Besluit van de raad van de gemeente Den Helder tot vaststelling van regels voor het gebruik van de haven (Havenverordening Den Helder)

 

De raad van de gemeente Den Helder;

 

gelezen het raadsvoorstel nummer 293579 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 06-10-2025;

 

gelet op de artikelen 147, 149, derde lid, en 149a van de Gemeentewet;

 

kennisgenomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Bestuur en Middelen op 22-09-2025;

 

besluit:

 

 

de navolgende Havenverordening Den Helder vast te stellen;

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Havenverordening Den Helder

 

Inhoud

 

 

1 Paragraaf 1 Algemene bepalingen

2 Paragraaf 2 Havenmeester

3 Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

4 Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

5 Paragraaf 5 Oliehavens

6 Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

7 Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk

8 Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

9 Paragraaf 9 Overige bepalingen en dienstverlening

10 Paragraaf 10 Handhaving en strafbepaling

11 Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • -

    aanwijzingen: instructie(s) in woord en/of gebaar door of namens het college;

  • -

    ADN: Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN: Accord Européen relatif au Transport des Marchandises Dangereuses par voies de Navigation intéreures);

  • -

    averijschip: een schip dat zelf ernstig gevaar, schade of hinder oplevert, dan wel dat door haar lading of de kwaliteit van haar bemanning in een zodanige toestand verkeert dat dit naar het oordeel van de havenmeester een verhoogd risico kan opleveren voor het gebied c.q. de ligplaats waarvoor toelating wordt gevraagd, dan wel ernstige verstoring van de openbare orde met zich meebrengt of kan brengen, dan wel het nuttig gebruik van (een gedeelte van) de haven en haar toegangswegen door de aanwezigheid van het betreffende schip niet in voldoende mate mogelijk zal zijn;

  • -

    bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken: een schriftelijke mededeling aan het scheepvaartverkeer waarmee aan dat verkeer wordt gegeven:

    • a.

      een inlichting over de toestand van een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg, of

    • b.

      een inlichting, aanbeveling, gebod of verbod onderscheidenlijk opheffing van een gebod of verbod voor het verkeersgedrag op een bepaalde plaats in of een bepaald gedeelte van een scheepvaartweg;

  • -

    binnenschip: schip, niet zijnde een zeeschip;

  • -

    binnentankschip: binnenschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in het ADN, in ladingtanks;

  • -

    bootman/bootlieden/vletterlieden: degene die in de uitoefening van zijn beroep een zeeschip vast- of losmaakt;

  • -

    brandbare vloeistof: vloeistof waarvan brandbaarheid de enige gevaarlijke eigenschap is;

  • -

    bunkeren: het leveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen of voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    bunkerschip: schip gebruikt voor het bunkeren;

  • -

    bunkervergunning: vergunning voor het leveren of debunkeren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene of specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van Den Helder;

  • -

    controlelijst: lijst die wordt gebruikt ter controle van de overslag van gevaarlijke stoffen, bunkeren, debunkeren of het aan boord brengen van hulpstoffen;

  • -

    combinatietankschip: zeeschip, ingericht om afwisselend onverpakte vloeibare lading of droge lading te kunnen vervoeren;

  • -

    damp: de atmosfeer die boven een vloeibare stof aanwezig is als gevolg van een bepaalde druk van die vloeibare stof;

  • -

    dampretourleiding: dampdrukvereffeningssysteem tussen de bij de directe overslag betrokken ladingtanks waardoor de overslag emissieloos plaatsvindt;

  • -

    debunkeren: het terugleveren van vaste, vloeibare of gasvormige brandstoffen of van elke andere energiebron die wordt gebruikt voor de aandrijving van schepen en voor de algemene en specifieke energievoorziening aan boord van schepen;

  • -

    dienstverlenend schip: elk schip dat betrokken is bij een vorm van dienstverlening;

  • -

    dienstverlening: het aanbod van diensten van, aan en door gebruikers van de haven;

  • -

    exploitant: eigenaar, reder, agent, beheerder, (romp)bevrachter of ieder ander die zeggenschap heeft over het gebruik van het schip;

  • -

    gasdeskundige: deskundige die in het bezit is van een certificaat van vakbekwaamheid 'Gasdeskundige' als bedoeld in artikel 3.5h, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;

  • -

    gesloten schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat tijdens de handeling geen emissie naar de atmosfeer plaatsvindt, waaronder ook het gebruik maken van een ontgasvoorziening;

  • -

    gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling (kunnen) opleveren, zoals vermeld in:

    • a.

      de IMDG Code (International Maritime Dangerous Goods Code);

    • b.

      de IBC Code (International Bulk Chemical Code);

    • c.

      de IGC Code (International Code of the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk);

    • d.

      de IMSBC Code (International Maritime Solid Bulk Cargoes Code), of

    • e.

      het ADN (Accord européen relatif au transport des marchandises Dangereuses par voies de Navigation intérieures / Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de binnenwateren);

  • -

    handel: het in de haven te koop aanbieden, verkopen of anderszins vervreemden van enig goed, al dan niet met gebruikmaking van een daartoe bestemd en tijdens genoemde handelingen aanwezig voer- of vaartuig;

  • -

    haven: het gebied in eigendom, erfpacht of beheer bij NV Port of Den Helder, zoals dat op de kaart als opgenomen in bijlage 1 is aangegeven. Tot het gebied in de zin van deze verordening worden in ieder geval gerekend:

    • a.

      Industriehaven Westoever;

    • b.

      Het Nieuwe Diep en de daaraan gelegen openbare kaden;

    • c.

      Koopvaardersbinnenhaven;

    • d.

      loskade aan het Noord-Hollands Kanaal;

    • e.

      scheepshellingen, los- en laadplaatsen en alle kunstwerken in beheer bij NV Port of Den Helder;

  • -

    havenmeester: havenmeester als bedoeld in artikel 2.1;

  • -

    hulpbedrijf: machines, apparaten of installaties op een schip die de voortstuwing ondersteunen of de energievoorziening verzorgen;

  • -

    hulpstoffen: stoffen, die aan boord van een schip nodig zijn voor de werking van de aandrijving of het hulpbedrijf;

  • -

    IBC Code: International Bulk Chemical Code van IMO;

  • -

    IGC Code: International Code of the Construction and Equipment of Ships Carrying Liquefied Gases in Bulk van IMO;

  • -

    IMDG Code: International Maritime Dangerous Goods Code van IMO;

  • -

    IMSBC Code: International Maritime Solid Bulk Cargoes Code van IMO;

  • -

    IMO: International Maritime Organisation van de Verenigde Naties;

  • -

    inerte atmosfeer: een atmosfeer in een ladingtank of sloptank waarin het zuurstofgehalte is verminderd tot ten hoogste 8 volume procent door het toevoegen van een inert gas onder positieve druk;

  • -

    infrastructuur: het geheel van plaatsgebonden, (duurzame) investeringsgoederen voor het verkeer of vervoer van:

    • a.

      personen en vracht, zoals waterwegen, bruggen, tunnels, kades, sluizen en (zee)havens;

    • b.

      bovengrondse masten en kabels voor elektriciteit en telecommunicatie, of

    • c.

      ondergrondse of onderzeese pijpleidingen, kabels en leidingen;

  • -

    ISGINTT: International Safety Guide for lnland Navigation Tank-barges and Terminals;

  • -

    ISGOTT: International Safety Guide for Oil Tankers and Terminals;

  • -

    kade: een verticaal oprijzende oever waaraan schepen kunnen aanleggen;

  • -

    kadeterrein: een terrein dat geschikt of bestemd is voor het laden en lossen van schepen en op- en overslag;

  • -

    kapitein: degene die de feitelijke leiding over een zeeschip voert;

  • -

    ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord van een schip die na het laden, lossen of schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na morsingen;

  • -

    ligplaats: het gedeelte van de haven dat door de havenmeester aan een schip wordt toegewezen om te bezetten, uitgedrukt in lengte, breedte en plaats door benaming van de locatie met het kade/steigernummer;

  • -

    LNG: Liquefied Natural Gas;

  • -

    LNG-aangedreven schip: schip dat gebruik maakt of mede gebruik maakt van LNG­ brandstof voor voortstuwing;

  • -

    LNG-brandstof: LNG dat wordt gebruikt als brandstof voor de voortstuwing of het hulpbedrijf van een schip;

  • -

    MARPOL: International Convention for the Prevention of Pollution from Ships, 1973, as amended;

  • -

    ontgasvoorziening: vaste of mobiele voorziening, anders dan een dampretourleiding, om dampen van lading te ontvangen tijdens het gasvrij of dampvrij maken van lege of geloste tanks en daarop aangesloten laad- en losleidingen;

  • -

    ontsmetten: behandelen met gassen of stoffen die gassen afstaan;

  • -

    ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen: de ontvangst van scheepsafval en ladingsresiduen door een vaste, drijvende of mobiele voorziening die is ingericht voor de ontvangst van scheepsafval of ladingresiduen als omschreven in EU-Richtlijn 2019/883 van het Europees Parlement en de Raad;

  • -

    ontvangstvoorziening: voorziening voor de ontvangst van scheepsafval, overige schadelijke stoffen of restanten van schadelijke stoffen;

  • -

    openbare haven- en kadeterreinen: alle binnen in de haven gelegen en als zodanig door het college aangewezen, voor het publiek (beperkt) toegankelijke terreinen;

  • -

    open schoonmaken: elke handeling die gericht is op of verband houdt met het reinigen, gasvrij of dampvrij maken van ladingtanks of sloptanks van een tankschip zodanig dat een emissie naar de atmosfeer kan plaatsvinden;

  • -

    operationele ruimte: in lengte, breedte, diepte of hoogte begrensd gebied, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te oefenen;

  • -

    ordening: efficiënt gebruik van de haven;

  • -

    overslag: laden of lossen van lading in of uit een schip;

  • -

    palenligplaats: ligplaats waartegen een schip kan afmeren zonder enig contact met overige havenafmeervoorzieningen;

  • -

    parkeren: het gedurende meer dan zeven dagen ononderbroken zonder laad- of loshandelingen uit te voeren en onbeheerd gemeerd laten liggen van een schip, waarbij onderbrekingen van minder dan 24 uur niet als onderbreking worden gerekend;

  • -

    passagiersschip: elk schip dat is ingericht voor het vervoer van meer dan twaalf passagiers en dat in het bezit is van toereikende en geldige certificaten;

  • -

    personenvervoer: tegen vergoeding vervoeren van personen;

  • -

    pleziervaartuig: schip dat is bestemd of wordt gebruikt voor sportbeoefening of vrijetijdsbesteding;

  • -

    rechthebbende: hij, die enig zeggenschap heeft over, gezag uitoefent over, leidinggeeft aan of in eigendom bezit of beheer heeft of krachtens enig zakelijk of persoonlijk recht de feitelijke macht uitoefent over:

    • a.

      een schip, of

    • b.

      drijvend voorwerp;

  • Als rechthebbende in de zin van deze bepaling worden in ieder geval aangemerkt:

    • a.

      kapitein;

    • b.

      schipper;

    • c.

      exploitant;

  • -

    schadelijke stoffen: stoffen die als zodanig bij of krachtens de Wet voorkoming verontreiniging door schepen zijn aangewezen of worden genoemd;

  • -

    scheepsafval: afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een zeeschip en vallen onder het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI van MARPOL 73/78, en lading gebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van MARPOL 73/78, en ballastwater van het Ballastwaterverdrag;

  • -

    scheepswerf: scheepswerf of herstellingsinrichting voor reparatie of onderhoud van schepen;

  • -

    schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;

  • -

    schipper: degene die de feitelijke leiding over een binnenschip voert;

  • -

    sloptank: tank aan boord van een schip, bestemd voor het houden van al dan niet met water vermengde ladingrestanten van schadelijke, brandbare of andere gevaarlijke vloeistoffen, ook genoemd slops;

  • -

    StSTGP: Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases;

  • -

    tankschip: binnentankschip of zeetankschip;

  • -

    toestemming: vergunning, ontheffing of vrijstelling;

  • -

    ventileren: het laten drogen van openstaande ladingtanks of sloptanks van een tankschip naar de atmosfeer nadat deze met water zijn gewassen of op een andere wijze zijn schoongemaakt;

  • -

    vlampunt: de laagste temperatuur van een vloeistof, waarbij de damp daarvan met lucht een ontvlambaar mengsel vormt;

  • -

    vonkvorming: vuur, open vuur en elk oppervlak binnen een afstand van 25 meter van een gevaarlijke stof, dat een temperatuur heeft die gelijk is aan of hoger dan de minimum-ontstekingstemperatuur van die stof;

  • -

    vluchtige organische stoffen: organische verbinding van antropogene aard met uitzondering van methaan, die bij 293,15 K een dampspanning heeft van 1 kPa of meer of onder de specifieke gebruiksomstandigheden een vergelijkbare vluchtigheid heeft;

  • -

    werk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of enig ander materiaal welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • -

    werkschip: elk schip dat onderhoudswerkzaamheden uitvoert aan de infrastructuur, uitgezonderd een schip dat baggerwerkzaamheden uitvoert;

  • -

    zeeschip: schip dat volgens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart op zee;

  • -

    zeetankschip: zeeschip, gebouwd voor of aangepast aan het vervoer van onverpakte vloeibare lading of gas als bedoeld in de IGC code in zijn ladingtanks.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied en bevoegd gezag

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de haven, zoals aangegeven op de kaart opgenomen in bijlage 1, met uitzondering van de kunstwerken Adm. Moormanbrug en Burgemeester Visserbrug.

  • 2.

    Op wateren en havens buiten het toepassingsgebied van deze verordening zijn de daarvoor geldende wetten of wettelijke voorschriften van toepassing.

  • 3.

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

  • 1.

    De kapitein of de schipper is verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

  • 2.

    Als een kapitein of een schipper niet op het schip aanwezig is, is de exploitant verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald en het eerste en tweede lid niet van toepassing zijn, dient eenieder die zich in de haven bevindt het bepaalde bij of krachtens deze verordening na te leven.

Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag voor een toestemming binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het college kan deze beslistermijn met ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3.

    Op aanvragen als bedoeld in dit artikel is het gestelde in paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 1.5 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Het college kan aan een toestemming, aanwijzingen of maatregel voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen zijn bedoeld ter bescherming van het belang of de belangen van de betreffende toestemming, aanwijzingen of maatregel.

  • 2.

    Degene aan wie een toestemming, aanwijzingen of maatregel is gegeven dan wel een maatregel is opgelegd, houdt zich aan de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen.

Artikel 1.6 Weigeren, wijzigen of intrekken van toestemming

  • 1.

    Het college kan een toestemming weigeren, wijzigen of intrekken als:

    • a.

      bij de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      als dit noodzakelijk is ter bescherming van de veiligheid, de ordening of het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede de kwaliteit van de dienstverlening;

    • c.

      de voorschriften en beperkingen die verbonden zijn aan de toestemming niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      van de toestemming geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn of, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      de houder van de toestemming dit verzoekt.

    • f.

      de houder de aanwijzingen, gegeven door daartoe bevoegde ambtenaren niet naleeft;

    • g.

      zich na de verlening of verlenging van de geldigheidsduur een zodanig feit of omstandigheid voordoet dat, indien het feit of de omstandigheid ten tijde van de verlening of verlenging bekend was geweest, de toestemming of de verlenging niet of niet in die vorm zou zijn verleend.

  • 2.

    Indien een toestemming wordt vervangen of verlengd, kunnen de beperkingen en voorschriften worden gewijzigd.

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

  • 1.

    De toestemming geldt voor maximaal vijf jaar.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een toestemming voor een andere duur worden verleend.

Artikel 1.8 Verplichting aan boord houden van toestemmingen

  • 1.

    De toestemming of een (digitale) kopie daarvan, die op een schip betrekking heeft, bevindt zich aan boord van het schip.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op een duwbak.

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

  • 1.

    Het college kan op verzoek ontheffing of vrijstelling verlenen van de verboden en geboden zoals die bij of krachtens deze verordening zijn opgenomen.

  • 2.

    Het college gebruikt deze bevoegdheid slechts als:

    • a.

      daardoor de veiligheid, de ordening en het milieu in de haven of de omgeving van de haven, alsmede de kwaliteit van de dienstverlening niet worden geschaad;

    • b.

      de verzoeker aannemelijk maakt dat alle doelen als bedoeld onder a. ten minste even goed worden gediend.

Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester

Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip. De havenmeester kan indien nodig nadere informatie opvragen.

Artikel 1.11 Nadere regels

Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening of ten aanzien van het gebruik van de haven ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

Artikel 1.12 Aanwijzingen

  • 1.

    Aan een rechthebbende kunnen aanwijzingen worden gegeven in het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid en het milieu alsmede ter voorkoming van gevaar, schade en hinder.

  • 2.

    Degene tot wie de aanwijzingen, als bedoeld in het eerste lid, zijn gericht, is gehouden de aanwijzingen onmiddellijk op te volgen.

 

 

Paragraaf 2 Havenmeester

Artikel 2.1 Aanwijzing havenmeester van Den Helder

Het college wijst de havenmeester van Den Helder aan, die krachtens mandaat namens het college handelt.

 

 

Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

  • 1.

    Het college kan verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en kan die verkeerstekens voorzien van nadere aanduidingen.

  • 2.

    Een verkeersteken en de daarbij behorende nadere aanduidingen moeten worden nageleefd.

  • 3.

    Wat in het eerste en tweede lid staat, is van overeenkomstige toepassing op een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken.

Artikel 3.1a Toegang tot/ gebruik van openbare haven- en kadeterreinen

  • 1.

    Alleen de aan het bestemmingsverkeer deelnemende personen mogen de openbare haven- en kadeterreinen betreden, tenzij er sprake is van aanwijzingen of het college voor betreding ontheffing heeft verleend.

  • 2.

    Voertuigen mogen op de openbare haven- en kadeterreinen alleen op de door het college aangewezen plaatsen worden geparkeerd, tenzij er sprake is van aanwijzingen of het college ontheffing heeft verleend.

  • 3.

    Het is toegestaan werkzaamheden te verrichten op de openbare haven- en kadeterreinen nadat er aanwijzingen zijn gegeven of het college hiervoor ontheffing heeft verleend.

  • 4.

    Het is toegestaan de openbare haven- en kadeterreinen te gebruiken voor tijdelijke opslag nadat er aanwijzing zijn gegeven of het college hiervoor ontheffing heeft verleend.

  • 5.

    Het is, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994, verboden wegen of weggedeelten te gebruiken anders dan overeenkomstig de daaraan gegeven bestemming, tenzij het college hiervoor ontheffing heeft verleend.

Artikel 3.1b Overige verplichtingen

Het gebruik van de haven- en kadeterreinen dient, naast de voorschriften uit deze verordening ook te geschieden conform afgegeven aanwijzingsbesluiten en de vergunningvoorschriften die voor die terreinen zijn bepaald.

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Het college kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.

Artikel 3.3 Innemen van een ligplaats

  • 1.

    Een schip mag alleen ligplaats nemen indien dit gebeurt:

    • a.

      na aanwijzingen van de havenmeester en in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen;

    • b.

      in overeenstemming met een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, of

    • c.

      op ligplaatsen, gelegen aan een afmeervoorziening met instemming van een huurder, erfpachter of eigenaar, tenzij het college het nemen van een ligplaats niet toestaat uit het oogpunt van ordening, veiligheid of milieu.

  • 2.

    Het is verboden een schip op een ligplaats te parkeren c.q. geparkeerd te houden.

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

  • 1.

    Een schip wordt deugdelijk en veilig afgemeerd, waarbij het is verboden een schip dat niet is bemand of dat onvoldoende is bemand om het te kunnen verhalen op een ligplaats te laten liggen.

  • 2.

    Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing voor schepen zonder bemanningsverblijf, alsmede in het geval dat door het college een ontheffing is verleend.

Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen

Een schip mag alleen met hulpmiddelen omhoog worden gebracht na verlening van een ontheffing.

Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven

  • 1.

    Een schip mag geen voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven gebruiken, als:

    • a.

      het aan de grond zit;

    • b.

      het gemeerd, ten anker of op spudpalen ligt;

    • c.

      het op korte afstand van de kade of de oever gaande wordt gehouden, of

    • d.

      de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven worden gebruikt om het schip tegen de kade of de oever aan te drukken, anders dan onmiddellijk voor het ontmeren of afmeren.

  • 2.

    Wat in het eerste lid, onder b, staat, geldt niet als het schip aan een ander schip gemeerd ligt en moet bij- of afdraaien ter voorkoming van schade.

  • 3.

    Als de voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven van een schip in werking zijn, is een persoon die met het schip mag varen in de stuurhut aanwezig.

  • 4.

    Wat in het derde lid staat, geldt niet als het schip:

    • a.

      afmeert of ontmeert;

    • b.

      een lengte van maximaal 35 meter heeft;

    • c.

      op grond van het vereiste geldige certificaat, als bedoeld in de Binnenvaartwet, met één bemanningslid mag varen, en

    • d.

      één bemanningslid zijnde de schipper, heeft, die als enige aan boord is.

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

  • 1.

    Een anker of een spudpaal mag alleen worden gebruikt:

    • a.

      na verleende ontheffing of in door het college aangewezen gebieden, of

    • b.

      in overeenstemming met ter plaatse aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen of met een besluit met dezelfde strekking als een verkeersteken.

  • 2.

    Wat in het eerste lid staat, geldt niet voor een anker als dit wordt gebruikt door een zeeschip op advies van een loods:

    • a.

      bij het afmeren, of

    • b.

      ter voorkoming van een aanvaring.

Artikel 3.8 Rechthebbenden

Alleen rechthebbenden mogen een schip vasthouden, zich daarop bevinden of een schip losmaken.

Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring

Een ieder die zich in de haven bevindt meldt de volgende situaties aan de havenmeester:

  • a.

    bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan een schip of aan boord van een schip die gevaar, schade of hinder hebben veroorzaakt of kunnen veroorzaken voor het schip of de omgeving;

  • b.

    schades aan infrastructuur en vaarwegmeubilair in de haven, eigendom van de gemeente Den Helder, NV Port of Den Helder of derden;

  • c.

    indien in strijd met artikel 4.1 is gehandeld.

Artikel 3.10 Meldplicht schepen

  • 1.

    Een zeeschip dat op weg is van of naar een in de haven gelegen ligplaats, meldt aan de havenmeester de volgende gegevens omtrent:

    • a.

      de aankomst;

    • b.

      het vertrek;

    • c.

      het verhalen;

    • d.

      de positie van het schip;

    • e.

      de gegevens met betrekking tot de te gebruiken nautische dienstverleners en de scheepsagent;

    • f.

      de gegevens met betrekking tot het schip;

    • g.

      de daarmee vervoerde lading, en

    • h.

      de uit te voeren reis.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien bij of krachtens het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart en het Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen

  • 1.

    Het college kan voor een ligplaats de operationele ruimte aanwijzen.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot het gebruik van de operationele ruimte.

  • 3.

    De huurder, erfpachter of eigenaar van de afmeervoorziening van de ligplaats mag schepen alleen ligplaats laten nemen binnen de operationele ruimte.

  • 4.

    Bunker- of dienstverlenende schepen mogen voor het uitvoeren van hun werkzaamheden geheel of gedeeltelijk buiten de operationele ruimte ligplaats innemen na een melding aan de havenmeester.

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

  • 1.

    Het college kan maatregelen opleggen ter bescherming van veiligheids-, ordenings- of milieubelangen aan een schip, als:

    • a.

      dat schip niet beschikt over de vereiste certificaten;

    • b.

      beslag is gelegd op dat schip, de lading of de bunkers;

    • c.

      dat schip is opgelegd;

    • d.

      dat schip is onttrokken aan het nautische of economisch verkeer;

    • e.

      de staat van onderhoud van het schip hiertoe aanleiding geeft.

  • 2.

    Degene aan wie de maatregelen zijn opgelegd, is verplicht daaraan gevolg te geven.

Artikel 3.12a Verhalen van schepen anders dan op eigen aanvraag

  • 1.

    Het college kan de rechthebbende van een schip schriftelijk en/of mondeling, opdragen, het schip te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, indien dit in het belang van de ordening, openbare orde, veiligheid of milieu noodzakelijk is.

  • 2.

    Indien geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht, bedoeld in het eerste lid, kan het college het schip voor rekening en risico van de rechthebbende verhalen of doen verhalen.

  • 3.

    In spoedeisende gevallen of indien de rechthebbende onbekend of onbereikbaar is, kan het college het schip voor rekening en risico van de rechthebbende direct verhalen of doen verhalen.

Artikel 3.13 Vast- en losmaken van zeeschepen

  • 1.

    Het is eenieder verboden de diensten van bootman te verrichten ten behoeve van een zeeschip:

    • a.

      met een lengte van meer dan 75 meter;

    • b.

      met een lengte van 75 meter of minder dat is gebouwd of wordt gebezigd voor het vervoer van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk, tenzij het schip leeg en schoon is gemaakt van die stoffen.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet als:

    • a.

      onmiddellijk als bootman wordt gehandeld door de bemanningsleden die, bij aankomst of vertrek van het schip op de betreffende ligplaats, aan boord zijn en de kapitein dit meldt aan de havenmeester;

    • b.

      wordt gehandeld door een bootman die is aangesloten bij een door het college aangewezen bootliedenorganisatie;

    • c.

      het zeeschip wordt verhaald langs een kade, zonder daarvan volledig los te komen;

    • d.

      de werkzaamheden worden verricht in het kader van de opleiding Bootman, onder verantwoordelijkheid van een bootman als bedoeld in onderdeel b;

    • e.

      het marine- of visserijschepen betreft en de kapitein aan de havenmeester meldt dat van de dienst van een bootman geen gebruik wordt gemaakt.

 

 

Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Het is verboden:

  • a.

    stoffen uit een schip te laten ontsnappen of voorwerpen in het water terecht te laten komen, waardoor gevaar, schade of hinder ontstaat of kan ontstaan, of

  • b.

    in de haven aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven te gebruiken.

Artikel 4.2 Verplichting gebruik walstroomvoorziening

  • 1.

    Het is verplicht om gebruik te maken van walstroom zodra er een ligplaats is ingenomen waar voldoende walstroomcapaciteit beschikbaar is.

  • 2.

    Het is toegestaan om direct voor het vertrek en direct na aankomst van een schip een generator of een hoofd- of hulpmotor in werking te hebben.

Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de ordening in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:

  • a.

    een verbod opleggen om met dat schip de haven binnen te komen, in de haven te verblijven of zich met dat schip op een ligplaats te bevinden, of

  • b.

    mondeling of schriftelijk aanwijzingen geven aan de kapitein, de schipper of de exploitant van het schip dat in de haven verblijft of zich op een ligplaats bevindt.

Artikel 4.4 Veilige toegang

  • 1.

    Een afgemeerd schip beschikt over een toegang, die geen gevaar, schade of hinder kan veroorzaken.

  • 2.

    Een binnenschip hoeft niet over een toegang te beschikken indien:

    • a.

      de feitelijke situatie dit onmogelijk maakt, of

    • b.

      het afmeren van korte duur is.

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

  • 1.

    Eenieder mag aan een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, als:

    • a.

      het schip ligplaats heeft op of bij een scheepswerf, of

    • b.

      werkzaamheden:

      • 1)

        plaatsvinden binnen een periode van 7 x 24 uur na aanvang van de eerste werkzaamheden;

      • 2)

        geen gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken;

      • 3)

        ten minste 25 meter verwijderd zijn van gevaarlijke stoffen of brandbaar materiaal;

      • 4)

        worden verricht en tijdens de werkzaamheden doelmatige brandblusmiddelen en personen die met het gebruik van die middelen bekend zijn, direct beschikbaar zijn;

      • 5)

        geen vonkvorming naar de buitenlucht veroorzaken of kunnen veroorzaken, en

      • 6)

        geen betrekking hebben op het maken, onderhouden, repareren, schoonmaken of behandelen van de scheepshuid.

  • 2.

    Werkzaamheden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip die gevaar, schade of hinder veroorzaken of kunnen veroorzaken, mogen alleen plaatsvinden als door een gasdeskundige:

    • a.

      een veiligheids- en gezondheidsverklaring is afgegeven, of

    • b.

      is vastgesteld dat geen veiligheids- en gezondheidsverklaring nodig is.

  • 3.

    Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen voor installaties waaraan aan boord van een schip geen werkzaamheden mogen worden verricht door eenieder, tenzij de werkzaamheden plaatsvinden op een locatie waar deze activiteiten zijn toegestaan.

  • 4.

    Sloopwerkzaamheden aan een schip mogen alleen worden verricht, als het schip ligplaats heeft op of bij een inrichting die deze sloopwerkzaamheden mag uitvoeren.

  • 5.

    Ten behoeve van de werkzaamheden aan een schip bedoeld in het eerste lid, onder b, worden voorafgaand aan de start van de werkzaamheden aanwijzingen gegeven door of namens de havenmeester.

  • 6.

    Degene die op schepen dan wel op de kade werkzaamheden en activiteiten verricht die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, treft zodanige maatregelen en voorzieningen, voor zover deze maatregelen en voorzieningen niet elders in deze verordening zijn voorgeschreven, dat schade aan het milieu wordt voorkomen.

Artikel 4.6 Ontsmetten

Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.

Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet

Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading in het buitenland is ontsmet, mag alleen ligplaats nemen of zich op een ligplaats bevinden, als:

  • a.

    tijdens en na het afmeren geen operationele handelingen worden uitgevoerd;

  • b.

    de ruimen en ventilatieopeningen van de ruimen gesloten zijn.

Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen

De ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een vergunning van het college.

Artikel 4.9 Minimumeisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

  • 1.

    Het college kan minimumeisen stellen aan de vergunninghouder en de vergunning voor de ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen.

  • 2.

    Deze minimumeisen kunnen betrekking hebben op:

    • a.

      de beroepskwalificaties van de vergunninghouder, diens personeel of de natuurlijke personen die de activiteiten van de vergunninghouder daadwerkelijk en permanent beheren;

    • b.

      de financiële draagkracht van de vergunninghouder;

    • c.

      de uitrusting die nodig is om scheepsafval en ladingresiduen in normale en veilige omstandigheden in ontvangst te nemen en het vermogen om deze uitrusting op het vereiste niveau te houden;

    • d.

      de beschikbaarheid om scheepsafval en ladingresiduen in ontvangst te nemen voor alle gebruikers, aan alle aanlegplaatsen en zonder onderbrekingen, dag en nacht, het hele jaar door;

    • e.

      naleving van eisen ten aanzien van maritieme veiligheid of de veiligheid en beveiliging van de haven of de toegang tot de haven, de installaties, uitrusting en werknemers en andere personen;

    • f.

      naleving van lokale, nationale, Europese en internationale milieueisen, of

    • g.

      de betrouwbaarheid van de vergunninghouder, als bepaald overeenkomstig eventueel toepasselijk nationaal recht inzake betrouwbaarheid, rekening houdend met dwingende redenen om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de aanbieder van havendiensten.

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

  • 1.

    Een mobiele ontgasvoorziening mag alleen dampen van ladingrestanten van een tankschip ontvangen als zij beschikt over een vergunning van het college.

  • 2.

    Direct voorafgaand aan en direct na afloop van het gesloten schoonmaken van ladingtanks via een mobiele ontgasvoorziening wordt een melding gedaan aan de havenmeester, tenzij het schoonmaken plaatsvindt op een locatie waar deze activiteit is toegestaan.

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

  • 1.

    Een tankschip mag haar ladingtanks of sloptanks leeg van de volgende stoffen alleen gesloten schoonmaken:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code vervoerd moet worden in een tank met een aansluitmogelijkheid voor een dampretourleiding;

    • b.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge het ADN gesloten vervoerd moet worden;

    • c.

      een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of

    • d.

      een vluchtige organische stof.

  • 2.

    Ladingtanks of sloptanks van een tankschip, leeg van andere stoffen als bedoeld in het eerste lid mogen open worden schoongemaakt op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 3.

    Ladingtanks van een tankschip dat vloeibare gassen als bedoeld in het ADN of de IGC­ code vervoert mogen alleen worden schoongemaakt als het schip op de ligplaats ligt:

    • a.

      op een locatie waar deze schoonmaakactiviteiten zijn toegestaan, en

    • b.

      op deze locatie de restanten van de vloeibare gassen in ontvangst worden genomen.

  • 4.

    Het ventileren van ladingtanks of sloptanks van een tankschip, is alleen toegestaan op de daartoe door de havenmeester aangewezen locaties.

  • 5.

    Wat in het tweede en vierde lid staat, geldt niet voor de stoffen die zijn genoemd in bijlage 2

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of andere hinder ontstaat of kan ontstaan.

  • 7.

    Voorafgaand aan het schoonmaken of ventileren wordt een melding gedaan aan de havenmeester.

Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks/sloptanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of als laatste hebben bevat en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:

  • a.

    één zeetankschip, of

  • b.

    maximaal twee binnentankschepen, overeenkomstig het ADN gecertificeerd, liggen.

Artikel 4.13 Overslag tussen schepen en mobiele voorzieningen op de wal

  • 1.

    Het is verboden gevaarlijke of schadelijke vloeistoffen tussen een schip en een mobiele voorziening op de wal:

    • a.

      over te slaan;

    • b.

      als brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen te bunkeren of te debunkeren in een gebied of op een ligplaats die niet is aangewezen op grond van artikel 8.1, derde lid, of artikel 8.4, tweede lid, of

    • c.

      als scheepsafvalstoffen in te zamelen;

  • tenzij deze activiteit onderdeel uitmaakt van een locatie waar deze werkzaamheden zijn toegestaan.

  • 2.

    In afwijking van wat in het eerste lid, onder c, staat, kan het college gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar het inzamelen door een mobiele voorziening is toegestaan.

 

 

Paragraaf 5 Oliehavens

Artikel 5.1 Aanwijzing oliehavengebieden

Het college kan oliehavengebieden aanwijzen.

 

Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen

  • 1.

    Het college kan een ligplaats aanwijzen waar tankschepen geladen met of leeg van vloeibare, gevaarlijke of schadelijke stoffen mogen afmeren.

  • 2.

    Het college kan aan de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, voorwaarden verbinden met betrekking tot de aard en hoeveelheid van de lading en de uit te voeren activiteiten door de schepen.

Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

  • 1.

    De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een tankschip en een activiteit op de wal mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.

  • 2.

    De overslag vindt plaats overeenkomstig de controlelijst.

Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

  • 1.

    Tijdens de overslag tussen tankschepen onderling van de volgende vloeibare gevaarlijke stoffen:

    • a.

      een gevaarlijke of schadelijke stof die ingevolge de IBC Code of het ADN vervoerd moet worden in een tank met een aansluiting voor een dampretourleiding of gesloten vervoerd moet worden;

    • b.

      van een vloeistof als bedoeld in bijlage 2, of

    • c.

      van een vluchtige organische stof;

  • wordt gebruik gemaakt van een:

    • 1)

      tussen betrokken ladingtanks aangesloten dampretourleiding, of

    • 2)

      van een ontgasvoorziening op zodanige wijze dat er geen dan wel zo min mogelijk emissie naar de atmosfeer plaatsvindt buiten de kaders zoals aangegeven in de vergunning van de ontgasvoorziening.

  • 2.

    Voor de overslag worden niet meer ladingleidingen gebruikt dan noodzakelijk. De vaste aansluitpunten voor ladingleidingen liggen op zo kort mogelijke afstand van elkaar.

  • 3.

    Bij de overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen wordt de vaste scheepsleiding gebruikt.

  • 4.

    Bij het lossen van vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, wordt de vaste scheepspomp gebruikt.

  • 5.

    Een schip dat vloeibare gevaarlijke stoffen, met uitzondering van schadelijke stoffen, overslaat, mag aan beide zijden één schip afgemeerd hebben. Er mogen meer schepen aan één zijde afgemeerd liggen als het gaat om:

    • a.

      één enkel dienstverlenend schip, mits deze afgemeerd wordt buiten de ladingzones van het tankschip, of

    • b.

      één enkel bunkerschip.

Artikel 6.4 Overslag van gas

Het is verboden een gas als bedoeld in de IGC Code of het ADN tussen twee tankschepen onderling over te slaan.

Artikel 6.5 Langszij afmeren bij overslag van gas

Het is verboden af te meren langszij een schip dat betrokken is bij de overslag van een gas zoals bedoeld in de IGC Code of het ADN.

 

 

Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk

Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen

  • 1.

    Een schip dat geladen is met een in bijlage 3 genoemde gevaarlijke stof in verpakking mag alleen ligplaats nemen binnen een in bijlage 3 genoemde afstand van een (zeer) kwetsbaar gebouw of locatie, als wordt gehandeld in overeenstemming met de in bijlage 3 opgenomen bepalingen.

  • 2.

    Het ligplaats nemen wordt uiterlijk 3 uur van tevoren gemeld aan de havenmeester.

 

 

Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

Artikel 8.1 Bunkeren

  • 1.

    Door het college aangewezen brandstoffen of energiebronnen mogen alleen na melding aan de havenmeester worden gebunkerd of gedebunkerd.

  • 2.

    De havenmeester kan aan de melding tot het bunkeren of debunkeren aanvullende voorschriften verbinden.

  • 3.

    Een schip mag alleen gebunkerd of gedebunkerd worden met brandstoffen of energiebronnen op de daartoe door het college aangewezen ligplaatsen.

  • 4.

    Het college kan brandstoffen aanwijzen die niet gedebunkerd mogen worden.

  • 5.

    Het college kan brandstoffen of energiebronnen aanwijzen die één of meerdere eigenschappen van een gevaarlijke stof bevatten waarbij gelijktijdige activiteiten met het bunkeren of debunkeren van deze brandstoffen of energiebronnen zijn toegestaan.

Artikel 8.2 Minimumeisen aan een bunkeractiviteit

Minimumeisen aan een bunkeractiviteit worden door het college opgenomen in een aanwijzingsbesluit.

Artikel 8.3 Regels schepen langszij bij bunkeren

Het college kan beperkingen stellen aan de locatie waar en het aantal en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het college aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen.

Artikel 8.4 Hulpstoffen

  • 1.

    Door het college aangewezen hulpstoffen mogen alleen na melding aan de havenmeester van of aan boord van een schip worden gebracht.

  • 2.

    Het college kan gebieden of ligplaatsen aanwijzen waar:

    • a.

      hulpstoffen niet van of aan boord van een schip worden gebracht;

    • b.

      hulpstoffen wel van of aan boord van een schip worden gebracht, of

    • c.

      alleen bepaalde hulpstoffen van en aan boord van schepen mogen worden gebracht.

Artikel 8.5 Minimumeisen aan het aan en van boord brengen van hulpstoffen

Minimumeisen aan het aan en van boord brengen van hulpstoffen worden door het college opgenomen in een aanwijzingsbesluit.

Artikel 8.6 Controlelijst (de)bunkeren en aan boord brengen hulpstoffen

  • 1.

    Het college kan voor het bunkeren of het debunkeren van bepaalde door het college aan te wijzen brandstoffen en energiebronnen of het van of aan boord brengen van bepaalde door het college aan te wijzen hulpstoffen een controlelijst vaststellen.

  • 2.

    Het college kan tevens categorieën van schepen aanwijzen waar de controlelijst voor geldt.

  • 3.

    Een controlelijst wordt door de bij het bunkeren of het debunkeren betrokken partijen ingevuld, nageleefd en tot ten minste 24 uur na het beëindigen van het bunkeren of het debunkeren aan boord van de betrokken schepen gehouden.

Artikel 8.7 Seinvoering

  • 1.

    Tijdens het bunkeren van LNG voert een LNG-aangedreven zeeschip als bijkomend teken tussen zonsopgang en zonsondergang de internationale seinvlag "B" en tussen zonsondergang en zonsopgang een rood helder rondom schijnend licht.

  • 2.

    Het college kan voor het bunkeren van andere brandstoffen of energiebronnen als bedoeld in het eerste lid aanwijzingen voor de seinvoering geven.

Artikel 8.8 Meldingen

Het college kan brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen aanwijzen waarvoor meldingen moeten worden gedaan aan de havenmeester voorafgaand en bij beëindiging van het bunkeren, debunkeren of het aan of van boord brengen van de hulpstoffen:

  • a.

    door of namens de bunkeraar of leverancier, of

  • b.

    door of namens het te bunkeren schip.

 

 

Paragraaf 9 Overige bepalingen en dienstverlening

Artikel 9.1 Voorzieningen in de haven

Voorzieningen of voorwerpen mogen, na aanwijzingen van de havenmeester, in, op, onder of boven water worden geplaatst of aangebracht, als:

  • a.

    daardoor geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, of

  • b.

    het betreft het hebben, plaatsen of aanbrengen van scheepstoebehoren en voorzieningen, en als zodanig in gebruik zijn, om een schip te laden en te lossen.

Artikel 9.2 Bedieningstijden en -voorschriften bruggen en sluizen

  • 1.

    Het college stelt bedieningstijden en -voorschriften vast voor bruggen en sluizen die NV Port of Den Helder in beheer heeft.

  • 2.

    Het college houdt bij het nemen van haar besluit overeenkomstig het eerste lid rekening met de belangen van het verkeer te water, van het openbaar vervoer en van het overige wegverkeer.

Artikel 9.3 Gebruik bruggen en sluizen

  • 1.

    Het is eenieder verboden, ten tijde van het openen, het geopend zijn en het sluiten van een brug of sluis zich te bevinden op het beweegbare gedeelte van een brug of sluis of op het aansluitende weggedeelte tot de slagboom.

  • 2.

    Het is eenieder verboden, bruggen en sluizen, alsmede de daarbij behorende objecten zoals aanvaarbescherming, remmingwerk, dukdalf of steiger ten behoeve van onderhoud, te gebruiken voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn bestemd.

  • 3.

    Het is eenieder verboden vanaf bruggen of sluizen te duiken of te springen.

  • 4.

    Het is anderen dan de door NV Port of Den Helder aangewezen personen verboden om bij NV Port of Den Helder in beheer zijnde bruggen en/of sluizen te bedienen of daarbij gebruikte slagbomen te openen of te sluiten.

Artikel 9.4 Verwijderen obstakels

Degene die een brug met een schip passeert, is verplicht zo veel mogelijk uitstekende obstakels te verwijderen indien daardoor het openen of het geopend houden van de brug kan worden beperkt of voorkomen.

Artikel 9.5 Handel

  • 1.

    Het is eenieder verboden op het water en/of de daaraan gelegen haven- en kadeterreinen en op of aan de weg, al dan niet met een voertuig of enig ander middel, een standplaats in te nemen teneinde handel te drijven of diensten aan te bieden.

  • 2.

    Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

Artikel 9.6 Verbod tot zwemmen, baden, duiken, dreggen en verrichten duikwerkzaamheden

  • 1.

    Het is verboden in de haven te baden of te zwemmen.

  • 2.

    Het is verboden in de haven te duiken en/of met middelen naar zich onder het wateroppervlak bevindende voorwerpen te zoeken of deze op te dreggen.

  • 3.

    Het is verboden in de haven duikwerkzaamheden te verrichten.

  • 4.

    Het college kan in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.9, ook in andere gevallen ontheffing verlenen van de in dit artikel opgenomen verboden.

Artikel 9.7 Keuring van schepen

  • 1.

    Indien aan een schip door een inspecteur die gekwalificeerd is om keuringen uit te voeren voor een door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat erkende instelling of persoon voor het keuren van binnenschepen, een Verklaring van Deugdelijkheid is verstrekt, wordt de verklaring op verzoek, in afschrift aan de havenmeester overlegd.

  • 2.

    Een Verklaring van Deugdelijkheid verliest zijn geldigheid:

    • a.

      vijf jaar na de datum van afgifte;

    • b.

      indien de inrichting van het schip wordt gewijzigd, of

    • c.

      indien wegens de staat waarin het schip verkeert, gebruik niet langer verantwoord is.

 

 

Paragraaf 10 Handhaving en strafbepaling

Artikel 10.1 Verplichting om regels na te leven

De bij of krachtens deze verordening gestelde regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.

Artikel 10.2 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

  • 2.

    Zij zijn bevoegd inzage te vorderen en afschrift te nemen van bescheiden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.

  • 3.

    Zij zijn bevoegd met hun apparatuur metingen te verrichten en van stoffen monsters te nemen. Een en ander voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. De genomen monsters worden voor zover mogelijk aan de rechthebbende op de stoffen teruggegeven.

Artikel 10.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen inlichtingen

Eenieder is desgevraagd aan de in artikel 10.2, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening aan hen verleende bevoegdheden nodig zijn.

Artikel 10.4 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10.5 Betreden van woonruimten

Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd een woning binnen te treden, zonder toestemming zoals bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden van de bewoner.

 

 

Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 11.1 Overgangsrecht

  • 1.

    Besluiten, genomen krachtens de in artikel 11.2 ingetrokken verordening, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een besluit op grond van de in artikel 11.2 ingetrokken verordening is ingediend waarop nog niet is beslist op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt deze aanvraag afgehandeld overeenkomstig deze verordening.

Artikel 11.2 Intrekking oude regelgeving

De Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013 van 3 december 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 11.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van haar bekendmaking.

Artikel 11.4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Havenverordening Den Helder.

Aldus besloten in de raadsvergadering van 6 oktober 2025,

voorzitter,

J.A. de Boer MSc.

griffier,

mr. drs. M. Huisman

BIJLAGE 1 van de Havenverordening Den Helder

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BIJLAGE 2 van de Havenverordening Den Helder, vloeistoffenlijst

 

De in artikel 4.11 en artikel 6.3 van de Havenverordening Den Helder bedoelde stoffen zijn:

 

Stofnaam

V.N.-nummer

benzeen

1114

benzeenhoudende mengsels met meer dan 10% benzeen

meerdere V.N.- nummers mogelijk

ethylacrylaat

1917

formaldehyde oplossing

1198 of 2209

iso-butylacrylaat

2527

iso-butyraldehyde

2045

iso-propylamine

1221

methylacrylaat

1919

n-butylacrylaat

2348

n-butyraldehyde

1129

propyleenoxide

1280

styreen

2055

terpentijn

1299

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 3 Zonering gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Den Helder

 

 

IMDG Klasse

Zone A

Zeeschepen/Binnenschepen

 

0-100 m tot zeer kwetsbare gebouwen

Zone B

Zeeschepen

 

100-300 m tot zeer kwetsbare gebouwen

Zone C

Zeeschepen

 

300-500 m tot zeer kwetsbare gebouwen

Zone D

Zeeschepen

 

500-800 m tot zeer kwetsbare gebouwen

Zone E

Zeeschepen

 

>800 m tot zeer kwetsbare gebouwen

1.1 (NEM)

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 25 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 1.500 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 12.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 50.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

1.2 (NEM)

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 25 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 5.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 12.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

1.3 (NEM)

Verboden voor :

 

Totale hoeveelheid > 5.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 12.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

1.4 (NEM)

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

1.5 (NEM)

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 25 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 1.500 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 12.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 50.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

1.6 (NEM)

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.1

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 10.000 kg

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor de UN-nummers: 1032, 1036, 1041, 1061, 1083

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.2

Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor UN-nummer: 2451

 

Overig: onbeperkt

 

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

2.3

V erboden

Verboden voor UN-nummers: 1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Onbeperkt voor UN-nummers:

 

1008, 1016, 1023, 1045, 1071, 1612, 1660, 1859, 1911, 1953, 1955, 2190, 2198, 2417, 2451, 2600, 3303, 3304, 3305, 3306

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading > 13.000 kg voor de UN-nummers:

 

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading > voor de UN-nummers:

 

1017, 1026, 1048, 1050, 1053, 1067, 1069, 1076, 1082, 2188, 2192, 2199, 2202, 2204, 2418, 2420, 2676, 3083

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

3

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 10.000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

4.1

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

4.2

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

4.3

Verboden voor UN-nummer:

 

1295

 

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 10.000 kg voor UN-nummer: 1242

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor UN-nummer:

 

1295

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor het UN-nummer: 1295

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.1

Verboden voor UN-nummer :

 

1745

 

Verboden voor:

 

Totale hoeveelheid > 10.000 kg voor UN-nummers: 1745 en 2495

 

Overig: onbeperkt

Verboden voor UN-nummer:

 

1745

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor het UN-nummer: 1745

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

5.2

Verboden voor :

 

Totale hoeveelheid > 10.000 kg

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

6.1

Verboden voor de UN-nummers:

 

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overige UN-nummers verboden voor:

 

totale hoeveelheid >10.000 kg

Verboden voor de UN-nummers:

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overig: onbeperkt

 

Verboden in tankcontainers met een lading >13.000 kg voor de UN-nummers:

 

1051, 1092, 1185, 1239, 1259, 1613, 1614, 2480, 2486, 3249

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

7

Verboden voor de UN-nummers :

 

1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overige stoffen verboden voor:

 

totale hoeveelheid > 10.000 kg

Verboden voor de UN-nummers:

 

1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overig: onbeperkt

Verboden in verpakking met een lading >13.000 kg voor de UN-nummers: 1052, 1744, 1786, 1790, 1818

 

Overig: onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

8

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

Onbeperkt

 

 

Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden en zijn in Netto Explosieve Massa (NEM).

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting op de Havenverordening Den Helder

 

Verhouding tot andere regelgeving

De bepalingen in deze verordening zijn aanvullend ten opzichte van hogere regelgeving, zoals rijksregelgeving, in het bijzonder het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling melding en communicatie scheepvaart, de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Omgevingswet, en Europese regelgeving, zoals het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.

 

Artikelsgewijze toelichting

Hieronder is de artikelsgewijze toelichting opgenomen. Niet alle artikelen hebben een toelichting, alleen de artikelen die een toelichting behoeven zijn toegelicht.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en uitleg behoeven, zijn ondergebracht in artikel 1.1. Daarbij is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij definities in nationale en internationale regelgeving.

Hieronder volgt een toelichting op een aantal begrippen.

 

Dienstverlening

Onder dienstverlening wordt het volledige aanbod van diensten binnen de haven verstaan.

Bijvoorbeeld maar niet uitsluitend:

  • -

    dienstverlening die verband houdt met het repareren of schoonmaken;

  • -

    het brengen of halen van voorraden of scheepsonderdelen;

  • -

    inzamelen van scheepsafvalstoffen;

  • -

    vastmaken van schepen.

 

Gevaarlijke stoffen

De definitie van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de indeling vanuit de internationale vervoerswetgeving, waarbij het criterium veiligheid tijdens het vervoer en behandeling wordt gehanteerd.

 

Het onderscheid tussen gevaarlijke en schadelijke stoffen (zie hieronder) is voor de toepassing van diverse artikelen in deze verordening van belang. Een als lading vervoerde stof kan louter gevaarlijk zijn, louter schadelijk, in de zin van verontreinigend voor het mariene milieu, of zowel gevaarlijk als schadelijk. Vervoerde eetbare olie in bulk in een tanker is bijvoorbeeld een schadelijke, maar géén gevaarlijke stof. Vervoerde benzine in bulk in een tanker is zowel een schadelijke als gevaarlijke stof, terwijl benzine vervoerd in een tankcontainer alleen een gevaarlijke stof is.

 

Haven

Hier wordt gedefinieerd wat onder het begrip "haven" valt. Dit begrip moet in samenhang met artikel 1.2 van deze verordening worden gelezen.

 

Havenmeester

Onder het begrip "havenmeester" wordt de publiekrechtelijke, door het college aangewezen havenmeester van NV Port of Den Helder verstaan, dat wil zeggen de autoriteit die in de haven toeziet op de ordening, het milieu en de veiligheid, voor zover deze door het college gemandateerde taken heeft of op basis van deze verordening de bevoegdheid zelf heeft.

 

Inerte atmosfeer

Een zodanige atmosfeer dat bij vermenging met lucht geen explosief mengsel kan ontstaan, waarbij het volumepercentage zuurstof en koolwaterstofgas voldoet aan de relevante IMO verplichtingen.

 

Ontgasvoorziening

Zowel nationaal als internationaal worden regels gesteld die het ontgassen van ladingtanks met gevaarlijke dampen naar de atmosfeer de komende jaren beperken. Schepen dienen hun ladingtanks dan op een andere wijze van hun gevaarlijke dampen te ontdoen. Dit zal via een ontgasvoorziening moeten plaatsvinden.

Deze ontgasvoorziening kan zowel op een vaste locatie als op een mobiele locatie (bijvoorbeeld op een schip) plaatsvinden.

 

Open schoonmaken en gesloten schoonmaken

In de verordening wordt onderscheid gemaakt in het open en gesloten schoonmaken. Hiervoor is gekozen om in de artikelen over het schoonmaken van ladingtanks duidelijk te maken wanneer dampen van bepaalde gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer mogen worden geventileerd.

 

Schadelijke stoffen

In deze begripsomschrijving wordt alleen nog naar de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) verwezen. In deze wet worden alle schadelijke stoffen aangewezen. Om die reden behoeft het college, zoals voorheen het geval was, deze stoffen niet nader aan te wijzen.

 

Scheepsafval

"Scheepsafval" is gedefinieerd als het afval van een schip, dat ontstaat tijdens de reguliere bedrijfsvoering van een schip. Specifiek zijn vermeld: olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozonaantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers en ballastwater. Daarnaast bevat het begrip "scheepsafval" ook lading gebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen niet onder deze definitie.

 

Zeeschip

Ten aanzien van het begrip "zeeschip" wordt opgemerkt dat schepen die de vereiste documenten hebben om op de binnenwateren en op zee te varen (de zogenaamde binnen­ buitenschepen), op grond van deze definitie worden aangemerkt als zeeschip.

 

 

Artikel 1.2

Toepassingsgebied en bevoegd gezag

 

In de verordening wordt het begrip “haven” gehanteerd voor het gebied dat bij NV Port of Den Helder in eigendom, erfpacht of beheer is.

 

Het toepassingsgebied beperkt zich niet alleen tot de als haven omschreven wateren, doch strekt zich eveneens uit over alle in de haven gelegen bouwwerken, kademuren, terreinen en dergelijke, zoals aangegeven in bijlage 1. Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde, de veiligheid en het milieu in de haven ongunstig kan worden beïnvloed. Te denken valt hierbij aan over het water stekende kranen of balken.

 

Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?

De bepalingen van deze verordening zijn (in principe) van toepassing op de schipper of de kapitein. In enkele artikelen in de verordening is expliciet bepaald dat "eenieder" zich aan dat voorschrift dient te houden.

 

Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming

Op de beslistermijnen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De lex silencio positivo van paragraaf 4.1.3.3 uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is hier niet op van toepassing.

Aanvragen voor toestemmingen moeten worden ingediend bij NV Port of Den Helder.

 

Artikel 1.7 Geldigheidsduur

Een toestemming die wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een ontheffing voor een activiteit.

De termijn wordt vermeld in de toestemming en hangt samen met de aanvraag. Een toestemming kan worden verleend voor de maximale duur van vijf jaar. Het tweede lid geeft de mogelijkheid om van de gestelde maximale duur van vijf jaar af te wijken, indien dit past binnen het wettelijk kader dat geldt voor de activiteit waarvoor de aanvraag om toestemming wordt gedaan. De beoordeling van de aanvraag en de toe te kennen geldigheidsduur vindt onder andere plaats binnen het kader van de EU-Zeehavenverordening (EU 2017/352 Verordening tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens) of andere van toepassing zijnde (toekomstige) nationale, Europese of internationale regelgeving.

 

Het college kan in spoedeisende gevallen een mondelinge toestemming verlenen.

 

Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden

In de verordening en het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) zijn in de afzonderlijke artikelen zelf geen ontheffings- of vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. Er wordt volstaan met deze algemene mogelijkheid om ontheffing of vrijstelling te verlenen voor de verboden en geboden in de verordening.

 

Artikel 1.10 Melding aan de Havenmeester

Deze meldingen zijn niet gebaseerd op nadere regels van het college. De meldplicht komt voort uit zowel hogere wet- en regelgeving als deze verordening. In de hogere wetgeving of deze verordening staat welke gegevens in welke situatie aangeleverd moeten worden, zie bijv. artikel 3.10 van deze verordening of het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart.

 

Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven

 

Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken

In het BPR is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat het college dezelfde tekens gebruikt ten behoeve van de ordening in de haven. Op grond van artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet heeft het bevoegd gezag, zijnde het college van burgemeester en wethouders van Den Helder, de bevoegdheid tot het aanbrengen en verwijderen van verkeerstekens.

 

Artikel 3.1a Toegang tot/gebruik van openbare haven- en kadeterreinen

Dit artikel heeft mede tot doel om de toegangsregels en gebruiksregels te regelen. Met dit artikel wordt beoogd te voorkomen dat mensen die geen relatie met de haven hebben zich bevinden in de haven en op de kade. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van voorwerpen is alleen toegestaan op basis van het gestelde in dit artikel.

 

Artikel 3.1b Overige verplichtingen

In dit artikel wordt bepaald dat ook de voorwaarden/voorschriften welke aan de beheerder/exploitant van de haven/kade worden gesteld middels een vergunning of ander publiekrechtelijk besluit ook op de gebruikers van toepassing zijn.

 

Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen

Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich niet mogen bevinden. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn.

 

Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren

In het artikel wordt bewust niet verder omschreven wat onder deugdelijk en veilig afmeren wordt verstaan. Goed zeemanschap en bestaande richtlijnen, zoals de Guidelines on Mooring van Oil Compagnies International Marine Forum geven richting hoe een bepaald type schip dient af te meren en laten de verantwoordelijkheid voor het afmeren in eerste instantie bij de kapitein of de schipper.

 

In de praktijk komt het voor dat een schip slechts op een spring is afgemeerd en waarna wordt overgegaan tot lossen of laden. Hierdoor bestaat het gevaar dat lading in het oppervlaktewater wordt gemorst of materiële schade aan schip of haveninfrastructuur ontstaat. Door het opnemen van de verplichting op deugdelijke wijze af te meren, kan hiertegen worden opgetreden. Het schip moet zodanig zijn afgemeerd dat geen voor- of achterwaartse verplaatsing kan plaatsvinden, zij het dat enige beweging als gevolg van golfslag of winddruk onvermijdelijk is, en schade, anders dan door toedoen van menselijk handelen, wordt voorkomen.

 

Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen

Op grond van dit artikel is het mogelijk een schip omhoog te brengen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In verband met onduidelijkheid over het begrip 'opvijzelen' is ervoor gekozen de term 'omhoog brengen' op te nemen, wat feitelijk dezelfde betekenis heeft als opvijzelen. Er is gekozen deze regeling niet alleen te laten gelden voor een boorinstallatie, een werkeiland of een soortgelijk object (hierna: werkeiland), maar voor een schip in het algemeen (daaronder vallen ook een booreiland etc.). In de definitiebepalingen zijn de specifieke objecten onder het begrip 'schip' opgenomen.

 

Het college kan gebieden aanwijzen waar dit omhoog brengen mogelijk is.

 

Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers , boegschroeven of hekschroeven

Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, pijpleidingen, kades, steigers en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als deze anders worden gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats.

 

Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven mag ook niet plaatsvinden als een schip op spudpalen ligt of als het schip gaande wordt gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt (anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren). Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.

 

Het bij- of afdraaien door een schip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade, levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is daarom aanvaardbaar, gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade.

 

Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen

In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen. Het college kan daarom:

  • gebieden aanwijzen;

  • verkeerstekens plaatsen, of

  • kan besluiten nemen met dezelfde strekking

 

als gebleken is dat het gebruik van ankers en spudpalen geen schade toebrengt.

 

 

 

Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen

Het college kan aan een ligplaats een operationele ruimte toewijzen, een in drie dimensies (lengte, breedte en diepte) afgebakend waterperceel, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te voeren.

 

Het tweede lid spreekt over gebruik. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan de wijze waarop een schip moet worden afgemeerd of de kielspeling.

De verantwoordelijkheid voor naleving van het derde lid is neergelegd bij de huurder, erfpachter of eigenaar(= beheerder) van de afmeervoorziening, waar de ligplaats aan ligt, aangezien deze beschikt over de actuele planning van verwachte scheepvaart op de ligplaats en het in zijn macht heeft in te grijpen, aangezien deze rechthebbende is van het desbetreffende stuk water.

 

In het vierde lid wordt een uitzondering gemaakt voor bunker- of dienstverlenende schepen om buiten de operationele ruimte hun activiteiten uit te oefenen. Gelet op het relatief kortdurende karakter van deze activiteiten is ervoor gekozen om deze bunkerschepen en dienstverlenende schepen een operationele melding aan de havenmeester te laten doen. Deze kan overzien of de operationele ruimte wordt overschreden en zo ja, of dit een knelpunt gaat opleveren in de scheepvaartafhandeling. Voor deze activiteiten is geen toestemming nodig. De melding kan de havenmeester wel aanleiding geven om bijvoorbeeld aanwijzingen te geven om bijvoorbeeld de activiteit uit te stellen.

 

Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer

Dit artikel is opgenomen in de verordening om te voorkomen dat schepen door de eigenaar worden onttrokken aan het economisch verkeer (worden "opgelegd"), of niet vrijwillig onttrokken worden aan het economisch verkeer, omdat schepen onder beslag worden gelegd of dat schepen een vaarverbod krijgen opgelegd.

 

Bij een opgelegd schip blijft vaak een minimum aan bemanningsleden aan boord. Dit, om enerzijds te zorgen voor een kostenreductie en om er anderzijds voor te zorgen dat het minimale onderhoud dat aan boord vereist is, plaatsvindt. Bij een schip waarop beslag of een vaarverbod is gelegd, kan ook, vanwege de duur van de maatregel, een deel van de bemanning van boord gehaald worden.

 

Bij een gevaarlijke situatie in de haven dient in beginsel elk afgemeerd schip te allen tijde in staat te zijn op eigen kracht of met behulp van sleepboten onmiddellijk van ligplaats te veranderen. Daarnaast moet onder meer toegezien worden op een blijvende deugdelijke afmeersituatie.

 

Dit artikel biedt de mogelijkheid om doeltreffende maatregelen op te kunnen leggen aan de kapitein, schipper of exploitant van het schip om de ordening, veiligheid of het milieu ten aanzien van het schip en haar omgeving blijvend te waarborgen. Te denken valt aan het voorschrijven van een minimum aan bemanningssterkte.

 

Verwaarlozing van een schip levert een risico op voor de ordening, veiligheid of het milieu. De rechthebbende van het schip is te allen tijde verantwoordelijk voor de staat van onderhoud van het schip. De rechthebbende dient voor eigen rekening en risico de staat van het schip aan te tonen indien hierom wordt gevraagd.

 

Artikel 3.12a Verhalen van schepen anders dan op eigen aanvraag

Schepen kunnen in de weg liggen als bijvoorbeeld een calamiteit op het land of op het water moet worden bestreden. Tevens kunnen schepen zelf door een calamiteit gevaar lopen. Daarnaast zijn er openbare orde en andere motieven denkbaar die het noodzakelijk maken dat een schip (tijdelijk) moet worden verhaald.

 

Aangezien niet altijd in strijd met bestaande wettelijke voorschriften wordt gehandeld, is bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21 Awb in dergelijke gevallen niet mogelijk.

 

Teneinde de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, wordt – overeenkomstig artikel 5:24 Awb – de beslissing op schrift gesteld in het geval van niet-spoedeisend belang.

 

Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt indien dit noodzakelijk is in het kader van de ordening, de openbare orde, de veiligheid of het milieu.

Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de ordening van de haven, is het noodzakelijk worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.

De rechthebbende van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Indien medewerking wordt geweigerd, kan het schip op kosten van de kapitein, schipper, verhaald worden.

 

Artikel 3.13 Vast- en losmaken van zeeschepen

Gelet op de veiligheid vereist deze verordening dat het vast- en losmaken van zeeschepen gebeurt door professionele partijen. In het eerste lid is daarom een verbod opgenomen voor twee situaties, waarbij de diensten van bootman niet mogen worden verricht.

In het tweede lid zijn op dit verbod een aantal uitzonderingen opgenomen.

 

De diensten van bootman worden in de haven aangeboden.

 

Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven

 

Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen

Dit artikel is opgenomen in het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) geluid- en luchtkwaliteit in de haven. Het onder a. gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip. Handelingen gepleegd vanaf de wal vallen buiten deze bepalingen. Deze handelingen worden geregeld in de milieuwet- en regelgeving.

 

Het gebruik van afvalverbrandingsovens aan boord van schepen is, ter voorkoming van gevaar, schade en hinder van afvalverbrandingsovens voor de omgeving, verboden.

Eventueel zich aan boord bevindend afval kan worden afgegeven aan de daartoe bestemde inzamelaars.

 

Artikel 4.2 Verplichting gebruik walstroomvoorziening

Dit artikel is opgenomen in het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) geluid- en luchtkwaliteit in de haven. Daar waar walstroomaansluitingen aanwezig zijn, en deze voor het schip van voldoende capaciteit is, moet van deze voorziening gebruik worden gemaakt.

Het tweede lid is bedoeld voor de periode die benodigd is voor het aan- en ontmeren.

 

Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen

De Scheepvaartverkeerswet regelt het toelatingsbeleid voor het varende verkeer. Artikel 4.3 regelt een goed havenbeheer en biedt tevens de mogelijkheid om in te kunnen grijpen als schepen ernstig gevaar, schade of hinder of ernstige gevolgen voor de ordening veroorzaken of kunnen veroorzaken.

 

De te treffen maatregelen kunnen van (min of meer) ingrijpende aard zijn en het kan om een grote variëteit aan maatregelen gaan, afhankelijk wat nodig is. Hierbij kan gedacht worden aan schepen die in brand staan, dreigen te zinken of schepen waaruit gevaarlijke stoffen lekken. De maatregelen kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van het schip, tot - in het uiterste geval - het verbieden van de binnenkomst of van verblijf van het schip in de haven.

 

Artikel 4.4 Veilige toegang

Een veilige toegang is beschreven in o.a. International Convention for the Safety of Life at Sea (SOLAS) en Arboregelgeving en de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen. Hierin staat beschreven wat onder een veilige toegang wordt verstaan.

 

Het tweede lid maakt een uitzondering voor binnenvaartschepen. Een toegang kan tijdens het laden of lossen juist meer onveiligheid creëren. Wanneer een (binnenvaart)schip voor korte duur afmeert, bijvoorbeeld tijdens het bunkeren, auto afzetten, is het niet nodig om een veilige toegang op te zetten Dit kan ook voor zeeschepen zijn, bijv. bij het afzetten van overleden personen, of alleen bunkeren.

 

Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden

Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden vaak aan boord verricht door de eigen bemanning, door een reparatiefirma of door werknemers van de stuwadoor. Het verrichten van reparaties kan gevaren met zich meebrengen. Het artikel richt zich tot eenieder.

 

Om te voorkomen dat overige werkzaamheden buiten een locatie waar deze activiteit is toegestaan worden uitgevoerd, uitgroeien tot werkzaamheden van grote omvang met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur zijn in het eerste lid, onder b, voorschriften opgenomen dat de duur van de werkzaamheden totaal ten hoogste zeven dagen mag zijn binnen de haven. Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen.

 

Onder het in het tweede lid bedoelde tankschip wordt tevens begrepen een combinatietankschip, dat is omgebouwd tot bulkcarrier en nog slechts geschikt is voor het vervoer van droge lading. In de praktijk is gebleken dat in deze van scheepstype veranderde schepen restanten van voormalig vervoerde vloeibare lading achter kunnen blijven die bij het uitvoeren van werkzaamheden met vuur kunnen leiden tot ongewenste gevaarlijke situaties.

 

In het derde lid is bepaald dat werkzaamheden aan een installatie van een schip, die wordt aangedreven door specifieke brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, niet zomaar zijn toegestaan. Het college kan hier voorwaarden aan stellen om het efficiënt gebruik van de haven en (milieu) veiligheid te waarborgen. Reden is dat dergelijke werkzaamheden zoveel gevaar met zich mee kunnen brengen dat enkel een melding niet volstaat.

Sloopwerkzaamheden zijn geregeld in het vierde lid. Met slopen wordt bedoeld het demonteren van de scheepsconstructie. Sloopwerkzaamheden zijn specifieke werkzaamheden die niet op het herstel van het schip zijn gericht.

 

Artikel 4.6 Ontsmetten

De in dit artikel opgenomen bevoegdheid ziet op het aanwijzen van ligplaatsen voor schepen die in Nederland worden behandeld met een ontsmettingsmiddel. Het ontsmetten van schepen in Nederland wordt geregeld in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

Indien er geen ligplaats is aangewezen, is deze activiteit ook niet mogelijk en toegestaan.

 

Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet

Dit artikel is van toepassing op schepen die de haven aandoen en in het buitenland zijn beladen met aldaar of tijdens de reis ontsmette lading.

 

Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen

Het gebruik van een ontvangstvoorziening voor schepen is geregeld in de Wvvs. Op basis van deze wet kan de beheerder van een haven, in het geval van de haven van Den Helder, het college, ontvangstvoorzieningen aanwijzen. Daarin voorziet deze bepaling. Drie groepen van bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een vergunning: de overslagterminals en scheepsreparatiewerven, de bedrijven met een vaste inrichting aan de wal om de aangeboden schadelijke stoffen te ontvangen en eventueel te bewerken, te verwerken of te vernietigen en ten slotte de (transport)bedrijven die de afvalstoffen uitsluitend inzamelen met mobiele voorzieningen (lichters, voertuigen).

 

Uit de Memorie van Toelichting van de Wvvs blijkt dat een overlap met de vergunningvereisten voor een inzamelvergunning conform de Omgevingswet door de wetgever ongewenst wordt geacht. De wetgever heeft bij de wijziging van de Wvvs uitdrukkelijk de keuze gemaakt om beantwoording van de vraag welke personen scheepsafvalstoffen mogen inzamelen, over te laten aan de regeling neergelegd in de Omgevingswet. Alleen bedrijven die beschikken over een op deze wet gebaseerde vergunning zijn gerechtigd tot het inzamelen van afvalstoffen van zeeschepen. De havenbeheerder kan wel gebruik maken van het instrument vergunning teneinde nadere voorschriften te kunnen geven aan bedrijven die scheepsafvalstoffen inzamelen in de haven en te weten welke inzamelbedrijven actief zijn in de haven. Dit betreffen operationele en administratieve voorschriften om zorg te dragen voor een goede logistieke infrastructuur in de haven.

 

Een overslagterminal of scheepsreparatiewerf, die is aangewezen (een vergunning heeft gekregen) voor het in ontvangst nemen van afvalstoffen, mag slechts afvalstoffen accepteren die afkomstig zijn van zeeschepen, die bij het bedrijf worden geladen, gelost of gerepareerd. Het spreekt voor zich dat bedrijven, die het in ontvangst nemen, bewerken, verwerken en vernietigen van afvalstoffen als hoofdbedrijf uitoefenen, door de aanwijzing ook verplicht zijn om alle aangewezen schadelijke afvalstoffen te accepteren.

Transportbedrijven, zonder een vaste inrichting aan de wal voor het bewaren, bewerken of verwerken van afvalstoffen komen ook voor aanwijzing in aanmerking, mits zij ingevolge de milieuwetgeving gerechtigd zijn gevaarlijke afvalstoffen in te zamelen of te bewaren. Deze bedrijven worden door de aanwijzing verplicht tot aflevering van de ingezamelde scheepsafvalstoffen aan een bedrijf dat op basis van de milieuwetgeving bevoegd is die stoffen te bewerken, verwerken of vernietigen.

 

De vergunning die is neergelegd in deze verordening heeft dus een ander oogmerk en een aanvullend karakter op de inzamelvergunning van de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving.

 

Artikel 4.9 Minimumeisen vergunning ontvangst afval zeeschepen

In de Europese verordening (EU) 2017/352 zijn de eisen vastgesteld voor het vergunnen van bedrijven met een afvalontvangstvoorziening. Deze eisen zijn opgenomen in deze verordening en kunnen als minimumeisen worden gesteld aan de vergunningverlening.

 

Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening

Mobiele ontgasvoorzieningen die op het water hun diensten verlenen aan schepen en niet onder een omgevingsvergunning vallen mogen dit alleen doen met een vergunning van het college. De eisen die het college stelt aan door dergelijke bedrijven gebruikte ontgasvoorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan bij de eisen die voor een walinstallatie worden gehanteerd.

Mobiele ontgasvoorzieningen die op de wal staan vallen onder de omgevingsvergunning van het betreffende bedrijf.

 

Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen

Dit artikel regelt in zijn algemeenheid het veilig en milieuverantwoord schoonmaken van tanks, inclusief het gebruik van een ontgassingsinstallatie. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel. Slechts het onvermijdelijke laten ontsnappen van een klein restje gas bij het openen van de ladingtanks of sloptanks is toelaatbaar.

 

In het eerste lid, onder c, wordt geregeld dat de zogenaamde stankstoffen uit bijlage 2 en die niet onder het bepaalde onder a, b en d vallen, verboden zijn open schoon te maken.

 

Uit het eerste lid volgt dat voor stoffen waar gesloten schoonmaken niet is voorgeschreven open mag worden schoongemaakt.

In het vierde lid is geregeld dat ventileren alleen is toegestaan op een locatie die de havenmeester daartoe heeft aangewezen. In deze verordening is het begrip ventileren opgenomen. Dit is de situatie waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen uit de ladingtank in het uitgeblazen mengsel onder vastgestelde waarden zit. Daarbij wordt zowel naar de limieten van brandbaarheid als de giftigheid gekeken. Of gevaarlijke gassen en dampen aan die limieten moet voldoen is weer afhankelijk van de classificatiecode die het heeft gekregen op basis van internationale vervoerswetgeving zoals het ADN. Voor de gassen en dampen van gevaarlijke stoffen die alleen de classificatiecode brandbaar (“F”) hebben hoeft geen giftigheid gemeten te worden. Dit is wel het geval wanneer de stof de classificatiecode T heeft en in het ADN in tabel C kolom 18 van het ADN een giftigheidsmeter wordt vereist voor de betreffende stof. Hiermee wordt aangesloten bij internationale regelgeving.

 

In het zesde lid is in zijn algemeenheid bepaald dat het schoonmaken van stoffen (als bedoeld in artikel 4.11 eerste lid), hetgeen mede inhoudt het openen of ventileren van deze ruimtes na het schoonmaken, door het college door middel van nadere regels kan worden beperkt of verboden, indien atmosferische omstandigheden dit noodzakelijk maken.

 

Paragraaf 5 Oliehavens

 

Artikel 5.1 Aanwijzing oliehavengebieden

Binnen de haven van Den Helder zijn er geen oliehavengebieden aangewezen, maar deze paragraaf biedt wel de mogelijkheid om dit in de toekomst te doen.

 

Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

 

Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen

Dit artikel regelt specifiek de leemte in het ligplaatsenbeleid voor tankschepen geladen met of leeg van onverpakte vloeibare gevaarlijke en schadelijke stoffen op openbare ligplaatsen conform BPR. Het college kan vanuit haar ordeningsbevoegdheid openbare ligplaatsen aanwijzen, waar deze schepen veilig en verantwoord ligplaats kunnen nemen.

 

Dit artikel vult dus de leemte in voor zeetankschepen, maar gaat verder dan alleen de activiteit wachten. Ook activiteiten als schoonmaken, repareren en overslag vallen binnen de werkingssfeer van dit artikel en dit geldt dan zowel voor zee- als binnentankvaart.

 

Bij het aanwijzen van openbare ligplaatsen houdt het college rekening met aspecten als externe veiligheid en milieubelasting in relatie tot de aard en hoeveelheden van de gevaarlijke en schadelijke stoffen en de door de schepen uitgevoerde activiteiten als schoonmaken, repareren en ladingoverslag. De aard en hoeveelheid lading spelen een rol bij het aanwijzen.

 

De operationele milieu- en veiligheidsvoorschriften en beperkingen die vervolgens aan deze activiteiten worden gesteld, zijn bij of krachtens deze verordening geregeld.

 

Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk

Voordat overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen met een zeetankschip of tussen tankschepen plaatsvindt, moeten de voor de overslag verantwoorde personen (op een (zee)tankschip de kapitein/schipper en voor de inrichting de exploitant) een controlelijst nalopen en invullen. De hier bedoelde controlelijst is opgenomen in de International Safety Guide for Oil Tankers and Terminals, (ISGOTT) die wordt uitgegeven door de International Chamber of Shipping (International Association of Ports and Harbors (IAPH), de International Safety Guide for lnland Navigation Tank-barges and Terminals (ISGINTT) of de Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases (StSTGP). Er wordt niet verwezen naar een specifieke uitgave van deze richtlijnen. Er dient altijd volgens de laatste uitgaven te worden gehandeld.

 

Deze internationaal bekende controlelijsten worden wereldwijd gebruikt voor overslag van en naar een schip. Voordeel van het gebruik van deze internationaal bekende controlelijsten is dat de verantwoordelijke partijen in de zee- en binnentankvaart en de bedrijven met het gebruik bekend zijn en de laatste versie altijd bekend is én gebruikt moet worden.

 

De partijen zijn verplicht volgens de controlelijsten te werken nadat de lijst is ondertekend.

 

Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk

Dit artikel regelt in zijn algemeenheid de veilige en milieuverantwoorde behandeling van genoemde stoffen. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel.

 

Overigens geldt voor dit gehele artikel het uitgangspunt dat het schip centraal staat, waarvoor de bepalingen uit dit artikel gelden. Daarbij maakt het niet uit of het schip is afgemeerd op bijvoorbeeld een openbare ligplaats of aan een afmeervoorziening, die behoort tot een ligplaats van een bedrijf, waarvoor een omgevingsvergunning geldt.

 

De veiligheidsvoorschriften voor overslag tussen een binnentankschip en een bedrijf zijn neergelegd in het ADN. Aanvullende regulering in deze verordening is voor dat type overslag niet nodig.

 

Als overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen schepen plaatsvindt, moet dat met gebruik van een dampretourleiding. De IBC Code schrijft aan zeetankschepen voor dat voor het vervoer van bepaalde stoffen een tank met dampretouraansluiting op het schip aanwezig moet zijn. Het ADN bepaalt voor binnentankschepen dat bepaalde stoffen gesloten vervoerd moeten worden. In deze

internationale regelingen is echter niet expliciet voorgeschreven dat bij overslag een dampretourleiding moet worden gebruikt. De milieuveiligheid in de haven is erbij gebaat wanneer de betreffende leidingen tijdens overslag van deze gevaarlijke of schadelijke stoffen worden gebruikt en om die reden wordt het gebruik ervan verplicht gesteld in het eerste lid.

 

De leidingen moeten dan gebruikt worden ter voorkoming van met name stankoverlast of risico voor de omgeving vanwege hun schadelijke aard. De laatste categorie waarvoor het gebruik van dampretourleidingen verplicht is gesteld, is de categorie van vluchtig organische stoffen. Ook in de afzonderlijke vergunningen op grond van de Omgevingswet van de bedrijven (aan de wal) die milieugevaarlijke stoffen behandelen, wordt gesloten behandeling van deze stoffen verplicht gesteld door de vergunningverlener.

 

Ook de andere bepalingen in dit artikel zijn erop gericht de aanwezige risico's te beheersen.

 

Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk

 

Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen

Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met bepaalde hoeveelheden van een gevaarlijke stof in verpakking ligplaats te nemen binnen een in de bijlage 3 genoemde afstand van (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties. Uit de bijlage volgt welke afstand tot (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties bij het toekennen van een ligplaats in acht moet worden genomen indien een bepaalde hoeveelheid stoffen uit de IMDG-Code zich in verpakte vorm aan boord van het schip bevindt. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof, dat er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties.

 

De ligplaatszonering is een veiligheidscontour die rondom (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.

 

In 2022 heeft een herijking plaatsgevonden op de veiligheidsafstanden die in bijlage 3 zijn genoemd. De afstanden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) worden voorgeschreven en waar gemeenten en provincies aan zijn gehouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.

 

In de ligplaatszonering wordt gekeken naar het effect van een incident met de gevaarlijke stoffen aan boord van schepen en wordt de kans dat het incident kan optreden niet meegewogen. Daarmee is deze meetmethode strenger dan de reguliere meetmethode en hierdoor staan in de ligplaatszonering grotere veiligheidsafstanden dan wanneer het Bkl zou worden toegepast. Deze strengere meetmethode draagt bij aan de veiligheid in en in de omgeving van de haven.

 

Voor het berekenen van de veiligheidsafstanden van de klasse 1 stoffen (explosieven) is het door het RIVM opgestelde Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, Module VI voor opslag van ontplofbare stoffen uit 2020 gebruikt.

 

 

Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen

 

Algemene toelichting

In Paragraaf 8 zijn de regels opgenomen voor de energievoorziening aan boord van schepen. De ontwikkelingen in de toepassing van (duurzame) energie in de scheepvaart gaan snel. In deze paragraaf is daar rekening mee gehouden door de brandstoffen niet meer specifiek te benoemen. Op die wijze zijn de artikelen toekomstbestendig.

 

De haven wil een bijdrage leveren aan een schoon milieu. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de activiteit.

 

Artikel 8.1 Bunkeren

Het vijfde lid staat onder voorwaarden gelijktijdige operationele handelingen tijdens het bunkeren toe. Activiteiten die gelijktijdig uitgevoerd worden met een bunkering, zoals ladinghandelingen, bunkeren van andere brandstoffen of smeerolie, schoonmaken en repareren, kunnen risico's opleveren. In diverse best practice guidelines wordt gesteld dat gelijktijdige handelingen alleen verantwoord zijn als er een risico-assessment is uitgevoerd waaruit is gebleken of er en onder welke condities, gelijktijdig andere activiteiten verantwoord plaats kunnen vinden. Het resultaat van de risico-assessment wordt verwerkt in de door de vlaggenstaat goedgekeurde operationele documentatie, zoals het bunker managementplan, voor het schip dat gebunkerd wordt. De bij de bunkering betrokken partijen moeten het gestelde en de beperkingen vanuit deze operationele documentatie naleven.

Alleen die handelingen die in de operationele documentatie zijn opgenomen, mogen tijdens het bunkeren plaatsvinden.

 

Artikel 8.3 Regels schepen langszij bij bunkeren

In artikel 8.3 kan het college beperkingen stellen aan schepen die langszij een schip afmeren dat aan het bunkeren is. Met dit artikel kunnen de risico's die (toekomstige) energiebronnen en brandstoffen tijdens het bunkeren voor de afmerende schepen met zich meedragen worden beheerst.

 

Paragraaf 9 Overige bepalingen en dienstverlening

 

Artikel 9.1 Voorzieningen in de haven

De havenbeheerder dient in verband met het veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen en voorwerpen die in, onder of boven water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Uitgezonderd zijn scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen om een schip te laden en te lossen. Daarbij wordt de eis gesteld dat deze voorzieningen ook werkelijk (als zodanig) in gebruik zijn, teneinde te voorkomen dat voorzieningen die hinderlijk of gevaarlijk voor anderen zijn (bijvoorbeeld meerdraden en fenders) blijvend worden aangebracht.

 

Artikel 9.2 Bedieningstijden en –voorschriften bruggen en sluizen

Het scheepvaartverkeer, het havenbedrijfsleven en de watersport kunnen middels dit voorschrift vroegtijdig op de hoogte worden gesteld van de bedieningstijden en -voorschriften. Vanwege mogelijke tegenstrijdige belangen is op het vaststellen van de bedieningstijden en -voorschriften afdeling 3.4 van de Awb, de zogenoemde uniforme openbare voorbereidingsprocedure, van toepassing. De grondslag voor dit artikel is gelegen in de Scheepvaartverkeerswet, artikel 2, lid 1 sub a juncto artikel 4, lid 1 sub c en d, juncto artikel 3 en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, artikel 1, artikel 5 en artikel 6, of zoals nadien gewijzigd.

 

Artikel 9.3 Gebruik bruggen en sluizen

Dit artikel beoogt het misbruik van bruggen en sluizen tegen te gaan. Het artikel verbiedt een breed aantal activiteiten die op en vanaf bruggen en sluizen kunnen worden ondernomen, zoals duiken, springen of het opslaan van goederen op bruggen en sluizen.

 

Artikel 9.4 Verwijderen obstakels

Het artikel beoogt te voorkomen dat bruggen onnodig moeten worden geopend met het gevolg dat het verkeer op het land wordt geblokkeerd. Hiervan is sprake als betrokkene zelf vrij eenvoudig voorzieningen kan treffen waardoor de doorgang zonder het openen van de brug mogelijk is.

 

Artikel 9.5 Handel

Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om uit het oogpunt van veiligheid en/of de openbare orde op te treden.

 

Artikel 9.6 Verbod tot zwemmen, baden, duiken, dreggen en verrichten duikwerkzaamheden

Met dit artikel is aansluiting gezocht bij artikel 8.08 BPR. Motieven voor een zwemverbod zijn gelegen in o.a. bescherming van personen tegen gevaar in verband met de scheepvaart, sterke stroming, bescherming van wallekanten, flora en fauna of de hygiëne en gezondheid.

 

Om de veiligheid bij duikwerkzaamheden te kunnen borgen is dit in principe verboden. Dit artikel geeft een instrument om middels een ontheffing aanvullende voorschriften te kunnen stellen over locatie en meldprocedure. Hiermee kan de scheepvaart over de duikwerkzaamheden worden geïnformeerd.

 

Dreggen en magneetvissen vormen een risico voor kabels en leidingen en kan op bepaalde locaties een verhoogd risico geven voor het opvissen van Niet Gesprongen Explosieven.

 

Paragraaf 10 Handhaving en strafbepaling

 

Deze verordening kent naast een aantal verbodsbepalingen, ook een aantal gebodsbepalingen. Om ervoor zorg te dragen dat deze geboden en verboden moeten worden nageleefd en niet naleving van de geboden strafbaar is, is artikel 10.1 opgenomen.

 

De bevoegdheid van toezichthouders om andere plaatsen dan woningen te betreden volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 10.5 regelt in aanvulling daarop het binnentreden van woningen, zonder toestemming van de bewoner zoals bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Als deze toestemming wordt verleend gelden de voorschriften van de Awbi.

 

Dat de gemeenteraad bevoegd is om personen aan te wijzen die zonder toestemming zoals bedoeld in de Awbi mogen binnentreden, volgt uit artikel 149a Gemeentewet. Het gaat om personen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van overtreding van voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of de bescherming van het leven of de gezondheid van personen.

 

Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 11.2 Intrekken oude regelgeving

In dit artikel wordt de ‘Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013’ ingetrokken.

 

Artikel 11.3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking in het elektronisch Gemeenteblad.

 

Artikel 11.4 Citeertitel

De citeertitel van deze verordening luidt ‘Havenverordening Den Helder’.

Naar boven