Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2025

Het college van de gemeente Lopik;

 

gelet op:

  • -

    artikel 5, vijfde lid, van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

  • -

    artikel 35 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de volgende:

Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2025

 

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Omschrijving van begrippen

Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

 

  • 1.

    Deze beleidsregel verstaat onder:

    • a.

      wet: Participatiewet;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;

    • c.

      gemeente: de gemeente Lopik;

    • d.

      belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken;

    • e.

      bijzondere bijstand: de bijstand bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de wet;

    • f.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom (WIL);

    • g.

      HAR-regeling: HAR staat voor Hotel- en Accommodatieregeling. Deze regeling stelt gemeenten in staat om statushouders tijdelijk te huisvesten in hotels of andere accommodaties, wanneer er een tekort is aan reguliere opvangplekken.

    • h.

      draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat aangewend moet worden voor bijzondere en noodzakelijke kosten;

    • i.

      draagkrachtperiode: de periode waarover de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld;

    • j.

      inkomen: de middelen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet en de Beleidsregels giften en schadevergoedingen WIL 2023.

    • k.

      reserveringscapaciteit: het gedeelte van het inkomen dat vanaf het moment dat de kosten voorzienbaar zijn voor deze kosten gereserveerd dient te worden;

    • l.

      NIBUD richtprijzen: de vastgestelde (actuele) prijzen van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD);

    • m.

      incidentele woonkosten: kosten vanwege verhuizing zoals transportkosten, dubbele huur en administratiekosten;

    • n.

      complete woninginrichting: alle artikelen zoals genoemd in het inboedelpakket van de NIBUD Prijzengids;

    • o.

      gedeeltelijke woninginrichting: situaties waarin een belanghebbende een gedeeltelijke inrichting van de woning nodig heeft;

    • p.

      medische kosten: kosten voor medische behandelingen, waaronder tandartskosten en kosten voor medicijnen;

    • q.

      Gemeentelijke collectieve zorgverzekering: de collectieve zorgverzekering, die wordt aangeboden door de zorgverzekeraar waarmee de gemeente een collectief arrangement heeft afgesloten.

    • r.

      studenten of scholieren: De persoon van 18 jaar of ouder die een opleiding in het (hoger) beroepsonderwijs of aan een universiteit volgt en hiervoor studiefinanciering ontvangt. En de persoon van 18 jaar of ouder die voortgezet onderwijs volgt en daarvoor Wtos ontvangt.

    • s.

      voorliggende voorziening: een voorziening als bedoeld in de artikelen 5, onder e, en 15, eerste lid, van de Participatiewet;

    • t.

      inrichtingsnorm: de uitkeringsnorm bij verblijf in een inrichting als bedoeld in artikel 23 van de wet;

    • u.

      Erfgenamen: de personen die op grond van artikel 4:10 van het Burgerlijk Wetboek of op grond van een geldig testament tot de nalatenschap van een overledene worden geroepen.

  • 2.

    Voor de toepassing van deze beleidsregel, kan daar waar het begrip bewindvoering wordt gebruikt ook mentorschap of curatele worden gelezen.

  • 3.

    Deze beleidsregel kent in ieder geval onderstaande klantgroepen:

    • a.

      statushouders: verblijfsgerechtigden op basis van asiel die zich voor het eerst in Nederland vestigen, die het college moet huisvesten; op statushouders die onder de HAR-regeling vallen, zijn uitsluitend de artikelen 11, eerste lid, onder e, en 19, eerste lid, van deze beleidsregel van toepassing.

    • b.

      belanghebbenden die zich in een crisissituatie bevinden of net daaruit komen, daaronder begrepen:

      • i)

        daklozen: personen die geen woning hebben en in opvangcentra verblijven of overnachten in leegstaande gebouwen of op straat;

      • ii)

        personen uit een opvanghuis: personen in de overgang van 18- naar 18+ die vanuit een instelling zelfstandig gaan wonen of personen die uit een blijf-van-mijn-lijfhuis of soortgelijke opvang zich vestigen in de gemeente;

      • iii)

        langdurig gedetineerden: personen die zich vanuit langdurige detentie vestigen in de gemeente en minimaal 6 maanden gedetineerd zijn geweest;

      • iv)

        personen die vanuit beschermd wonen of vanuit maatschappelijke opvang uitstromen: personen die door psychische problematiek, een verstandelijke beperking en/of verslaving(en), begeleiding ontvangen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

Hoofdstuk 2 Algemeen (Basisvoorwaarden bij toekenning)

Artikel 2 Uitgangspunten

  • 1.

    Bijzondere bijstand is maatwerk op het gebied van noodzakelijke kosten.

    Niet de aard van de kosten, maar de individuele omstandigheden van belanghebbenden bepalen de bijzonderheid van de kosten.

  • 2.

    Belanghebbenden komen in aanmerking voor bijzondere bijstand als aan alle voorwaarden van artikel 35 van de wet is voldaan. In deze beleidsregel zijn enkele afwijkingen ten gunste van belanghebbenden opgenomen. Onverminderd deze afwijkingen worden de volgende criteria, indien van toepassing op de kostensoort, altijd getoetst: of de kosten zich voordoen, de voorzienbaarheid van de kosten, de mogelijkheid om voor de kosten te reserveren en de aanwezige draagkracht.

Artikel 3 De wijze en het tijdstip van aanvragen

  • 1.

    Aanvragen dienen door middel van het aanvraagformulier, zoals vastgesteld door het dagelijks bestuur, te worden ingediend.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt, naar aanleiding van een schriftelijke aanvraag, het recht op bijzondere bijstand vast.

  • 3.

    In afwijking van artikel 44, eerste lid, en artikel 13, eerste lid, onder g, van de wet:

    • a.

      kan bijzondere bijstand worden toegekend wanneer de aanvraag tot uiterlijk drie maanden, nadat de kosten zijn opgekomen, wordt ingediend;

    • b.

      mogen de kosten, binnen deze termijn, reeds voldaan zijn; en

    • c.

      mogen de kosten, binnen deze termijn, met behulp van geleend geld voldaan zijn.

  • 4.

    In afwijking van het derde lid van dit artikel gelden de volgende uitzonderingen:

    • a.

      alle kosten voortvloeiend uit een verhuizing en kosten voor woninginrichting;

    • b.

      medische kosten;

    • c.

      woonkostentoeslag;

    • d.

      uitvaartkosten.

    Deze kosten moeten worden aangevraagd voordat de kosten opgekomen en betaald zijn.

Artikel 4 Hoogte van de bijstand

  • 1.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt vastgesteld op individuele basis of op basis van NIBUD richtprijzen, tenzij uitdrukkelijk anders in deze beleidsregel of de bijbehorende financiële bijlage is bepaald.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt gebaseerd op de kosten van de goedkoopst adequate voorziening.

Artikel 5 Draagkracht (periode)

  • 1.

    De draagkracht wordt vastgesteld voor een periode van 12 maanden, gerekend vanaf de eerste dag van de maand waarin de aanvraag bijzondere bijstand wordt toegekend of vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten opgekomen zijn.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid van dit artikel loopt de draagkrachtperiode bij een Participatiewet-uitkering tot het einde van deze uitkering en is er gedurende de looptijd van de Participatiewet-uitkering geen draagkracht.

  • 3.

    De vastgestelde draagkracht wordt in geval van incidentele bijzondere bijstand in één keer in mindering gebracht op de in aanmerking komende noodzakelijke kosten.

  • 4.

    In geval van periodieke verstrekking van bijzondere bijstand wordt de draagkracht evenredig verspreid over 12 maanden. Als de duur van de verstrekking korter is dan 12 maanden, dan wordt de draagkracht evenredig verspreid over de duur van de verstrekking.

  • 5.

    Het bedrag aan draagkracht uit inkomen en vermogen wordt op de volgende manier in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand:

    • a.

      eerst op het vermogen en dan op het inkomen; vervolgens

    • b.

      eerst op de incidentele en daarna op de periodieke kosten; tot slot

    • c.

      eerst op het om-nietgedeelte en vervolgens op het leninggedeelte.

  • 6.

    In afwijking van het vijfde lid, onder b, van dit artikel, wordt bij bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten het bedrag aan draagkracht uit inkomen en vermogen na 12 maanden eerst in mindering gebracht op de periodieke kosten voor bewindvoering en daarna op incidentele kosten.

  • 7.

    Bij een wijziging van het inkomen, het vermogen en/of de woon- en gezinssituatie, kan de hoogte van de draagkracht volledig worden herzien. Dit vindt plaats op initiatief van het dagelijks bestuur of nadat belanghebbende feiten en omstandigheden heeft gemeld die van invloed zijn op het recht op of de hoogte van de bijzondere bijstand. Dit lid heeft geen betrekking op reguliere, periodieke indexaties van de toepasselijke bijstandsnormen of andere uitkeringen voor levensonderhoud.

Artikel 6 Draagkracht (inkomen)

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht op grond van het inkomen van belanghebbende en het gezin.

  • 2.

    De draagkracht wordt vastgesteld met inachtneming van de middelen en vrijlatingen zoals bedoeld in de artikelen 31, 32 en 33 van de wet en de Beleidsregels giften en schadevergoedingen WIL 2023. Bij het vaststellen van de draagkracht worden de individuele inkomenstoeslag en de studietoeslag buiten beschouwing gelaten.

  • 3.

    Bij de vaststelling als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, geldt als uitgangspunt bij de inrichtingsnorm dat de inrichting voorziet in de voedingskosten. Indien dit niet het geval is, maar er wel voedingsgeld beschikbaar wordt gesteld, is dit geen middel voor de bijstand.

    Wordt er voedingsgeld ontvangen en is er sprake van een volledig pakket thuis (vpt), dan wordt alleen dat deel van het voedingsgeld als middel aangemerkt dat samen met de overige middelen boven de toepasselijke bijstandsnorm, exclusief vakantietoeslag, uitkomt.

  • 4.

    Bij de vaststelling als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt voor uitsluitend persoonlijke kosten niet uitgegaan van de kostendelersnorm als toepasselijke bijstandsnorm. Voor overige kosten wordt wel uitgegaan van de kostendelersnorm als toepasselijke bijstandsnorm.

  • 5.

    De door de gemeente gehanteerde inkomensgrens is 100% van de toepasselijke bijstandsnorm.

  • 6.

    Bij de vaststelling als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, wordt 35% van het inkomen dat meer bedraagt dan de vastgestelde toepasselijke inkomensgrens van de gemeente in aanmerking genomen.

  • 7.

    In geval van verstrekking van bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag is, in afwijking van lid 6, het draagkrachtpercentage 100% van het inkomen dat meer bedraagt dan de vastgestelde toepasselijke inkomensgrens van de gemeente in aanmerking genomen.

Artikel 7 Draagkracht (vermogen)

  • 1.

    De bijzondere bijstand wordt verleend met inachtneming van de draagkracht op grond van het vermogen van belanghebbende en het gezin.

  • 2.

    Voor het vaststellen van het vermogen wordt aangesloten bij artikel 31 en artikel 34, eerste lid, tweede lid, onder a, b en d, derde lid en vierde lid, van de wet en de Beleidsregels giften en schadevergoedingen WIL 2023.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid van dit artikel wordt bij het overschrijden van de vermogensgrens, het volgende niet als vermogen aangemerkt:

    • a.

      de eenmalige energietoeslag als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de wet tot uiterlijk twee jaar na toekenningsdatum;

    • b.

      de tegemoetkomingen voor getroffen ouders in de toeslagenaffaire.

  • 4.

    Op het vastgesteld vermogen wordt eenmalig de toepasselijke bijstandsnorm, inclusief vakantietoeslag, in mindering gebracht.

  • 5.

    Het resterend vermogen boven het vrij te laten vermogen wordt voor 100% aangemerkt als draagkracht.

Artikel 8 Reserveringscapaciteit

  • 1.

    Voor incidentele noodzakelijke kosten van bestaan geldt dat een belanghebbende geacht wordt vooraf voor deze kosten te hebben gereserveerd.

  • 2.

    De reserveringscapaciteit bedraagt in beginsel 5% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 3.

    Over al het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm wordt 35% inclusief vakantietoeslag als reserveringscapaciteit aangemerkt.

  • 4.

    Er wordt gerekend vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de kosten voorzienbaar waren.

  • 5.

    Als de kosten langer dan 3 jaar voorzienbaar zijn, wordt de aanvraag afgewezen. Als de kosten korter dan 3 jaar voorzienbaar zijn wordt de reserveringscapaciteit berekend over maximaal 3 jaar voorafgaand aan het opkomen van de kosten.

  • 6.

    Bij een nieuwe aanvraag voor bijzondere bijstand wordt de reserveringscapaciteit berekend. Als er sprake is van een overlappende periode met een vorige aanvraag, wordt alleen de nieuwe periode berekend en wordt de eerder ongebruikte reserveringscapaciteit opgeteld bij de nieuwe reserveringscapaciteit.

  • 7.

    Het bedrag aan reserveringscapaciteit uit inkomen wordt op de volgende manier in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand:

    • a.

      eerst op de incidentele en daarna op de periodieke kosten;

    • b.

      eerst op het om- niet gedeelte en dan op het lening gedeelte.

Artikel 9 Terugbetaling lening

  • 1.

    Bijzondere bijstand die wordt verstrekt in de vorm van een lening moet worden terugbetaald.

  • 2.

    De hoogte van het aflossingsbedrag is 5% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.

  • 3.

    De aflossingsverplichting start uiterlijk in de 3e maand na het toekenningsbesluit. Bij studenten start de aflossingsverplichting uiterlijk in de 3e maand volgend op uitschrijving bij de onderwijsinstelling.

  • 4.

    De termijn waarbinnen verstrekte bijstand in de vorm van een lening dient te worden terugbetaald is 36 maanden.

  • 5.

    Zodra belanghebbende 36 maandtermijnen volledig aan de aflossingsverplichting heeft voldaan, wordt het restant kwijtgescholden conform artikel 9, eerste lid, van de Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom 2018. Ook wanneer belanghebbende binnen 36 maandtermijnen een bedrag aflost dat gelijk staat aan 36-maandelijkse aflossingen, wordt het restant kwijtgescholden.

Artikel 10 Terugvordering

  • 1.

    Wanneer de verplichting tot terugbetaling, zoals bedoeld in artikel 9 van deze beleidsregel, niet of onvoldoende wordt nagekomen, wordt de leenbijstand, op grond van artikel 58, tweede lid, van de wet, teruggevorderd.

  • 2.

    Voor de wijze van terugvordering wordt aangesloten bij hetgeen bepaald is in de Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom 2018.

Hoofdstuk 3 Kostensoorten (Uitwerking specifieke kostensoorten)

Paragraaf 1. Woonkosten

Artikel 11 Incidentele woonkosten

  • 1.

    In bijzondere omstandigheden in individuele situaties kan bijzondere bijstand worden toegekend voor:

    • a.

      transportkosten: de werkelijk gemaakte kosten, inclusief brandstofkosten, voor huur van een aanhanger of busje, met een maximum van € 200,-;

    • b.

      eerste huur en borg: huur van de eerste gebroken maand waarin belanghebbende zijn woning krijgt en de huur van de daaropvolgende eerste volledige kalendermaand en eventuele administratiekosten en borg, minus een eventueel recht op huurtoeslag;

    • c.

      dubbele huur: de goedkoopste huur voor de duur van maximaal één maand en eventuele administratiekosten en borg met betrekking tot de nieuwe huurovereenkomst, minus een eventueel recht op huurtoeslag;

    • d.

      overbruggingsuitkering levensonderhoud: het overbruggen van de periode tot aan de eerstvolgende uitbetaling van de algemene bijstand en/of de inkomsten zoals bedoeld in de wet. Het inkomen, in de 30 dagen voorafgaande aan de aanvraagdatum van het levensonderhoud, wordt in mindering gebracht op het bedrag aan overbruggingsuitkering. Als het inkomen hoger is dan het bedrag aan overbruggingsuitkering, bestaat er geen recht op. De hoogte van de overbruggingsuitkering is opgenomen in de financiële bijlage;

    • e.

      overbruggingsuitkering reiskosten: een tegemoetkoming in de reiskosten voor nieuw, in de gemeente, te vestigen statushouders ten behoeve van het volgen van een inburgeringscursus of extra taalonderwijs, bij een onderwijsinstelling waarmee de gemeente een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten dan wel die door de gemeente is goedgekeurd en waarbij de reisafstand 2 kilometer of meer is. Het inkomen, in de 30 dagen voorafgaand aan de aanvraagdatum van het levensonderhoud, wordt in mindering gebracht op het bedrag aan overbruggingsuitkering. Als het inkomen hoger is dan het bedrag aan overbruggingsuitkering, bestaat er geen recht op. De hoogte van de overbruggingsuitkering reiskosten is opgenomen in de financiële bijlage.

  • 2.

    Wordt er bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten zoals genoemd in lid 1 sub d en e van dit artikel, dan geldt de optelsom van beide overbruggingsuitkeringen ten opzichte van het inkomen 30 dagen vanaf gaand aan de aanvraagdatum van het levensonderhoud.

  • 3.

    Het eerste lid, onder a tot en met c, van dit artikel heeft in ieder geval betrekking op de volgende klantgroepen, bij wie ervan uitgegaan wordt dat de kosten voortvloeien uit individuele bijzondere omstandigheden:

    • a.

      Belanghebbenden die zich vanuit een crisissituatie zelfstandig huisvesten;

    • b.

      Statushouders. Voor hen geldt dit ook wat betreft artikel 1 lid 1 sub d van deze beleidsregel.

  • 4.

    Het eerste lid, onder e, van dit artikel heeft uitsluitend betrekking op statushouders, waaronder statushouders die gebruik maken van de HAR-regeling.

  • 5.

    Het eerste lid, onder a en c, van dit artikel kan ook van toepassing zijn op een belanghebbende die, in het kader van de verplichtingen voortvloeiend uit toekenning van woonkostentoeslag, naar een goedkopere of meer passende woning verhuist.

  • 6.

    Bijzondere bijstand voor de borg wordt als leenbijstand verstrekt.

  • 7.

    De verplichting tot terugbetaling van bijzondere bijstand die, op grond van dit artikel, in de vorm van een lening is verstrekt, start drie maanden na de datum waarop de bijzondere bijstand is toegekend.

Artikel 12 Woonkostentoeslag

  • 1.

    Bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag kan onder voorwaarden worden verleend. Het gaat om situaties waarin zich onverwacht een verandering heeft voorgedaan in de financiële situatie van belanghebbende, waardoor er problemen ontstaan bij het voldoen van de woonkosten.

  • 2.

    Indien belanghebbende een koopwoning heeft, dan gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is geen betalingsachterstand van de hypotheek dan wel een betalingsachterstand van de hypotheek tot een maximum van twee maanden;

    • b.

      indien belanghebbende een krediethypotheek heeft, dan benut hij deze volledig;

    • c.

      belanghebbende vraagt een reële en marktconforme prijs voor zijn woning;

  • 3.

    Indien belanghebbende geen koopwoning heeft dan geldt de voorwaarde dat er geen rechterlijke uitspraak is die leidt tot ontruiming van de woning.

  • 4.

    In de toekenningsbeschikking van de woonkostentoeslag worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      belanghebbende staat ingeschreven als woningzoekende bij WoningNet;

    • b.

      belanghebbende reageert ten minste drie keer per maand op een woonruimte die financieel passend is;

    • c.

      belanghebbende dient urgentie aan te vragen;

    • d.

      belanghebbende verhuist binnen 12 maanden na aanvang van de woonkostentoeslag naar een passende woonruimte. Dat betekent woonruimte met een huur waarop de Wet op de huurtoeslag van toepassing is;

    • e.

      belanghebbende verricht concrete en aantoonbare inspanningen om de woning te verkopen en/of de verkoop van de woning te versnellen.

  • 5.

    Indien niet wordt voldaan aan de verplichtingen genoemd in het vierde lid van dit artikel, kan het recht op woonkostentoeslag worden ingetrokken.

  • 6.

    Aan een belanghebbende aan wie een verhuisverplichting is opgelegd kan bij verhuizing naar een passende woonruimte als bedoeld in het vierde lid, onder d, van dit artikel bijzondere bijstand worden verleend voor een deel van de noodzakelijke kosten van stoffering.

  • 7.

    Voor het bepalen van de hoogte van de woonkostentoeslag worden de gegevens van de woonkosten en de online rekentool van de Belastingdienst, die is gebaseerd op de Wet op de huurtoeslag, gebruikt.

  • 8.

    Bijzondere bijstand voor woonkostentoeslag wordt maximaal 12 maanden verstrekt.

  • 9.

    Heeft belanghebbende ondanks aantoonbare serieuze pogingen, of op grond van dringende individuele omstandigheden, niet aan de voorwaarden met betrekking tot verhuizing kunnen voldoen, dan kan de woonkostentoeslag eenmalig verlengd worden met maximaal zes maanden.

Artikel 13 Doorbetaling vaste lasten bij kortdurend verblijf in detentie

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk onder de volgende voorwaarden:

    • a.

      de periode van detentie bedraagt ten minste één en ten hoogste zes maanden;

    • b.

      het volledige vermogen van belanghebbende wordt gebruikt om de in het tweede lid van dit artikel genoemde kosten te betalen. Indien belanghebbende beschikt over saldi/spaargeld/contanten en/of andere vormen van vermogen, dan moet dit volledig worden aangewend. In afwijking van artikel 7, tweede en derde lid, van deze beleidsregel, geldt hierbij geen vermogensvrijlating;

    • c.

      indien de woning tijdens detentie niet wordt bewoond door een huisgenoot of partner, wordt van belanghebbende verwacht dat hij onderverhuur onderzoekt en toepast, voor zover dit wettelijk, contractueel en feitelijk mogelijk is, om de in het tweede lid genoemde kosten (deels) te kunnen betalen.

  • 2.

    De volgende kosten komen in aanmerking voor bijzondere bijstand:

    • a.

      huur minus een eventueel recht op huurtoeslag;

    • b.

      vastrecht elektra;

    • c.

      vastrecht gas;

    • d.

      vastrecht water;

    • e.

      kosten bewindvoering.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt uitsluitend uitbetaald aan de verhuurder, het nutsbedrijf en/of de bewindvoerder en niet aan de belanghebbende zelf.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt verstrekt voor maximaal de duur van de detentie, waarbij een minimum van één maand en een maximum van zes maanden geldt.

 

Paragraaf 2. Woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

Artikel 14 Kosten voor woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen

  • 1.

    In geval van bijzondere omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 35 van de wet, kan in individuele situaties bijzondere bijstand worden toegekend voor:

    • a.

      volledige woninginrichting;

    • b.

      gedeeltelijke woninginrichting;

    • c.

      vervanging duurzame gebruiksgoederen.

  • 2.

    Aan een aantal klantgroepen kan bijzondere bijstand worden toegekend voor de kosten zoals genoemd in het eerste lid, onder a en b, van dit artikel, omdat bij deze klantgroepen in beginsel wordt aangenomen dat er sprake is van noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden. Het gaat om de volgende klantgroepen:

    • a.

      statushouders;

    • b.

      belanghebbenden die zich vanuit een crisissituatie zelfstandig huisvesten.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van 60% van de NIBUD richtprijzen.

  • 4.

    In afwijking van het vorige lid van dit artikel geldt voor stoffering, wat vloer, verf en behang omvat, een maximum van 100% van de NIBUD richtprijzen.

  • 5.

    In geval van een koelkast, wasmachine, kookplaat en/of een matras geldt, in afwijking van het derde lid van dit artikel, dat maximaal 100% van de NIBUD richtprijzen van toepassing is, op voorwaarde dat belanghebbende deze nieuw aanschaft. Dit lid geldt alleen voor aanvragen buiten de aanvragen voor de volledige kosten voor woninginrichting.

  • 6.

    Bij kamerbewoning van een kale kamer bedraagt de hoogte van de bijzondere bijstand voor kosten voor woninginrichting een bedrag van 60% van de NIBUD richtprijzen die gelden voor één volwassene. Bij gestoffeerde kamerbewoning kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor ontbrekende noodzakelijke inrichting. Bij volledig gemeubileerde kamerbewoning wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 7.

    De bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting en duurzame gebruiksgoederen wordt, met uitzondering van de stofferingskosten als bedoeld in het vierde lid van dit artikel, in de vorm van een lening verstrekt. De maximale hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting, duurzame gebruiksgoederen en stofferingskosten is opgenomen in de financiële bijlage.

  • 8.

    Indien belanghebbende ondanks zijn reserveringscapaciteit en/of draagkracht onvoldoende middelen heeft om de kosten voor volledige woninginrichting te kunnen betalen, kan er in afwijking van artikel 6 en 7 van deze beleidsregel een basis-inboedelpakket toegekend worden. De hoogte wordt vastgesteld door de berekende bijzondere bijstand voor woninginrichting in mindering te brengen op het maximale bedrag voor het basis-inboedelpakket. Het maximale bedrag voor dit basis-inboedelpakket is opgenomen in de financiële bijlage. De bijzondere bijstand voor het basis-inboedelpakket wordt verstrekt in de vorm van een lening.

 

Paragraaf 3. Bewindvoering

Artikel 15 Bewindvoering (incl. mentorschap en curatele)

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten kan worden toegekend voor onbepaalde tijd, zolang dit noodzakelijk is.

  • 2.

    De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de werkelijke kosten, maar bedraagt maximaal de forfaitaire tarieven zoals deze zijn vastgesteld in de ministeriële regeling ‘Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren’.

    Indien de kantonrechter een afwijkend bedrag vaststelt, is de hoogte van de bijzondere bijstand gelijk aan dit afwijkende bedrag, mits dit bedrag gefactureerd wordt.

  • 3.

    De draagkrachtperiode bij een aanvraag voor bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten, die is gebaseerd op een beschikking van de kantonrechter, wordt, in afwijking van artikel 5, eerste lid, van deze beleidsregel, voor onbepaalde tijd vastgesteld.

  • 4.

    Aan belanghebbende kan inzage worden gevraagd in het plan van aanpak, met als doel om duidelijkheid te verkrijgen over de looptijd van de bewindvoering en de afspraken die gemaakt zijn over uitstroom uit bewind.

  • 5.

    In afwijking van artikel 11 van de wet en artikel 3, derde lid, van deze beleidsregel, komen de griffiekosten die in relatie staan tot de bewindvoeringskosten in aanmerking voor bijzondere bijstand, ook als deze dateren van langer dan drie maanden voorafgaand aan de aanvraagdatum en/of de kosten al zijn voldaan. Dit geldt alleen als de aanvraag bijzondere bijstand voor bewindvoeringskosten wel binnen drie maanden na het opkomen van de kosten is ingediend.

 

Paragraaf 4. Medische kosten

Artikel 16 Medische kosten (incl. tandartskosten)

  • 1.

    Als medische kosten niet worden vergoed door de zorgverzekering van belanghebbende, maar wel vergoed worden door de gemeentelijke collectieve zorgverzekering en dit de meest goedkope adequate oplossing is, kan er bijzondere bijstand worden verstrekt tot het in het derde lid van dit artikel bedoelde bedrag. Het moet gaan om noodzakelijke medische kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en die acuut en niet uit te stellen zijn.

  • 2.

    Indien in het huidige kalenderjaar bijzondere bijstand voor medische kosten is toegekend, wordt verwacht dat belanghebbende met ingang van het volgende kalenderjaar is overgestapt naar de collectieve zorgverzekering dan wel een andere passende zorgverzekering en hiervan gebruik maakt. Dit heeft betrekking op zowel de basis- als de aanvullende zorgverzekering. Vanaf het nieuwe kalenderjaar wordt er geen bijzondere bijstand meer verstrekt voor medische kosten die vergoed zouden worden op basis van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor medische kosten is nooit hoger dan de vergoeding(en) zoals opgenomen in de polisvoorwaarden van de aanvullende zorgverzekering, die deel uitmaakt van de gemeentelijke collectieve zorgverzekering. De vergoeding waarop belanghebbende recht heeft op basis van zijn huidige zorgverzekering wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

  • 4.

    Als het tegenwettelijk begunstigend beleid uit het derde lid van dit artikel niet toereikend is, kan in zeer uitzonderlijke situaties een extra bedrag worden toegekend met een maximum van € 300,00 per individu per kalenderjaar.

Artikel 17 Overige kosten medisch gerelateerd

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor overige medisch gerelateerde noodzakelijke kosten als deze uitkomen boven de NIBUD richtprijzen én het gevolg zijn van individuele bijzondere omstandigheden.

  • 2.

    Aan de volgende medisch gerelateerde meerkosten kan hierbij worden gedacht:

    • a.

      extra stookkosten;

    • b.

      extra waterverbruik;

    • c.

      kledingslijtage door bewassing;

    • d.

      kosten voor een noodzakelijk speciaal dieet.

    Deze lijst is niet limitatief.

     

Paragraaf 5. Collectieve zorgverzekering

Artikel 18 De voorwaarden en gemeentelijke bijdrage

  • 1.

    Belanghebbende kan in aanmerking komen voor een gemeentelijke bijdrage bij deelname aan de gemeentelijke collectieve zorgverzekering.

  • 2.

    Voorwaarde om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de gemeentelijke collectieve zorgverzekering is dat het inkomen lager is of gelijk aan de door de gemeente vastgestelde toepasselijke inkomensgrens. De hoogte van de gemeentelijke bijdrage en de hoogte van de inkomensgrens zijn opgenomen in de financiële bijlage.

  • 3.

    Bij de beoordeling van het recht op een gemeentelijke bijdrage op grond van dit artikel wordt het volgende buiten beschouwing gelaten:

    • a.

      het vermogen;

    • b.

      de draagkrachtberekening als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze beleidsregel;

    • c.

      de kostendelersnorm;

    • d.

      de inrichtingsnorm;

  • 4.

    Dit artikel is niet van toepassing op andere collectieve zorgverzekeringen.

  • 5.

    In afwijking van artikel 33, tweede en derde lid, van de wet, wordt bij de toepassing van het tweede lid van dit artikel voor studenten uitgegaan van het feitelijk inkomen waarover zij beschikken.

  • 6.

    De bijdrage als bedoeld in het eerste lid van dit artikel wordt door de zorgverzekeraar verrekend met de door de belanghebbende verschuldigde premie.

 

Paragraaf 6. Reiskosten

Artikel 19 Reiskosten – en fietsvergoeding voor statushouders

  • 1.

    Statushouders en hun gezinsleden jonger dan 18 jaar kunnen bijzondere bijstand krijgen voor reiskosten of fietsvergoeding. Dit geldt als zij een inburgeringscursus, extra taalonderwijs of een ISK-traject volgen bij een school die samenwerkt met de gemeente of die door de gemeente is goedgekeurd. Dit geldt ook voor statushouders die onder de HAR-regeling vallen.

  • 2.

    Wie een reiskosten- of fietsvergoeding op grond van oud beleid heeft ontvangen, komt niet in aanmerking voor een vergoeding volgens dit artikel.

  • 3.

    De belanghebbende kiest uit één van de volgende drie vormen van vergoeding: reiskostenvergoeding voor de auto, reiskostenvergoeding voor het openbaar vervoer of een fietsvergoeding. Indien belanghebbende voor een fietsvergoeding kiest, dan vervalt het recht op reiskostenvergoeding in zijn geheel en omgekeerd.

  • 4.

    In afwijking van het tweede lid van dit artikel kan recht op reiskostenvergoeding opnieuw bestaan, nadat reeds een fietsvergoeding is ontvangen op grond van oud beleid. Dit is aan de orde als de reisafstand van belanghebbende als gevolg van een verhuizing of wijziging van onderwijsinstelling ten minste 10 kilometer enkele reis van de onderwijsinstelling wordt.

  • 5.

    De fietsvergoeding bedraagt eenmalig € 250,-. Dit bedrag is bedoeld voor de aanschaf van een fiets, inclusief verlichting en een slot.

  • 6.

    De reiskostenvergoeding voor het openbaar vervoer wordt vastgesteld op basis van de goedkoopste manier van reizen met het openbaar vervoer tussen het woonadres van belanghebbende en het adres van de onderwijsinstelling, zoals berekend via 9292 én U-OV Gemak Utrecht Regio per ritprijs heen en terug.

  • 7.

    De reiskostenvergoeding voor de auto wordt vastgesteld op basis van het aantal kilometers tussen het woonadres van belanghebbende en het adres van de onderwijsinstelling, zoals berekend via de Routeplanner van de ANWB met toepassing van de routeoptie “Kortste”. Voor de vergoeding per kilometer wordt aangesloten bij de geldende maximale belastingvrije kilometervergoeding zoals door de Belastingdienst gehanteerd.

  • 8.

    Een reiskostenvergoeding is mogelijk voor de duur van het inburgeringstraject. Dit omvat ook de intake voorafgaand aan het traject en/of examens na afloop van het traject. We sluiten aan bij de duur zoals DUO deze vaststelt. De vergoeding wordt op aanvraag voor een periode van maximaal 12 maanden toegekend en kan in totaal niet langer duren dan de duur van het inburgeringstraject.

  • 9.

    De reiskostenvergoeding wordt maandelijks achteraf verstrekt op basis van het aantal daadwerkelijk bijgewoonde lesdagen, zoals geregistreerd op de in te leveren presentielijst. De fietsvergoeding wordt uitbetaald na het inleveren van het aankoopbewijs. Voor ISK-trajecten wordt per maand een vergoeding verstrekt op basis van een maandabonnement.

  • 10.

    Bij een enkele reisafstand van minder dan 2 kilometer wordt de belanghebbende geacht deze afstand lopend te kunnen afleggen. Er is in dit geval geen reiskosten- en fietsvergoeding mogelijk.

  • 11.

    De presentielijsten over de toegekende reiskostenperiode dienen maximaal binnen drie maanden na het einde van de toekenningsperiode ingeleverd te worden.

  • 12.

    Het aankoopbewijs van de fiets dient binnen zes maanden na de verzending van de beschikking ingeleverd te worden.

 

Paragraaf 7. Diverse kosten

Artikel 20 Babyuitzet (basispakket)

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan in uitzonderlijke gevallen worden toegekend voor een babyuitzet basispakket.

  • 2.

    Voor het toekennen van bijzondere bijstand voor een babyuitzet basispakket gelden de volgende voorwaarden:

    • a.

      het gaat om het eerste kind van het gezin;

    • b.

      in afwijking van artikel 3 lid 3 dient de aanvraag te worden ingediend vanaf de vierde maand van de zwangerschap tot aan drie maanden na de bevallingsdatum en mogen de kosten al zijn voldaan al dan niet met geleend geld.

  • 3.

    De hoogte van bijzondere bijstand voor een babyuitzet basispakket is vastgesteld op 100% van de NIBUD richtprijzen.

  • 4.

    De bijzondere bijstand voor een babyuitzet basispakket wordt om niet verstrekt.

Artikel 21 Legeskosten

Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor legeskosten die zien op het administratieve deel in verband met een toegekende aanvraag voor woningurgentie en/of een gehandicaptenparkeerkaart.

Artikel 22 Eigen bijdrage CAK

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan worden toegekend voor de eigen bijdrage Wmo huishoudelijke hulp.

  • 2.

    Deze kosten komen, maximaal tot het einde van het kalenderjaar, voor bijzondere bijstand in aanmerking als een belanghebbende nog niet passend verzekerd is. Artikel 16, tweede lid, van deze beleidsregel is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 23 Uitvaartkosten

  • 1.

    De erfgenamen die verantwoordelijk zijn voor de kosten van een uitvaart kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand nadat de eigen middelen, verzekeringsgelden en de nalatenschap van overledene zijn aangewend of ontoereikend zijn.

  • 2.

    Voor een deel van de algemene kosten alsmede voor een deel van de begrafenis- dan wel crematiekosten kan bijzondere bijstand worden toegekend. De kostensoorten en maximumbedragen zijn opgenomen in de financiële bijlage.

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand voor de kosten van een begrafenis of crematie is gelijk aan de werkelijke kosten met een maximum van 100% van de NIBUD richtprijzen.

  • 4.

    In het geval er meerdere erfgenamen zijn, is eenieder verantwoordelijk voor zijn deel van de uitvaartkosten.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 24 Inwerkingtreding beleidsregel

  • 1.

    De beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking en werkt terug tot 1 januari 2025.

  • 2.

    De ''Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente [gemeentenaam] (WIL) 2023’’ wordt ingetrokken.

Artikel 25 Overgangsrecht

  • 1.

    Bij een aanvraag bijzondere bijstand ingediend voor inwerkingtreding van deze beleidsregel, waarop op het moment van inwerkingtreding van deze beleidsregel nog niet is beslist, zijn de artikelen uit deze beleidsregel van toepassing, tenzij de “Beleidsregel Bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023” voor belanghebbende gunstiger is.

  • 2.

    Bij een toekenning van bijzondere bijstand op grond van de Beleidsregel bijzondere bijstand Lopik (WIL) 2023, die doorloopt na inwerkingtreding van deze beleidsregel (zoals bij periodieke bewindvoeringskosten), blijft de draagkrachtperiode en de draagkrachtberekening van kracht conform de artikelen die golden ten tijde van de toekenning.

  • 3.

    Bij het nemen van een besluit op bezwaar zijn de artikelen uit deze beleidsregel van toepassing, tenzij de aanvraag bijzondere bijstand vóór inwerkingtreding van deze beleidsregel is ingediend en voor belanghebbende de Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2023 gunstiger is.

Artikel 26 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als Beleidsregel bijzondere bijstand gemeente Lopik (WIL) 2025.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, gehouden op 2 september 2025.

De secretaris,

L. de Graaff

De burgemeester,

Dr. L.J. de Graaf

Naar boven