Gemeenteblad van Den Helder
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Den Helder | Gemeenteblad 2025, 439518 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Den Helder | Gemeenteblad 2025, 439518 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van de raad van de gemeente Den Helder tot vaststelling van regels voor het gebruik van de haven (Havenverordening Den Helder)
De raad van de gemeente Den Helder;
gelezen het raadsvoorstel nummer 293579 van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 06-10-2025;
gelet op de artikelen 147, 149, derde lid, en 149a van de Gemeentewet;
kennisgenomen hebbende van de voorbereidende commissievergadering Bestuur en Middelen op 22-09-2025;
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt verstaan onder:
averijschip: een schip dat zelf ernstig gevaar, schade of hinder oplevert, dan wel dat door haar lading of de kwaliteit van haar bemanning in een zodanige toestand verkeert dat dit naar het oordeel van de havenmeester een verhoogd risico kan opleveren voor het gebied c.q. de ligplaats waarvoor toelating wordt gevraagd, dan wel ernstige verstoring van de openbare orde met zich meebrengt of kan brengen, dan wel het nuttig gebruik van (een gedeelte van) de haven en haar toegangswegen door de aanwezigheid van het betreffende schip niet in voldoende mate mogelijk zal zijn;
scheepsafval: afval, met inbegrip van sanitair afval, en residuen, niet zijnde ladingresiduen, die ontstaan tijdens de bedrijfsvoering van een zeeschip en vallen onder het toepassingsgebied van de bijlagen I, II, IV, V en VI van MARPOL 73/78, en lading gebonden afval zoals omschreven in de Guidelines voor de uitvoering van bijlage V van MARPOL 73/78, en ballastwater van het Ballastwaterverdrag;
schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een duwbak, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
Artikel 1.10 Melding aan de havenmeester
Het doorgeven van een op grond van het bepaalde bij of krachtens deze verordening verplicht gestelde melding, vindt plaats op een door de havenmeester aangegeven wijze of tijdstip. De havenmeester kan indien nodig nadere informatie opvragen.
Het college kan nadere regels stellen in het kader van de orde, de veiligheid, de bescherming van het milieu, de kwaliteit van de dienstverlening of ten aanzien van het gebruik van de haven ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.
Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven
Artikel 3.1b Overige verplichtingen
Het gebruik van de haven- en kadeterreinen dient, naast de voorschriften uit deze verordening ook te geschieden conform afgegeven aanwijzingsbesluiten en de vergunningvoorschriften die voor die terreinen zijn bepaald.
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
Het college kan gebieden aanwijzen waar bepaalde categorieën van schepen zich niet mogen bevinden, daaronder begrepen het nemen van ligplaats. Het college kan in de aanwijzing periodes aangeven waarbinnen de aanwijzing van toepassing is.
Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen
Een schip mag alleen met hulpmiddelen omhoog worden gebracht na verlening van een ontheffing.
Artikel 3.9 Melding bedrijfsstoring, gebrek, schade of aanvaring
Een ieder die zich in de haven bevindt meldt de volgende situaties aan de havenmeester:
Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven
Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen
Het college kan als naar zijn oordeel een schip mogelijk gevaar, schade of hinder, of verstoring van de ordening in of in de omgeving van de haven veroorzaakt of kan veroorzaken dan wel de veiligheid in gevaar brengt of kan brengen:
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
Degene die op schepen dan wel op de kade werkzaamheden en activiteiten verricht die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, treft zodanige maatregelen en voorzieningen, voor zover deze maatregelen en voorzieningen niet elders in deze verordening zijn voorgeschreven, dat schade aan het milieu wordt voorkomen.
Het college kan ligplaatsen aanwijzen waar het is toegestaan met een schip ligplaats te nemen om het schip of de lading te ontsmetten.
Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet
Een schip geladen met bulklading in vaste vorm, waarbij de lading in het buitenland is ontsmet, mag alleen ligplaats nemen of zich op een ligplaats bevinden, als:
Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen
De ontvangst van scheepsafval en ladingresiduen van zeeschepen mag alleen als de ontvangstvoorziening beschikt over een vergunning van het college.
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
Het college kan nadere regels stellen omtrent het beperken of verbieden van schoonmaken of ventileren buiten bedrijven indien de atmosferische of plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat door het vrijkomen van de betrokken stoffen gevaar, schade, stankhinder of andere hinder ontstaat of kan ontstaan.
Artikel 4.12 Langszij liggen tijdens het open schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
Langs een zeetankschip waarvan ladingtanks/sloptanks vloeibare gevaarlijke stoffen bevatten of als laatste hebben bevat en open worden schoongemaakt of geventileerd, mogen aan elke zijde:
Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
De directe overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen tankschepen onderling of de overslag tussen een tankschip en een activiteit op de wal mag alleen plaatsvinden als voor de betreffende activiteit de controlelijst als bedoeld in de ISGOTT, StSTGP of ISGINTT door de betrokken partijen is ingevuld en ondertekend.
Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk
Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk
Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen
Artikel 8.2 Minimumeisen aan een bunkeractiviteit
Minimumeisen aan een bunkeractiviteit worden door het college opgenomen in een aanwijzingsbesluit.
Artikel 8.3 Regels schepen langszij bij bunkeren
Het college kan beperkingen stellen aan de locatie waar en het aantal en het type schepen dat mag afmeren langszij een schip dat gebunkerd of gedebunkerd wordt met door het college aangewezen brandstoffen of soorten energiebronnen.
Artikel 8.5 Minimumeisen aan het aan en van boord brengen van hulpstoffen
Minimumeisen aan het aan en van boord brengen van hulpstoffen worden door het college opgenomen in een aanwijzingsbesluit.
Paragraaf 9 Overige bepalingen en dienstverlening
Artikel 9.1 Voorzieningen in de haven
Voorzieningen of voorwerpen mogen, na aanwijzingen van de havenmeester, in, op, onder of boven water worden geplaatst of aangebracht, als:
Artikel 9.4 Verwijderen obstakels
Degene die een brug met een schip passeert, is verplicht zo veel mogelijk uitstekende obstakels te verwijderen indien daardoor het openen of het geopend houden van de brug kan worden beperkt of voorkomen.
Artikel 9.7 Keuring van schepen
Indien aan een schip door een inspecteur die gekwalificeerd is om keuringen uit te voeren voor een door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat erkende instelling of persoon voor het keuren van binnenschepen, een Verklaring van Deugdelijkheid is verstrekt, wordt de verklaring op verzoek, in afschrift aan de havenmeester overlegd.
Paragraaf 10 Handhaving en strafbepaling
Artikel 10.1 Verplichting om regels na te leven
De bij of krachtens deze verordening gestelde regels en de daarbij gegeven voorschriften en beperkingen moeten worden nageleefd. Het overtreden van deze regels en voorschriften levert een strafbaar feit op.
Artikel 10.3 Verplichting tot medewerking en verschaffen inlichtingen
Eenieder is desgevraagd aan de in artikel 10.2, eerste lid, bedoelde ambtenaren alle medewerking te verlenen en de inlichtingen te verschaffen, die naar hun redelijk oordeel voor de uitoefening van de bij deze verordening aan hen verleende bevoegdheden nodig zijn.
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 10.5 Betreden van woonruimten
Zij die zijn belast met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd een woning binnen te treden, zonder toestemming zoals bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden van de bewoner.
Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een besluit op grond van de in artikel 11.2 ingetrokken verordening is ingediend waarop nog niet is beslist op het moment van inwerkingtreding van deze verordening wordt deze aanvraag afgehandeld overeenkomstig deze verordening.
Artikel 11.2 Intrekking oude regelgeving
De Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013 van 3 december 2012 wordt ingetrokken.
Aldus besloten in de raadsvergadering van 6 oktober 2025,
voorzitter,
J.A. de Boer MSc.
griffier,
mr. drs. M. Huisman
BIJLAGE 2 van de Havenverordening Den Helder, vloeistoffenlijst
De in artikel 4.11 en artikel 6.3 van de Havenverordening Den Helder bedoelde stoffen zijn:
Bijlage 3 Zonering gevaarlijke stoffen zoals bedoeld in artikel 7.1 van de Havenverordening Den Helder
Gewichten in deze bijlage gelden voor de stoffen en de verpakking, containergewicht wordt buiten beschouwing gelaten. De totale hoeveelheden van klasse 1 mogen de hoeveelheden zoals genoemd in de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen niet worden overschreden en zijn in Netto Explosieve Massa (NEM).
Toelichting op de Havenverordening Den Helder
Verhouding tot andere regelgeving
De bepalingen in deze verordening zijn aanvullend ten opzichte van hogere regelgeving, zoals rijksregelgeving, in het bijzonder het Binnenvaartpolitiereglement, de Regeling melding en communicatie scheepvaart, de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen, de Omgevingswet, en Europese regelgeving, zoals het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.
Hieronder is de artikelsgewijze toelichting opgenomen. Niet alle artikelen hebben een toelichting, alleen de artikelen die een toelichting behoeven zijn toegelicht.
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
De begrippen die in deze verordening worden gebruikt en uitleg behoeven, zijn ondergebracht in artikel 1.1. Daarbij is gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij definities in nationale en internationale regelgeving.
Hieronder volgt een toelichting op een aantal begrippen.
Onder dienstverlening wordt het volledige aanbod van diensten binnen de haven verstaan.
Bijvoorbeeld maar niet uitsluitend:
De definitie van gevaarlijke stoffen is gebaseerd op de indeling vanuit de internationale vervoerswetgeving, waarbij het criterium veiligheid tijdens het vervoer en behandeling wordt gehanteerd.
Het onderscheid tussen gevaarlijke en schadelijke stoffen (zie hieronder) is voor de toepassing van diverse artikelen in deze verordening van belang. Een als lading vervoerde stof kan louter gevaarlijk zijn, louter schadelijk, in de zin van verontreinigend voor het mariene milieu, of zowel gevaarlijk als schadelijk. Vervoerde eetbare olie in bulk in een tanker is bijvoorbeeld een schadelijke, maar géén gevaarlijke stof. Vervoerde benzine in bulk in een tanker is zowel een schadelijke als gevaarlijke stof, terwijl benzine vervoerd in een tankcontainer alleen een gevaarlijke stof is.
Hier wordt gedefinieerd wat onder het begrip "haven" valt. Dit begrip moet in samenhang met artikel 1.2 van deze verordening worden gelezen.
Onder het begrip "havenmeester" wordt de publiekrechtelijke, door het college aangewezen havenmeester van NV Port of Den Helder verstaan, dat wil zeggen de autoriteit die in de haven toeziet op de ordening, het milieu en de veiligheid, voor zover deze door het college gemandateerde taken heeft of op basis van deze verordening de bevoegdheid zelf heeft.
Een zodanige atmosfeer dat bij vermenging met lucht geen explosief mengsel kan ontstaan, waarbij het volumepercentage zuurstof en koolwaterstofgas voldoet aan de relevante IMO verplichtingen.
Zowel nationaal als internationaal worden regels gesteld die het ontgassen van ladingtanks met gevaarlijke dampen naar de atmosfeer de komende jaren beperken. Schepen dienen hun ladingtanks dan op een andere wijze van hun gevaarlijke dampen te ontdoen. Dit zal via een ontgasvoorziening moeten plaatsvinden.
Deze ontgasvoorziening kan zowel op een vaste locatie als op een mobiele locatie (bijvoorbeeld op een schip) plaatsvinden.
Open schoonmaken en gesloten schoonmaken
In de verordening wordt onderscheid gemaakt in het open en gesloten schoonmaken. Hiervoor is gekozen om in de artikelen over het schoonmaken van ladingtanks duidelijk te maken wanneer dampen van bepaalde gevaarlijke stoffen naar de atmosfeer mogen worden geventileerd.
In deze begripsomschrijving wordt alleen nog naar de Wet voorkoming verontreiniging door schepen (Wvvs) verwezen. In deze wet worden alle schadelijke stoffen aangewezen. Om die reden behoeft het college, zoals voorheen het geval was, deze stoffen niet nader aan te wijzen.
"Scheepsafval" is gedefinieerd als het afval van een schip, dat ontstaat tijdens de reguliere bedrijfsvoering van een schip. Specifiek zijn vermeld: olie-afval uit de machinekamer, huishoudelijk afvalwater, huisvuil, klein gevaarlijk afval en ozonaantastende stoffen, die voorkomen in bijvoorbeeld oude brandblussers en ballastwater. Daarnaast bevat het begrip "scheepsafval" ook lading gebonden afval, zoals stuwhout en verpakkingsmateriaal. Ladingresiduen, zowel droog als nat, zijn stoffen die achterblijven na lossing van de lading en vallen niet onder deze definitie.
Ten aanzien van het begrip "zeeschip" wordt opgemerkt dat schepen die de vereiste documenten hebben om op de binnenwateren en op zee te varen (de zogenaamde binnen buitenschepen), op grond van deze definitie worden aangemerkt als zeeschip.
Toepassingsgebied en bevoegd gezag
In de verordening wordt het begrip “haven” gehanteerd voor het gebied dat bij NV Port of Den Helder in eigendom, erfpacht of beheer is.
Het toepassingsgebied beperkt zich niet alleen tot de als haven omschreven wateren, doch strekt zich eveneens uit over alle in de haven gelegen bouwwerken, kademuren, terreinen en dergelijke, zoals aangegeven in bijlage 1. Het is duidelijk dat ook vanaf de wal de orde, de veiligheid en het milieu in de haven ongunstig kan worden beïnvloed. Te denken valt hierbij aan over het water stekende kranen of balken.
Artikel 1.3 Op wie is deze verordening van toepassing?
De bepalingen van deze verordening zijn (in principe) van toepassing op de schipper of de kapitein. In enkele artikelen in de verordening is expliciet bepaald dat "eenieder" zich aan dat voorschrift dient te houden.
Artikel 1.4 Beslistermijn toestemming
Op de beslistermijnen is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De lex silencio positivo van paragraaf 4.1.3.3 uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is hier niet op van toepassing.
Aanvragen voor toestemmingen moeten worden ingediend bij NV Port of Den Helder.
Een toestemming die wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een ontheffing voor een activiteit.
De termijn wordt vermeld in de toestemming en hangt samen met de aanvraag. Een toestemming kan worden verleend voor de maximale duur van vijf jaar. Het tweede lid geeft de mogelijkheid om van de gestelde maximale duur van vijf jaar af te wijken, indien dit past binnen het wettelijk kader dat geldt voor de activiteit waarvoor de aanvraag om toestemming wordt gedaan. De beoordeling van de aanvraag en de toe te kennen geldigheidsduur vindt onder andere plaats binnen het kader van de EU-Zeehavenverordening (EU 2017/352 Verordening tot vaststelling van een kader voor het verrichten van havendiensten en gemeenschappelijke regels inzake de financiële transparantie van havens) of andere van toepassing zijnde (toekomstige) nationale, Europese of internationale regelgeving.
Het college kan in spoedeisende gevallen een mondelinge toestemming verlenen.
Artikel 1.9 Ontheffing en vrijstelling van geboden en verboden
In de verordening en het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) zijn in de afzonderlijke artikelen zelf geen ontheffings- of vrijstellingsmogelijkheden opgenomen. Er wordt volstaan met deze algemene mogelijkheid om ontheffing of vrijstelling te verlenen voor de verboden en geboden in de verordening.
Artikel 1.10 Melding aan de Havenmeester
Deze meldingen zijn niet gebaseerd op nadere regels van het college. De meldplicht komt voort uit zowel hogere wet- en regelgeving als deze verordening. In de hogere wetgeving of deze verordening staat welke gegevens in welke situatie aangeleverd moeten worden, zie bijv. artikel 3.10 van deze verordening of het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerking scheepvaart.
Paragraaf 3 Ordening en gebruik van de haven
Artikel 3.1 Verkeerstekens en bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken
In het BPR is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat het college dezelfde tekens gebruikt ten behoeve van de ordening in de haven. Op grond van artikel 5 van de Scheepvaartverkeerswet heeft het bevoegd gezag, zijnde het college van burgemeester en wethouders van Den Helder, de bevoegdheid tot het aanbrengen en verwijderen van verkeerstekens.
Artikel 3.1a Toegang tot/gebruik van openbare haven- en kadeterreinen
Dit artikel heeft mede tot doel om de toegangsregels en gebruiksregels te regelen. Met dit artikel wordt beoogd te voorkomen dat mensen die geen relatie met de haven hebben zich bevinden in de haven en op de kade. Het parkeren van voertuigen of het plaatsen van voorwerpen is alleen toegestaan op basis van het gestelde in dit artikel.
Artikel 3.1b Overige verplichtingen
In dit artikel wordt bepaald dat ook de voorwaarden/voorschriften welke aan de beheerder/exploitant van de haven/kade worden gesteld middels een vergunning of ander publiekrechtelijk besluit ook op de gebruikers van toepassing zijn.
Artikel 3.2 Aanwijzen gebieden en periodes ligplaatsnemen
Dit artikel regelt in het algemeen dat het college bevoegd is gebieden aan te wijzen waar bepaalde typen schepen zich niet mogen bevinden. Dat kan ook voor een bepaalde periode zijn.
Artikel 3.4 Deugdelijk afmeren
In het artikel wordt bewust niet verder omschreven wat onder deugdelijk en veilig afmeren wordt verstaan. Goed zeemanschap en bestaande richtlijnen, zoals de Guidelines on Mooring van Oil Compagnies International Marine Forum geven richting hoe een bepaald type schip dient af te meren en laten de verantwoordelijkheid voor het afmeren in eerste instantie bij de kapitein of de schipper.
In de praktijk komt het voor dat een schip slechts op een spring is afgemeerd en waarna wordt overgegaan tot lossen of laden. Hierdoor bestaat het gevaar dat lading in het oppervlaktewater wordt gemorst of materiële schade aan schip of haveninfrastructuur ontstaat. Door het opnemen van de verplichting op deugdelijke wijze af te meren, kan hiertegen worden opgetreden. Het schip moet zodanig zijn afgemeerd dat geen voor- of achterwaartse verplaatsing kan plaatsvinden, zij het dat enige beweging als gevolg van golfslag of winddruk onvermijdelijk is, en schade, anders dan door toedoen van menselijk handelen, wordt voorkomen.
Artikel 3.5 Omhoog brengen van schepen
Op grond van dit artikel is het mogelijk een schip omhoog te brengen als aan bepaalde voorwaarden is voldaan. In verband met onduidelijkheid over het begrip 'opvijzelen' is ervoor gekozen de term 'omhoog brengen' op te nemen, wat feitelijk dezelfde betekenis heeft als opvijzelen. Er is gekozen deze regeling niet alleen te laten gelden voor een boorinstallatie, een werkeiland of een soortgelijk object (hierna: werkeiland), maar voor een schip in het algemeen (daaronder vallen ook een booreiland etc.). In de definitiebepalingen zijn de specifieke objecten onder het begrip 'schip' opgenomen.
Het college kan gebieden aanwijzen waar dit omhoog brengen mogelijk is.
Artikel 3.6 Gebruik van voortstuwers , boegschroeven of hekschroeven
Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, pijpleidingen, kades, steigers en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als deze anders worden gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats.
Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven mag ook niet plaatsvinden als een schip op spudpalen ligt of als het schip gaande wordt gehouden of tegen de kade of oever wordt gedrukt (anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren). Reden van het verbod is gelegen in het feit dat gebleken is dat door gebruikers van de haven gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Ook kan het proefdraaien van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven, maar ook het trachten los te komen, indien een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken.
Het bij- of afdraaien door een schip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade, levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is daarom aanvaardbaar, gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade.
Artikel 3.7 Gebruik van ankers en spudpalen
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers of spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging van deze voorzieningen. Het college kan daarom:
als gebleken is dat het gebruik van ankers en spudpalen geen schade toebrengt.
Artikel 3.11 Operationele ruimte ligplaatsen
Het college kan aan een ligplaats een operationele ruimte toewijzen, een in drie dimensies (lengte, breedte en diepte) afgebakend waterperceel, waarbinnen schepen ligplaats kunnen nemen om hun activiteiten uit te voeren.
Het tweede lid spreekt over gebruik. Daaronder wordt bijvoorbeeld verstaan de wijze waarop een schip moet worden afgemeerd of de kielspeling.
De verantwoordelijkheid voor naleving van het derde lid is neergelegd bij de huurder, erfpachter of eigenaar(= beheerder) van de afmeervoorziening, waar de ligplaats aan ligt, aangezien deze beschikt over de actuele planning van verwachte scheepvaart op de ligplaats en het in zijn macht heeft in te grijpen, aangezien deze rechthebbende is van het desbetreffende stuk water.
In het vierde lid wordt een uitzondering gemaakt voor bunker- of dienstverlenende schepen om buiten de operationele ruimte hun activiteiten uit te oefenen. Gelet op het relatief kortdurende karakter van deze activiteiten is ervoor gekozen om deze bunkerschepen en dienstverlenende schepen een operationele melding aan de havenmeester te laten doen. Deze kan overzien of de operationele ruimte wordt overschreden en zo ja, of dit een knelpunt gaat opleveren in de scheepvaartafhandeling. Voor deze activiteiten is geen toestemming nodig. De melding kan de havenmeester wel aanleiding geven om bijvoorbeeld aanwijzingen te geven om bijvoorbeeld de activiteit uit te stellen.
Artikel 3.12 Maatregelen onttrekking economisch verkeer
Dit artikel is opgenomen in de verordening om te voorkomen dat schepen door de eigenaar worden onttrokken aan het economisch verkeer (worden "opgelegd"), of niet vrijwillig onttrokken worden aan het economisch verkeer, omdat schepen onder beslag worden gelegd of dat schepen een vaarverbod krijgen opgelegd.
Bij een opgelegd schip blijft vaak een minimum aan bemanningsleden aan boord. Dit, om enerzijds te zorgen voor een kostenreductie en om er anderzijds voor te zorgen dat het minimale onderhoud dat aan boord vereist is, plaatsvindt. Bij een schip waarop beslag of een vaarverbod is gelegd, kan ook, vanwege de duur van de maatregel, een deel van de bemanning van boord gehaald worden.
Bij een gevaarlijke situatie in de haven dient in beginsel elk afgemeerd schip te allen tijde in staat te zijn op eigen kracht of met behulp van sleepboten onmiddellijk van ligplaats te veranderen. Daarnaast moet onder meer toegezien worden op een blijvende deugdelijke afmeersituatie.
Dit artikel biedt de mogelijkheid om doeltreffende maatregelen op te kunnen leggen aan de kapitein, schipper of exploitant van het schip om de ordening, veiligheid of het milieu ten aanzien van het schip en haar omgeving blijvend te waarborgen. Te denken valt aan het voorschrijven van een minimum aan bemanningssterkte.
Verwaarlozing van een schip levert een risico op voor de ordening, veiligheid of het milieu. De rechthebbende van het schip is te allen tijde verantwoordelijk voor de staat van onderhoud van het schip. De rechthebbende dient voor eigen rekening en risico de staat van het schip aan te tonen indien hierom wordt gevraagd.
Artikel 3.12a Verhalen van schepen anders dan op eigen aanvraag
Schepen kunnen in de weg liggen als bijvoorbeeld een calamiteit op het land of op het water moet worden bestreden. Tevens kunnen schepen zelf door een calamiteit gevaar lopen. Daarnaast zijn er openbare orde en andere motieven denkbaar die het noodzakelijk maken dat een schip (tijdelijk) moet worden verhaald.
Aangezien niet altijd in strijd met bestaande wettelijke voorschriften wordt gehandeld, is bestuursdwang als bedoeld in artikel 125 van de Gemeentewet en artikel 5:21 Awb in dergelijke gevallen niet mogelijk.
Teneinde de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, wordt – overeenkomstig artikel 5:24 Awb – de beslissing op schrift gesteld in het geval van niet-spoedeisend belang.
Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt indien dit noodzakelijk is in het kader van de ordening, de openbare orde, de veiligheid of het milieu.
Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de ordening van de haven, is het noodzakelijk worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.
De rechthebbende van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Indien medewerking wordt geweigerd, kan het schip op kosten van de kapitein, schipper, verhaald worden.
Artikel 3.13 Vast- en losmaken van zeeschepen
Gelet op de veiligheid vereist deze verordening dat het vast- en losmaken van zeeschepen gebeurt door professionele partijen. In het eerste lid is daarom een verbod opgenomen voor twee situaties, waarbij de diensten van bootman niet mogen worden verricht.
In het tweede lid zijn op dit verbod een aantal uitzonderingen opgenomen.
De diensten van bootman worden in de haven aangeboden.
Paragraaf 4 Veiligheid en milieu in de haven
Artikel 4.1 Verontreiniging en overlast door schepen
Dit artikel is opgenomen in het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) geluid- en luchtkwaliteit in de haven. Het onder a. gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip. Handelingen gepleegd vanaf de wal vallen buiten deze bepalingen. Deze handelingen worden geregeld in de milieuwet- en regelgeving.
Het gebruik van afvalverbrandingsovens aan boord van schepen is, ter voorkoming van gevaar, schade en hinder van afvalverbrandingsovens voor de omgeving, verboden.
Eventueel zich aan boord bevindend afval kan worden afgegeven aan de daartoe bestemde inzamelaars.
Artikel 4.2 Verplichting gebruik walstroomvoorziening
Dit artikel is opgenomen in het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) geluid- en luchtkwaliteit in de haven. Daar waar walstroomaansluitingen aanwezig zijn, en deze voor het schip van voldoende capaciteit is, moet van deze voorziening gebruik worden gemaakt.
Het tweede lid is bedoeld voor de periode die benodigd is voor het aan- en ontmeren.
Artikel 4.3 Gevaar, schade of hinder opleverende schepen
De Scheepvaartverkeerswet regelt het toelatingsbeleid voor het varende verkeer. Artikel 4.3 regelt een goed havenbeheer en biedt tevens de mogelijkheid om in te kunnen grijpen als schepen ernstig gevaar, schade of hinder of ernstige gevolgen voor de ordening veroorzaken of kunnen veroorzaken.
De te treffen maatregelen kunnen van (min of meer) ingrijpende aard zijn en het kan om een grote variëteit aan maatregelen gaan, afhankelijk wat nodig is. Hierbij kan gedacht worden aan schepen die in brand staan, dreigen te zinken of schepen waaruit gevaarlijke stoffen lekken. De maatregelen kunnen variëren van het treffen van noodvoorzieningen aan boord van het schip, tot - in het uiterste geval - het verbieden van de binnenkomst of van verblijf van het schip in de haven.
Een veilige toegang is beschreven in o.a. International Convention for the Safety of Life at Sea (SOLAS) en Arboregelgeving en de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen. Hierin staat beschreven wat onder een veilige toegang wordt verstaan.
Het tweede lid maakt een uitzondering voor binnenvaartschepen. Een toegang kan tijdens het laden of lossen juist meer onveiligheid creëren. Wanneer een (binnenvaart)schip voor korte duur afmeert, bijvoorbeeld tijdens het bunkeren, auto afzetten, is het niet nodig om een veilige toegang op te zetten Dit kan ook voor zeeschepen zijn, bijv. bij het afzetten van overleden personen, of alleen bunkeren.
Artikel 4.5 Verrichten van werkzaamheden
Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden vaak aan boord verricht door de eigen bemanning, door een reparatiefirma of door werknemers van de stuwadoor. Het verrichten van reparaties kan gevaren met zich meebrengen. Het artikel richt zich tot eenieder.
Om te voorkomen dat overige werkzaamheden buiten een locatie waar deze activiteit is toegestaan worden uitgevoerd, uitgroeien tot werkzaamheden van grote omvang met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur zijn in het eerste lid, onder b, voorschriften opgenomen dat de duur van de werkzaamheden totaal ten hoogste zeven dagen mag zijn binnen de haven. Het eerste lid is ook van toepassing op de bedrijfsgereedheid van het schip. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de voortstuwingsinstallatie mogen niet leiden tot het belemmeren van de bedrijfsgereedheid voor een periode van meer dan zeven dagen.
Onder het in het tweede lid bedoelde tankschip wordt tevens begrepen een combinatietankschip, dat is omgebouwd tot bulkcarrier en nog slechts geschikt is voor het vervoer van droge lading. In de praktijk is gebleken dat in deze van scheepstype veranderde schepen restanten van voormalig vervoerde vloeibare lading achter kunnen blijven die bij het uitvoeren van werkzaamheden met vuur kunnen leiden tot ongewenste gevaarlijke situaties.
In het derde lid is bepaald dat werkzaamheden aan een installatie van een schip, die wordt aangedreven door specifieke brandstoffen, energiebronnen of hulpstoffen, niet zomaar zijn toegestaan. Het college kan hier voorwaarden aan stellen om het efficiënt gebruik van de haven en (milieu) veiligheid te waarborgen. Reden is dat dergelijke werkzaamheden zoveel gevaar met zich mee kunnen brengen dat enkel een melding niet volstaat.
Sloopwerkzaamheden zijn geregeld in het vierde lid. Met slopen wordt bedoeld het demonteren van de scheepsconstructie. Sloopwerkzaamheden zijn specifieke werkzaamheden die niet op het herstel van het schip zijn gericht.
De in dit artikel opgenomen bevoegdheid ziet op het aanwijzen van ligplaatsen voor schepen die in Nederland worden behandeld met een ontsmettingsmiddel. Het ontsmetten van schepen in Nederland wordt geregeld in de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden.
Indien er geen ligplaats is aangewezen, is deze activiteit ook niet mogelijk en toegestaan.
Artikel 4.7 Lading die in het buitenland is ontsmet
Dit artikel is van toepassing op schepen die de haven aandoen en in het buitenland zijn beladen met aldaar of tijdens de reis ontsmette lading.
Artikel 4.8 Vergunning ontvangst afval zeeschepen
Het gebruik van een ontvangstvoorziening voor schepen is geregeld in de Wvvs. Op basis van deze wet kan de beheerder van een haven, in het geval van de haven van Den Helder, het college, ontvangstvoorzieningen aanwijzen. Daarin voorziet deze bepaling. Drie groepen van bedrijven kunnen in aanmerking komen voor een vergunning: de overslagterminals en scheepsreparatiewerven, de bedrijven met een vaste inrichting aan de wal om de aangeboden schadelijke stoffen te ontvangen en eventueel te bewerken, te verwerken of te vernietigen en ten slotte de (transport)bedrijven die de afvalstoffen uitsluitend inzamelen met mobiele voorzieningen (lichters, voertuigen).
Uit de Memorie van Toelichting van de Wvvs blijkt dat een overlap met de vergunningvereisten voor een inzamelvergunning conform de Omgevingswet door de wetgever ongewenst wordt geacht. De wetgever heeft bij de wijziging van de Wvvs uitdrukkelijk de keuze gemaakt om beantwoording van de vraag welke personen scheepsafvalstoffen mogen inzamelen, over te laten aan de regeling neergelegd in de Omgevingswet. Alleen bedrijven die beschikken over een op deze wet gebaseerde vergunning zijn gerechtigd tot het inzamelen van afvalstoffen van zeeschepen. De havenbeheerder kan wel gebruik maken van het instrument vergunning teneinde nadere voorschriften te kunnen geven aan bedrijven die scheepsafvalstoffen inzamelen in de haven en te weten welke inzamelbedrijven actief zijn in de haven. Dit betreffen operationele en administratieve voorschriften om zorg te dragen voor een goede logistieke infrastructuur in de haven.
Een overslagterminal of scheepsreparatiewerf, die is aangewezen (een vergunning heeft gekregen) voor het in ontvangst nemen van afvalstoffen, mag slechts afvalstoffen accepteren die afkomstig zijn van zeeschepen, die bij het bedrijf worden geladen, gelost of gerepareerd. Het spreekt voor zich dat bedrijven, die het in ontvangst nemen, bewerken, verwerken en vernietigen van afvalstoffen als hoofdbedrijf uitoefenen, door de aanwijzing ook verplicht zijn om alle aangewezen schadelijke afvalstoffen te accepteren.
Transportbedrijven, zonder een vaste inrichting aan de wal voor het bewaren, bewerken of verwerken van afvalstoffen komen ook voor aanwijzing in aanmerking, mits zij ingevolge de milieuwetgeving gerechtigd zijn gevaarlijke afvalstoffen in te zamelen of te bewaren. Deze bedrijven worden door de aanwijzing verplicht tot aflevering van de ingezamelde scheepsafvalstoffen aan een bedrijf dat op basis van de milieuwetgeving bevoegd is die stoffen te bewerken, verwerken of vernietigen.
De vergunning die is neergelegd in deze verordening heeft dus een ander oogmerk en een aanvullend karakter op de inzamelvergunning van de algemene regels van het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel 4.9 Minimumeisen vergunning ontvangst afval zeeschepen
In de Europese verordening (EU) 2017/352 zijn de eisen vastgesteld voor het vergunnen van bedrijven met een afvalontvangstvoorziening. Deze eisen zijn opgenomen in deze verordening en kunnen als minimumeisen worden gesteld aan de vergunningverlening.
Artikel 4.10 Vergunning mobiele ontgasvoorziening
Mobiele ontgasvoorzieningen die op het water hun diensten verlenen aan schepen en niet onder een omgevingsvergunning vallen mogen dit alleen doen met een vergunning van het college. De eisen die het college stelt aan door dergelijke bedrijven gebruikte ontgasvoorzieningen sluiten zoveel als mogelijk aan bij de eisen die voor een walinstallatie worden gehanteerd.
Mobiele ontgasvoorzieningen die op de wal staan vallen onder de omgevingsvergunning van het betreffende bedrijf.
Artikel 4.11 Schoonmaken en ventileren van ladingtanks of sloptanks van tankschepen
Dit artikel regelt in zijn algemeenheid het veilig en milieuverantwoord schoonmaken van tanks, inclusief het gebruik van een ontgassingsinstallatie. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel. Slechts het onvermijdelijke laten ontsnappen van een klein restje gas bij het openen van de ladingtanks of sloptanks is toelaatbaar.
In het eerste lid, onder c, wordt geregeld dat de zogenaamde stankstoffen uit bijlage 2 en die niet onder het bepaalde onder a, b en d vallen, verboden zijn open schoon te maken.
Uit het eerste lid volgt dat voor stoffen waar gesloten schoonmaken niet is voorgeschreven open mag worden schoongemaakt.
In het vierde lid is geregeld dat ventileren alleen is toegestaan op een locatie die de havenmeester daartoe heeft aangewezen. In deze verordening is het begrip ventileren opgenomen. Dit is de situatie waarbij de concentratie gevaarlijke gassen en dampen uit de ladingtank in het uitgeblazen mengsel onder vastgestelde waarden zit. Daarbij wordt zowel naar de limieten van brandbaarheid als de giftigheid gekeken. Of gevaarlijke gassen en dampen aan die limieten moet voldoen is weer afhankelijk van de classificatiecode die het heeft gekregen op basis van internationale vervoerswetgeving zoals het ADN. Voor de gassen en dampen van gevaarlijke stoffen die alleen de classificatiecode brandbaar (“F”) hebben hoeft geen giftigheid gemeten te worden. Dit is wel het geval wanneer de stof de classificatiecode T heeft en in het ADN in tabel C kolom 18 van het ADN een giftigheidsmeter wordt vereist voor de betreffende stof. Hiermee wordt aangesloten bij internationale regelgeving.
In het zesde lid is in zijn algemeenheid bepaald dat het schoonmaken van stoffen (als bedoeld in artikel 4.11 eerste lid), hetgeen mede inhoudt het openen of ventileren van deze ruimtes na het schoonmaken, door het college door middel van nadere regels kan worden beperkt of verboden, indien atmosferische omstandigheden dit noodzakelijk maken.
Artikel 5.1 Aanwijzing oliehavengebieden
Binnen de haven van Den Helder zijn er geen oliehavengebieden aangewezen, maar deze paragraaf biedt wel de mogelijkheid om dit in de toekomst te doen.
Paragraaf 6 Overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
Artikel 6.1 Aanwijzing ligplaats tankschepen
Dit artikel regelt specifiek de leemte in het ligplaatsenbeleid voor tankschepen geladen met of leeg van onverpakte vloeibare gevaarlijke en schadelijke stoffen op openbare ligplaatsen conform BPR. Het college kan vanuit haar ordeningsbevoegdheid openbare ligplaatsen aanwijzen, waar deze schepen veilig en verantwoord ligplaats kunnen nemen.
Dit artikel vult dus de leemte in voor zeetankschepen, maar gaat verder dan alleen de activiteit wachten. Ook activiteiten als schoonmaken, repareren en overslag vallen binnen de werkingssfeer van dit artikel en dit geldt dan zowel voor zee- als binnentankvaart.
Bij het aanwijzen van openbare ligplaatsen houdt het college rekening met aspecten als externe veiligheid en milieubelasting in relatie tot de aard en hoeveelheden van de gevaarlijke en schadelijke stoffen en de door de schepen uitgevoerde activiteiten als schoonmaken, repareren en ladingoverslag. De aard en hoeveelheid lading spelen een rol bij het aanwijzen.
De operationele milieu- en veiligheidsvoorschriften en beperkingen die vervolgens aan deze activiteiten worden gesteld, zijn bij of krachtens deze verordening geregeld.
Artikel 6.2 Controlelijst bij de overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen in bulk
Voordat overslag van vloeibare gevaarlijke of schadelijke stoffen met een zeetankschip of tussen tankschepen plaatsvindt, moeten de voor de overslag verantwoorde personen (op een (zee)tankschip de kapitein/schipper en voor de inrichting de exploitant) een controlelijst nalopen en invullen. De hier bedoelde controlelijst is opgenomen in de International Safety Guide for Oil Tankers and Terminals, (ISGOTT) die wordt uitgegeven door de International Chamber of Shipping (International Association of Ports and Harbors (IAPH), de International Safety Guide for lnland Navigation Tank-barges and Terminals (ISGINTT) of de Ship to Ship Transfer Guide for Petroleum, Chemicals and Liquefied Gases (StSTGP). Er wordt niet verwezen naar een specifieke uitgave van deze richtlijnen. Er dient altijd volgens de laatste uitgaven te worden gehandeld.
Deze internationaal bekende controlelijsten worden wereldwijd gebruikt voor overslag van en naar een schip. Voordeel van het gebruik van deze internationaal bekende controlelijsten is dat de verantwoordelijke partijen in de zee- en binnentankvaart en de bedrijven met het gebruik bekend zijn en de laatste versie altijd bekend is én gebruikt moet worden.
De partijen zijn verplicht volgens de controlelijsten te werken nadat de lijst is ondertekend.
Artikel 6.3 Overige regels voor overslag van vloeibare gevaarlijke stoffen in bulk
Dit artikel regelt in zijn algemeenheid de veilige en milieuverantwoorde behandeling van genoemde stoffen. Het beperken van emissies maakt een belangrijk onderdeel uit van dit artikel.
Overigens geldt voor dit gehele artikel het uitgangspunt dat het schip centraal staat, waarvoor de bepalingen uit dit artikel gelden. Daarbij maakt het niet uit of het schip is afgemeerd op bijvoorbeeld een openbare ligplaats of aan een afmeervoorziening, die behoort tot een ligplaats van een bedrijf, waarvoor een omgevingsvergunning geldt.
De veiligheidsvoorschriften voor overslag tussen een binnentankschip en een bedrijf zijn neergelegd in het ADN. Aanvullende regulering in deze verordening is voor dat type overslag niet nodig.
Als overslag van gevaarlijke of schadelijke stoffen tussen schepen plaatsvindt, moet dat met gebruik van een dampretourleiding. De IBC Code schrijft aan zeetankschepen voor dat voor het vervoer van bepaalde stoffen een tank met dampretouraansluiting op het schip aanwezig moet zijn. Het ADN bepaalt voor binnentankschepen dat bepaalde stoffen gesloten vervoerd moeten worden. In deze
internationale regelingen is echter niet expliciet voorgeschreven dat bij overslag een dampretourleiding moet worden gebruikt. De milieuveiligheid in de haven is erbij gebaat wanneer de betreffende leidingen tijdens overslag van deze gevaarlijke of schadelijke stoffen worden gebruikt en om die reden wordt het gebruik ervan verplicht gesteld in het eerste lid.
De leidingen moeten dan gebruikt worden ter voorkoming van met name stankoverlast of risico voor de omgeving vanwege hun schadelijke aard. De laatste categorie waarvoor het gebruik van dampretourleidingen verplicht is gesteld, is de categorie van vluchtig organische stoffen. Ook in de afzonderlijke vergunningen op grond van de Omgevingswet van de bedrijven (aan de wal) die milieugevaarlijke stoffen behandelen, wordt gesloten behandeling van deze stoffen verplicht gesteld door de vergunningverlener.
Ook de andere bepalingen in dit artikel zijn erop gericht de aanwezige risico's te beheersen.
Paragraaf 7 Zoneringsregeling schepen met gevaarlijke stoffen in verpakking of bulk
Artikel 7.1 Verbod ligplaatsinname schip met gevaarlijke stoffen
Geregeld is dat het verboden is met een schip dat geladen is met bepaalde hoeveelheden van een gevaarlijke stof in verpakking ligplaats te nemen binnen een in de bijlage 3 genoemde afstand van (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties. Uit de bijlage volgt welke afstand tot (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties bij het toekennen van een ligplaats in acht moet worden genomen indien een bepaalde hoeveelheid stoffen uit de IMDG-Code zich in verpakte vorm aan boord van het schip bevindt. De afstand wordt bepaald vanaf de stuwpositie van de gevaarlijke stoffen aan boord van het schip. Doel van deze ligplaatszonering is dat mocht er onverhoopt een incident plaatsvinden met een schip met een gevaarlijke stof, dat er een voldoende veilige afstand is tussen het schip en (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties.
De ligplaatszonering is een veiligheidscontour die rondom (zeer) kwetsbare gebouwen en locaties wordt getrokken en waarbinnen schepen, die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke stoffen aan boord hebben, geen ligplaats mogen nemen. Deze risicomaatregel is aanvullend op de veiligheidsafstanden die gemeenten en provincies moeten aanhouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.
In 2022 heeft een herijking plaatsgevonden op de veiligheidsafstanden die in bijlage 3 zijn genoemd. De afstanden zijn gebaseerd op de veiligheidsnormen die in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) worden voorgeschreven en waar gemeenten en provincies aan zijn gehouden bij het verlenen van (milieu)vergunningen aan bedrijven met gevaarlijke stoffen.
In de ligplaatszonering wordt gekeken naar het effect van een incident met de gevaarlijke stoffen aan boord van schepen en wordt de kans dat het incident kan optreden niet meegewogen. Daarmee is deze meetmethode strenger dan de reguliere meetmethode en hierdoor staan in de ligplaatszonering grotere veiligheidsafstanden dan wanneer het Bkl zou worden toegepast. Deze strengere meetmethode draagt bij aan de veiligheid in en in de omgeving van de haven.
Voor het berekenen van de veiligheidsafstanden van de klasse 1 stoffen (explosieven) is het door het RIVM opgestelde Rekenvoorschrift Omgevingsveiligheid, Module VI voor opslag van ontplofbare stoffen uit 2020 gebruikt.
Paragraaf 8 Bunkeren en van of aan boord brengen van hulpstoffen
In Paragraaf 8 zijn de regels opgenomen voor de energievoorziening aan boord van schepen. De ontwikkelingen in de toepassing van (duurzame) energie in de scheepvaart gaan snel. In deze paragraaf is daar rekening mee gehouden door de brandstoffen niet meer specifiek te benoemen. Op die wijze zijn de artikelen toekomstbestendig.
De haven wil een bijdrage leveren aan een schoon milieu. Dit gebeurt door eisen te stellen aan de activiteit.
Het vijfde lid staat onder voorwaarden gelijktijdige operationele handelingen tijdens het bunkeren toe. Activiteiten die gelijktijdig uitgevoerd worden met een bunkering, zoals ladinghandelingen, bunkeren van andere brandstoffen of smeerolie, schoonmaken en repareren, kunnen risico's opleveren. In diverse best practice guidelines wordt gesteld dat gelijktijdige handelingen alleen verantwoord zijn als er een risico-assessment is uitgevoerd waaruit is gebleken of er en onder welke condities, gelijktijdig andere activiteiten verantwoord plaats kunnen vinden. Het resultaat van de risico-assessment wordt verwerkt in de door de vlaggenstaat goedgekeurde operationele documentatie, zoals het bunker managementplan, voor het schip dat gebunkerd wordt. De bij de bunkering betrokken partijen moeten het gestelde en de beperkingen vanuit deze operationele documentatie naleven.
Alleen die handelingen die in de operationele documentatie zijn opgenomen, mogen tijdens het bunkeren plaatsvinden.
Artikel 8.3 Regels schepen langszij bij bunkeren
In artikel 8.3 kan het college beperkingen stellen aan schepen die langszij een schip afmeren dat aan het bunkeren is. Met dit artikel kunnen de risico's die (toekomstige) energiebronnen en brandstoffen tijdens het bunkeren voor de afmerende schepen met zich meedragen worden beheerst.
Paragraaf 9 Overige bepalingen en dienstverlening
Artikel 9.1 Voorzieningen in de haven
De havenbeheerder dient in verband met het veilig gebruik van de haven op de hoogte te zijn van alle voorzieningen en voorwerpen die in, onder of boven water worden aangebracht en die van een min of meer permanent karakter zijn. Uitgezonderd zijn scheepstoebehoren en voorzieningen die dienen om een schip te laden en te lossen. Daarbij wordt de eis gesteld dat deze voorzieningen ook werkelijk (als zodanig) in gebruik zijn, teneinde te voorkomen dat voorzieningen die hinderlijk of gevaarlijk voor anderen zijn (bijvoorbeeld meerdraden en fenders) blijvend worden aangebracht.
Artikel 9.2 Bedieningstijden en –voorschriften bruggen en sluizen
Het scheepvaartverkeer, het havenbedrijfsleven en de watersport kunnen middels dit voorschrift vroegtijdig op de hoogte worden gesteld van de bedieningstijden en -voorschriften. Vanwege mogelijke tegenstrijdige belangen is op het vaststellen van de bedieningstijden en -voorschriften afdeling 3.4 van de Awb, de zogenoemde uniforme openbare voorbereidingsprocedure, van toepassing. De grondslag voor dit artikel is gelegen in de Scheepvaartverkeerswet, artikel 2, lid 1 sub a juncto artikel 4, lid 1 sub c en d, juncto artikel 3 en het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer, artikel 1, artikel 5 en artikel 6, of zoals nadien gewijzigd.
Artikel 9.3 Gebruik bruggen en sluizen
Dit artikel beoogt het misbruik van bruggen en sluizen tegen te gaan. Het artikel verbiedt een breed aantal activiteiten die op en vanaf bruggen en sluizen kunnen worden ondernomen, zoals duiken, springen of het opslaan van goederen op bruggen en sluizen.
Artikel 9.4 Verwijderen obstakels
Het artikel beoogt te voorkomen dat bruggen onnodig moeten worden geopend met het gevolg dat het verkeer op het land wordt geblokkeerd. Hiervan is sprake als betrokkene zelf vrij eenvoudig voorzieningen kan treffen waardoor de doorgang zonder het openen van de brug mogelijk is.
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid om uit het oogpunt van veiligheid en/of de openbare orde op te treden.
Artikel 9.6 Verbod tot zwemmen, baden, duiken, dreggen en verrichten duikwerkzaamheden
Met dit artikel is aansluiting gezocht bij artikel 8.08 BPR. Motieven voor een zwemverbod zijn gelegen in o.a. bescherming van personen tegen gevaar in verband met de scheepvaart, sterke stroming, bescherming van wallekanten, flora en fauna of de hygiëne en gezondheid.
Om de veiligheid bij duikwerkzaamheden te kunnen borgen is dit in principe verboden. Dit artikel geeft een instrument om middels een ontheffing aanvullende voorschriften te kunnen stellen over locatie en meldprocedure. Hiermee kan de scheepvaart over de duikwerkzaamheden worden geïnformeerd.
Dreggen en magneetvissen vormen een risico voor kabels en leidingen en kan op bepaalde locaties een verhoogd risico geven voor het opvissen van Niet Gesprongen Explosieven.
Paragraaf 10 Handhaving en strafbepaling
Deze verordening kent naast een aantal verbodsbepalingen, ook een aantal gebodsbepalingen. Om ervoor zorg te dragen dat deze geboden en verboden moeten worden nageleefd en niet naleving van de geboden strafbaar is, is artikel 10.1 opgenomen.
De bevoegdheid van toezichthouders om andere plaatsen dan woningen te betreden volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 10.5 regelt in aanvulling daarop het binnentreden van woningen, zonder toestemming van de bewoner zoals bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi). Als deze toestemming wordt verleend gelden de voorschriften van de Awbi.
Dat de gemeenteraad bevoegd is om personen aan te wijzen die zonder toestemming zoals bedoeld in de Awbi mogen binnentreden, volgt uit artikel 149a Gemeentewet. Het gaat om personen die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van overtreding van voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of de bescherming van het leven of de gezondheid van personen.
Paragraaf 11 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11.2 Intrekken oude regelgeving
In dit artikel wordt de ‘Havenbeheersverordening Port of Den Helder 2013’ ingetrokken.
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die van haar bekendmaking in het elektronisch Gemeenteblad.
De citeertitel van deze verordening luidt ‘Havenverordening Den Helder’.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-439518.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.