Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas 2025

DE RAAD VAN DE GEMEENTE PEEL EN MAAS

 

Gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders nr. 1894/2025/3152906

 

Gelet op het bepaalde in artikel 147 en 149 van de Gemeentewet.

 

Gelet op het bepaalde in artikel 3.16 van de Erfgoedwet en de Omgevingswet.

 

Gehoord de beraadslagingen.

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de volgende verordening:

 

Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas 2025

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • 1.

    gemeentelijk monument:

    monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

     

    monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

     

    archeologisch monument: terrein dat deel uitmaakt van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen;

  • 2.

    cultureel erfgoed:

    cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1. van de Omgevingswet;

     

    cultureel erfgoed: monumenten, archeologische monumenten, stads- en dorpsgezichten, cultuurlandschappen en, voor zover dat voorwerp is of kan zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan, ander cultureel erfgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet

  • 3.

    kerkelijk monument:

    kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 6, derde lid van deze verordening;

     

    kerkelijk monument: monument dat eigendom is van een kerkgenootschap, een zelfstandig onderdeel daarvan, een lichaam waarin kerkgenootschappen zijn verenigd, of van een ander genootschap op geestelijke grondslag en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor het gezamenlijk belijden van de godsdienst of levensovertuiging;

  • 4.

    gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht:

    stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 16 van deze verordening;

     

    stads- of dorpsgezicht: groepen van onroerende zaken, van algemeen belang vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden;

  • 5.

    gemeentelijk beschermd cultuurgoed:

    cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid van deze verordening;

     

    cultuurgoed: roerende zaak die deel uitmaakt van cultureel erfgoed;

  • 6.

    gemeentelijk beschermde verzameling:

    verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid van deze verordening;

     

    verzameling: cultuurgoederen die uit cultuurhistorisch of wetenschappelijk oogpunt bij elkaar horen;

  • 7.

    minister:

    minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

  • 8.

    omgevingsvergunning:

    vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1.

    Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2.

    Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a)

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed. Dit zijn de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en de redengevende beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument en van het beschermde gemeentelijke archeologisch monument, waarbij zo nodig die onderdelen worden genoemd waarop de bescherming met name is gericht.

    • b)

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijks beschermd stads- en dorpsgezicht.

    • c)

      gegevens over door burgemeester en wethouders van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.

  • 3.

    Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.

  • 4.

    Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vragen burgemeester en wethouders advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a)

      door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en

    • b)

      cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 4. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:

    • a)

      door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of

    • b)

      beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.

  • 3.

    Voordat burgemeester en wethouders beslissen om een aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste of tweede lid, te wijzigen of intrekken wordt er advies gevraagd aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    Het besluit tot intrekking wordt bekend gemaakt met toepassing van artikel 9, tweede en derde lid. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit ontvangt een afschrift.

Hoofdstuk 3. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 5. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een beoogd monument of beoogd archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2.

    Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a)

      rijksmonumenten, en

    • b)

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

  • 3.

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt hij advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit en zo nodig aan een archeoloog. De commissie adviseert binnen 8 weken.

  • 4.

    Het college kan ten behoeve van de aanwijzing van een monument als beschermd monument, dat cultuurhistorisch onderzoek wordt verricht.

Artikel 6. Voornemen tot aanwijzing

  • 1.

    Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste lid, wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan degenen die om aanwijzing hebben verzocht en alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Degenen die om aanwijzing hebben verzocht en alle zakelijke gerechtigden kunnen binnen de termijn die in het voornemen wordt genoemd schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken bij het college.

  • 3.

    Na het voornemen en voordat een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van deze verordening definitief wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg met de eigenaar.

Artikel 7. Voorbescherming

  • 1.

    De bescherming van hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, is bekendgemaakt.

  • 2.

    De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of het besluit om het monument niet te registreren in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 8. Advies gemeentelijke adviescommissie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 5, eerste en vierde lid, advies aan een de Adviescommissie Ruimtelijke kwaliteit.

  • 2.

    De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

  • 3.

    De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit adviseert binnen 8 weken.

Artikel 9. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en de redengevende omschrijving van het gemeentelijk monument.

  • 3.

    De zakelijke gerechtigden en degenen die om aanwijzing hebben verzocht kunnen binnen zes weken na de dag van verzending van het besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 10 van deze verordening, schriftelijk hun bezwaar kenbaar maken bij het college.

Artikel 10. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1.

    Het college maakt zijn besluit tot aanwijzing als beschermd gemeentelijke monument of als beschermd gemeentelijk archeologisch monument schriftelijk bekend aan alle zakelijke gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing binnen 4 weken in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 11. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

  • 1.

    In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. Tegen dit besluit kunnen belanghebbenden bezwaar maken. In afwijking van artikel 8 wordt in dat geval aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

  • 2.

    Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5, eerste lid.

  • 3.

    Hoofdstuk 4 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 10 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

Artikel 12. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2.

    Als de wijziging betrekking heeft op het schrappen uit het register, is hoofdstuk 3 overeenkomstig van toepassing, tenzij het (archeologisch) monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, als zodanig is tenietgegaan.

  • 3.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumenten-register of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 4. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 13. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 14. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1.

    Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a)

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b)

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op:

    • a)

      de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

    • b)

      alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

    • c)

      het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

      • o

        plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

      • o

        doen van begravingen of as bijzettingen, of;

      • o

        ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een ontheffing van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Burgemeester en wethouder kunnen van de aanvrager aanvullende gegevens verlangen, zoals de rapportage van een bouwhistorisch of archeologisch onderzoek.

Artikel 15. Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning gemeentelijke monumentenactiviteit:

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die betrekking heeft op een gemeentelijk monument worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

  • a.

    het monumentnummer en, voor zover van toepassing, de naam van het monument of de plaatselijke aanduiding van het archeologisch monument;

  • b.

    de opgave van het huidige gebruik van het gemeentelijk monument en het voorgenomen gebruik, als dat afwijkt van het huidige gebruik; en

  • c.

    de motivering voor het verrichten van de activiteit en een omschrijving van de gevolgen ervan voor het gemeentelijk monument.

Artikel 16. Weigeringsgronden

  • 1.

    De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2.

    Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Hoofdstuk 5. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 17. Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit, bedoeld in artikel 8, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5.

    Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijks beschermd of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 5.4 van de Omgevingswet.

Artikel 18. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stad- of dorpsgezicht

  • 1.

    De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 17, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 17, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2.

    Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Hoofdstuk 6. Bescherming gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

Artikel 19. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1.

    Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen of het aangezicht te verstoren.

  • 2.

    De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3.

    Artikel 16 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

Hoofdstuk 7. Beeldbepalend stads- of dorpsgezicht of object

Artikel 20. Relatie met het Programma Ruimtelijke Kwaliteit

Naast bescherming op basis van deze verordening als gemeentelijk monument of beschermd stads- of dorpsgezicht kunnen er op basis van het Programma Ruimtelijke Kwaliteit eisen van welstand gelden voor een beeldbepalend object of perceel dat beschermingswaardig is.

Hoofdstuk 8. Handhaving en toezicht

Artikel 21. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 13 of met het bepaalde krachtens artikel 14, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22. Toezichthouders

  • 1.

    Burgemeester en wethouders wijst de ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Hoofdstuk 9. Slotbepalingen

Artikel 24. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening Peel en Maas vastgesteld d.d. 10 oktober 2023 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze nieuwe Erfgoedverordening ingetrokken.

Artikel 25. Overgangsrecht

  • 1.

    Een krachtens eerdere Erfgoedverordening of andere regelgeving aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2.

    Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening Peel en Maas 2025.

Artikel 26. Inwerkingtreding en citeerregel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas 2025.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van: 30 september 2025

De raad van de gemeente Peel en Maas,

de griffier,

drs. E.J.C. Apeldoorn-Feijts

de voorzitter,

B.C.M. Vostermans

Toelichting  

Het gemeentelijk erfgoedbeleid verandert. De bundelingen van wetgeving in één Erfgoedwet en de invoering van de Omgevingswet stimuleren zowel een meer integraal gemeentelijk erfgoedbeleid als de erkenning dat erfgoed een integraal onderdeel is van (de kwaliteit van) de fysieke leefomgeving.

 

De gemeente Peel en Maas heeft er daarom voor gekozen om, vooruitlopend op vaststellen van een grondgebiedsdekkend omgevingsplan, erfgoedbeleid vast te leggen. Dit is (tijdelijk) vastgelegd in deze verordening. Zodra een definitief omgevingsplan wordt vastgesteld, wordt het cultureel erfgoed dat nu beschermd is middels de Erfgoedverordening gemeente Peel en Maas 2025 opgenomen in het omgevingsplan.

Naar boven