Gemeenteblad van Voorst
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Voorst | Gemeenteblad 2025, 444867 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Voorst | Gemeenteblad 2025, 444867 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst
DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOORST;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 juni 2025, nummer 814342;
gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet, de artikelen 2.4, 3.1, 3.4 en 16.55, lid 7, van de Omgevingswet en de artikelen 10.2, 10.7, en 10.8 van het Omgevingsbesluit;
gezien de participatie van het digitaal inwonerspanel tijdens de evaluatie van het participatiebeleid en de verordening in maart en april 2025;
overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners verder te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners verder te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure en het wettelijk verankerde uitdaagrecht;
Artikel 7. Cliëntenparticipatie via adviesraad
Het college bevordert het instellen en in stand houden van een adviesraad sociaal domein. In het kader van de cliëntenparticipatie adviseert de adviesraad het college gevraagd en ongevraagd over het gemeentelijk beleid over de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Participatiewet, de Jeugdwet en aanverwant gemeentelijk beleid in het sociaal domein, alsmede over aangelegenheden die de uitvoering en de kwaliteit van de dienstverlening aan deze cliëntgroepen betreffen.
Het college draagt er zorg voor dat de leden van de adviesraad affiniteit hebben met de cliënten die onder de desbetreffende wetten en het gemeentelijk beleid aangaande het sociaal domein vallen. De leden zullen contact onderhouden met ervaringsdeskundigen, cliëntraden en maatschappelijke organisaties die in het betreffende werkveld actief zijn. De adviesraad streeft bij haar samenstelling naar een afspiegeling van de diverse doelgroepen die onder de drie wetten vallen.
Het college geeft de adviesraad voldoende gelegenheid zich over de tot zijn taak behorende onderwerpen te beraden en zijn adviezen en aanbevelingen te formuleren en betrekt deze op een zodanig tijdstip in de procedure dat de uitgebrachte reactie toegevoegd kan worden aan de door het college aan de gemeenteraad ter besluitvorming voor te leggen voorstellen.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2025.
Bert Jan Urban, griffier
Paula Jorritsma-Verkade, burgemeester
Participatie is een integraal onderdeel van de Omgevingswet (hierna: Ow) en kent de nadruk op vroegtijdige betrokkenheid van burgers en bedrijven bij lokale besluitvorming.
Inspraak, participatie en uitdaagrecht
De raad is verplicht om een Participatieverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet).
De Wet versterking participatie op decentraal niveau (voluit: Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in verband met de participatieverordening en het uitdaagrecht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen; hierna: de wet) verplicht per 1 januari 2025 om vóór 1 januari 2027 het uitdaagrecht te regelen in de verordening.
Participatieverordening 2023 gemeente Voorst
De Participatieverordening 2023 gemeente Voorst regelde al inwonerparticipatie (zoals inspraak) én overheidsparticipatie. Het participatiebeleid dat de gemeenteraad in 2023 vaststelde werd tegelijk vertaald naar de participatieverordening. De verordening is op 1 januari 2024 in werking getreden en behoeft nu al een aanvulling, immers: vanaf 1 januari 2025 is het uitdaagrecht wettelijk verankerd, met tot 1 januari 2027 de implementatiemogelijkheid. Dus naast de evaluatie van het participatiebeleid en de -verordening moeten keuzes gemaakt worden over hoe de gemeente Voorst toepassing wil geven aan het uitdaagrecht en de verordening wordt aangevuld. Deze evaluatie c.q. aanvulling behoeft logischerwijs ook participatie. Daarom zijn de dorpsbelangenverenigingen en andere stakeholders vooraf betrokken. Hierop is uitgebreid gereageerd (zie evaluatiedocument).
Participatie omvat volgens de definitie het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over beleid, een project of een activiteit. In de memorie van toelichting op de wet staat hierover het volgende. Inwoners hebben in toenemende mate een belangrijke rol in de agendering, de voorbereiding, de totstandkoming, de uitvoering en de beoordeling van beleid. Niet alleen omdat de burger de gevolgen van beleid ervaart, maar ook omdat participatie aan het politieke proces als intrinsieke waarde van de Nederlandse samenleving wordt ervaren. Participatie mobiliseert de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand nog niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost zullen worden.
Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is afdeling 3.4 van de Awb als hoofdregel van toepassing verklaard op de inspraak. Het is ook mogelijk een andere procedure van toepassing te verklaren. Dit is ook zo opgenomen in de wet.
In de participatieverordening is ervoor gekozen in aansluiting op de wettekst om in specifieke beleidstrajecten zowel geheel als gedeeltelijk af te kunnen wijken van afdeling 3.4 van de Awb. De reden hiertoe is dat participatie verder kan gaan dan alleen het raadplegen van belanghebbenden (tweede trede van de participatieladder).
Alternatieven voor participatie
Participatie is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij rondetafelgesprekken. Andere mogelijkheden die buiten de hier geregelde participatie vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren en het houden van informatiebijeenkomsten. Participatie is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de concrete uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.
Uitdaagrecht als specifieke vorm van participatie in de uitvoeringsfase
De wet verplicht bestuursorganen om het uitdaagrecht te regelen. Bij de uitvoering van beleid is het uitdaagrecht – ook wel Right to Challenge – een bijzondere vorm van betrokkenheid van inwoners en lokale maatschappelijke partijen. Deze vorm houdt in dat inwoners van de gemeente of lokale maatschappelijke partijen de gemeente kunnen verzoeken om de feitelijke uitvoering van een taak van de gemeente over te nemen als zij denken deze taak beter en tegen gelijke of lagere kosten te kunnen uitvoeren. Deze vorm van participeren is in 2023 niet opgenomen in de verordening, omdat tijdens het participeren over het participatiebeleid dit nog geen onderwerp bleek bij de ‘stakeholders’. Bij de evaluatie van het beleid in 2025 is het een goed moment om het uitdaagrecht op te nemen in de verordening, omdat het verplicht wordt het te regelen vóór 1 januari 2027.
Voorbeelden van uitdaagrecht in de openbare ruimte zijn het beheer of onderhoud van een dierweide, park, zwembad of buurthuis of herinrichting straat bewoners of wijkgerichte bestrijding rattenplaag. Het verzoek ertoe is geen aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en de beslissing kan niet worden aangevochten via bezwaar en beroep.
Ruimte voor initiatieven van inwoners en lokale maatschappelijke partijen
Het is van wezenlijk belang dat decentrale overheden ruimte bieden voor initiatieven van onderop en dat aan de samenleving een grote(re) rol wordt toebedeeld bij het ontwikkelen van initiatieven voor algemene voorzieningen. Inwoners kennen hun buurt en hun gemeente, weten wat er leeft en spelen daarop in. Deze maatschappelijke initiatieven kunnen aanvullend zijn op de gemeentelijke initiatieven of kunnen sommige gemeentelijke initiatieven vervangen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van gemeentelijke taken bij het gemeentebestuur zelf berust.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.
Het begrip beleidsvoornemen ziet op het beleid van een bestuursorgaan in brede zin, hieronder vallen ook projecten, programma’s en plannen. Bij beleid gaat het niet om het nemen van concrete besluiten of maatregelen, maar om het beleid waarop deze besluiten of maatregelen kunnen worden gebaseerd. Daarbij omvat het begrip niet alleen het vaststellen van beleid, maar ook de uitvoering en evaluatie daarvan.
Bij de omschrijving van participatie is aangesloten bij de tekst van het gewijzigde wetsartikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet. Hierin is bepaald dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken. Het vroegere artikel 150 van de Gemeentewet omvat inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid; bij participatie wordt dit uitgebreid met uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid. De omschrijving van participatiegerechtigden (ingezetenen en belanghebbenden) vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb, zoals deze verordening.
In het participatiebeleid dat de gemeenteraad in 2023 heeft vastgesteld, is nog sprake van een smallere definitie (beperkt tot de fysieke leefomgeving). Dat is, omdat dat beleid als groeimodel in een ontwikkelfase zit. Na evaluatie kan het beleid worden verbreed naar het sociaal domein.
Op grond van de wet kunnen ook maatschappelijke partijen om toepassing van het uitdaagrecht vragen. In de wet is echter geen definitie van dit begrip opgenomen. Het is dus aan de gemeente om deze groep af te bakenen. In deze verordening is ervoor gekozen de nadruk te leggen op de lokale binding. Onder maatschappelijke partijen vallen organisaties die als doel hebben om een actieve bijdrage aan de samenleving in de gemeente te leveren, ongeacht de rechtsvorm waarin deze zijn georganiseerd.
Met de Wet versterking participatie op decentraal niveau wordt artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd en hiermee heeft het uitdaagrecht zoals eerder gesteld een wettelijke verankering gekregen. Bij de omschrijving van het begrip uitdaagrecht is daarom aangesloten bij het gewijzigde artikel 150 van de Gemeentewet alsook bij de memorie van toelichting op de wet. Het uitdaagrecht berust bij ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen. Het kan bijvoorbeeld gaan om lokale verenigingen of stichtingen, buurtcomités, woongroepen, vrijwilligersorganisaties, een maatschappelijke organisatie, sociale bedrijven zonder winstoogmerk of een georganiseerd collectief van inwoners die geen formele rechtsvorm hebben.
Het uitdaagrecht betekent dat inwoners en lokale maatschappelijke partijen kunnen aanbieden om de uitvoering van taken van de gemeente over te nemen, als zij denken het slimmer, beter, goedkoper en/ of anders te kunnen doen.
Artikel 2. Onderwerp van participatie
In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval raad, burgemeester en wethouders en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie onderwerpen, of niet.
Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als participatie geschiedt door bijvoorbeeld spreekrecht bij rondetafelgesprekken, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden wordt geregeld.
In het tweede lid is bepaald dat participatie altijd mogelijk is als een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.
In aansluiting op het participatiebeleid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Ow in artikel 16.55, zevende lid biedt. De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan worden ingediend. In het derde lid van artikel 2 van deze verordening maakt de gemeenteraad hiervan gebruik.
De participatie mag niet in strijd zijn met het geldende participatiebeleid.
Dit lid regelt dat het college kan afwijken van de participatieverplichting bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten die naar verwachting geen gevolgen van enige betekenis zullen hebben.
Dit lid regelt wanneer participatie of het uitdaagrecht niet van toepassing of geëigend is.
Artikel 3. Procedure participatie
De initiatiefnemer legt in een participatieplan een aantal zaken vast met betrekking tot de participatie. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, somt dit lid op dat moet worden ingegaan op diverse aspecten.
De initiatiefnemer wordt met dit lid gestimuleerd om de participanten goed op de hoogte te houden van tussentijdse ontwikkelingen. Zeker als eerder andere verwachtingen zijn gewekt, is het goed om een bijstelling van een procedure te communiceren met de participanten.
Niet altijd is het geëigend om afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen bij de voorbereiding van beleid. Bijvoorbeeld als er voor een andere trede van de participatieladder wordt gekozen. Voor die gevallen kan het bestuursorgaan uitzondering maken op de regel dat afdeling 3.4 wordt toegepast.
Artikel 4. Eindverslag participatie
Onder overzicht van de gevolgde participatieprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen?
Het eindverslag dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke participatiereacties. In het eindverslag kan worden volstaan met een zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. De schriftelijke participatiereacties kunnen aan het eindverslag worden gehecht.
Als het sluitstuk van participatie wordt voorgeschreven dat de initiatiefnemer aangeeft wat met de inbreng is gedaan.
Om het bestuursorgaan duidelijkheid te geven over de authenticiteit van de gevolgde participatieprocedure, moet de initiatiefnemer deze valideren. Met andere woorden: duidelijk moet zijn of de weergave van het participatietraject overeen komt met de daadwerkelijke inbreng van participanten. Validatie kan door de schriftelijke reacties van de participanten toe te voegen aan het eindverslag. De initiatiefnemer kan het anderzijds bijvoorbeeld doen door het eindverslag door de participanten te laten checken op juistheid. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om de vraag of de participanten het eens zijn met het verloop of de uitkomst van de participatie, maar alleen om duidelijk te maken dat de schriftelijke weergave overeenkomt met de inbreng van de participanten.
De bekendmaking van de resultaten van de participatieprocedure is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben geparticipeerd een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal participanten omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is belangrijk om aan het begin van de participatieprocedure al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.
Dit lid voorziet erin dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag het participatieplan en het eindverslag moet toevoegen. Doet hij dit – ook na een verzoek om aanvulling – niet, dan loopt de aanvrager het risico dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gesteld.
Artikel 5. Verzoek toepassing uitdaagrecht
Toepassing van het uitdaagrecht begint, ongeacht het bestuursorgaan dat bevoegd is, met een verzoek aan het college. Hiervoor is gekozen zodat het indienen van een verzoek laagdrempelig is en ook centraal ontvangen wordt. In het verzoek moet in ieder geval de uit te voeren taak omschreven worden, de reden waarom de indiener deze taak wil overnemen en het resultaat dat de indiener met het overnemen van de taak wil bereiken. Het zal hier overigens meestal gaan om taken van het college als in de regel het verantwoordelijke bestuursorgaan voor de uitvoering van gemeentelijke taken (artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet).
Deze leden behelzen de ontvankelijkheidsvereisten van het verzoek
Artikel 6. Beoordeling verzoek uitdaagrecht
Het college neemt alle verzoeken om toepassing van het uitdaagrecht in ontvangst en zendt deze door aan het bevoegde bestuursorgaan. Dit lid behelst de beoordelingscriteria.
Dit lid regelt wanneer het bestuursorgaan een verzoek weigert dan wel (gemotiveerd) kan weigeren.
Dit lid regelt dat er gepaste (laagdrempelige) ondersteuning wordt geboden bij inwilliging van het verzoek en welke schriftelijke afspraken nodig zijn. De mate van ondersteuning wordt in overleg tussen de initiatiefnemer(s) en het bestuursorgaan bepaald en ook schriftelijk vastgelegd. De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit een vaste contactpersoon. Dat betekent dat de initiatiefnemer een vaste begeleider krijgt, zijnde een ambtenaar die ervaring heeft met soortgelijke uitvoeringstrajecten. Het ligt voor de hand deze afspraken vast te leggen in een overeenkomst.
Artikel 7. Cliëntenparticipatie via adviesraad en Artikel 8 Ondersteuning en faciliteiten adviesraad
Vanwege de intrekking van de Inspraakverordening per 1 januari 2024 is de voor het sociaal domein van belang zijnde Adviesraad Sociaal Domein (voorheen: cliëntenraad) nog steeds opgenomen in de verordening (zie ook artikel 1).
Artikel 9. Evaluatie en monitoring
De evaluatie van de werking van deze verordening in de praktijk is wenselijk. Daarom wordt de uitvoering van deze verordening gelijktijdig met het participatiebeleid periodiek (om de 2 jaar) geëvalueerd.
Over de in het eerste lid genoemde gegevens verzamelt het college informatie.
Artikel 10 Intrekking oude regeling en Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel
De datum waarop de Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst in werking treedt is de datum waarop de Participatieverordening 2023 gemeente Voorst vervalt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-444867.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.