Beleidsregels uitwegen gemeente Zaltbommel 2025

Aanleiding en doel van de beleidsregels

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaltbommel (hierna: de gemeente) stelt vast dat er behoefte bestaat aan heldere uitleg over de wijze waarop vergunningaanvragen voor uitwegen worden beoordeeld.

 

In artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) is vastgelegd dat voor het aanleggen, wijzigen of gebruiken van een uitweg een vergunning vereist is. De APV benoemt ook de gronden waarop een vergunning kan worden geweigerd. Om te zorgen voor een eenduidige, transparante en zorgvuldige besluitvorming zijn deze beleidsregels opgesteld. Ze bieden aanvragers vooraf duidelijkheid over de voorwaarden en uitgangspunten die worden gehanteerd bij de beoordeling van een aanvraag voor een uitweg.

Wat is een uitweg?

Een uitweg (ook wel inrit, uitrit of oprit genoemd) is een verbinding tussen een privéperceel en de openbare weg, waardoor voertuigen het terrein kunnen in- en uitrijden. Dit geldt alleen voor verbindingen die bedoeld zijn voor (motor)voertuigen. Een voetpad of tuinpad vanaf een perceel naar de openbare weg of het trottoir wordt niet gezien als een uitweg. Deze beleidsregels zijn daarop niet van toepassing.

 

Voor het aanleggen of gebruiken van een uitweg is toestemming nodig, vaak moet de openbare ruimte worden aangepast door een stoeprand te verlagen of verharding aan te leggen. Er zijn ook voorbeelden waarbij de uitweg niet aangelegd hoeft te worden en/of fysiek waarneembaar is in het straatwerk, bijvoorbeeld bij directe aansluiting op de openbare weg. Ook in die gevallen is er een uitwegvergunning vereist.

 

Welke vergunning is er nodig?

Voor het aanleggen of veranderen van een uitweg is een omgevingsvergunning vereist. Dit is bepaald in artikel 2:121 van de APV. Deze omgevingsvergunning wordt op grond van artikel 22.8 in samenhang met artikel 5.1. eerste lid, onder a van de Omgevingswet aangeduid als “omgevingsvergunning voor de uitwegactiviteit”. De vergunning wordt aangevraagd via het Omgevingsloket: www.omgevingsloket.nl

 

Een aanvrager mag de uitweg niet zelf aanleggen in de openbare ruimte. De gemeente zorgt voor de aanleg van de uitweg vanaf het privéperceel tot aan de openbare weg, ook als er bijvoorbeeld een sloot of watergang overbrugd moet worden. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor de aanleg van de uitweg op het privéperceel.

 

Als de aanvrager niet de eigenaar is van het perceel waarvoor de uitweg wordt aangelegd, moet de eigenaar schriftelijk toestemming geven. Deze verklaring moet worden toegevoegd aan de vergunningsaanvraag.

 

Wanneer een uitweg over een watergang of dijklichaam wordt aangelegd, moet de aanvrager ook toestemming hebben van waterschap Rivierenland.

 

De omgevingsvergunning moet door de aanvrager bij de provincie Gelderland worden aangevraagd als de uitweg uitkomt op een provinciale weg.

 

Voor uitwegen die afwijken van de standaardsituatie wordt geadviseerd om vooraf contact op te nemen met de gemeente. Zo kunnen de mogelijkheden en voorwaarden tijdig worden besproken.

 

Beoordeling van de aanvraag

Voor de beoordeling van de aanvraag worden de volgende uitgangspunten en randvoorwaarden gehanteerd:

 

Afmetingen van de uitweg

Algemene bepaling:

  • Een uitweg op privéperceel moet per geparkeerd voertuig minimaal 5 meter diep zijn, zodat een voertuig niet uitsteekt over de openbare weg en er geen gevaarlijke situaties ontstaan.

Woonperceel met 1 voertuig:

  • Breedte uitweg: minimaal 3 meter, maximaal 5 meter.

Woonperceel met 2 voertuigen (naast elkaar):

  • Breedte van de uitweg: 6 meter.

    Deze breedte is noodzakelijk zodat, naast twee geparkeerde auto’s, voldoende ruimte overblijft om veilig en comfortabel te passeren.

Gecombineerde uitweg voor twee aangrenzende woonpercelen

Als twee uitwegen van aangrenzende woonpercelen zodanig dicht bij elkaar liggen dat de opgaande en neergaande trottoirbanden tegen elkaar aan komen te liggen, worden deze uitgevoerd als één gecombineerde uitweg.

  • Breedte uitweg: minimaal 7 meter – maximaal 10 meter

De gemeente telt het aantal auto's dat theoretisch op een uitweg bij een woning kan parkeren niet mee in de parkeercijfers. In plaats daarvan worden de aantallen uit de geldende parkeernota gehanteerd. Dit komt doordat er in de praktijk vaak minder auto's op een uitweg parkeren dan theoretisch mogelijk zou zijn.

 

Bedrijfsperceel:

Een perceel dat wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

  • Breedte uitweg: maximaal 10 meter.

  • In uitzonderlijke gevallen kan, na overleg met de wegbeheerder, een bredere uitweg worden toegestaan. De aanvrager moet de noodzaak hiervan aantonen. Het verkeer moet hierbij in- en uit kunnen rijden zonder gebruik te maken van de berm.

Landbouwperceel:

Een perceel dat wordt gebruikt voor landbouwactiviteiten zoals gewasverbouw of veeteelt.

  • Breedte uitweg: minimaal 3 meter en maximaal 5 meter.

De breedte van een uitweg, inclusief kantopsluiting en "vleugels" (zie afbeelding 2), wordt gemeten op de perceelgrens tussen perceel en openbare ruimte, zoals weergegeven in afbeelding 3.

Afbeelding 2: vleugels

 

Afbeelding 3: breedte = A

 

Randvoorwaarden

  • A.

    Een uitweg mag geen gevaarlijke situatie veroorzaken.

  • B.

    Een uitweg mag niet onnodig ten koste gaan van een openbare parkeerplaats.

  • C.

    Het openbaar groen mag niet op onaanvaardbare wijze worden aangetast.

  • D.

    Bij een woning zijn maximaal 2 uitwegen toegestaan. Een tweede uitweg mag niet ten koste gaan van een openbare parkeerplaats of openbaar groen.

A. Ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg (artikel 2:12 lid 2a APV)

Verkeersveiligheid is een belangrijk criterium en een uitweg mag geen gevaarlijke situatie veroorzaken. Voor een veilig en efficiënt gebruik van de weg moeten de volgende punten in acht worden genomen:

 

  • 1.

    Een uitweg op privéperceel moet per geparkeerd voertuig minimaal 5 meter diep zijn, zodat een voertuig niet uitsteekt over de openbare weg en er geen gevaarlijke situaties ontstaan.

  • 2.

    Op een bedrijfsperceel moeten vrachtwagens kunnen laden en lossen. Het uitvoeren van deze werkzaamheden in de openbare ruimte vormt een gevaar voor de verkeersveiligheid

  • 3.

    De uitweg moet in één vloeiende beweging kunnen worden op- en afgereden.

  • 4.

    De uitweg moet op meer dan 5 meter afstand liggen van een kruising, splitsing van wegen, rotonde, onoverzichtelijke bocht, of voetgangersoversteekplaats. Zie afbeelding 1.

    Afbeelding 1 toont hoe de afstand tussen een kruising en de uitweg moet worden gemeten.

     

    afbeelding 1: afstand = B

  • 5.

    Een uitweg mag geen gebruik maken van een (brom)fietspad, trottoir en/of wandelpad, behalve om deze te kruisen om het privéperceel te bereiken.

  • 6.

    De uitweg mag niet op een plek liggen waar de bestuurder van een voertuig vanuit de uitweg geen of slecht zicht heeft op de openbare weg, het trottoir en/of het fietspad.

  • 7.

    Bij woningen moet de afstand tussen de zijkant van de uitweg en een lantaarnpaal of bebording minimaal 1 meter zijn; bij bedrijven is deze afstand minimaal 3 meter.

  • 8.

    Een uitweg mag niet ten koste gaan van:

    • Straatkolken, openbaar straatmeubilair, nutsvoorzieningen, ondergrondse containers, snelheidsremmers, bushaltes (behalve buurtbussen), bebording en/of lichtmasten die vanwege technische eisen, veilig gebruik van de weg of belangen van direct aanwonenden niet verplaatst kunnen worden.

    • Een openbaar verzamelpunt voor afval (containers), tenzij er een goede alternatieve locatie in de directe nabijheid beschikbaar is.

    • Een gehandicaptenparkeerplaats, betaalde parkeerplaats of een parkeerplaats met laadpaal.

  • 9.

    Een uitweg mag de afwatering van de openbare weg niet verstoren. Indien nodig moeten aanvullende maatregelen worden genomen om verstoringen van de afwatering te voorkomen.

  • 10.

    Een uitweg moet zo worden aangelegd dat ze duidelijk herkenbaar is als uitweg en niet kan worden verward met een zijweg. Dit betekent dat het materiaal van de uitweg moet verschillen van dat van de rijbaan. Waar de uitweg een trottoir kruist, moet het trottoir worden doorgetrokken. De wegbeheerder bepaalt de specificaties voor het bestratingsmateriaal van het trottoir.

Vervolg A. Ter voorkoming van gevaar voor het verkeer op de weg (artikel 2:12 lid 2a APV)

  • 11.

    Bij een uitweg plaatst de gemeente geen verkeersborden of spiegels. Alleen als er technische of praktische bezwaren zijn tegen de standaardregels, kan de wegbeheerder hiervan afwijken en extra eisen stellen, zoals het plaatsen van voorrangsborden. Deze kosten zijn voor rekening van de aanvrager.

  • 12.

    Als de voorrang op de weg niet duidelijk is, kan de gemeente extra borden of markeringen nodig vinden. De kosten hiervan zijn voor rekening van de aanvrager.

B. Als de uitweg zonder noodzaak ten koste gaat van een openbare parkeerplaats (artikel 2:12 lid 2b APV)

Wanneer een uitweg wordt aangelegd, gaat dit veelal ten koste van parkeermogelijkheid in het openbaar gebied. Een uitweg moet qua ligging zo gesitueerd zijn, dat voor woningen maximaal één (ingerichte) parkeerplaats/parkeermogelijkheid in de openbare ruimte verloren gaat.

 

Dit geldt ook voor situaties waarin parkeren is toegestaan op de rijbaan, zonder dat daar parkeervakken zijn aangegeven.

 

C. Als door de uitweg het openbaar groen op onaanvaardbare wijze wordt aangetast (artikel 2:12 lid 2c APV)

Bescherming van groenvoorzieningen:

  • 1.

    Een uitweg mag niet ten koste gaan van de hoofdgroenstructuur of bomen die op de waardevolle bomenlijst staan.

  • 2.

    Het aanleggen van een uitweg door gemeentelijke groenvoorzieningen moet zoveel mogelijk worden beperkt en mag geen versnippering van gemeentelijke hagen of groen veroorzaken.

  • 3.

    De uitweg moet minimaal 2 meter van de stam van een boom worden aangelegd.

D. Als er sprake is van een uitweg van een perceel dat al door een andere uitweg wordt ontsloten, en de aanleg van deze tweede uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of het openbaar groen (artikel 2:12 lid 2d APV).

Dit geldt ook voor situaties waarin parkeren is toegestaan op de rijbaan, zonder dat daar parkeervakken zijn aangegeven.

 

Aanleg en kosten van de uitweg

De uitweg van de openbare weg naar het privéperceel wordt aangelegd in elementenverharding, zoals betonstenen, tegels of gebakken klinkers. Elementenverharding is belangrijk voor de bereikbaarheid van kabels en leidingen, omdat deze verharding makkelijker te verwijderen is. Daarnaast zorgt het voor een esthetische en stedenbouwkundige inpassing in het straatbeeld.

 

Alle kosten die samenhangen met de aanleg van een uitweg zijn voor rekening van de aanvrager. Dit betreft niet alleen de leges en aanlegkosten, maar ook eventuele extra kosten, zoals het verplaatsen van straatmeubilair of andere noodzakelijke voorzieningen in de openbare ruimte.

 

Voor uitwegen binnen de bebouwde kom vraagt de gemeente een offerte op bij een aannemer. In deze offerte zijn alle relevante kosten opgenomen. De offerte wordt vervolgens verstrekt aan de aanvrager. Pas nadat de aanvrager het volledige bedrag aan de gemeente heeft betaald, geeft de gemeente opdracht aan de aannemer om de uitweg aan te leggen. Na de aanleg is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het deel van de uitweg dat binnen de openbare ruimte valt.

 

Voor uitwegen buiten de bebouwde kom geldt dat de aanvrager – na toestemming van de gemeente – zelf een aannemer mag inschakelen voor de aanleg. Dit is pas toegestaan nadat de omgevingsvergunning definitief is verleend. Na de aanleg is de gemeente verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het deel van de uitweg dat binnen de openbare ruimte valt.

 

Deze beleidsregels treden in werking op de na de bekendmaking in het gemeenteblad.

 

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels uitwegen gemeente Zaltbommel 2025

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 26-08-2025.

Burgemeester en wethouders van Zaltbommel

W. (Wouter) Abee

Secretaris

M.C. (Marnix) Bakermans

Burgemeester

Naar boven