Beleidsregels 13B Opiumwet Gemeente Bunnik

Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente Bunnik

De burgemeester van de gemeente Bunnik;

Gelet op artikel 13b Opiumwet;

besluit de volgende beleidsregels vast te stellen:

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

In het integraal veiligheidsplan is de aanpak van ondermijning een speerpunt. Een belangrijk onderdeel van ondermijning is de productie van- en handel in drugs. De productie van en handel in (onder meer) hennep, cocaïne en synthetische drugs is een vorm van zware georganiseerde criminaliteit en hiermee zijn enorme winsten gemoeid.

De afgelopen jaren is er flink geïnvesteerd in de aanpak van georganiseerde ondermijnende criminaliteit binnen de regio Midden-Nederland, maar ook binnen het Basisteam Zeist, Bunnik, Leusden en Woudenberg (ZBLW).

Om tegen ondermijnende drugscriminaliteit op te kunnen treden is een specifieke handhavingsaanpak nodig met bijbehorende instrumentarium. Artikel 13b van de Opiumwet is een belangrijk juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen illegale drugshandel. Om de bevoegdheden uit artikel 13b verder uit te werken trekken de ZBLW-gemeenten samen op en werken zij zoveel als mogelijk met uniforme beleidsregels. De uniforme beleidsregels zorgen ervoor dat de burgemeesters van de ZBLW-gemeenten op gelijke wijze gebruik maken van hun bevoegdheden.

Er zijn woningen en panden die een grote rol spelen in de handel van drugs, waarbij tijdens een integrale controle geen drugs worden aangetroffen. De aanwezigheid van goederen zoals versnijdingsmiddelen, kweektenten, geldtelmachines of drugsverpakkingen duiden op voorbereidingshandelingen voor drugsproductie. Dergelijke panden, maar ook winkels die deze goederen verkopen, zorgen voor een instandhouding van de handel in en productie van drugs. Per 1 januari 2019 vallen deze goederen ook onder artikel 13b van de Opiumwet, waardoor de burgemeester panden waar dergelijke goederen worden aangetroffen ook kan sluiten.

1.2 Doel beleidsregels

Deze beleidsregels hebben vier doelen gericht op panden die onderdeel uitmaken van drugshandel en/of productie. De doelen zijn:

  • 1.

    Drugshandel in of vanuit het pand te beëindigen, het voorkomen van herhaling van het strafbare feit en om de bekendheid van het pand als drugspand (al dan niet in het drugscircuit) te doorbreken en de loop van kopers en leveranciers naar het pand eruit te halen. De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet betreft een herstelmaatregel.

  • 2.

    Het voorkomen van verdere aantasting van het woon- en leefklimaat rondom het pand. Drugshandel vanuit een woning in een woonwijk of een bedrijfspand op een bedrijventerrein gaat vaak niet ongemerkt voorbij aan omwonenden of ondernemers. Vaak ervaren omwonenden dat de veiligheid en leefbaarheid van hun woonomgeving omlaag gaat.

  • 3.

    Het kenbaar maken aan de overtreder welke (bestuursrechtelijke) maatregel hij van de overheid kan verwachten na een overtreding, waardoor er mogelijk een preventieve werking van uitgaat.

  • 4.

    Doordat er door de ZBLW-gemeenten dezelfde beleidsregels opgesteld worden wordt een waterbedeffect binnen hetzelfde basisteam tegen gegaan.

1.3 Integrale samenwerking

Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, wordt zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk opgetreden. De verantwoordelijkheden van een burgemeester zijn van een andere aard dan die van de Officier van Justitie. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft in het kader van de Opiumwet hebben een herstellend karakter. Dat wil zeggen dat een dergelijke maatregel als doel heeft om de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze in de toekomst (verder) wordt verstoord. De Officier van Justitie is verantwoordelijk voor de strafrechtelijke opsporing en vervolging met als doel de dader(s) te straffen. Die maatregelen hebben een bestraffend karakter.

 

Om handel in- en de productie van drugs succesvol aan te pakken is er naast de samenwerking tussen politie, OM en de gemeente, ook samenwerking nodig met andere ketenpartners waarbij ieder zijn eigen taken en verantwoordelijkheden heeft. Denk hierbij aan de Belastingdienst die de dader(s) eventueel ook nog fiscaal kan aanpakken, maar ook partners zoals woningbouwcorporaties, de netbeheerder, energiemaatschappijen, bewoners en ondernemers.

 

1.4 Afbakingen

Deze beleidsregels beschrijven de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet, als het gaat om:

  • drugshandel en voorbereidingshandelingen in woningen en/of daarbij behorende erven;

  • drugshandel en voorbereidingshandelingen in lokalen en/of daarbij behorende erven.

 

Bij de maatregel gericht tegen voorbereidingshandelingen wordt gekeken naar de aard en de hoeveelheid van de aangetroffen voorwerpen of stoffen in het pand en de onderlinge samenhang.

1.5 Leeswijzer

In hoofdstuk 1 heeft u de inleiding van deze beleidsregel gelezen. In hoofdstuk 2 worden de begrippen die in de beleidsregel aan bod komen uitgelegd. Hoofdstuk 3 beschrijft het juridische kader waaruit de last onder dwangsom opgelegd kan worden. In hoofdstuk 4 staan de beleidsuitgangspunten rondom artikel 13b van de Opiumwet. In hoofdstuk 5 zijn de handhavingsmatrix en andere bestuurlijke mogelijkheden tot handhaving opgenomen. Hoofdstuk 6 geeft handvatten voor de communicatie na het opleggen van een last onder bestuursdwang. In hoofdstuk 7 is de afwijkingsbevoegdheid van deze beleidsregel uitgelegd. In hoofdstuk 8 staat de inwerkingtreding van deze beleidsregel. Ten slotte is de werkwijze voor het opleggen van een last onder bestuursdwang beschreven in de bijlage.

 

2. Begripsbepalingen

 

 

Bestuurlijke rapportage

In een bestuurlijke rapportage worden door de politie signalen, knelpunten en misstanden in de maatschappij benoemd. Dit document wordt door de politie aan de gemeente verstrekt op basis van artikel 16 lid 1 sub b van de Wet Politiegegevens. Het kan hier gaan over overlast gerelateerde situaties, maar ook om signalen van georganiseerde criminaliteit. Het doel is om de burgemeester te informeren, maar vooral in staat te stelen maatregelen te treffen om ongewenst situaties te beëindigen en in de toekomst voorkomen. Op basis van informatie uit de bestuurlijke rapportage wordt door de gemeente een beslissing genomen over hoe er met de ongewenste situatie omgegaan wordt. Bijvoorbeeld door het opleggen van een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom.

 

Drugs

De middelen als bedoeld in lijst I (harddrugs) of II (softdrugs) van de Opiumwet

  • a.

    harddrugs: alle middelen die vermeld staan op lijst I behorende bij de Opiumwet;

  • b.

    softdrugs: alle middelen die vermeld staan op lijst II behorende bij de Opiumwet.

 

Drugsproductie

Het telen of bereiden van soft- en/of harddrugs.

 

Drugshandel

Het verkopen, afleveren of verstrekken van harddrugs of softdrugs – in alle verschijningsvormen – dan wel het daartoe aanwezig zijn daarvan.

 

Handelshoeveelheid

Een hoeveelheid drugs die groter is dan de hoeveelheid drugs voor eigen gebruik (gebruikershoeveelheid), als bedoeld in de Aanwijzing Opiumwet. In het kader van deze beleidsregels is sprake van een handelshoeveelheid als voldoende aannemelijk is dat er:

  • a.

    meer dan één eenheid, bijvoorbeeld 0,5 gram harddrugs en/of meer dan 5 milliliter vloeistof harddrugs in het pand aanwezig is; zoals genoemd in lijst I van de Opiumwet;

  • b.

    meer dan 5 gram softdrugs en/of bij meer dan 5 hennepplanten in het pand aanwezig is; zoals genoemd in lijst II van de Opiumwet;

  • c.

    10 ampullen/ballonnen lachgas of meer in het pand aanwezig is, zoals genoemd in lijst II van de Opiumwet.

 

Gebruikershoeveelheid

In het kader van deze beleidsregels is sprake van een gebruikershoeveelheid als voldoende aannemelijk is dat er:

  • a.

    in het geval van harddrugs maximaal 0,5 gram. 0,5 gram wordt gelijkgesteld met één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet en een consumptie-eenheid van 5 ml GHB. Voor een uitgebreidere beschrijving van een gebruikershoeveelheid harddrugs kan de Aanwijzing Opiumwet geraadpleegd worden;

  • b.

    in het geval van softdrugs maximaal 5 gram (In het geval van gedroogde paddo’s is dit 0,5 gram);

  • c.

    maximaal één ampul lachgas (distikstofoxide).

 

Pand

Een woning of een lokaal.

 

Lokalen en bijbehorende erven

Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke als niet voor publiek toegankelijke lokalen. Voorbeelden van voor publiek toegankelijke lokalen zijn winkels, horecabedrijven zoals hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria, snackbars, discotheken, buurthuizen of clubhuizen. Onder een voor publiek opengesteld lokaal wordt tevens verstaan een bij het lokaal behorend terras.

 

Niet voor het publiek toegankelijke lokalen zijn bijvoorbeeld loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.

 

Woningen en bijbehorende (bebouwing op) erven

Een pand of complex van ruimten, zoals woonwagens, woonboten of woonketen, dat in hoofdzaak dient tot een woning dan wel dienstbaar is aan het wonen en daarbij behorende erven. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning. Gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, die op hetzelfde perceel als de woning zelf staan of aan de woning toebehoren, vallen ook onder woning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Een tijdelijke afwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning maar hoeft niet doorslaggevend te zijn.

 

Voorbereidingshandelingen

Het in een woning, lokaal of op een erf, voor handen hebben van één of meerdere voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, van de Opiumwet of artikel 11a van de Opiumwet. Dit zijn voorwerpen of stoffen die bestemd zijn voor grootschalig of bedrijfsmatig bereiden of vervaardigen van softdrugs en/of harddrugs. In bijlage 1 van de Aanwijzing Opiumwet zijn een aantal indicatoren genoemd op basis waarvan de mate van professionaliteit van hennepteelt wordt bepaald, zoals de (vorm van de gebruikte) belichting, verwarming en bevloeiing. Als wordt voldaan aan twee of meer van deze indicatoren, wordt aangenomen dat sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.

 

Hennepkwekerij:

een kwekerij van (moeder)hennepplanten en/of hennepstekken in een woning of lokaal, of op een daarbij behorend erf, waarin een hoeveelheid hennepplanten wordt gekweekt en/of al zijn geoogst.

 

Cumulatie:

Een gelijktijdige combinatie van twee of meerdere overtredingen van de Opiumwet in dezelfde woning of het daarbij behorende erf, dan wel in hetzelfde lokaal of op het daarbij behorende erf. Bijvoorbeeld een combinatie van handel in softdrugs (daaronder begrepen: een hennepkwekerij of lachgas), en/of handel in harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet.

 

Samenloop:

Er is sprake van samenloop als er één of meerdere overtredingen van de Opiumwet plaatsvinden samen met één of meerdere van de volgende overtredingen:

  • A.

    Verboden wapenbezit of de aanwezigheid van verboden wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie;

  • B.

    Overtreding van de Wet op de kansspelen;

  • C.

    Het exploiteren van een speelgelegenheid zonder vergunning;

  • D.

    Het exploiteren van een seksbedrijf zonder vergunning;

  • E.

    Het opslaan, het bewaren of het voorhanden hebben van, dan wel de handel in consumentenvuurwerk en/of professioneel vuurwerk, als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

3. Juridisch kader

 

Op grond van de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij de wet behorende lijst I (harddrugs) en II (softdrugs), dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen.

 

Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden genoemd in de artikelen 2 en 3 Opiumwet is artikel 13b Opiumwet opgenomen. De wettekst van artikel 13b van de Opiumwet luidt als volgt:

 

 

Voor deze beleidsregels is artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet van betekenis. De onder a genoemde lijst I heeft betrekking op harddrugs. De genoemde lijst II heeft betrekking op softdrugs. Sinds 1 januari 2023 ook ‘lachgas’ (Distikstofoxide; N2O) aan lijst II toegevoegd.

 

De verwijzing naar artikel 3a, vijfde lid, van de Opiumwet heeft betrekking op middelen die door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport zijn aangewezen bij ministeriële regeling.

 

De onder lid b bedoelde situaties doen zich voor als in een pand of op een daarbij behorend erf geen drugs worden aangetroffen (of verkocht, afgeleverd of verstrekt), maar er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (assimilatielampen, slakkenhuizen, IBC-vaten, etc.), chemicaliën (apaan, zoutzuur, etc.) en versnijdingsmiddelen, oftewel als er sprake is van zogenoemde strafbare voorbereidingshandelingen, als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3° (harddrugs), of artikel 11a van de Opiumwet (softdrugs).

 

Zowel voor de kwalificatie van drugshandel als die van voorbereidingshandelingen is de “Aanwijzing Opiumwet” van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie van 27 februari 2015 van belang(1). Hierop zijn deze beleidsregels afgestemd.

 

1 Inwerking getreden per 1 maart 2015; Stcr. 2015, nr. 5391.

4.Beleidsuitgangspunten toepassing Artikel 13b Opiumwet

 

 

4.1 De last onder bestuursdwang

Gezien de effecten die de handel in drugs en/of de productie van drugs in een woning of lokaal heeft

op de directe leefomgeving, alsmede de enorme winsten die met deze criminaliteitsvorm gepaard

gaan, heeft het feitelijk handelen de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. De

last onder bestuursdwang (het sluiten van een pand) leidt vrijwel direct (afhankelijk van de

begunstigingstermijn) tot beëindiging van de feitelijke overtreding.

 

Het opleggen van een last onder bestuursdwang in de vorm van sluiting van een pand wordt daarom

als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen

en herhaling te voorkomen. De last onder bestuursdwang is daarom ook het uitgangspunt van dit

beleid.

 

Bij minder zware overtredingen of als de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven is

het ook mogelijk om andere bestuurlijke maatregelen op te leggen, zoals het geven van een

bestuurlijke waarschuwing of het opleggen van een last onder dwangsom. In dit beleidsstuk is er voor

het maken van keuzes in het opleggen van een bestuurlijke maatregel een handhavingsmatrix

toegevoegd in hoofdstuk 5.

 

Doelen van de last onder bestuursdwang

Sluiting van een lokaal of woning is erop gericht om een of meer van de volgende doelen te bereiken:

  • De drugshandel beëindigen.

  • Het tenietdoen van de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres.

  • De loop naar het pand beëindigen.

  • Verhinderen dat de woning of het lokaal opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van het

  • drugscircuit en de georganiseerde drugshandel.

  • Het doen wederkeren van de rust in de directe omgeving.

  • Het afgeven van een signaal dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn.

  • Het voorkomen van een nieuwe verstoring van de openbare orde alsmede een verdere

  • aantasting van het woon- en leefklimaat.

  • De gemeente onaantrekkelijk maken als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.

  • Het vergroten van de meldingsbereidheid van inwoners en ondernemers in de gemeente.

Uit rechtspraak blijkt dat bij drugscriminaliteit de aantasting van de openbare orde zonder meer wordt

aangenomen en behoeft dit niet door middel van feiten of omstandigheden te worden aangetoond.

 

4.2 Belangenafweging

De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen

dat er een belangenafweging wordt gemaakt voordat de bevoegdheid wordt ingezet.

 

Zowel gebruikers als eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft

bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Een sluiting heeft

grote gevolgen voor de eigenaren en de gebruikers van het pand. In de belangenafweging wordt een

onderscheid gemaakt tussen bedrijfspanden en woningen. Immers, sluiting van een woning is voor de

persoonlijke levenssfeer ingrijpender dan sluiting van een al dan niet voor een publiek toegankelijk

lokaal. Op grond daarvan blijkt uit jurisprudentie (Nederlands recht en het EVRM) dat ten aanzien van

woningen terughoudender met de sluitingsbevoegdheid moet worden omgegaan. Bij de keuze moet

rekening gehouden worden met de bewoners van de woning. Dit zegt niet dat een woning met

bewoners niet gesloten mag worden, maar er moet wel nagedacht worden over vervangende opvang.

Dit heet de zorgplicht. De zorgplicht wordt in het volgende kopje behandeld.

 

De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs of voorbereidingshandelingen en de gevolgen

daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan als algemeen

belang zwaarder weegt dan enkel het financiële belang van de eigenaar van een pand. In de

belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Bij

de afweging van de belangen van de bewoner zijn de indicatoren die hieronder genoemd worden van belang. In de belangenafweging wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het specifieke geval. Ook op basis van een enkele hieronder genoemde omstandigheid kan sprake zijn van een voldoende ernstige situatie om direct over te gaan tot sluiting.

Zorgplicht

De zorgplicht voor de gemeente geldt voor alle besluiten die een woningsluiting behelzen. Bij een woningsluiting moet(en) de bewoner(s) het pand verlaten. Daarom moet er bij het opleggen van een woningsluiting een belangenafweging gemaakt worden. Hiervoor moet er gekeken worden naar de bijzondere omstandigheden. Bijzondere omstandigheden zijn bijvoorbeeld het medisch afhankelijk zijn van de woning of het hebben van minderjarige kinderen die op straat komen te staan. Als er bijzondere omstandigheden van toepassing zijn betekent dit niet direct dat de woningsluiting niet door kan gaan, maar hier moet wel rekening mee gehouden worden in het besluit tot een woningsluiting.

 

In de zorgplicht zit een inspanningsverplichting voor het zoeken naar een tijdelijke opvangruimte voor de betrokkene. Echter is er geen afdwingbaar recht om een vervangende woonruimte te organiseren. De betrokkene is zelf verantwoordelijk voor het vinden van een vervangende woonruimte en verantwoordelijk voor het betalen daarvan. Ook moet de betrokkene zelf aantonen welke inspanningen zijn verricht om een vervangende woonruimte te vinden.

 

Handelshoeveelheid en de productie van drugs in een woning of erf

Hieronder volgt een overzicht van indicatoren, die relevant zijn voor de belangenafweging in het geval dat de productie van drugs en/of een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een woning. In dit beleid wordt ervan uit gegaan dat in een pand waar drugs worden geproduceerd ook een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Zo niet, dan zijn de indicatoren in de paragraaf over de voorbereidingshandelingen van toepassing. Bij lokalen waar geconstateerd is dat er een middel als bedoeld in lijst I of II in handelshoeveelheid aanwezig is of een dergelijk middel wordt geproduceerd, wordt overgegaan tot sluiting.

 

Indicatoren voor het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een woning:

  • De hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of II van de Opiumwet. Uit het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs in een pand mag het ernstige vermoeden worden ontleend, dat de daar aanwezige drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Uitgangspunt is dat bij de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs sprake is van een ernstige situatie en tot sluiting kan worden overgegaan. Een gebruikershoeveelheid wordt gedoogd, tenzij er sprake is van een of meer van de hieronder genoemde verzwarende omstandigheden:

  • De mate waarin de woning betrokken is bij, dan wel bekend staat als pand waar drugshandel of drugsbezit aanwezig is. Hierbij kan worden gedacht aan (waarnemingen van) aanloop van personen, die met drugshandel en/of drugsgebruik in verband kunnen worden gebracht; het aantreffen van attributen, die op handel in verdovende middelen wijst zoals weegschalen, grote hoeveelheden cash geld, versnijdingsmiddelen en verpakkingsmaterialen.

  • Er is sprake van gewelds- of andere openbare orde delicten.

  • Er is sprake van één of meer (vuur)wapen(s)/verboden wapenbezit als bedoeld in de Wet Wapens en Munitie.

  • Er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I en lijst II van de Opiumwet.

  • Er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten. Hierbij kan worden gedacht aan antecedenten in het kader van de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling en bedreiging kunnen een rol spelen.

  • Er is sprake van recidive (binnen 5 jaar na de vorige overtreding).

  • De mate van overlast, gevaar voor de omgeving en risico voor omwonenden.

  • Het is aannemelijk dat de woning niet overeenkomstig de woonfunctie wordt gebruikt.

  • Het is aannemelijk dat behalve de woning of het daarbij behorende erf nog één of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel.

 

Het aantreffen van voorbereidingshandelingen voor de productie van drugs

In aanvulling op de voorgaande indicatoren die moeten worden afgewogen indien er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen, zijn er ook indicatoren voor het sluiten van een woning indien er strafbare voorbereidingshandelingen in de woning hebben plaatsgevonden. Bij het aantreffen van voorbereidingshandelingen in een lokaal, waarbij het aannemelijk is dat de handelingen zijn bedoeld voor de productie, handel of transport van drugs, volgt sluiting. De indicatoren voor het sluiten van een woning op basis van voorbereidingshandelingen zijn:

  • De aard van de stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs.

  • De mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs.

  • De combinatie van de aangetroffen stoffen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen).

  • De hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen.

  • Mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden.

  • De mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium met zich meebrengt.

4.3 Beoordelingskader rechter

De sluiting van een pand is de meest effectieve manier om de drugshandel tegen te gaan dan wel de bekendheid van het pand in het criminele drugscircuit te doorbreken en de openbare orde en veiligheid in de omgeving van het pand te herstellen. Met een last onder dwangsom of een waarschuwing wordt de relatie tussen het pand, het criminele circuit en de handel niet in dezelfde mate doorbroken als bij een sluiting van een pand. De burgemeester moet in zijn beoordeling voor het geven van een waarschuwing, het opleggen van een dwangsom of het sluiten van een pand rekening houden met twee vraagstukken die de rechter toetst; het bevoegdheidsvraagstuk en het evenredigheidsvraagstuk.

 

Het bevoegdheidsvraagstuk

Het bevoegdheidsvraagstuk ziet toe op de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden op de grond van artikel 13b Opiumwet. De burgemeester mag een dwangsom opleggen of het pand sluiten als de drugs verkocht wordt vanuit het pand. Wanneer er een gebruikershoeveelheid en geen handelshoeveelheid wordt aangetroffen kan er niet worden bewezen dat de drugs aanwezig is voor de verkoop. Een last onder bestuursdwang opleggen is dan ook niet mogelijk. Daarbij moet er ook een verband bestaan tussen de overtreding en het pand. Wanneer de handelshoeveelheid drugs is aangetroffen bij een persoon op straat of in een auto, mag het dichtstbijzijnde pand niet gesloten worden, behalve als er een verband bestaat tussen de dealer en het pand. De betrokkene kan aannemelijk maken dat de aangetroffen drugs voor eigen gebruik zijn als:

  • slechts een geringe overschrijding van de toegestane gebruikershoeveelheid wordt aangetroffen.

  • hij een helder en consistent betoog heeft over zijn eigen gebruik.

  • geen andere zaken in het pand zijn aangetroffen die wijzen op drugshandel.

 

Het evenredigheidsvraagstuk

 

  • 1.

    Het evenredigheidsvraagstuk ziet toe op de evenredigheid van het genomen besluit door te toetsen aan het evenredigheidsbeginsel. Het beoordelen van het evenredigheidsvraagstuk bestaat uit drie stappen: Geschiktheid van de maatregel: de maatregel die de burgemeester oplegt moet geschikt zijn om het gestelde doel te bereiken. De vraag of de opgelegde maatregel geschikt is om deze doelen te bereiken, hoeft alleen beantwoord te worden als er reden is om aan te nemen dat dit ter discussie staat. Dit kan worden afgeleid uit de zienswijze of de bezwaar- of beroepsgronden.

    • a.

      Het doel: het beëindigen van de overtreding, het voorkomen van herhaling, de bekendheid van het pand als drugspand wegnemen en de loop van drugsgebruikers en leveranciers uit het pand halen.

  • 2.

    Noodzakelijkheid van de maatregel: is de maatregel noodzakelijk om het woon- en leefklimaat rondom het pand te beschermen en om de openbare orde te herstellen. Hierbij wordt gekeken naar de hoogte of de duur van de maatregel. Dit wordt afgeleid aan de ernst en de omvang van de overtreding.

    • a.

      De noodzaak is groter als er harddrugs zijn aangetroffen, als er sprake is van recidive, als er feitelijke drugshandel plaatsvond, als het pand gelegen is in een kwetsbare omgeving, als er sprake is van gevaar voor de openbare orde en als de drugshandel of hennepteelt een professioneel karakter heeft.

    • b.

      De tijd tussen het aantreffen van de overtreding en het opleggen van de maatregel kan afbreuk doen aan de noodzakelijkheid van de sluiting. Als de burgemeester een pand nog niet heeft gesloten en daar na een jaar nog wel toe wil overgaan, moet hij opnieuw beoordelen of de sluiting noodzakelijk is. Hoe groter het tijdsverloop tussen het aantreffen en het besluit tot sluiting, hoe uitgebreider de motivatie van de burgemeester moet zijn.

  • 3.

    Evenredigheid van de maatregel: is de maatregel evenredig als je let op de gevolgen van de maatregel voor de betrokkenen en het doel van de maatregel.

    • a.

      Verwijtbaarheid van de belanghebbenden: Bij het verhuren van panden wordt er van de eigenaar verwacht dat hij of zij informeert naar het gebruik van het pand door controles uit te voeren. De verhuurder is daarmee verwijtbaar.

    • b.

      De gevolgen van de sluiting: De gevolgen zijn onevenredig wanneer er sprake is van medische situaties van belanghebbenden, minderjarige en de woonsituatie en huurrechtelijke gevolgen (buitenrechtelijk ontbinden van de huurovereenkomst of het plaatsen van huurder op een zwarte lijst), tenzij er gezorgd kan worden voor een passende oplossing van deze bijzondere omstandigheden.

    • c.

      Het herstelkarakter van de maatregel: De maatregel mag niet verder strekken dan het bereiken van het doel: beëindigen van de overtreding, het voorkomen van herhaling en de bekendheid van het pand als drugspand wegnemen.

 

Jurisprudentie

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 16 juli 2025 een overzichtsuitspraak gedaan (ECLI:NL:RVS:2025:2922), waarin uitgangspunten uiteengezet zijn die voortaan gehanteerd zullen worden bij de beoordeling van besluiten op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De Afdeling volgt een nieuwe koers als het gaat om het tijdsverloop bij woningensluitingen: de burgemeester moet in het besluit motiveren, als er enkele maanden tussen de vondst en besluitvorming verstreken zijn, of de sluiting op dat tijdstip nog een geschikt middel is en zo ja, of de sluiting noodzakelijk is. Volgens de Afdeling is niet relevant aan wie het tijdsverloop te wijten is. Wat precies als een aanvaardbaar tijdsverloop wordt gezien hangt af van de specifieke omstandigheden van de casus. In ieder geval heeft de Afdeling geoordeeld dat een tijdsverloop van vier maanden tussen de constatering en het moment van sluiting zonder nadere motivering te lang is.

 

Het is bij de besluitvorming dus van belang dat er expliciet wordt ingegaan op het tijdsverloop. Zeker wanneer dit meerdere maanden bedraagt, zal de burgemeester moeten motiveren waarom sluiting op dat moment nog steeds een geschikt én noodzakelijk middel is.

4.4 Feitelijke sluiting

Bij de toepassing van bestuursdwang wordt gekozen voor het sluiten van de gehele woning of het gehele lokaal. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Indien sprake is van handel in een woning, waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in één van de verhuurde kamers is geconstateerd, kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.

 

Het plaatsen van een nieuwe huurder of het verkopen van de woning/lokaal tast de sluiting niet aan. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn.

 

Bij een feitelijke sluiting dient rekening te worden gehouden met het volgende:

  • Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt aan betrokkene een begunstigingstermijn geboden. De betrokkene houdt de mogelijkheid om in een bepaalde termijn het pand te ontruimen en af te sluiten. Het ontruimen gaat onder begeleiding van een toezichthouder van de gemeente. Ontruimt de betrokkene niet binnen de vastgestelde termijn, dan gaat de burgemeester over tot ontruiming en sluiting van het pand.

  • Indien er sprake is van minderjarige bewoner(s)/betrokkene(n) wordt melding gedaan bij Veilig Thuis.

  • Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren of alternatieve huisvesting te zorgen.

  • Op verzoek van belanghebbende(n), mits schriftelijk en gemotiveerd, kan de sluiting worden ingetrokken. De absolute voorwaarde voor de opheffing van de sluiting is dat het aannemelijk moet zijn dat de situatie zich niet kan herhalen.

  • Woningen zijn schaars. Met name de sociale huurwoningen kennen lange wachtlijsten. De verwachting is dat de wachttijd niet snel zal afnemen. Om een goede balans te vinden tussen enerzijds effectief optreden tegen drugscriminaliteit en herstel van de openbare orde en veiligheid, en anderzijds het door de wooncorporaties gediende algemeen belang van de huisvesting van mensen met een beperkt inkomen, geldt de verlengde sluitingstermijn bij recidive niet voor sociale huurwoningen. Van woningcorporaties wordt nadrukkelijk wel verwacht dat zij voldoende toezicht houden om dit soort situaties te voorkomen.

  • Na sluiting van de woning of lokaal wordt dit verwerkt in het Wkpb-register (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen). Indien de sluiting wordt opgeheven of de sluitingstermijn afloopt, wordt dit in het register aangepast.

 

4.5 Spoedsluiting

Mocht er sprake zijn van een situatie die zodanig spoedeisend is dat een besluit niet kan worden afgewacht, dan kan een spoedsluiting worden opgelegd. Een reden om over te gaan tot een spoedeisende sluiting is bijvoorbeeld als er ook wapens worden aangetroffen die op grond van de Wet Wapens en Munitie verboden zijn om in bezit te hebben. Een ander voorbeeld is wanneer (het vermoeden bestaat dat) er vanuit het betreffende pand een middel van lijst I en/of lijst II is of wordt verkocht aan minderjarigen. Kortom, wanneer er sprake is van een ernstige inbreuk op de openbare orde en veiligheid kan een spoedsluiting het meest passende instrument zijn.

 

Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan een bevel tot sluiting worden gegeven. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Deze maatregel is bedoeld om de situatie te bevriezen. Tevens kan deze periode benut worden om de definitieve maatregel te bepalen. Er is geen mogelijkheid om voorafgaand aan een spoedsluiting een zienswijze in te dienen, maar afhankelijk van de situatie kan achteraf wel een mogelijkheid worden geboden om alsnog een zienswijze in te dienen.

 

5.Handhavingsmatrix

 

In dit hoofdstuk is een handhavingsmatrix opgenomen. Deze dient als uitgangspunt voor de op te leggen maatregel. In de handhavingsmatrix is per soort overtreding en locatie aangegeven welke bestuurlijke maatregel wordt genomen en welke sluitingstermijn daarbij hoort. Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid een pand te sluiten. Deze maatregel is echter niet in alle gevallen passend. Afhankelijk van de omstandigheden van de situatie kan op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gekozen worden om gebruik te maken van een andere, lichtere maatregel zoals een last onder dwangsom of een bestuurlijke waarschuwing.

 

Er is een onderscheid gemaakt in hoe vaak een overtreding heeft plaatsgevonden in een bepaalde periode. Hierbij wordt een recidive termijn van 5 jaar gehanteerd. De recidive termijn neemt voorgaande overtreding als startpunt. Dus bij de derde overtreding, wordt de tweede overtreding genomen als startpunt voor de recidive termijn van vijf jaar, enzovoort. Indien bij een tweede constatering sprake is van een middel dat niet op dezelfde lijst van de Opiumwet staat als het middel dat bij de eerste constatering is aangetroffen wordt uitgegaan van de maatregelen 2e constatering harddrugs. Ook als de 1e overtreding harddrugs betrof maar de 2e overtreding softdrugs, dan wordt bij de 2e overtreding de matrix voor harddrugs aangehouden.

5.1 Handhaving in combinatie met andere misdrijven (samenloop)

In het geval dat er sprake is van samenloop met één van de volgende feiten en omstandigheden in diezelfde woning en het daarbij behorende erf of in hetzelfde lokaal en op het daarbij behorende erf, kan er sprake zijn van verzwarende omstandigheden op grond waarvan de burgemeester de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel kan vermeerderen:

  • A.

    Verboden wapenbezit of de aanwezigheid van verboden wapens als bedoeld in de Wet wapens en munitie; Overtreding van de Wet op de kansspelen;

  • B.

    Het exploiteren van een speelgelegenheid zonder vergunning;

  • C.

    Het exploiteren van een seksbedrijf zonder vergunning;

  • D.

    Het opslaan, het bewaren of het voorhanden hebben van, dan wel de handel in consumentenvuurwerk en/of professioneel vuurwerk, als bedoeld in het Vuurwerkbesluit.

5.2 Handhaving op meerdere overtredingen van de Opiumwet (cumulatie)

Van cumulatie is sprake in het geval van een gelijktijdige combinatie van twee of meerdere overtredingen van de Opiumwet in dezelfde woning en/of het daarbij behorende erf, dan wel in hetzelfde lokaal en/of op het daarbij behorende erf, bijvoorbeeld een combinatie van handel in softdrugs (daaronder begrepen: een hennepkwekerij of lachgas), en/of handel in harddrugs, en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) als bedoeld artikel 10a, eerste lid, onder 3°, en/of 11a van de Opiumwet (voorbereidende handelingen).

Wanneer er sprake is van cumulatie kan de burgemeester besluiten om de duur of hoogte van de bestuurlijke maatregel te vermeerderen.

 

5.3 Bouw- en woonregelgeving

Het produceren van drugs in een woning of bedrijfsruimte impliceert (niet limitatief) dat een woning geheel of gedeeltelijk aan de woningvoorraad wordt onttrokken, dat in een groot aantal gevallen ernstige schade aan de bouwtechnische staat van de woning c.q. bedrijfsruimte wordt toegebracht en dat brandgevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Kortom, alle reden om handhavend op te treden. Het college van B&W is belast met de handhaving van de bouw- en woonregelgeving en beschikt over diverse middelen om een ongewenste situatie te beëindigen/te herstellen dan wel te voorkomen. De kosten van de herstelmaatregelen komen voor rekening van de overtreder.

5.4 Beëindigen en terugvorderen onterecht verstrekte uitkering

Indien een betrokkene een uitkering van de gemeente ontvangt is bij het hebben of verzwijgen van oncontroleerbare inkomsten uit drugscriminaliteit sprake van uitkeringsfraude. In die situatie kan de gemeente de uitkering beëindigen en het teveel ontvangen bedrag terugvorderen.

 

6. Communicatie

 

Behaalde resultaten van de aanpak en de gevolgen daarvan voor de daders worden zoveel als mogelijk breed gecommuniceerd. Buurtbewoners van een pand dat is gesloten op basis van artikel 13b Opiumwet worden hierover geïnformeerd. Dit kan mondeling aan de deur of met een bewonersbrief. Daarnaast wordt het besluit gepubliceerd op de manier die gegeven de situatie het meest passend is.

 

Communicatief wordt getracht om enerzijds als overheid de burger bekend en bewust te maken van het gevaar van drugsproductie en wordt aangegeven wat burgers hier zelf tegen kunnen doen. Anderzijds wordt met publieke voorlichting een preventieve werking beoogd.

 

In de communicatieberichten vanuit de gemeente worden de signalen van ondermijnende criminaliteit gemeld. Daarbij wordt aangegeven hoe personen die signalen van ondermijnende criminaliteit of iets anders verdachts hebben gezien dit kunnen melden. Dat kan als volgt:

 

Als u iets verdachts gezien heeft kunt u dit melden bij de politie via 0900- 8844. Bij acuut gevaar belt u altijd 112. Wilt u liever anoniem een melding maken? Bel dan Meld Misdaad Anoniem via 0800 - 7000. U kunt ook op de website anoniem melden. Via Meld Misdaad Anoniem krijgen de ketenpartners die belang hebben bij de melding de informatie. Zo kunt u helpen om uw omgeving veiliger te maken.

7. Inherente Afwijkingsbevoegdheid

 

De burgemeester is bevoegd om, op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, op basis van belangenafweging zowel in positieve als negatieve zin van dit beleid af te wijken. Dat kan betekenen dat bij zeer ernstige overtredingen een stap in het sluitingsproces (bijlage 1) wordt overgeslagen of dat de woning of het lokaal voor een langere periode wordt gesloten.

 

Ook kunnen zich omstandigheden voordoen waar sprake is van een verminderde verwijtbaarheid, waardoor juist voor een minder ingrijpende maatregel of een kortere sluitingsduur dan de beleidsregels voorschrijven wordt gekozen. Dit wordt per situatie beoordeeld (maatwerk). In beginsel wordt echter overeenkomstig de beleidsregels beslist. Wanneer er sprake is van een afwijking van de beleidsregels wordt in het besluit gemotiveerd welke redenen tot deze afwijking aanleiding geven.

 

8. Inwerkingtreding

 

Deze beleidsregels zijn vastgesteld bij besluit van 30 september 2025. Dit beleid treedt in werking de dag na bekendmaking. De beleidsregels Artikel 13b Opiumwet Gemeente Bunnik van 24 juni 2029 worden ingetrokken.

 

Ondertekening

Aldus besloten op 30 september 2025

R. Van Bennekom.

Burgemeester

Bijlage 1 – Werkwijze toepassen Last onder Bestuursdwang

In deze bijlage wordt het werkproces van het toepassen van een last onder bestuursdwang beschreven. Het is de bedoeling dat deze stappen elkaar lineair opvolgen. In de praktijk komt het regelmatig voor dat verschillende stappen door elkaar lopen.

 

Bestuurlijke rapportage en verzoek bestuurlijke maatregel

De burgemeester is in zijn informatievoorziening afhankelijk van de politie. Nadat een handelshoeveelheid drugs, een hennepkwekerij, een drugslaboratorium en/of voorbereidingshandelingen zijn geconstateerd in een pand, dient zo snel mogelijk een bestuurlijke rapportage te worden opgesteld door de politie met daarin het verzoek een bestuurlijke maatregel te treffen ten aanzien van het betreffende pand. In de bestuurlijke rapportage worden in ieder geval de volgende zaken opgenomen:

  • adres van het pand;

  • aangetroffen hoeveelheid drugs;

  • soort drugs;

  • datum aantreffen;

  • (overige) aangetroffen goederen;

  • naam van de eigenaar van het pand;

  • proces-verbaal van bevindingen;

  • indien van toepassing, namen van gebruikers van het pand;

  • indien van toepassing, zaken die wijzen op verstrekking aan eindgebruikers;

  • indien van toepassing, aanwijzingen dat sprake is van georganiseerde criminaliteit;

  • indien van toepassing, proces-verbaal verhoor verdachte, getuigen etc.

 

De burgemeester moet beoordelen of de toepassing van een last onder bestuursdwang noodzakelijk is. Hiervoor kan de handhavingsmatrix uit hoofdstuk 5 gebruikt worden. Ondanks de uitgangspunten hiervan blijft het van belang om in iedere zaak de specifieke omstandigheden af te wegen en maatwerk te leveren. Dit betekent dat in iedere casus moet worden beoordeeld of de maatregel(en) uit deze beleidsregel geschikt en noodzakelijk is/zijn in die specifieke situatie. Daarnaast moet worden beoordeeld of toepassing daarvan geen onevenredige gevolgen heeft voor betrokkenen.

 

Als de burgemeester van plan is om een woning of lokaal te sluiten, is het belangrijk om de belanghebbende actief te bevragen naar de gevolgen van de sluiting van de woning of lokaal. De gevolgen voor bewoners van een woning zijn namelijk vergaand. Een zorgvuldige afweging tussen enerzijds de geschiktheid van en noodzaak tot het opleggen van de maatregel en anderzijds de gevolgen daarvan voor belanghebbenden is noodzakelijk.

 

Voornemen tot sluiting

Het voornemen tot sluiting kan zowel mondeling als schriftelijk worden gedaan. Indien er sprake is van een situatie waarbij snel en voortvarend optreden gewenst is (sluiting binnen 72 uur na ontdekking van een handelshoeveelheid drugs of hennepplanten), kan het voornemen mondeling worden meegedeeld door een buitengewoon opsporingsambtenaar of andere gemeentelijk toezichthouder of medewerker. In de overige gevallen wordt een voornemen tot sluiting op schrift gesteld.

 

Zienswijze

Belanghebbenden bij een op te leggen maatregel worden binnen vijf dagen uitgenodigd een zienswijze schriftelijk dan wel mondeling kenbaar te maken ten aanzien van het voornemen van de burgemeester om het betreffende pand te sluiten. Belanghebbenden zijn in ieder geval de eigenaar en de gebruiker van het pand.

 

Besluit

Het besluit bevat tenminste:

 

  • de last tot algehele sluiting of de sluiting van een deel van het pand;

  • datum en tijdstip waarop de sluiting ingaat;

  • het adres waarop het besluit betrekking heeft;

  • de duur van de sluiting;

  • de motivering van de sluiting, waarbij wordt verwezen naar het Damoclesbeleid;

  • aanzegging kostenverhaal.

 

Controle pand

Voordat tot verzegeling wordt overgegaan, wordt een inspectie uitgevoerd in het te sluiten pand. Tijdens de inspectie wordt bekeken of er al dan niet personen en/of dieren nog verblijven in het pand. Indien er dieren worden aangetroffen dan worden deze naar een tijdelijke opvang gebracht. De kosten voor opvang worden verhaald op de eigenaar van het pand. Verder wordt een controle uitgevoerd op de nutsvoorzieningen en bekeken of ramen en (achter)deuren deugdelijk zijn afgesloten. De controle wordt uitgevoerd door een toezichthouder van de gemeente.

 

Vervanging sloten en verzegeling

Voordat een pand wordt verzegeld, moeten de sloten van de toegangsdeuren worden vervangen. Op deze manier is verzekerd, dat bijvoorbeeld gebruikers na de sluiting niet op normale wijze het pand kunnen betreden. De sleutels worden in bewaring genomen door de gemeente. Van het inleveren van de sleutels wordt een verslag opgemaakt.

 

Een erkend slotenmaker vervangt de sloten, alvorens tot verzegeling wordt overgegaan. De kosten die dit met zich meebrengt, worden verhaald op de pandeigenaar. Verzegeling vindt plaats door middel van het aanbrengen van sluitingszegels op alle toegangsdeuren en/of ramen. Ieder zegel is voorzien van een uniek nummer. Van deze verzegeling wordt rapport opgemaakt door een toezichthouder van de gemeente.

 

Verhalen van gemaakte kosten

De kosten voor toepassing van bestuursdwang zullen op de overtreder(s) worden verhaald. Het kostenverhaal bevat alle kosten die verbonden zijn aan de sluiting zoals het vervangen van sloten, ontsmetten van de woning of het lokaal, de verzegeling of de afsluiting van een perceel door middel van hekken, schermen of andere obstakels.

 

Aanduiding op het pand

Tijdens het verzegelen van het pand of nadat het pand is verzegeld, wordt een kennisgeving aangebracht. Op deze wijze is duidelijk kenbaar voor eenieder dat het pand is gesloten, waardoor de bekendheid van het pand als drugspand teniet wordt gedaan. Voor iedereen is zo duidelijk dat tegen de productie van en handel in drugs wordt opgetreden.

 

Bekendmaking

Naast de kennisgeving die op het pand wordt aangebracht, worden omwonenden en/of ondernemers rondom het gesloten pand op de dag van de sluiting, of zo spoedig mogelijk daarop, geïnformeerd over de sluiting van het betreffende pand. Dit kan door middel van een informatiebrief of door een persoonlijk gesprek aan de deur.

 

Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen ( Wkpb )

Iedere sluiting wordt ingeschreven in de openbare registers (Kadaster). Zo kan iedereen, voordat hij/zij een pand in gebruik neemt, op deze wijze kennis nemen van een eventuele sluiting. Voor informatie over eerdere sluitingen en waarschuwingen van een bepaald pand, kan men terecht bij de gemeente.

 

Tussentijds openen van het pand

Indien sprake is van schade aan het pand die, ter beperking van verdere schade, zo spoedig mogelijk gerepareerd dient te worden en betreding van het pand is daarbij noodzakelijk, kan verzocht worden het pand te openen. Dit gebeurt op afspraak met en onder toezicht van de gemeente (toezichthouder of buitengewoon opsporingsambtenaar).

 

Controle verzegeling

Met regelmaat wordt gecontroleerd of de verzegeling intact is. Indien een zegel is verbroken, wordt daarvan aangifte gedaan bij de politie en wordt de verzegeling vervangen. Het verbreken van een zegel is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag. Indien aanwijzingen zijn dat het pand is betreden, wordt het pand geopend voor onderzoek.

 

Einde van de sluiting

Direct nadat de sluitingstermijn is verlopen, wordt de verzegeling verwijderd en worden de sleutels overgedragen aan de eigenaar of gebruiker. Deze heeft zodoende weer de beschikking over het pand. De persoon tekent voor ontvangst van de sleutels. De sluiting wordt vervolgens ook weer uitgeschreven uit het Kadaster.

 

Spoedeisende situaties

Er kunnen zich situaties voordoen die een onmiddellijk optreden van de burgemeester vergen. Dat kan zich bijvoorbeeld – maar niet uitsluitend – voordoen als drugshandel of voorbereidingshandelingen op “heterdaad” wordt geconstateerd, zich gevaarzetting voordoet, zoals vanwege het ontsnappen van giftige stoffen, of als (anderszins) direct de openbare orde en veiligheid moet worden hersteld. In dat geval is sprake van een spoedeisende situatie en kan de burgemeester besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last of zelfs zonder voorafgaand besluit, omdat dit niet kan worden afgewacht (zie artikel 5:31, eerste lid en tweede lid Awb). In dergelijke gevallen wordt niet eerst de gelegenheid geboden om een zienswijze in te dienen (zie artikel 4:11, onder a Awb).

 

 

 

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

  •  

Naar boven