar die wel van belang zijn voor de beoordeling van het levensgedrag.
Artikel 4.2 Categorieën van gedragingen
Bij de beoordeling van het levensgedrag worden in de eerste plaats die gedragingen meegewogen die relevant zijn voor de aangevraagde of verleende vergunning. Uitgangspunt daarbij is dat de vergunning gebruikt moet kunnen worden op een wijze die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, openbare orde of het woon- en leefklimaat. Voor een Alcoholwetvergunning en de aanwezigheidsvergunning komt daar ook bij dat er geen gevaar en/of gezondheidsrisico’s ontstaan door de alcoholverstrekking en de kansspelautomaat.
Voor het beoordelen van het levensgedrag zijn in ieder geval de onderstaande categorieën/gedragingen relevant. Onderstaande gedragingen betreffen een niet-limitatieve opsomming van gedragingen en kunnen afzonderlijk of in samenhang duiden op slecht levensgedrag:
Van personen die betrokken zijn geweest bij deze gedragingen moet worden gevreesd dat zij niet op verantwoorde wijze leiding kunnen geven aan of een openbare inrichting kunnen exploiteren.
Bij de beoordeling van het levensgedrag geldt dat andere dan de hiervoor genoemde categorieën van gedragingen enkel worden meegewogen bij de beoordeling van het levensgedrag, voor zover daaruit een zeker patroon ter bevestiging van het slechte levensgedrag valt af te leiden. Het moet daarbij gaan om een recidiverend karakter van bepaalde gedragingen dan wel het schenden van regels in algemene zin al dan niet gedurende een langere periode, waardoor de betrokken gedragingen niet meer op zichzelf staan, maar in combinatie voldoende ernstig zijn om te kunnen worden betrokken bij het levensgedrag.
Door deze beleidsregels en de hiervoor gegeven opsomming wordt ook voldaan aan het ‘evidentievereiste’. Voor betrokkenen, die kennis kunnen nemen van deze beleidsregels, is tenslotte vooraf kenbaar door welke relevante feiten en omstandigheden zij niet (langer) kunnen voldoen aan de eis dat zij niet in enig opzicht van slecht levensgedrag mogen zijn.
Artikel 4.3 Aannemelijkheid gedragingen die worden meegewogen
De gedragingen die worden meegewogen bij de beoordeling omtrent het levensgedrag moeten aannemelijk zijn. Daarvoor is niet vereist dat iemand (onherroepelijk) is veroordeeld wegens een strafbaar feit door de strafrechter. Ook de hoogte van een eventueel opgelegde straf is niet relevant.
Ook indien een persoon niet is vervolgd door het Openbaar Ministerie of sprake is van een sepot, kunnen de gedragingen meegewogen worden, zelfs als sprake is van vrijspraak 1 . De beoordeling vindt immers plaats in een bestuursrechtelijk kader en daarin gelden de strafrechtelijke bewijsregels niet. Indien een bepaalde gedraging niet tot een strafrechtelijke veroordeling heeft geleid, betekent dat dus niet dat deze gedraging niet heeft plaatsgevonden. Het kan namelijk dat er onvoldoende bewijs is om strafrechtelijk te kunnen vervolgen, maar dat de feiten en omstandigheden redelijkerwijs doen vermoeden of aannemelijk maken dat de betrokkene bepaalde gedragingen heeft begaan.
Artikel 4.4 Tijdsverloop gedragingen die worden meegewogen
In beginsel worden bij de beoordeling enkel gedragingen meegewogen die in een periode van vijf jaar voorafgaand aan het beoordelingsmoment hebben plaatsgevonden. Een (her)beoordeling omtrent het levensgedrag kan ook plaatsvinden nadat een vergunning is afgegeven, omdat er signalen zijn dat er sprake is van slecht levensgedrag. Indien wordt beoordeeld dat sprake is van slecht levensgedrag, kan dit leiden tot intrekking van de verleende vergunning. Wanneer sprake is van een patroon, kunnen ook gedragingen of veroordelingen die langer dan vijf jaar voorafgaand aan het besluit hebben plaatsgevonden in de beoordeling worden betrokken.
Bij de berekening van de periode van vijf jaar gelden de volgende uitgangspunten:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-462460.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.