Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst

DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOORST;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 juni 2025, nummer 814342;

gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet, de artikelen 2.4, 3.1, 3.4 en 16.55, lid 7, van de Omgevingswet en de artikelen 10.2, 10.7, en 10.8 van het Omgevingsbesluit;

gezien de participatie van het digitaal inwonerspanel tijdens de evaluatie van het participatiebeleid en de verordening in maart en april 2025;

overwegende dat het van belang is lokale democratische processen door participatie van inwoners verder te verrijken, de samenwerking tussen gemeente en inwoners verder te versterken en helderheid te geven over de invulling van de participatieprocedure en het wettelijk verankerde uitdaagrecht;

B E S L U I T:

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • adviesraad: Adviesraad Sociaal Domein van de gemeente Voorst ter behartiging van de collectieve belangen in de ruimste zin van het woord van de inwoners van de gemeente Voorst die aanspraak (kunnen) maken op de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning of de Jeugdwet;

  • beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;

  • bestuursorgaan: burgemeester, college van burgemeester en wethouders of gemeenteraad van de gemeente Voorst, afhankelijk van de vraag welk bestuursorgaan bevoegd is ten aanzien van het onderwerp;

  • cliënt: degene die een uitkering of voorziening ontvangt, dan wel degene die is geïndiceerd volgens de sociale zekerheidswetten of regelingen die aan de gemeente ter uitvoering zijn opgedragen;

  • initiatief of plan: een voornemen om beleid vast te stellen of een project of activiteit uit te voeren die van invloed zijn op de (fysieke) leefomgeving;

  • initiatiefnemer: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een initiatief of plan wil verwezenlijken dat van invloed is op de (fysieke) leefomgeving;

  • inwoners: ingezetenen als bedoeld in artikel 2 van de Gemeentewet;

  • maatschappelijke partijen: verenigingen, stichtingen, buurtcomités en andere organisaties die tot doel hebben een actieve bijdrage te leveren aan de samenleving binnen de gemeente;

  • participatie: het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over beleid, een project of een activiteit;

  • uitdaagrecht: het recht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen om de feitelijke uitvoering van een gemeentelijke taak over te nemen als bedoeld in artikel 150, derde lid, van de Gemeentewet.

Paragraaf 2. Reikwijdte

 

Artikel 2. Onderwerp van participatie

  • 1.

    Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of participatie wordt toegepast, met inachtneming van het door de gemeenteraad vastgestelde participatiebeleid.

  • 2.

    Participatie wordt altijd toegepast als de wet daartoe verplicht.

  • 3.

    Participatie van en overleg met derden is in ieder geval verplicht voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden ingediend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het bestuursorgaan bevoegd gezag is.

  • 4.

    De participatie en het overleg als bedoeld in het derde lid, dient in overeenstemming te zijn met het gemeentelijke participatiebeleid.

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan besluiten tot afwijking van het derde lid als:

  • a.

    aannemelijk is dat de belangen van personen niet rechtstreeks bij het te nemen besluit zijn betrokken;

  • b.

    de aard, omvang, intensiteit dan wel frequentie van de activiteit zodanig beperkt is dat participatie geen toegevoegde waarde heeft voor de besluitvorming.

  • 6.

    Er vindt geen participatie of toepassing van het uitdaagrecht plaats als:

  • a.

    participatie of toepassing van het uitdaagrecht bij of krachtens wettelijk voorschrift uitgesloten is;

  • b.

    de uitkomst van de participatie of de toepassing van het uitdaagrecht vanwege de spoedeisendheid niet kan worden afgewacht;

  • c.

    de verantwoordelijkheid van het betrokken bestuursorgaan voor de (algemene) veiligheid en gezondheid en voor kwetsbare groepen in de samenleving zwaarder moet wegen;

  • d.

    sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;

  • e.

    het om interne aangelegenheden van de gemeente gaat;

  • f.

    het om de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet gaat.

Artikel 3. Procedure participatie

  • 1.

    Als participatie verplicht wordt toegepast, neemt de initiatiefnemer in beginsel over de volgende punten van participatie een beslissing en legt dit vast in een participatieplan:

  • a.

    het doel van de participatie en wat er al aan vooraf is gegaan;

  • b.

    wie er verantwoordelijk is voor het participatietraject;

  • c.

    de beïnvloedingsruimte van de participatie;

  • d.

    indien van toepassing, de kaders en randvoorwaarden voor de participatie;

  • e.

    in hoeverre de betrokken groep van participanten representatief is in relatie tot de fysieke impact van het initiatief;

  • f.

    hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken;

  • g.

    dat het bestuursorgaan, als uiteindelijke beslisser, tijdig wordt gevraagd of zij als adviseur en/of participant wil meedoen;

  • h.

    of initiatiefnemer het participatieplan vooraf communiceert en afstemt met participanten;

  • i.

    de planning van het participatietraject;

  • j.

    hoe met de resultaten wordt omgegaan;

  • k.

    hoe met de participanten wordt gecommuniceerd over de uitkomsten.

  • 2.

    Als omstandigheden het noodzakelijk maken om het participatieplan aan te passen, zorgt de initiatiefnemer ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan bij het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid gemotiveerd afwijken van toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4. Eindverslag participatie

  • 1.

    Ter afronding van de verplichte participatie maakt de initiatiefnemer een eindverslag op.

  • 2.

    Het eindverslag bevat in ieder geval:

  • a.

    een overzicht van de gevolgde participatieprocedure;

  • b.

    een weergave van de inbreng die participanten tijdens de participatieprocedure is gegeven;

  • c.

    een reactie van de initiatiefnemer op deze inbreng, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven welke punten al dan niet worden overgenomen;

  • d.

    een validatie van de participatieprocedure.

  • 3.

    De initiatiefnemer maakt het eindverslag bekend aan de participanten.

  • 4.

    Als de initiatiefnemer een aanvraag om een omgevingsvergunning indient voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het bestuursorgaan bevoegd gezag is, voegt die het participatieplan en het eindverslag toe aan zijn aanvraag.

Artikel 5. Verzoek toepassing uitdaagrecht

  • 1.

    Inwoners en maatschappelijke partijen kunnen bij het college een verzoek om toepassing van het uitdaagrecht indienen.

  • 2.

    Het verzoek bevat een omschrijving van de taak die de indiener voor ogen heeft, de reden dat de indiener het verzoek indient en het resultaat dat de indiener beoogt.

  • 3.

    De indiener van het verzoek geeft daarnaast in elk geval aan:

  • a.

    wat de betrokkenheid, kennis en ervaring van de indiener met de taak is;

  • b.

    welke kosten of middelen er volgens de indiener aan de uitvoering van de taak verbonden zijn;

  • c.

    hoe de indiener de kwaliteit en de uitvoering van de taak wil waarborgen; en

  • d.

    wat de maatschappelijke meerwaarde en het draagvlak voor het initiatief is.

  • 4.

    Het college kan naar aanleiding van het verzoek aanvullende informatie opvragen.

Artikel 6. Beoordeling verzoek uitdaagrecht

  • 1.

    Elk verzoek over het uitdaagrecht wordt vervolgens door het bestuursorgaan getoetst aan de volgende criteria:

  • a.

    er is voldoende maatschappelijk draagvlak voor het initiatief;

  • b.

    inwoners en lokale maatschappelijke partijen organiseren zich en dienen een plan in;

  • c.

    in het plan staat beschreven welke resultaten worden beoogd en, op welke wijze de continuïteit is gegarandeerd;

  • d.

    het plan geeft aan hoe wordt voldaan aan de volgende kwaliteitseisen:

  • i) het initiatief heeft een maatschappelijke meerwaarde en brengt geen schade aan inwoners;

  • ii) de kosten voor uitvoering zijn bij voorkeur lager, maar in ieder geval niet hoger dan de oorspronkelijke kosten;

  • iii) de initiatiefnemer maakt aannemelijk dat hij de prestatie kan leveren;

  • iv) de initiatiefnemer is eraan gehouden het initiatief binnen een afgesproken periode uit te voeren.

  • 2.

    Het bestuursorgaan wijst een verzoek af als niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 2, zesde lid, en het bestuursorgaan kan een verzoek weigeren als onvoldoende aannemelijk wordt gemaakt dat het initiatief voldoet aan de in het vorige lid genoemde criteria of als het initiatief:

  • zich richt op een taak waarvan de aard zich tegen toepassing van het uitdaagrecht verzet;

  • in strijd is met door de gemeente vastgesteld beleid;

  • niet voldoet aan de in het eerste lid gestelde eisen;

  • de taak niet beter uitvoert of als de kosten hoger zijn;

  • qua opdrachtwaarde boven de Europese drempelwaarde als bedoeld in paragraaf 2.1.1.1 van de Aanbestedingswet 2012.

  • 3.

    Als het bestuursorgaan het verzoek inwilligt, dan voorziet het bestuursorgaan de initiatiefnemer van gepaste ondersteuning en maakt het bestuursorgaan met de initiatiefnemer schriftelijk afspraken over:

  • a.

    het proces, het resultaat en de looptijd van de uitvoering van de taak;

  • b.

    het budget en de financieringswijze van de uitvoering van de taak;

  • c.

    de continuïteit en verantwoording van de uitvoering van de taak;

  • d.

    de veiligheid en aansprakelijkheid van de uitvoering;

  • e.

    het contact met en de ondersteuning door het bestuursorgaan gedurende de uitvoering van de taak;

  • f.

    de stappen bij het niet nakomen van de gemaakte afspraken en het tussentijds beëindigen van de uitvoering van de taak; en

  • g.

    de evaluatie van de uitvoering van de taak.

Paragraaf 3. Adviesraad

 

Artikel 7. Cliëntenparticipatie via adviesraad

  • 1.

    Het college bevordert het instellen en in stand houden van een adviesraad sociaal domein. In het kader van de cliëntenparticipatie adviseert de adviesraad het college gevraagd en ongevraagd over het gemeentelijk beleid over de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Participatiewet, de Jeugdwet en aanverwant gemeentelijk beleid in het sociaal domein, alsmede over aangelegenheden die de uitvoering en de kwaliteit van de dienstverlening aan deze cliëntgroepen betreffen.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat de leden van de adviesraad affiniteit hebben met de cliënten die onder de desbetreffende wetten en het gemeentelijk beleid aangaande het sociaal domein vallen. De leden zullen contact onderhouden met ervaringsdeskundigen, cliëntraden en maatschappelijke organisaties die in het betreffende werkveld actief zijn. De adviesraad streeft bij haar samenstelling naar een afspiegeling van de diverse doelgroepen die onder de drie wetten vallen.

  • 3.

    Het college geeft de adviesraad voldoende gelegenheid zich over de tot zijn taak behorende onderwerpen te beraden en zijn adviezen en aanbevelingen te formuleren en betrekt deze op een zodanig tijdstip in de procedure dat de uitgebrachte reactie toegevoegd kan worden aan de door het college aan de gemeenteraad ter besluitvorming voor te leggen voorstellen.

  • 4.

    Het college geeft de adviesraad de mogelijkheid zelf de frequentie en de agenda van zijn vergaderingen vast te stellen, waarbij ten minste zes vergaderingen per jaar worden gehouden en elk lid een voorstel kan doen een onderwerp deel uit te laten maken van de agenda.

Artikel 8. Ondersteuning en faciliteiten adviesraad

  • 1.

    Het college draagt zorg voor voldoende ambtelijke ondersteuning van de adviesraad.

  • 2.

    Het college geeft de adviesraad de mogelijkheid gebruik te maken van de logistieke en vergaderfaciliteiten in het gemeentehuis, voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van zijn taak.

  • 3.

    Het college doet de adviesraad alle informatie toekomen die nodig is voor zijn goed functioneren.

  • 4.

    De kosten verbonden aan de uitoefening van de taken van de adviesraad komen ten laste van de gemeente, met dien verstande dat bij kosten anders dan die voortvloeiend uit dit artikel, vooraf machtiging van het college vereist is.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

 

Artikel 9. Evaluatie en monitoring

  • 1.

    De uitvoering van deze verordening wordt gelijktijdig met het participatiebeleid periodiek geëvalueerd.

  • 2.

    Het college zendt hiertoe aan de raad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

Artikel 10. Overgangsbepaling en intrekking oude verordening

De Participatieverordening 2023 gemeente Voorst wordt ingetrokken.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 september 2025.

Bert Jan Urban, griffier

Paula Jorritsma-Verkade, burgemeester

Toelichting

Algemeen

Participatie is een integraal onderdeel van de Omgevingswet (hierna: Ow) en kent de nadruk op vroegtijdige betrokkenheid van burgers en bedrijven bij lokale besluitvorming.

 

Inspraak, participatie en uitdaagrecht

De raad is verplicht om een Participatieverordening vast te stellen (artikel 150 van de Gemeentewet).

De Wet versterking participatie op decentraal niveau (voluit: Wijziging van de Gemeentewet, de Provinciewet, de Waterschapswet en de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint-Eustatius en Saba in verband met de participatieverordening en het uitdaagrecht van inwoners en lokale maatschappelijke partijen; hierna: de wet) verplicht per 1 januari 2025 om vóór 1 januari 2027 het uitdaagrecht te regelen in de verordening.

 

Participatieverordening 2023 gemeente Voorst

De Participatieverordening 2023 gemeente Voorst regelde al inwonerparticipatie (zoals inspraak) én overheidsparticipatie. Het participatiebeleid dat de gemeenteraad in 2023 vaststelde werd tegelijk vertaald naar de participatieverordening. De verordening is op 1 januari 2024 in werking getreden en behoeft nu al een aanvulling, immers: vanaf 1 januari 2025 is het uitdaagrecht wettelijk verankerd, met tot 1 januari 2027 de implementatiemogelijkheid. Dus naast de evaluatie van het participatiebeleid en de -verordening moeten keuzes gemaakt worden over hoe de gemeente Voorst toepassing wil geven aan het uitdaagrecht en de verordening wordt aangevuld. Deze evaluatie c.q. aanvulling behoeft logischerwijs ook participatie. Daarom zijn de dorpsbelangenverenigingen en andere stakeholders vooraf betrokken. Hierop is uitgebreid gereageerd (zie evaluatiedocument).

 

Definitie participatie

Participatie omvat volgens de definitie het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden (burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden) bij het proces van de besluitvorming over beleid, een project of een activiteit. In de memorie van toelichting op de wet staat hierover het volgende. Inwoners hebben in toenemende mate een belangrijke rol in de agendering, de voorbereiding, de totstandkoming, de uitvoering en de beoordeling van beleid. Niet alleen omdat de burger de gevolgen van beleid ervaart, maar ook omdat participatie aan het politieke proces als intrinsieke waarde van de Nederlandse samenleving wordt ervaren. Participatie mobiliseert de kennis en steun van betrokkenen bij beleidsproblemen waarvan de overheid op voorhand nog niet weet, of nog niet wil bepalen, hoe deze opgelost zullen worden.

 

Procedure participatie

Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) bevat een procedure voor de voorbereiding van besluiten. Deze afdeling heeft als doelstelling het bevorderen van eenheid in de wetgeving en het systematiseren en vereenvoudigen van wetgeving. In artikel 150, tweede lid, van de Gemeentewet is afdeling 3.4 van de Awb als hoofdregel van toepassing verklaard op de inspraak. Het is ook mogelijk een andere procedure van toepassing te verklaren. Dit is ook zo opgenomen in de wet.

In de participatieverordening is ervoor gekozen in aansluiting op de wettekst om in specifieke beleidstrajecten zowel geheel als gedeeltelijk af te kunnen wijken van afdeling 3.4 van de Awb. De reden hiertoe is dat participatie verder kan gaan dan alleen het raadplegen van belanghebbenden (tweede trede van de participatieladder).

 

Alternatieven voor participatie

Participatie is onderdeel van het totale besluitvormingsproces, een naar tijd en strekking begrensde fase daarin. Het moet naar onze mening onderscheiden worden van de andere mogelijkheden die men heeft om zich tot het gemeentebestuur te wenden. Te denken valt hierbij aan het spreekrecht bij rondetafelgesprekken. Andere mogelijkheden die buiten de hier geregelde participatie vallen zijn: het schrijven van brieven, het bezoeken van spreekuren en het houden van informatiebijeenkomsten. Participatie is uiteraard ook van een andere orde dan de mogelijkheid om de concrete uitkomsten van de beleidsvaststelling aan te vechten door middel van bezwaar en beroep.

 

Uitdaagrecht als specifieke vorm van participatie in de uitvoeringsfase

De wet verplicht bestuursorganen om het uitdaagrecht te regelen. Bij de uitvoering van beleid is het uitdaagrecht – ook wel Right to Challenge – een bijzondere vorm van betrokkenheid van inwoners en lokale maatschappelijke partijen. Deze vorm houdt in dat inwoners van de gemeente of lokale maatschappelijke partijen de gemeente kunnen verzoeken om de feitelijke uitvoering van een taak van de gemeente over te nemen als zij denken deze taak beter en tegen gelijke of lagere kosten te kunnen uitvoeren. Deze vorm van participeren is in 2023 niet opgenomen in de verordening, omdat tijdens het participeren over het participatiebeleid dit nog geen onderwerp bleek bij de ‘stakeholders’. Bij de evaluatie van het beleid in 2025 is het een goed moment om het uitdaagrecht op te nemen in de verordening, omdat het verplicht wordt het te regelen vóór 1 januari 2027.

Voorbeelden van uitdaagrecht in de openbare ruimte zijn het beheer of onderhoud van een dierweide, park, zwembad of buurthuis of herinrichting straat bewoners of wijkgerichte bestrijding rattenplaag. Het verzoek ertoe is geen aanvraag tot het nemen van een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht en de beslissing kan niet worden aangevochten via bezwaar en beroep.

 

Ruimte voor initiatieven van inwoners en lokale maatschappelijke partijen

Het is van wezenlijk belang dat decentrale overheden ruimte bieden voor initiatieven van onderop en dat aan de samenleving een grote(re) rol wordt toebedeeld bij het ontwikkelen van initiatieven voor algemene voorzieningen. Inwoners kennen hun buurt en hun gemeente, weten wat er leeft en spelen daarop in. Deze maatschappelijke initiatieven kunnen aanvullend zijn op de gemeentelijke initiatieven of kunnen sommige gemeentelijke initiatieven vervangen. Tegelijkertijd moet rekening worden gehouden met het gegeven dat de primaire verantwoordelijkheid voor de uitvoering van gemeentelijke taken bij het gemeentebestuur zelf berust.

 

Artikelsgewijs

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven, worden hieronder nader toegelicht.

 

Artikel 1. Definities

 

Beleidsvoornemen

Het begrip beleidsvoornemen ziet op het beleid van een bestuursorgaan in brede zin, hieronder vallen ook projecten, programma’s en plannen. Bij beleid gaat het niet om het nemen van concrete besluiten of maatregelen, maar om het beleid waarop deze besluiten of maatregelen kunnen worden gebaseerd. Daarbij omvat het begrip niet alleen het vaststellen van beleid, maar ook de uitvoering en evaluatie daarvan.

 

Participatie

Bij de omschrijving van participatie is aangesloten bij de tekst van het gewijzigde wetsartikel 150, eerste lid, van de Gemeentewet. Hierin is bepaald dat de raad een verordening vaststelt waarin regels worden gesteld met betrekking tot de wijze waarop ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid worden betrokken. Het vroegere artikel 150 van de Gemeentewet omvat inspraak bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid; bij participatie wordt dit uitgebreid met uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid. De omschrijving van participatiegerechtigden (ingezetenen en belanghebbenden) vloeit rechtstreeks voort uit de tekst van artikel 150 van de Gemeentewet. Het begrip belanghebbende is in artikel 1:2 van de Awb gedefinieerd en deze definitie heeft ook gelding voor wetgeving buiten de Awb, zoals deze verordening.

In het participatiebeleid dat de gemeenteraad in 2023 heeft vastgesteld, is nog sprake van een smallere definitie (beperkt tot de fysieke leefomgeving). Dat is, omdat dat beleid als groeimodel in een ontwikkelfase zit. Na evaluatie kan het beleid worden verbreed naar het sociaal domein.

 

Maatschappelijke partijen

Op grond van de wet kunnen ook maatschappelijke partijen om toepassing van het uitdaagrecht vragen. In de wet is echter geen definitie van dit begrip opgenomen. Het is dus aan de gemeente om deze groep af te bakenen. In deze verordening is ervoor gekozen de nadruk te leggen op de lokale binding. Onder maatschappelijke partijen vallen organisaties die als doel hebben om een actieve bijdrage aan de samenleving in de gemeente te leveren, ongeacht de rechtsvorm waarin deze zijn georganiseerd.

 

Uitdaagrecht

Met de Wet versterking participatie op decentraal niveau wordt artikel 150 van de Gemeentewet gewijzigd en hiermee heeft het uitdaagrecht zoals eerder gesteld een wettelijke verankering gekregen. Bij de omschrijving van het begrip uitdaagrecht is daarom aangesloten bij het gewijzigde artikel 150 van de Gemeentewet alsook bij de memorie van toelichting op de wet. Het uitdaagrecht berust bij ingezetenen en lokale maatschappelijke partijen. Het kan bijvoorbeeld gaan om lokale verenigingen of stichtingen, buurtcomités, woongroepen, vrijwilligersorganisaties, een maatschappelijke organisatie, sociale bedrijven zonder winstoogmerk of een georganiseerd collectief van inwoners die geen formele rechtsvorm hebben.

Het uitdaagrecht betekent dat inwoners en lokale maatschappelijke partijen kunnen aanbieden om de uitvoering van taken van de gemeente over te nemen, als zij denken het slimmer, beter, goedkoper en/ of anders te kunnen doen.

 

Artikel 2. Onderwerp van participatie

 

Eerste lid

In het eerste lid is bepaald dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden besluit of participatie mogelijk is. Het begrip bestuursorgaan is gedefinieerd in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het begrip omvat in elk geval raad, burgemeester en wethouders en burgemeester. Elk bestuursorgaan van de gemeente kan zijn eigen beleidsvoornemens aan participatie onderwerpen, of niet.

Omdat het in bepaalde gevallen doelmatiger zal kunnen zijn als participatie geschiedt door bijvoorbeeld spreekrecht bij rondetafelgesprekken, blijft door de formulering van het eerste lid de mogelijkheid bestaan dat voor bepaalde beleidsvoornemens een andere wijze van het betrekken van ingezetenen en belanghebbenden wordt geregeld.

 

Tweede lid

In het tweede lid is bepaald dat participatie altijd mogelijk is als een wettelijk voorschrift daartoe verplicht.

 

Derde lid

In aansluiting op het participatiebeleid wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die de Ow in artikel 16.55, zevende lid biedt. De gemeenteraad kan gevallen van activiteiten aanwijzen waarin participatie van en overleg met derden verplicht is voordat een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, kan worden ingediend. In het derde lid van artikel 2 van deze verordening maakt de gemeenteraad hiervan gebruik.

 

Vierde lid

De participatie mag niet in strijd zijn met het geldende participatiebeleid.

 

Vijfde lid

Dit lid regelt dat het college kan afwijken van de participatieverplichting bij buitenplanse omgevingsplanactiviteiten die naar verwachting geen gevolgen van enige betekenis zullen hebben.

 

Zesde lid

Dit lid regelt wanneer participatie of het uitdaagrecht niet van toepassing of geëigend is.

 

Artikel 3. Procedure participatie

 

Eerste lid

De initiatiefnemer legt in een participatieplan een aantal zaken vast met betrekking tot de participatie. Om zoveel mogelijk duidelijkheid te verschaffen, somt dit lid op dat moet worden ingegaan op diverse aspecten.

 

Tweede lid

De initiatiefnemer wordt met dit lid gestimuleerd om de participanten goed op de hoogte te houden van tussentijdse ontwikkelingen. Zeker als eerder andere verwachtingen zijn gewekt, is het goed om een bijstelling van een procedure te communiceren met de participanten.

 

Derde lid

Niet altijd is het geëigend om afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toe te passen bij de voorbereiding van beleid. Bijvoorbeeld als er voor een andere trede van de participatieladder wordt gekozen. Voor die gevallen kan het bestuursorgaan uitzondering maken op de regel dat afdeling 3.4 wordt toegepast.

 

Artikel 4. Eindverslag participatie

 

Tweede lid, onder a

Onder overzicht van de gevolgde participatieprocedure wordt verstaan: Hoe is de procedure feitelijk verlopen?

 

Tweede lid, onder b

Het eindverslag dient een volledig overzicht te bevatten van zowel de mondelinge als de schriftelijke participatiereacties. In het eindverslag kan worden volstaan met een zakelijke weergave van de naar voren gebrachte opvattingen en vermelding van de personen die hun opvatting naar voren hebben gebracht. De schriftelijke participatiereacties kunnen aan het eindverslag worden gehecht.

 

Tweede lid, onder c

Als het sluitstuk van participatie wordt voorgeschreven dat de initiatiefnemer aangeeft wat met de inbreng is gedaan.

 

Tweede lid, onder d

Om het bestuursorgaan duidelijkheid te geven over de authenticiteit van de gevolgde participatieprocedure, moet de initiatiefnemer deze valideren. Met andere woorden: duidelijk moet zijn of de weergave van het participatietraject overeen komt met de daadwerkelijke inbreng van participanten. Validatie kan door de schriftelijke reacties van de participanten toe te voegen aan het eindverslag. De initiatiefnemer kan het anderzijds bijvoorbeeld doen door het eindverslag door de participanten te laten checken op juistheid. Het gaat hier uitdrukkelijk niet om de vraag of de participanten het eens zijn met het verloop of de uitkomst van de participatie, maar alleen om duidelijk te maken dat de schriftelijke weergave overeenkomt met de inbreng van de participanten.

 

Derde lid

De bekendmaking van de resultaten van de participatieprocedure is uitermate belangrijk. Het ligt voor de hand om degenen die hebben geparticipeerd een exemplaar van het eindverslag te sturen. Daarnaast kan het eindverslag algemeen worden gepubliceerd in de krant en op de gemeentelijke website. Als het aantal participanten omvangrijk is, kan worden gekozen voor het volstaan met een algemene bekendmaking. Het is belangrijk om aan het begin van de participatieprocedure al duidelijkheid omtrent de communicatie te verschaffen.

 

Vierde lid

Dit lid voorziet erin dat de initiatiefnemer bij zijn aanvraag het participatieplan en het eindverslag moet toevoegen. Doet hij dit – ook na een verzoek om aanvulling – niet, dan loopt de aanvrager het risico dat zijn aanvraag buiten behandeling wordt gesteld.

 

Artikel 5. Verzoek toepassing uitdaagrecht

 

Eerste lid

Toepassing van het uitdaagrecht begint, ongeacht het bestuursorgaan dat bevoegd is, met een verzoek aan het college. Hiervoor is gekozen zodat het indienen van een verzoek laagdrempelig is en ook centraal ontvangen wordt. In het verzoek moet in ieder geval de uit te voeren taak omschreven worden, de reden waarom de indiener deze taak wil overnemen en het resultaat dat de indiener met het overnemen van de taak wil bereiken. Het zal hier overigens meestal gaan om taken van het college als in de regel het verantwoordelijke bestuursorgaan voor de uitvoering van gemeentelijke taken (artikel 160, eerste lid, onder b, van de Gemeentewet).

 

Tweede en derde lid

Deze leden behelzen de ontvankelijkheidsvereisten van het verzoek

 

Artikel 6. Beoordeling verzoek uitdaagrecht

 

Eerste lid

Het college neemt alle verzoeken om toepassing van het uitdaagrecht in ontvangst en zendt deze door aan het bevoegde bestuursorgaan. Dit lid behelst de beoordelingscriteria.

 

Tweede lid

Dit lid regelt wanneer het bestuursorgaan een verzoek weigert dan wel (gemotiveerd) kan weigeren.

 

Derde lid

Dit lid regelt dat er gepaste (laagdrempelige) ondersteuning wordt geboden bij inwilliging van het verzoek en welke schriftelijke afspraken nodig zijn. De mate van ondersteuning wordt in overleg tussen de initiatiefnemer(s) en het bestuursorgaan bepaald en ook schriftelijk vastgelegd. De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit een vaste contactpersoon. Dat betekent dat de initiatiefnemer een vaste begeleider krijgt, zijnde een ambtenaar die ervaring heeft met soortgelijke uitvoeringstrajecten. Het ligt voor de hand deze afspraken vast te leggen in een overeenkomst.

 

Artikel 7. Cliëntenparticipatie via adviesraad en Artikel 8 Ondersteuning en faciliteiten adviesraad

Vanwege de intrekking van de Inspraakverordening per 1 januari 2024 is de voor het sociaal domein van belang zijnde Adviesraad Sociaal Domein (voorheen: cliëntenraad) nog steeds opgenomen in de verordening (zie ook artikel 1).

 

Artikel 9. Evaluatie en monitoring

 

Eerste lid

De evaluatie van de werking van deze verordening in de praktijk is wenselijk. Daarom wordt de uitvoering van deze verordening gelijktijdig met het participatiebeleid periodiek (om de 2 jaar) geëvalueerd.

 

Tweede lid

Over de in het eerste lid genoemde gegevens verzamelt het college informatie.

 

Artikel 10 Intrekking oude regeling en Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

De datum waarop de Verordening participatie en uitdaagrecht gemeente Voorst in werking treedt is de datum waarop de Participatieverordening 2023 gemeente Voorst vervalt.

Naar boven