Gemeenteblad van Steenbergen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2025, 39006 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Steenbergen | Gemeenteblad 2025, 39006 | ander besluit van algemene strekking |
Nadere regels re-integratievoorzieningen Participatiewet gemeente Steenbergen
Burgemeester en wethouders van Steenbergen:
Overwegende dat het wenselijk is nadere regels ter uitvoering van de Re-integratieverordening Participatiewet vast te stellen;
Gelet op het bepaalde in de Re-integratieverordening Participatiewet Gemeente Steenbergen 2024.
De nadere regels re-integratievoorzieningen Participatiewet gemeente Steenbergen vast te stellen:
Hoofdstuk 8 Persoonlijke ondersteuning
De voorziening persoonlijke ondersteuning heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 10da van de wet ten doel een zodanige begeleiding aan werknemer en werkgever te bieden, dat de werknemer na de maximale duur van de inzet zonder extra begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.
Het college kan een voorziening jobcoach aanbieden aan een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie en/of een persoon met een structurele functionele beperking, die arbeid in een dienstbetrekking of arbeid verricht op een proefplaats. De criteria uit artikel 17a van de verordening zijn hierop van toepassing.
Artikel 8.5 Interne werkbegeleiding
De vergoeding voor interne werkbegeleiding is mogelijk als de interne begeleiding meer is dan normale dagelijkse begeleiding, zijnde meer dan 1 uur per dag op basis van een werkdag van 8 uur. De vergoeding voor de interne werkbegeleiding bedraagt € 800,- eenmalig bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of langer. Bij een arbeidsovereenkomst korter dan zes maanden bedraagt de vergoeding € 400,- eenmalig. Deze vergoeding is gebaseerd op een arbeidsovereenkomst van 24 uur per week of meer. Bij een arbeidsovereenkomst van minder dan 24 uur per week wordt het bedrag naar rato vastgesteld.
In de aanvraag wordt de omvang van de noodzakelijke begeleiding vermeld en gemotiveerd, wordt een kopie van de arbeidsovereenkomst bijgevoegd en een certificaat van de behaalde opleiding inzake begeleiding van personen met een arbeidsbeperking van een bij hem in dienst zijnde persoon die als interne werkbegeleider optreedt.
Artikel 8.6 Begeleidingskosten participatievoorziening beschut werk
De vergoeding voor de kosten van begeleiding bij een arbeidsovereenkomst in het kader van de participatievoorziening beschut werk bedraagt per periode van twaalf maanden maximaal het bedrag waarmee hiervoor rekening gehouden wordt bij de vaststelling van de integratie-uitkering Participatie van het gemeentefonds.
Artikel 9.1 Praktijkervaringspolis
Het college kan een verzekering afsluiten bij een verzekeraar, waarmee personen die in het kader van de re-integratieverordening activiteiten met behoud van uitkering verrichten, verzekerd zijn tegen een aantal vormen van aansprakelijkheid zoals bepaald in de verzekeringspolis.
Hoofdstuk 10 Incidentele loonkostensubsidie
Artikel 10.2 Criteria voor de incidentele loonkostensubsidie
De werkgever biedt de in artikel 10.1 van deze nadere regels genoemde doelgroep een uitbreiding aan op een bestaande arbeidsovereenkomst van minder dan 20 uur. Inclusief de uitbreiding dient de omvang van de arbeidsovereenkomst minimaal 20 uur per week te bedragen voor een periode van tenminste 6 maanden.
Artikel 10.4 Maximale hoogte van de incidentele loonkostensubsidie
Als er sprake is van uitbreiding van het aantal uren van een bestaande arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden bij dezelfde werkgever tot minimaal 20 betaalde uren per week gedurende minimaal 6 maanden, wordt de hoogte van de incidentele loonkostensubsidie naar rato bepaald op basis van het aantal uitgebreide uren en de duur van de arbeidsovereenkomst.
Hoofdstuk 12 Werkvoorzieningen
Artikel 12.1 Vormen van voorzieningen
Het college kan de volgende voorzieningen werkplekaanpassing aanbieden:
Hoofdstuk 13 Re-integratievergoedingen
Artikel 13.2 Vergoeding reiskosten
Aan personen uit de doelgroep van artikel 7 lid 1 sub a van de P-wet, die in verband met het volgen van een re-integratietraject ten behoeve van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, een woon-werk afstand moeten overbruggen van meer dan 10 km, wordt een vergoeding verstrekt voor de werkelijke reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klas, of een vergoeding ter hoogte van de maximale belastingvrije vergoeding, kortste route overeenkomstig de ANWB routeplanner.
Artikel 13.3 Vergoeding kinderopvang
Aan personen uit de doelgroep van artikel 7, lid 1, onderdeel van de wet, die deelnemen aan een re-integratietraject ter voorbereiding op betaald werk, inkomsten uit deeltijd arbeid hebben, onderwijs moet volgen of zijn ingeschreven bij een onderwijsinstelling, worden de kosten eigen bijdrage Kinderopvang vergoed voor zover:
Artikel 16.1 Hardheidsclausule
Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze beleidsregels, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Het bepaalde in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing.
Steenbergen, 28 januari 2025
burgemeester en wethouders van Steenbergen,
de secretaris, de burgemeester,
A.N. Phaff- de Groot R.P. van den Belt, MBA
De Participatiewet geeft gemeenten de opdracht om te zorgen voor ondersteuning bij re-integratie van verschillende categorieën werkzoekenden. De gemeenteraad heeft van de wetgever de opdracht gekregen om re-integratievoorzieningen in een verordening te regelen.
De gemeenteraad heeft de Re-integratieverordening Participatiewet vastgesteld. Voor een aantal re-integratievoorzieningen is in de wet bepaald dat de regels hiervoor gedetailleerd in de verordening opgenomen moeten worden. Bij deze onderdelen is er weinig ruimte voor het college om nadere regels te stellen. Voor andere voorzieningen is in de verordening volstaan met het vaststellen van de kaders. De gemeenteraad heeft voor deze onderdelen aan het college de mogelijkheid gegeven om nadere regels te stellen.
Door het stellen van kaders in de verordening en de nadere uitwerking door het college bestaat de mogelijkheid om snel in te spelen op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de re-integratiemarkt. Dit geeft een mate van flexibiliteit die het mogelijk maakt om re-integratievoorzieningen op een efficiënte en effectieve manier in te zetten.
In deze nadere regels worden verschillende onderdelen die in de verordening zijn opgenomen nader uitgewerkt.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Begrippen die al in de Participatiewet of in de Re-integratieverordening zijn gedefinieerd zijn in deze nadere regels niet opnieuw omschreven. Hiervoor geldt dezelfde betekenis als in de wet of de verordening. Een beperkt aantal begrippen wordt in deze verordening nog wel beschreven.
Artikel 1.4 Onvoorziene omstandigheden
Dit artikel biedt het college de mogelijkheid voor het bieden van maatwerk en verlenen het college een discretionaire bevoegdheid om in individuele gevallen af te wijken van bepalingen in deze nadere regels.
Met de wijziging van de wet op 1 juli 2023 (wijziging in het kader van breed offensief) is de proefplaats in de wet opgenomen. Daarvoor kenden we in onze eigen verordening al wel de mogelijkheid van de proefplaatsing. De bepalingen in de re-integratieverordening zijn aangepast aan de bepalingen die sinds 1 juli 2023 in de wet zijn opgenomen.
Voor de proefplaatsing gold dat de nadere uitwerking hiervan was opgenomen in de nadere regels re-integratie Participatie. Vanwege de wettelijke bepalingen zijn er over de proefplaats meer onderdelen in de re-integratieverordening geregeld. De bepalingen in de nadere regels zijn op dit punt dan ook aangepast.
In de wet is bepaald dat een proefplaats in beginsel twee maanden duurt. De wet biedt de mogelijkheid om deze periode te verlengen met maximaal vier maanden. De periode van de proefplaats is vooral bedoeld om te bezien of de beoogde werknemer op zijn plek zit binnen het bedrijf waar hij geplaatst wordt.
Een proefplaats kan in beginsel voor iedere uitkeringsgerechtigde worden ingezet. Indien de proefplaats wordt ingezet voor een persoon die tot de doelgroep van de banenafspraak behoort dan kan de periode van de proefplaats ook gebruikt worden voor het vaststellen van de loonwaarde.
Bij een proefplaats is sprake van werken met behoud van uitkering en is dus nog geen sprake van een loonkostensubsidie. De werknemer is nog niet in dienst van de werkgever en daarom telt een proefplaatsing niet mee voor het aantal gerealiseerde banen in het kader van de banenafspraak.
De proefplaats is, net als de werkstage die in artikel 3.1 aan de orde komt, een instrument dat wordt uitgevoerd met behoud van uitkering. De proefplaats bevat de intentie tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst. Bij een werkstage is er geen sprake van een dergelijke intentie. Uitgangspunt is dat een proefplaats niet gecombineerd mag worden met een werkstage. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin dit wel wenselijk is. In het derde lid is opgenomen wanneer een dergelijke combinatie aan de orde kan zijn.
Hoofdstuk 3 Werkstage en ontwikkeltraject
Een werkstage is een onderdeel van een re-integratietraject en mag gelet op het karakter en bedoeling ervan slechts van korte duur zijn. De voorkeur gaat uit naar een werkstage bij een externe werkgever. Daarnaast kan het ook als work first instrument worden ingezet. De werkstage is vooral bedoeld om enig inzicht te krijgen in de vraag of een persoon geschikt is voor een bepaalde functie, ten einde te kunnen beoordelen of om deze geschiktheid te kunnen bereiken nog (verdere) scholing hierin gewenst is.
In zijn algemeenheid wordt een periode van maximaal zes maanden voldoende geacht om te kunnen beoordelen of de individuele persoon voldoende vaardigheden in zich heeft om de functie optimaal te kunnen (gaan) vervullen.
Voor de werkgever en de stagiair zijn geen vergoedingen beschikbaar. De werkgever wordt op deze manier de mogelijkheid geboden om kennis te maken met een werknemer zonder dat hij direct geconfronteerd wordt met alle werkgeversrisico’s.
Om de kans op betaald werk te vergroten is het voor werkzoekenden soms noodzakelijk om een aantal competenties te ontwikkelen. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om werknemersvaardigheden, maar ook meer specifieke vakgerichte competenties. Met inzet van een ontwikkeltraject kan gewerkt worden aan deze competenties. Een ontwikkeltraject wordt ingezet met behoud van uitkering. De duur van een ontwikkeltraject is afhankelijk van de te ontwikkelen competenties en het lerend vermogen van de kandidaat.
Hoofdstuk 4 Sociale activering
Artikel 4.1 Sociale activering
Sociale activering betreft activiteiten welke gericht zijn op maatschappelijke participatie of op het op enig moment kunnen bereiken van algemeen geaccepteerde arbeid. De te ondernemen activiteiten worden ook vastgelegd in het op te stellen plan van aanpak.
Hoewel sociale activering wel een onderdeel is van een re-integratietraject en daarmee een re-integratie-instrument is, betreft het over het algemeen wel personen die een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Dit houdt in dat bij het opstarten van dit traject mensen nog diverse voorbereidende stappen zullen moeten zetten voor zij zonder gebruik te maken van de voorzieningen van de gemeente weer algemeen geaccepteerde arbeid kunnen aanvaarden.
In sommige situaties kan het voor de inschakeling in arbeid noodzakelijk zijn om een belanghebbende scholing te laten volgen. Het gaat hierbij dan met name om meer beroepsgerichte scholing. Scholing op basis van de Re-integratieverordening en deze nadere regels betreft dus geen algemene opleiding.
Van belang is om vooraf vast te stellen of de cliënt in staat geacht moet worden de scholing succesvol af te ronden. Om deze reden is dan ook in het derde lid opgenomen dat de scholing moet aansluiten op de mogelijkheden van de persoon.
In de leden 4 en 5 worden beperkingen aangebracht in de scholing. Deze beperkingen betreffen de duur en de kosten van het scholingstraject. In bijzondere individuele situaties beidt het zevende lid nog wel de mogelijkheid om hiervan af te wijken.
Dit artikel regelt de detacheringsbanen ook wel Participatiewetbanen genoemd. Deze banen zijn bedoeld voor personen met een arbeidsbeperking dit niet tot de doelgroep van beschut werk behoren, maar nog niet geschikt zijn om in het kader van de banenafspraak bij een reguliere werkgever in dienst te komen. Bedoeling is dat deze detacheringsbaan/ Participatiewetbaan voor de inwoner de mogelijkheid biedt om werkervaring op te doen en zich te ontwikkelen. Uitgangspunt is een dergelijke baan tijdelijk is en dat er daarna doorstroom naar een reguliere werkgever plaatsvindt. Om dit tijdelijke karakter van deze banen aan te geven is in lid 1, onderdeel b, de maximale duur van het dienstverband opgenomen. Deze maximale duur is afgeleid van de maximale duur van een tijdelijk contract zoals vastgelegd in de Wet arbeidsmarkt in balans. Door de periode te beperken tot 35 maanden wordt voorkomen dat er rechten op een vast dienstverband ontstaan. Hiermee moet nog wel opgemerkt wordt dat er in deze periode sprake mag zijn van maximaal drie tijdelijke contracten.
In veel gevallen lukt het ook om de kandidaat in deze periode te plaatsen bij een reguliere werkgever. Vaak in het kader van de banenafspraak met toepassing van een structurele loonkostensubsidie. Er doen zich echter ook situaties voor waarin deze plaatsing niet gerealiseerd kan worden. In de praktijk is er daarom al een enkele maal voor gekozen om het dienstverband na de tijdelijke periode voort te zetten. Om deze reden is in onderdeel c opgenomen dat er een mogelijkheid tot voortzetting van het dienstverband is. Vanuit het doel van de Participatiewet dat zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking bij een reguliere werkgever aan het werk moeten, zal wel terughouden met deze mogelijkheid omgesprongen worden.
De doelgroep voor beschut werk bestaat uit mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Het gaat om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de werkplek nodig hebben, dat niet van een werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt, ook niet met extra voorzieningen van gemeente of UWV. Het UWV toetst de noodzaak van aanpassingen, toezicht en begeleiding voor de betrokkene. Op basis van deze toetsing geeft het UWV een advies beschut werk af. Op basis van dit advies beslist de gemeente of een persoon wordt toegelaten tot de doelgroep beschut werk.
Artikel 7.2 Aanbod van participatievoorziening beschut werk
Het is te verwachten dat sommige mensen die tot de doelgroep behoren vanwege hun beperking slechts een beperkt aantal uur in de week kunnen werken. Er wordt gestuurd op tenminste 12 uur per week maar het is ook mogelijk voor kandidaten om in de opstartfase minder dan 12 uur per week te werken indien meer uren niet mogelijk zijn op dat moment. Uitgangspunt is echter wel dat een persoon door het beschut werken uit de uitkering kan stromen. Waar de grens precies ligt, is afhankelijk van de voor die persoon geldende bijstandsnorm.
Gezien het feit dat deze doelgroep vaak aangewezen is op routinematige kort cyclische werkzaamheden is het in verband met de efficiency (het beperken/voorkomen van afstemverliezen) en verstoring van de rust op de afdeling wenselijk dat kandidaten één aaneengesloten bloktijd (4 uur) kunnen werken.
We blijven aandacht houden voor de verdere ontwikkeling van mensen die binnen het beschut werken een plaats vinden. Streven blijft om vanuit beschut werk doorstroom naar regulier werk te realiseren.
Hoofdstuk 8 Persoonlijke ondersteuning
Door de wijziging van de Participatiewet per 1 juli 2023 (breed offensief) was het noodzakelijk om ten aanzien van persoonlijke ondersteuning meer onderdelen te regelen in de verordening. Hierdoor zijn er minder onderdelen die geregeld hoeven te worden in de nadere regels.
We kennen vier varianten waarin persoonlijke ondersteuning vorm gegeven kan worden. Deze vormen worden hier kort toegelicht.
Een interne jobcoach is in dienst van de werkgever. Deze situatie zal zich vooral voordoen bij de grote werkgevers die meerdere personen met een arbeidsbeperking in dienst hebben. De interne jobcoach kan dan aan meerdere werknemers ondersteuning verlenen. Dit kan ook gaan om werknemers die in verschillende vestigingen van de werkgever werkzaam zijn.
Bij een interne jobcoach wordt een vast bedrag verstrekt aan de werkgever. De hoogte hiervan is afhankelijk van het noodzakelijke begeleidingsniveau.
Er is sprake van een externe jobcoach als de werkgever een jobcoach inhuurt bij een erkende jobcoachorganisatie. Hierbij geldt een maximum uurtarief waarbij wordt aangesloten bij de normbedragen die het UWV vaststelt.
Bij een jobcoach in natura regelt de gemeente de inzet van de jobcoach bij de werkgever. Het kan dan gaan om de inzet van een jobcoach die in dienst is bij de gemeente of een aan de gemeente gelieerd sociaal ontwikkelbedrijf. De gemeenten hebben hierbij een voorkeur voor de inzet van jobcoaches vanuit de SW-bedrijven
Er kan ook sprake zijn van een situatie waarbij de gemeente de jobcoach inhuurt bij een erkend jobcoachbedrijf.
Van een interne werkbegeleider is sprake als de persoonlijke ondersteuning wordt geboden door een collega. Het moet dan wel gaan om meer dan een reguliere collegiale ondersteuning. De werkbegeleider dient ook een opleiding/training gevolgd te hebben voor he bieden van deze begeleiding. Een voorbeeld hiervan is de Harrie-training.
In het algemeen zal iedere werkgever een nieuwe werknemer begeleiding moeten bieden. Voor iedere nieuwe werknemer geldt immers dat deze wegwijs gemaakt moet worden in zijn nieuwe werksituatie. In deze reguliere situaties is er geen aanleiding om een jobcoach in te zetten. In dit artikel is opgenomen voor welke doelgroep een jobcoach wel ingezet kan worden. Het gaat dan om personen die meer begeleiding nodig dan de reguliere begeleiding die een werkgever aan een werknemer moet bieden.
In dit artikel zijn nadere bepalingen opgenomen over de inzet van een jobcoach.
In het eerste lid is opgenomen aan welke eisen een interne jobcoach dient te voldoen. Dit is opgenomen om het onderscheid met de in artikel 8.5 opgenomen interne werkbegeleider duidelijk te maken. De eisen die aan een interne werkbegeleider worden gesteld zijn minder dan de eisen die aan een interne jobcoach worden gesteld. Zoals in het eerste lid is bepaald dient een interne jobcoach in ieder geval een hbo werk- en denkniveau te hebben een erkende jobcoachopleiding afgerond te hebben.
In het tweede lid is bepaald dat voor een belangrijk deel wordt aangesloten bij bepalingen van het UWV over de jobcoach. Hiermee wordt harmonisatie beoogd, waardoor werkgevers die zowel te maken hebben met inzet van een jobcoach vanuit het UWV als vanuit de gemeente met hetzelfde regiem te maken hebben.
Een jobcoach richt zich niet alleen op de werknemer waarvoor hij ingezet wordt, maar ook op de organisatie en collega’s van deze werknemer. Het uiteindelijke doel is dat een jobcoach na verloop van tijd niet meer nodig is. Uitgangspunt is dat een jobcoach voor een periode van maximaal 2 jaar kan worden ingezet. Alleen in bijzondere individuele situaties kan deze periode verlengd worden.
Artikel 8.4 Verantwoording jobcoach
Dit artikel regelt op welke wijze de verantwoording van de inzet van een jobcoach plaats moet vinden. Op deze wijze kan de rechtmatigheid hiervan worden beoordeeld.
Artikel 8.5 Interne werkbegeleiding
Interne werkbegeleiding kan worden ingezet als een werknemer die tot de doelgroep behoort meer begeleiding nodig heeft dan een reguliere werknemer. De begeleiding wordt dan geleverd door een collega en de werkgever ontvangt een compensatie voor het productieverlies van deze begeleider. De interne begeleider dient voor deze begeleiding wel een training gevolgd te hebben. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een ‘HARRIE’-training.
In het vijfde lid is de hoogte van de vergoeding voor de interne werkbegeleider bepaald. Dit is een eenmalig vast bedrag. De hoogte is afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst.
In het zevende lid is bepaald dat er ook sprake kan zijn van samenloop van jobcoaching en interne werkbegeleiding als dit gelet op de omstandigheden van de werknemer noodzakelijk is. De jobcoach en de werkbegeleider moeten dan wel verschillende personen zijn. De eisen die aan een jobcoach en een interne werkbegeleider worden gesteld verschillen ook van elkaar.
In de leden 9 tot en met 11 is de aanvraagprocedure voor de interne werkbegeleider geregeld.
Artikel 8.6 Begeleidingskosten participatievoorziening beschut werk
Bij de bepaling van de hoogte van de begeleidingsvergoeding voor een dienstverband in het kader van de participatievoorziening beschut werk wordt aangesloten bij het bedrag van het Rijk hanteert bij de bepaling van het macrobudget voor deze kosten.
Artikel 9.1 Praktijkervaringspolis
De re-integratieverordening kent verschillende instrumenten waarbij een uitkeringsgerechtigde met behoud van uitkering activiteiten verricht. In de verordening worden de volgende vormen genoemd:
Maar daarnaast kan het ook gaan om het verrichten van een maatschappelijke inspanning op grond van de verordening tegenprestatie.
Omdat er in deze gevallen geen sprake is van een formeel werknemerschap bij een werkgever, valt deze persoon niet altijd onder de verzekering van de werkgever. Om financiële problemen te voorkomen als er sprake is van het veroorzaken van schade met hieraan gekoppelde aansprakelijkheid wordt in dit artikel geregeld dat de gemeente voor deze situaties een verzekering kan afsluiten.
Hoofdstuk 10 Incidentele loonkostensubsidie
Dit onderdeel van de nadere regels heeft tot doel om een incidentele loonkostensubsidie aan werkgevers te verstrekken indien zij uitkeringsgerechtigden in dienst nemen die al wat langer een uitkering via de gemeente ontvangen. Doel is om hen tenminste werkervaring op te laten doen en bij voorkeur op weg te helpen naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt.
In dit artikel wordt bepaald voor welke doelgroepen de incidentele loonkostensubsidie kan worden ingezet. Het gaat hierbij om doelgroepen waarvoor gebleken is dat het moeilijk is om werk te vinden. Door de mogelijkheid van het verstrekken van een loonkostensubsidie willen we de kans op een betaalde baan vergroten.
Het betreft hier een kan-bepaling, dit betekent dat in iedere individuele situatie beoordeeld moet worden of er een noodzaak is voor een incidentele loonkostensubsidie. Dit kan dus ook mede afhankelijk zijn van de situatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 10.2 Criteria voor de incidentele loonkostensubsidie
Vanuit het algemene doel van deze stimuleringsregeling om uitkeringsgerechtigden werkervaring op te laten doen en bij voorkeur op weg te helpen naar een duurzame plek op de arbeidsmarkt, kan een werkgever alleen dan in aanmerking komen voor een incidentele loonkostensubsidie als er een arbeidsovereenkomst wordt gesloten met een minimale omvang en duur.
Artikel 10.3 Indienen van de aanvraag
Op basis van opgedane ervaringen met eerdere incidentele loonkostensubsidieregelingen is de keuze gemaakt om bij de aanvraag te volstaan met een volledig ingevuld aanvraagformulier, waarbij nog geen feitelijke bewijsstukken behoeven te worden overgelegd. Op deze wijze kunnen werkgevers het sluiten van de arbeidsovereenkomst direct laten samenhangen met het toekennen van een incidentele loonkostensubsidie.
Artikel 10.4 Geen recht op incidentele loonkostensubsidie
In dit artikel zijn enkele bepalingen opgenomen over situaties waarin er geen recht bestaat op een incidentel loonkostensubsidie. Deze zijn vooral opgenomen vanuit het oogpunt dat door een loonkostensubsidie geen verstoring van de arbeidsmarkt mag plaatsvinden. De loonkostensubsidie is niet bedoeld om een werkgever een goedkope arbeidskracht te geven, maar is bedoeld om de werkgever te compenseren voor een verminderde arbeidsproductiviteit en noodzakelijke begeleiding in de beginperiode van een dienstverband. De incidentele loonkostensubsidie kan dan ook niet worden ingezet voor de doelgroep banenafspraak, omdat daar al op andere manier (zoals de structurele loonkostensubsidie) compensatie van de werkgever plaatsvindt.
Artikel 10.5 Maximale hoogte van de incidentele loonkostensubsidie
In dit artikel wordt de hoogte van de loonkostensubsidie vastgesteld. Om werkgevers te stimuleren uitkeringsgerechtigden een contract van minimaal een jaar aan te bieden is er voor gekozen om de maximale subsidie bij een jaarcontract (lid 2) hoger vast te stellen dan de som van twee keer een subsidie bij een halfjaarcontract (lid 1).
Artikel 10.6 Uitbetaling incidentele loonkostensubsidie
Voor zover subsidie wordt verleend, dient deze ook feitelijk vastgesteld te worden. Aan de werkgever wordt de mogelijkheid geboden om op zeer eenvoudige wijze een aanvraag in te dienen maar de verantwoording van de door de gemeente ontvangen participatiegelden vereisen diverse verplichtingen.
Door de subsidie bij feitelijke uitbetaling tevens vast te stellen wordt enerzijds een eenvoudige werkwijze gerealiseerd en wordt anderzijds voldaan aan de verantwoordingsverplichtingen van de gemeente.
Wanneer overheden steun aan ondernemingen willen verlenen kan deze steun er voor zorgen dat de concurrentieverhoudingen worden verstoord. Met de verklaring de-minimissteun kan worden nagegaan of bij de steunverlening aan een onderneming aan de eisen van de de-minimisverordening (verordening 2023/2831 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun) voldoet.
Artikel 10.7 Vaststelling en uitbetaling incidentele loonkostensubsidie
Met deze bepalingen wordt de hoogte van de te betalen incidentele loonkostensubsidie steeds afgestemd op de feitelijk gewerkte uren. Daarmee wordt het doel van de regeling optimaal gerealiseerd.
Hoofdstuk 11 Structurele loonkostensubsidie
Met de wijziging van de Participatiewet per 1 juli 2023 (in het kader van breed offensief) is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening de regels vast moet stellen over de structurele loonkostensubsidie. Omdat het meeste dus geregeld is in de verordening, hoeven er of dit onderwerp weinig zaken opgenomen te worden in de nadere regels.
Artikel 11.1 Structurele loonkostensubsidie
In het eerste lid is nog voor de volledigheid opgenomen dat het college de structurele loonkostensubsidie verstrekt aan een werkgever die een persoon die tot de doelgroep behoort een arbeidsovereenkomst biedt.
In het tweede lid is bepaald dat voor de verdere procedure aangesloten wordt bij de landelijk vastgestelde preferente werkproces loonkostensubsidie. Door hierbij aan te sluiten wordt duidelijkheid geboden aan de werkgever.
Artikel 11.2 Verplichtingen van de werkgever en terugvordering
In dit artikel is opgenomen dat de werkgever verplicht is om de gemeente te informeren van wijzigingen die van invloed kunnen zijn op de verstrekking van de loonkostensubsidie. Als er de werkgever wijzigingen niet of niet tijdig doorgeeft en dit leidt tot het geheel of gedeeltelijk ten onrechte verstrekken van een loonkostensubsidie dan kan het college dit ten onrechte verstrekte bedrag terugvorderen.
Hoofdstuk 12 Werkvoorzieningen
Voor sommige personen is het vanwege hun beperking niet altijd mogelijk om zonder aanvullende maatregelen aan het werk te gaan. Voor deze groep is het dan noodzakelijk om een voorziening in te zetten.
Artikel 12.1 Vormen van voorzieningen
Dit artikel benoemt de voorzieningen die ingezet kunnen worden in de volgende artikelen wordt dit verder uitgewerkt.
Artikel 12.2 Vervoersvoorzieningen
Het eerste lid richt zich op een eigen vervoermiddel dat noodzakelijk is om het werk te bereiken. Iedereen die werkt is in beginsel zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar de werkplek. Er kan zich echter een situatie voordoen dat het noodzakelijk is om een vervoersvoorziening aan te passen. Voor deze aanpassing kan dan een vergoeding worden verstrekt. Als het een vervoermiddel betreft dat ook in het dagelijks leven wordt gebruikt, dan kan het ook zijn dat de aanpassing op grond van de Wmo geregeld kan worden. De Wmo geldt hierbij als voorliggende voorziening.
Een specifieke groep zijn personen die zijn aangewezen op de participatievoorziening beschut werk. Een groot deel van deze groep heeft een dienstverband bij het sociaal ontwikkelbedrijf. Als deze persoon niet zelfstandig kan reizen wordt het vervoer veelal verzorgd door het sociaal ontwikkelbedrijf. In het derde lid is bepaald welke vergoeding voor dit vervoer verstrekt kan worden.
Artikel 12.3 Voorziening werkplekaanpassing
Dit artikel regelt de bepalingen voor een werkplekaanpassing. Een vergoeding van deze kosten zal alleen aan de orde zijn als er geen mogelijkheden zijn voor verstrekking door het UWV. Het artikel regelt onder andere de doelgroep en de voorwaarden voor de verstrekking.
Hoofdstuk 13 Re-integratievergoedingen
Van iedere burger mag verwacht worden dat hij investeert in zichzelf om hiermee zelfstandig in zijn bestaan te voorzien en zijn inkomenspositie te verbeteren. Toch kunnen er zich situaties voordoen dat een uitkeringsgerechtigde wordt geconfronteerd met kosten van re-integratie die tot een belemmering van werkaanvaarding leiden. In dergelijke gevallen kan een vergoeding voor bepaalde kosten worden verleend.
Artikel 13.1 Vergoeding kosten werkaanvaarding
Dit artikel maakt het mogelijk om specifieke kosten van werkaanvaarding te vergoeden tot een maximum bedrag van € 750,00. Er wordt geen limitatieve opsomming gegeven van kostensoorten omdat het van belang is om maatwerk te leveren. In een individuele situatie zal beoordeeld moeten worden of er aanleiding is bepaalde kosten te vergoeden.
Artikel 13.2 Vergoeding reiskosten
Personen die een re-integratietraject volgen kunnen te maken krijgen met reiskosten. Op grond van dit artikel kan een vergoeding voor deze reiskosten worden vergoed. Het gaat hier enkel op reiskosten die betrekking hebben op het re-integratietraject. Het kan dan bijvoorbeeld wel gaan om reiskosten als een werkstage gevolgd wordt, maar niet op reiskosten op het moment dat er sprake is van een dienstverband. Bij een dienstverband is een vergoeding voor reiskosten een zaak tussen werkgever en werknemer. Hierbij is het voor de werkgever mogelijk om een onbelaste vergoeding te verstrekken. Bij reizen met openbaar vervoer heeft de werknemer daarnaast mogelijkheden om reiskosten als aftrekbare kosten op te voeren bij zijn belastingaangifte.
Artikel 13.3 Vergoeding kinderopvang
Voor zover er op andere gronden geen vergoedingen mogelijk zijn van de kosten van kinderopvang biedt dit artikel de mogelijkheid om deze kosten te vergoeden. Uiteraard moet het hierbij gaan om kosten van noodzakelijke kinderopvang.
Hoofdstuk 14 Overige re-integratievoorzieningen
Artikel 14.1 Overige re-integratievoorzieningen
Het is niet mogelijk om alle vormen van re-integratievoorzieningen vooraf te regelen. Er kunnen zich altijd situaties voordoen waarin het noodzakelijk is andere re-integratievoorzieningen in te zetten, dan de voorziening die in de verordening en de voorgaande hoofdstukken van deze nadere regels zijn geregeld. Als escape is daarom dit artikel opgenomen. Dit maakt het in individuele situaties mogelijk om een vergoeding in andere noodzakelijke kosten te verlenen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-39006.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.