DE RAAD VAN DE GEMEENTE VOORST;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 juli 2025;
B E S L U I T:
vast te stellen de: Verordening tot wijziging van de Algemene plaatselijke verordening gemeente Voorst 2019 (Apv) (6e wijziging).
Artikel I
In artikel 1.1 (Definities) wordt in sub g de definitie van "gebouw" gewijzigd, dat komt als volgt komt te luiden:
g. gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.
Artikel IV
Het tweede en derde lid van artikel 4.3.2 (Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden) worden gewijzigd en komen als volgt te luiden:
Artikel 4.3.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden
2. Het verbod geldt niet voor:
a. laagstam vruchtbomen voor commerciële productie en windschermen om boomgaarden voor commerciële productie;
b. coniferen en naaldhoutsoorten, met uitzondering van Taxus (Taxus soorten);
c. gecultiveerde bolbomen (zoals bolkers, bolacacia, bolesdoorn en bolcatalpa), met uitzondering van de volgende inheemse knotbomen: knotwilg, -populier, -es, -linde en –eik;
d. overige soorten bomen tot een omtrek van 80 cm op 1,3 m hoogte boven het maaiveld, tenzij deze bomen zijn geplant in het kader van een herplantplicht als bedoeld in de artikelen 4.3.5 en 4.3.6 of tenzij deze bomen onderdeel uitmaken van hakhout of van een houtwal of tenzij deze bomen zijn aangeplant met subsidie voor de aanleg van landschappelijke beplantingen of tenzij deze bomen zijn aangeplant als voorwaarde voor gemeentelijke medewerking aan een ruimtelijke ontwikkeling en die in een privaatrechtelijke overeenkomst of middels een voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan of in het omgevingsplan zijn opgenomen;
e. houtopstanden die zijn gelegen buiten de aangewezen bebouwde kom, als bedoeld in artikel 4.1, onder a, van de Wet natuurbescherming, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 3.1 van de Aanvullingswet natuur Omgevingswet, tenzij het betreft: houtopstanden die een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen groter oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij in geval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20;
f. houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4.3.6;
g. houtopstand als bedoeld in het Convenant Erf- en Landschappelijke beplantingen in het Buitengebied van 31 januari 2002, voor zover deze houtopstand overeenkomstig het convenant gemeld en/of geregistreerd is.
3. Het verbod is niet van toepassing als de burgemeester of een boom technisch adviseur van de gemeente toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.
Artikel V
Artikel 4.3.3a (Weigeringsgronden) wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
In afwijking van artikel 1.8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:
a. de natuurwaarde of biodiversiteitswaarde van de houtopstand;
b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;
c. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
d. De beeldbepalende waarde van de houtopstand;
e. de waarde van de houtopstand voor dorpsschoon.
Artikel VI
Artikel 4.3.4a (Afstand beplanting tot de erfgrens) wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:
De afstand tot de erfgrens als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0,5 meter voor bomen en op nihil voor heesters en heggen.