Gemeenteblad van Oldenzaal
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oldenzaal | Gemeenteblad 2025, 38284 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Oldenzaal | Gemeenteblad 2025, 38284 | beleidsregel |
Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Oldenzaal 2025
1.1 Wat zijn beleidsregels en waarom zijn ze er?
Op 1 januari 2015 is de Jeugdwet in werking getreden. Wij zijn vanaf die datum verantwoordelijk voor de jeugdzorg. Met de inwerkingtreding van de Jeugdwet vervalt het recht op zorg, deze wordt vervangen door een zorgplicht voor gemeenten. De Jeugdwet biedt ruimte voor iedere gemeente om aan die zorgplicht, op maat, inhoud en uitvoering vorm te geven.
De Verordening uitvoering Jeugdwet 2025 (hierna: ‘Verordening’) en het Besluit Jeugdhulp
Gemeente Oldenzaal 2025 (hierna: ‘Besluit’) geven uitvoering aan de Jeugdwet. Dit zijn juridisch, technische documenten.
In het Beleidskader Sociaal Domein 2022 geeft het gemeentebestuur richting aan de invulling van de wijze waarop we streven naar een krachtige samenleving waarin de inwoner meedoet, naar eigen kracht bijdraagt en daar waar nodig ondersteund wordt. Om dit te bereiken zetten we in op, en toetsen we aan de volgende vier effecten: zelfredzaamheid, verbondenheid, veiligheid en gezondheid.
In dit document, de Beleidsregels Jeugdhulp Oldenzaal 2025, staat hoe het college omgaat met de bevoegdheden in de uitvoering van de Jeugdwet. Het is een vertaalslag van de Verordening en het Besluit.
Deze beleidsregels vervangen de beleidsregels jeugdhulp 2023.
Het Beleidsplan Jeugdhulp, de Verordening, het Besluit, het Administratieprotocol en deze beleidsregels zijn onlosmakelijk verbonden met elkaar.
De Verordening legt veel bevoegdheden bij het college. Deskundige consulenten, ambtenaren of beroepskrachten zullen in de regel de uitvoering op zich nemen (in mandaat). Waar in de Verordening en in de wet “het college” staat, kan het college deze bevoegdheden namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2. Procedure melding, onderzoek, aanvraag
Ten aanzien van de aanvraagprocedure wordt aansluiting gezocht bij de procedure zoals deze in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 (Wmo) is geregeld. Deze procedure begint met een melding. Vervolgens start het college een onderzoek, waarvan de uitkomsten worden teruggekoppeld aan de jeugdige en/of ouder(s). Tot slot kan een aanvraag ingediend worden.
N.B. Doordat deze systematiek afwijkt van Awb wordt een belanghebbende te allen tijde in staat gesteld om een aanvraag in te dienen. Voor de praktijk betekent dit dat een cliënt ook op het moment van melding een aanvraag in kan dienen als hij/zij dat wil.
De jeugdige en/of ouder(s), die behoefte heeft aan ondersteuning, kan daarvoor terecht bij het Sociaal Plein (de integrale toegang), maar ook bij andere dienst-/hulpverleners in de gemeente (bijv. huisarts). Binnen de gemeente Oldenzaal wordt de hulpvraag vervolgens uitgezet bij team jeugd. Bij team jeugd werken consulenten die qua opleiding en ervaring toegerust zijn op hun taken. De melding is het startpunt van het onderzoek naar de behoefte aan ondersteuning. Het college bevestigt daarom de ontvangst van deze melding.
Gemeenten moeten voor alle cliënten, van alle leeftijden en over alle levensdomeinen onafhankelijke cliëntondersteuning bieden. Dat geldt ook voor cliëntondersteuning op het gebied van jeugdhulp. Dit is vastgelegd in artikel 1.1.1 Wmo 2015 en artikel 2.2.4 Wmo 2015.
Op grond van artikel 2.3.2 lid 3 van de Wmo moet het college vóór het onderzoek de cliënt en zijn mantelzorger wijzen op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.
De Oldenzaalse welzijnsinstelling Impuls geeft invulling aan de onafhankelijke cliëntondersteuning Wmo. Daarnaast gaat deze welzijnsinstelling de vrijwilligers ondersteunen die ook een rol spelen in de onafhankelijke cliëntondersteuning. In de ontvangstbevestiging van de melding hulpvraag wordt de ouder en/of jeugdige geïnformeerd over de mogelijkheid van een cliëntondersteuner.
Een voorwaarde om voor een voorziening in aanmerking te komen is dat voldaan wordt aan het woonplaatsbeginsel De verantwoordelijke gemeente hangt af van de woonplaats van de jeugdige. Als een jeugdige en zijn ouders hulp nodig hebben, bepalen we eerst wat de woonplaats van de jeugdige is. Dit doen we door aan te sluiten bij de BRP-inschrijving. Is er sprake van jeugdhulp zonder verblijf (bijvoorbeeld begeleiding, dagbesteding of informele pleegzorg)? Dan is de gemeente waar de jeugdige staat ingeschreven verantwoordelijk. Woont de jeugdige niet meer thuis (bijv. in een instelling, pleeggezin of gezinshuis)? Dan wordt de verantwoordelijke gemeente bepaald door te kijken naar de gemeente waar de jeugdige voorafgaand aan de verhuizing naar de eerste verblijfsvoorziening ingeschreven stond.
Bij een verhuizing of als de jeugdige meerderjarig wordt, verandert de situatie. Voor de nieuwe situatie moet opnieuw worden bepaald welke gemeente op dat moment de verantwoordelijke gemeente is.
2.4 Onderzoek (Stappenplan CRvB)
Voor een zorgvuldig onderzoek wordt het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep gevolgd. In het onderzoek komen de volgende onderzoeksvragen aan bod.
De daadwerkelijke hulpvraag kan afwijken van de melding. De jeugdconsulent doet daarom actief onderzoek naar de problemen van het gezin, zodat de hulpvraag vastgesteld kan worden.
2.4.2 Zijn er opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen?
De definitie van 'opgroei en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen' is van belang in verband met de jeugdhulpplicht van het college. Het college is verplicht voorzieningen te treffen als blijkt dat jeugdigen met deze problematiek hulp nodig hebben.
Onder de definitie wordt verstaan (art. 1.1 JW):
De jeugdconsulent brengt dit concreet in kaart. Indien specifieke deskundigheid vereist is, dan wordt externe deskundigheid van bijvoorbeeld een medisch deskundige ingewonnen.
2.4.3 Welke hulp is nodig om gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren?
Als duidelijk is welke problemen en/of stoornissen er zijn, dan stelt de jeugdconsulent vast welke hulp nodig is in vorm, duur en frequentie. Daarbij moet hulp worden ingezet die gericht is op de resultaats-gebieden die de jeugdhulpplicht omschrijft. Oftewel, de jeugdhulp die ingezet wordt moet de jeugdige in staat stellen:
Bij het bepalen welke jeugdhulp nodig is moet verder rekening gehouden worden met de leeftijd, het ontwikkelingsniveau en de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en de ouders en wat de godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond van hen is. Door hier rekening mee te houden wordt uitvoering gegeven aan het vereiste van het inzetten van 'passende jeugdhulp', dat voortvloeit uit artikel 2.5 Jeugdwet.
2.4.4 Zijn de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden?
Als vaststaat welke hulp nodig is, beoordeelt de jeugdconsulent welke bijdrage de jeugdige en zijn ouder(s) en het sociale netwerk hierin kunnen leveren.
Wanneer de jeugdige en/ of zijn ouders (deels) in staat zijn om zelf de problemen op te lossen, eventueel met hulp van hun sociaal netwerk, hoeft geen voorziening te worden getroffen. Er is dan namelijk sprake van voldoende probleemoplossend vermogen ('eigen kracht').
Uit een uitspraak van de CRvB volgt dat ook bovengebruikelijke hulp in beginsel van ouders mag worden verwacht. Deze oordeelde dat de ouder, die haar baan had opgezegd in verband met de zorg voor haar kind, de zorg aankon en verleende en het dus van haar mocht worden verwacht. Er was sprake van voldoende eigen kracht (ECLI:NL:CRVB:2019:2362). De gemeente had in het onderzoek naar de eigen kracht van ouders onder andere gekeken naar het belang van ouders om in een inkomen te voorzien. De CRvB acht het dus niet in strijd met de wet om de financiële situatie van ouders mee te wegen bij de beoordeling van eigen kracht.
Voor de vraag of sprake is van voldoende eigen kracht van ouders, onderzoekt de jeugdconsulent de factoren die beschreven staan in hoofdstuk 3 Eigen Kracht.
Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de jeugdige, ouder(s) en/of het netwerk de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan er geconcludeerd worden dat sprake is van voldoende eigen kracht.
2.4.5 Kan men aanspraak maken op een algemene- of voorliggende voorziening?
Als vaststaat welke hulp de jeugdige nodig heeft en dat ouders en/of het sociaal netwerk hier niet (geheel) in kunnen voorzien, moet het college onderzoeken of de jeugdige aanspraak kan maken op een algemene of voorliggende voorziening.
Het college hoeft namelijk geen jeugdhulp toe te kennen als de jeugdige voor de noodzakelijke hulp gebruik kan maken van een andere, algemene (vrij toegankelijke) voorziening of voorliggende voorziening. Een voorliggende voorziening is een voorziening op grond van een andere wet dan de Jeugdwet. Van de jeugdige kan dan worden verwacht dat hij gebruik maakt van die voorliggende voorziening, zodat het college geen voorziening op basis van de Jeugdwet hoeft te treffen.
De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in “het plan” (zie 2.7). Hierin krijgen de jeugdige; ouders; familieleden en anderszins betrokkenen tevens de mogelijkheid om mee te denken en te helpen aan een oplossing.
Een ondertekend plan wordt voorts als aanvraag aangemerkt (zie 2.8).
De gemeente beoordeelt of alle informatie die nodig is voor een onderzoek, beschikbaar is. In artikel 12 van de verordening is bepaald dat het college bevoegd is om de degene die een hulpvraag heeft gemeld of een aanvraag heeft ingediend, de belanghebbende alsmede diens huisgenoten op te roepen in persoon te verschijnen en te bevragen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en te laten onderzoeken en/of bevragen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen. Dit kan door middel van het aanvragen van een medisch advies van Ausems en Kerkvliet. De uitkomsten van het onafhankelijke medisch onderzoek worden vermeld in het plan.
Zodra na onderzoek duidelijk is geworden dat professionele (jeugd)hulp noodzakelijk is, verstuurt de gemeente een resultatenoverzicht naar de gewenste zorgaanbieder. Deze gegevensuitwisseling geschiedt op basis van toestemming van de jeugdige en/of ouder(s). Op het overzicht staan de gewenste resultaten beschreven.
Naar aanleiding van de hulpvraag wordt een plan opgemaakt. Hierin staat welke problemen de jeugdige of het gezin heeft, welke hulp nodig is en wie die hulp geeft of kan geven. In het plan kan zowel hulp uit het eigen netwerk als professionele hulp beschreven zijn. Ouders kunnen samen met familieleden en andere (direct) betrokkenen uit de sociale omgeving van het gezin een eigen familiegroeps-plan maken, maar dit kan ook in het plan verwerkt worden. Op deze manier kunnen zij meedenken en meehelpen aan een oplossing. Tevens worden de uitkomsten van het onderzoek; advisering; consultatie en diagnostiek in het plan vastgelegd.
Binnen de gemeente Oldenzaal werken de consulenten Jeugd voornamelijk met een plan. In uitzonderingsgevallen kan hiervan worden afgezien. Bijvoorbeeld spoedhulp.
Iedere “belanghebbende” kan een aanvraag indienen voor jeugdhulp (zie artikel 1:3 lid 3 Awb). Op de eerste plaats zijn dat natuurlijk de ouders en/of de jeugdige zelf. Het begrip “belanghebbende” is echter ruimer dan dat. Ook een pleegouder zou bijvoorbeeld een aanvraag in kunnen dienen voor hulp (voor een jeugdige die hij verzorgt en opvoedt). Voor zover jeugdigen zelf een aanvraag indienen, is het van belang te onderkennen dat zij (meestal) minderjarig zijn. Dat betekent dat vaak toestemming nodig is van een wettelijk vertegenwoordiger: “de ouder met gezag” of een “voogd”. Verder kan een jeugdige of ouder zich bij het indienen van een aanvraag laten bijstaan door een derde.
Een aanvraag voor een individuele voorziening kan door of namens een jeugdige worden ingediend, door middel van een ondertekend plan (zie 2.7). Het college merkt een ondertekend plan aan als aanvraag als de cliënt het ondertekend heeft geretourneerd.
Wij nemen alleen een aanvraag in behandeling wanneer aanvrager het plan ondertekend retour stuurt; middels een email reageert op het verstuurde plan waarin hij/zij aangeeft wat er aangevraagd wordt of een aanvraagformulier inlevert die voorzien is van naam, BSN, geboortedatum en ondertekening door de aanvrager (of gemachtigde). De datum waarop de aanvraag juist en volledig is ingeleverd, geldt als aanvraagdatum.
Indien wij een aanvraag ontvangen dat een ander bestuursorgaan moet behandelen, hebben wij als gemeente een doorzendplicht (art. 2:3 Awb). Een ander bestuursorgaan is aan de orde als een cliënt bijvoorbeeld volgens het woonplaatsbeginsel de aanvraag niet bij onze gemeente moet indienen. Doorzending vindt onverwijld plaats aan het bevoegde bestuursorgaan, onder mededeling aan belanghebbende.
In de Jeugdwet zijn de termen gebruikelijke hulp en bovengebruikelijke hulp niet opgenomen. De reden hiervan is dat wetgever beoogd heeft dat er een individuele beoordeling plaatsvindt naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige; de ouders en/of het netwerk (oftewel: de “eigen kracht”). In artikel11 van de Verordening is uitgelegd wat de gemeente onder eigen kracht verstaat. Het is primair de verantwoordelijkheid van de ouders om hun kind te verzorgen en op te voeden. Daaronder wordt mede verstaan de zorg en verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind, maar ook het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Dit volgt uit het VN-Kinderrechtenverdrag, de Jeugdwet en artikel 1:247 Burgerlijk Wetboek. Ouders zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als er sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking.
Als de jeugdige en/of ouders eventueel met behulp van het sociaal netwerk zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen, dan is een voorziening op grond van de Jeugdwet niet nodig.
3.1 Afwegingskader eigen kracht
Bij het beoordelen van de eigen kracht heeft het college als uitgangspunt dat de ouders en andere verzorgers en opvoeders te allen tijde verantwoordelijk zijn voor het verzorgen en opvoeden van de jeugdige en het houden van toezicht. Van hen wordt verwacht dat zij alles doen wat binnen hun mogelijkheden past om ervoor te zorgen dat de jeugdige gezond en veilig kan opgroeien. Deze verantwoordelijkheid geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening of beperking heeft.
Wij spreken ouders aan op deze verantwoordelijkheid, maar nemen de volgende factoren in acht voor de afweging van de eigen kracht:
De mogelijkheden van draagkracht en draaglast van de ouders moeten in balans zijn.
Bij de vaststelling van de balans wordt gekeken naar de voor de jeugdige benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan. Als de draaglast groter is dan de draagkracht, dan is dat voor een korte periode niet erg. Onder kortdurend wordt verstaan: er is binnen maximaal 3 maanden uitzicht op herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Van de ouders wordt verwacht dat zij de noodzakelijk hulp zelf kunnen bieden of regelen al dan niet met gebruik van het netwerk,
Zijn er nog andere omstandigheden waar rekening mee gehouden moet worden? Als uit onderzoek naar deze factoren volgt dat de jeugdige, de ouder(s) en/of iemand uit het sociaal netwerk de benodigde hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt op één van deze terreinen, dan kan er geconcludeerd worden dat sprake is van voldoende eigen kracht. Een voorziening wordt dan ook niet verstrekt.
3.2 Bovengebruikelijk toezicht in eigen kracht
Als er sprake is van een behoefte aan continue toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid (als bedoeld in artikel 3.2.1. van de Wlz) voor jeugdigen vanaf ongeveer 8 jaar dan kan hier, in tegenstelling tot paragraaf 3.3 wel een voorziening getroffen worden voor ouders of andere personen (uit het sociaal netwerk) áls deze jeugdige nog niet toegelaten is tot de Wlz. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben omdat de blijvende zorgbehoefte nog niet duidelijk is en/of er nog een ontwikkeling mogelijk is. Voor deze doelgroep is een begunstigende bepaling opgenomen in de vorm van een tegemoetkoming waarmee het gezin zichzelf beschikbaar kan maken en houden door het budget ook te benutten om zichzelf te ontlasten zodat de draagkracht en draaglast in balans blijft. De reden hiervoor is dat deze ouders minder keuzevrijheid hebben en veel meer (bovengebruikelijke)zorg moeten verlenen in relatie tot andere gezinnen. Om dit onevenredige verschil enigszins te beteugelen; én de doorloop naar de Wlz al in gang te zetten, wordt een tegemoetkoming verstrekt als de noodzaak voor de 24-uurs zorg in de nabijheid en toezicht door een onafhankelijk arts is vastgesteld én een Wlz-indicatie nog niet is verkregen.
De tegemoetkoming is gemaximeerd tot 9 uur per week x het tarief van lid 6. De achterliggende gedachte hiervan is dat (een van de) ouders met kinderen gemiddeld drie dagen per week werken (bron CBS). Daarnaast heeft een jeugdige van 8 jaar of ouder doorgaans een daginvulling op school of een onderwijsalternatief. De tijd tussen terugkomst van school tot fictieve einde werkdag is 3 uur per dag, en dat maakt dat de bovenwettelijke begunstigende bepaling vastgesteld wordt op 3x3= 9 uur per week.
Voor de beoordeling is aangesloten bij de richtlijnen met betrekking tot toezicht die in de Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2024 zijn gesteld. De noodzaak hiertoe wordt met een onafhankelijk medisch advies vastgesteld en de Wlz-procedure wordt gevolgd.
Voor de bekostiging hiervan geldt dat er maximaal 9 uur per week op basis van het informele tarief voor individuele begeleiding verstrekt kan worden.
Een algemene voorziening is het aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, vrij toegankelijk is. Algemene voorzieningen zijn gericht op maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp. Een algemene voorziening is beschikbaar voor alle inwoners. Er vindt dus geen toets plaats of jeugdigen en/of hun ouders hiervoor in aanmerking komen en er is geen verwijzing of beschikking nodig om er gebruik van te mogen maken. Wanneer blijkt dat aanvrager niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, beoordelen de consulenten of er algemene/collectieve voorzieningen zijn die de problemen, die betrokkene ervaart, (gedeeltelijk) kunnen oplossen.
Wij hechten veel waarde aan de algemene voorzieningen. Immers, wanneer het niveau van algemene voorzieningen in de gemeente hoog is, is er minder reden voor inwoners om aanspraak te maken op individuele voorzieningen. Veel inwoners kunnen dan, ondanks eventuele beperkingen, langer blijven “meedoen”.
Voorbeelden van algemene voorzieningen:
Initiatieven van particulieren; vrijwilligers en sport- en culturele verenigingen leveren ook een belangrijke bijdrage aan het aanbod van algemene voorzieningen.
In tegenstelling tot een algemene voorziening, is een individuele voorziening niet vrij toegankelijk.
Een individuele voorziening kan alleen na zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegekend worden middels een beschikking.
Maatwerk is hierbij belangrijk. De consulent past de voorziening aan de persoonlijke omstandigheden aan. Na toekennen van de individuele voorziening ontvangt de belanghebbende een beschikking van de gemeente. De belanghebbende heeft de mogelijkheid voor bezwaar en beroep.
Een jeugdige kan toegang krijgen tot jeugdhulp via team jeugd. Daarnaast is het rechtstreeks doorverwijzen naar een individuele voorziening bij wet geregeld voor de volgende professionals:
De zorgverlener draagt zorg voor dat de ondersteuning van goede kwaliteit is. De kwaliteitseisen voor ondersteuning in de vorm van een PGB is gelijkgesteld aan de eisen die gelden voor gecontracteerde aanbieders. Een voorziening wordt in elk geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht verstrekt. Dat wil zeggen:
doeltreffend (effectief): de professional heeft de vereiste kennis, houding en vaardigheden om passende ondersteuning in te zetten bij de betreffende doelgroep. De ondersteuning is aantoonbaar gericht op behalen van resultaten. De professional werkt waar nodig samen met andere hulpverleners en onderhoudt contact met de sociale omgeving van de jeugdige;
doelmatig (efficiënt) en cliëntgericht: de intensiteit en hoeveelheid ondersteuning is afgestemd op de persoonlijke situatie van de jeugdige. Het bereiken van het doel wordt behaald met zo weinig mogelijk middelen. Er vindt afstemming plaats met andere vormen van zorg om ondoelmatigheden te voorkomen. De ondersteuning is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige en op andere vormen van ondersteuning of hulp die de jeugdige ontvangt.
Bij het inzetten van ondersteuning (ZIN en PGB) gelden de volgende algemene uitgangspunten:
De volgende individuele voorzieningen zijn beschikbaar op basis van het tweede lid van artikel 4 van de Verordening uitvoering jeugdwet 2025:
Ambulante jeugdhulp in de vorm van:
Ambulante alternatieven voor verblijf in de vorm van:
De 14 Twentse gemeenten (“Samen 14”) hebben ervoor gekozen om samen te werken en gezamenlijk raamcontracten met zorgaanbieders af te sluiten. Deze aanbieders voldoen aan de eisen van de Jeugdwet.
Hieronder worden de vormen van ambulante jeugdhulp beschreven.
Begeleiding Groep is onder te verdelen in twee niveaus:
Basis: is gericht op de jeugdige. Bij het niveau basis is sprake van een stabiele situatie met weinig risico en een goede of redelijke motivatie. Er wordt gewerkt met een duidelijk beschreven doel van de begeleiding en de methode is systeemgericht. De hulp wordt op locatie en in groepsverband (1 begeleider op 6 jeugdigen) geboden. De doelen van Begeleiding Groep Basis zijn:
Intensief: richt zich op de jeugdige met ernstige enkelvoudige of ernstige meervoudige problematiek en er kunnen veiligheidsrisico’s zijn vanwege onvoorspelbaarheid in gedrag en zorgbehoefte. Het niveau intensief kenmerkt zich doordat afspraken maken met de jeugdige moeizaam gaat; er nauwelijks motivatie is en/of een hoog risico op escalatie aanwezig is.
De hulp wordt op locatie en in groepsverband (1 begeleider op 4 jeugdigen) geboden. De doelen van Begeleiding Groep Intensief zijn:
Is voor de jeugdige met enkelvoudige of meervoudige problematiek en/of zijn gezinssysteem. Bij Begeleiding Individueel staat het bevorderen, het behouden of het compenseren van de zelfredzaamheid van de jeugdige en het gezinssysteem voorop. De begeleiding richt zich voornamelijk op het aanleren van vaardigheden en/of het leren omgaan met een beperking.
De doelen van Begeleiding Individueel zijn:
Is beschikbaar voor de jeugdige nadat de mogelijkheden vanuit de aanvullende zorgverzekeringspak-ketten zijn aangesproken . Vaktherapie is de overkoepelende naam voor de vaktherapeutische disciplines: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische kinder-therapie en speltherapie. Vaktherapie is een behandelvorm die uitgaat van doen en ervaren. Vaktherapie kan ook systemisch worden ingezet.
De doelen van Vaktherapie zijn:
Is gericht op de jeugdige en/of het gezinssysteem en betreft milde en ernstige enkelvoudige (opvoed) problematiek, milde enkelvoudige (opvoed)problematiek of ernstige meervoudige problematiek, veiligheid en onderzoek en diagnostiek. De doelen van Behandeling Individueel zijn:
Binnen Behandeling Individueel zijn er modules te zetten, die ook wel ambulante alternatieven genoemd worden. De ambulante alternatieven die binnen Behandeling Individueel vallen zijn:
Behandeling Groep is onder te verdelen in twee niveaus:
Basis: biedt de jeugdige behandeling van milde enkelvoudige of meervoudige problematiek. Deze problematiek kan van pedagogische en/of psychologische aard zijn zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen. De behandeling is in groepsverband (1 begeleider op 4 jeugdigen) en wordt op locatie geboden. De doelen van Behandeling Groep Basis zijn:
Intensief: biedt de jeugdige behandeling van ernstige enkelvoudige of meervoudige problematiek. Deze problematiek kan van pedagogische en/of psychologische aard zijn zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen. Situaties zijn crisisgevoelig (lastig planbaar) en er is een hoge mate van regie. De behandeling is in groepsverband (1 begeleider op 2 a 3 jeugdigen) en wordt op locatie geboden. De doelen van Behandeling Groep Intensief zijn:
Forensische jeugdhulp - behandeling: is voor de jeugdige die:
Forensische jeugdhulp - behandeling is (hoog)specialistische zorg die zich richt op de veiligheid van de samenleving. Het gaat om diagnostiek, risicotaxatie en/of ambulante behandeling van de jeugdige met (dreigend) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of (dreigend) delict gedrag. Het gevaarscriterium van (dreigend) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of delictgedrag is leidend in de bepaling of Forensische jeugdhulp - behandeling nodig is.
De doelen van Forensische jeugdhulp - behandeling zijn:
Medicatiecontrole: exclusief medische comorbiditeit:
Is voor de jeugdige die tijdens of na de behandeling op basis van de wet afzonderlijke medicatiecontrole krijgt. De doelen zijn bijvoorbeeld:
Medicatiecontrole inclusief comorbiditeit is gericht op de jeugdige die tijdens of na de behandeling op basis van de wet afzonderlijke medicatiecontrole krijgt, waarbij sprake is van medische comorbiditeit. De jeugdige is in behandeling bij een ziekenhuis wegens een medische diagnose en daarnaast is sprake van ADHD en/of gedragsproblemen waar medicatiecontrole voor nodig is.
Kinderdagcentrum (KDC)/Orthopedagogisch dagcentrum (ODC) Basis:
Biedt de jeugdige van 0 – 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking hulp. De jeugdige (vroegere MDC, infantgroepen) van 0-6 jaar heeft ontwikkelingsproblematiek en/of gedragsproblematiek of de jeugdige ouder dan 5 jaar die niet naar het onderwijs door kan stromen vanwege een forse handicap en/of externaliserend gedrag (snel boos worden, geïrriteerd raken, moeilijk met anderen in een ander groepje kunnen zitten). In het centrum zijn diverse soorten hulpverleners aanwezig die verschillende therapieën aanbieden om de ontwikkeling van de jeugdige te stimuleren. Zo is er bijvoorbeeld logopedie, speltherapie, muziektherapie, ergotherapie, fysiotherapie.
Doelen van het Kinderdagcentrum / Orthopedagogisch dagcentrum Basis zijn:
Kinderdagcentrum (KDC)/Orthopedagogische dagcentrum (ODC) Intensief:
Biedt de jeugdige van 0-18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking hulp met zware ondersteuningsbehoeften. In het centrum zijn diverse soorten hulpverleners aanwezig die verschillende therapieën aanbieden om de ontwikkeling van de jeugdige te stimuleren. Zo is er bijvoorbeeld logopedie, speltherapie, muziektherapie, ergotherapie, fysiotherapie.
Het doel van het Kinderdagcentrum (KDC)/ Orthopedagogische Dagcentrum (ODC) Intensief is:
Is gericht op de jeugdige van 7 tot 13 jaar (die de basisschool bezoekt). Dyslexie is een specifieke en hardnekkige lees- en spellingstoornis met een basis in de neurobiologische ontwikkeling, die niet verklaard kan worden door een algemeen leerprobleem, inadequaat onderwijs of sensorische beperkingen. Ernstige Dyslexiezorg (ED) richt zich op:
De primaire doelen van het diagnostisch onderzoek zijn:
Het doel van de dyslexiebehandeling is:
Is gericht op de jeugdige in situaties waarbij de verwijzer niet zeker weet of een jeugdige bij een aanbieder past (bijvoorbeeld qua doelgroep, expertise). Screening is de optionele beoordeling of de jeugdige in zorg kan worden genomen bij een jeugdhulpaanbieder. Screening vindt plaats wanneer niet duidelijk is welke aanbieder het meest passend is. Het doel van Screening is: het vinden van een passende aanbieder.
4.2.2 Ambulante alternatieven voor verblijf
Hieronder worden de vormen van ambulante alternatieven voor verblijf beschreven.
Ambulante alternatieven voor verblijf zijn interventies die worden ingezet om te voorkomen dat een jeugdige uit huis geplaatst wordt, binnen een woonvoorziening kan blijven wonen en om te bevorderen dat de jeugdige uitstroomt uit verblijf. De Ambulante alternatieven omvatten intensieve begeleiding, behandeling, oudertraining en andere ondersteunende programma’s om het gezinssysteem te versterken, veiligheid te waarborgen en de noodzaak van uithuisplaatsing te verminderen. Ambulante alternatieven zijn gericht op:
Ambulante alternatieven voor verblijf bestaat uit de volgende vormen:
Ambulant alternatief Zeer Intensieve Traumabehandeling (ZIT):
Is gericht op de jeugdige en betreft een kortdurende klinische opname waarin intensief en doelgericht gewerkt wordt aan vermindering van trauma gerelateerde klachten. De behandeling omvat individuele behandeling (EMDR-therapie, Imaginaire Exposure, EMDR-activatie, een traumasensitief pedagogisch klimaat) en lichamelijke activiteiten. De jeugdige verblijft twee weken achter elkaar van maandag tot en met donderdag op de behandellocatie van de ZIT. Daarna gaat de jeugdige weer naar huis of naar de locatie waar de jeugdige verblijft/woont.
Ambulant alternatief Flexibel Assertive Community Treatment (FACT Jeugd/ GezinsFACT):
Is gericht op de jeugdige die vaak al verschillende vormen van hulpverlening heeft gehad. Tegelijkertijd is er sprake of een vermoeden van psychiatrische problematiek. Ook is er sprake van zorgwekkend en/of zorgmijdend gedrag. FACT Jeugd/ GezinsFACT is flexibel in tijd en intensiteit en richt zich op het weerbaar maken van de jeugdige en zijn gezinssysteem in en mét de maatschappij. FACT Jeugd/ GezinsFACT biedt multidisciplinaire behandeling, begeleiding en ondersteuning op maat, voornamelijk in de eigen omgeving van de jeugdige. De begeleiding en behandeling is outreachend en de inzet is gericht op wat de jeugdige en het gezinssysteem nodig hebben.
Ambulant alternatief Multisysteem Therapie (MST):
Is gericht op de jeugdige tussen de 10 en 18 jaar met gedragsproblemen. MST is bedoeld voor het gezinssysteem met één of meerdere jeugdigen die ernstige gedragsproblemen hebben (bijvoorbeeld fysieke agressie, verbale agressie, het plegen van delicten, weglopen, intimideren, middelenmisbruik of omgang met verkeerde vrienden). Het grensoverschrijdende probleemgedrag komt voor op meerdere levensgebieden van de jeugdige, zoals thuis, op school of op straat. Soms mondt het uit in criminaliteit, zoals diefstal en vandalisme. De toekomst van de jeugdige staat op het spel en opname in een open of gesloten setting dreigt. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie.
Ambulant alternatief Crisis Systeem Interventie (CSI):
Is gericht op het gezinssysteem met tenminste één jeugdige tot 18 jaar, die meervoudige en ernstige problemen heeft en een lange hulpverleningsgeschiedenis. Minimaal één van de gezinsleden heeft een licht verstandelijke beperking. CSI is bedoeld voor een gezinssysteem in crisis waar een uithuisplaatsing dreigt. Er wordt gewerkt vanuit verschillende methodieken, die passend zijn bij de jeugdige en het gezinssysteem. De behandelduur betreft gemiddeld 16 weken. De behandeling vindt in principe thuis plaats. Indien nodig verblijven de jeugdige(n) en het gezinssysteem tijdelijk bij de aanbieder op locatie (het hele gezinssysteem woont dan tijdelijk in een woning van de aanbieder).
In deze paragraaf worden de individuele voorzieningen voor Wonen beschreven. Wonen kenmerkt zich doordat het perspectief biedend is op een thuis, waardoor het langdurig ingezet kan worden. Wonen bestaat uit de volgende vormen:
Is een gezinsvervangende of gezinsondersteunende voorziening waarbij de jeugdige door één of meerdere pleegouders tijdelijk of structureel opgevoed en verzorgd wordt. De jeugdige kan door omstandigheden een korte of langere tijd niet thuis wonen en er is sprake van laag complexe factoren bij de jeugdige op moment van plaatsing. Pleegzorg bestaat uit de volgende vormen:
Deeltijdpleegzorg: is een variant van pleegzorg waarin een jeugdige een aantal dagen wordt opgevangen door pleegouders. Deeltijdpleegzorg wordt ingezet om het gezinssysteem te ontlasten, om een uithuisplaatsing of doorstroom naar een zwaardere vorm van hulp te voorkomen. De inzet van deeltijdpleegzorg varieert van een enkele dag tot maximaal drie dagen per week.
Is een kleinschalige woonvorm van jeugdhulp waar gezinshuisouders (zijn professionals) de vaste basis vormen voor de jeugdige. Een gezinshuis is gericht op de jeugdige die ondanks eigen beperkingen en/of doorgemaakte gebeurtenissen in staat wordt geacht om in een gezinsstructuur te kunnen functioneren en de nabijheid van gezinshuisouders te verdragen. Binnen een gezinshuis wordt de jeugdige geplaatst die als gevolg van beschadigde ervaringen en/of complexe problematiek (tijdelijk) niet bij het gezinssysteem of zelfstandig kan wonen. De jeugdige is onderdeel van de gezinsstructuur, cultuur en het bredere netwerk van het gezinshuis. Doelen van het Gezinshuis zijn:
Is gericht op de jeugdige veelal in de leeftijd tussen de 12 en 18 jaar met een licht tot zwaar opgroei-probleem die vanwege eigen problematiek niet in een pleeggezin of gezinshuis kan wonen. Voor de jeugdige ligt de nadruk op opgroeien en ontwikkelen en niet op behandeling. Binnen een woongroep wordt een pedagogisch leefklimaat geboden waarbinnen een vaste groep jeugdigen 24 uur per dag wordt begeleid door een beperkt aantal jeugdprofessionals. Het doel van de Woongroep is:
Hoogspecialistische kleinschalige woonvoorziening:
Is gericht op de jeugdige van wie de problemen complex zijn, zoals ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen of suïcidaliteit of er is sprake van een (licht) verstandelijke beperking. De zorg in een pleeggezin, gezinshuis of woongroep is voor de jeugdige niet voldoende of er is sprake van meerdere mislukte hulppogingen. Een hoogspecialistische kleinschalige woonvoorziening is een 24/7-voorziening binnen een open residentiële jeugdzorginstelling, op een instellingsterrein of in een woonwijk. Daarbij wordt een intensieve, individuele behandeling en/of begeleiding op maat – en zolang als nodig – gegeven. Het doel van de Hoogspecialistische kleinschalige woonvoorziening is:
Hieronder wordt de individuele voorziening Verblijf beschreven. Verblijf bestaat uit de volgende vormen:
Is gericht op de jeugdige met psychosociale- en/of gedragsproblemen, veelal in de leeftijd vanaf 16 jaar, die niet langer bij het gezinssysteem of binnen een gezinshuis, andere vormen van de individuele voorziening Wonen of Verblijf kan verblijven, maar nog niet over de benodigde vaardigheden beschikt om zelfstandig te wonen. Bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid is ondersteuning nog nodig. Kamer-training is een vorm van zelfstandigheidstraining. De jeugdige kan 24/7 binnen deze verblijfvorm verblijven. Het doel van Kamertraining is:
Is gericht op ouder(s) met jeugdige(n) tot circa 4 jaar en/of met een ongeboren kind. De 24- uurszorg is noodzakelijk om de veiligheid van de jeugdige te kunnen waarborgen. De ouder-kind groep is tijdelijk. De ondersteuning is daarnaast vaak gericht op meerdere domeinen en passend bij de leeftijd- en ontwikkelingsfase waarin de jeugdige zich bevindt. Indien nodig wordt nauw samengewerkt met ketenpartners, bijvoorbeeld het consultatiebureau en de kinderopvang. De doelen van de Ouder-kind Groep zijn:
Is gericht op de jeugdige die behoefte heeft aan een gestructureerde en ondersteunende omgeving om aan de ontwikkelingsbehoeften en gedragsverandering te werken. Deze jeugdige kan te maken hebben met complexe uitdagingen, zoals gedragsproblemen, emotionele moeilijkheden of crisissituaties, waarbij intensieve multidisciplinaire behandeling essentieel is. Een behandelgroep biedt een leefklimaat aan dat bestaat uit een stabiele ontwikkelings- en behandelsituatie. De behandeling is altijd multidisciplinair ingebed. De behandeling gaat altijd samen met intensieve ondersteuning in de thuissituatie. De jeugdige kan 24/7 op een behandelgroep verblijven. De doelen van Behandelgroep zijn:
Is gericht op de jeugdige met LvB-problematiek en met (zeer) ernstige meervoudige gedrags- en vaak gecombineerd met psychische/psychiatrische problematiek die niet thuis kan verblijven. Er is continue sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is sprake van verbaal agressief, destructief, manipulatief, ongecontroleerd en/of ongeremd gedrag en vaak ook grensoverschrijdend seksueel gedrag waardoor er sprake is van een groot veiligheidsrisico; de jeugdige die een gevaar voor zichzelf of anderen is en/of gevaar voor zichzelf onvoldoende herkent, dan wel wordt bedreigd door derden. De jeugdige heeft een sterke neiging zich aan begeleiding te onttrekken. Dit toont zich in complexe problematiek en vaak al meerdere mislukte hulppogingen. Veelal zijn de problemen sterk verweven met die in het gezin/netwerk en is eerder ingezette specialistische hulp (met verblijf) niet in staat (gebleken) om die belemmeringen weg te nemen. Bij de Driemilieuvoorziening wordt behandeling binnen verblijf, onderwijs en vrijetijdsbesteding gecombineerd aangeboden. De Driemilieuvoorziening wordt ingezet voor de jeugdige die 24-uurs actief toezicht nodig heeft. De Driemilieuvoorziening bestaat uit een samenhang van ten minste de volgende onderdelen: verblijf, onderwijs (op het terrein of een school in de buurt waar samenwerkingsafspraken mee zijn) en vrijetijd/dagbesteding in een open setting. Er is sprake van een orthopedagogisch behandel- en leefklimaat.
De doelen van de Driemilieuvoorziening zijn:
Is gericht op de jeugdige met (zeer ernstige) psychiatrische problematiek, waarbij een intensieve behandeling (in een open of gesloten setting) noodzakelijk is. Een (tijdelijke) opname is noodzakelijk. Ondersteuning is gericht op de jeugdige en de ouders. Het betreft een (korte) klinische opname voor de jeugdige en eventueel het gezinssysteem als onderdeel van de GGZ-behandeling. In het algemeen is sprake van intensieve dagelijkse begeleiding en dagstructurering met continu individueel (opvoedkundig) toezicht. Verpleegkundig, opvoedkundig, verzorgend (VOV) personeel is permanent beschikbaar. De zelfredzaamheid van de jeugdige is laag. Een gedeeltelijke overname van zorg en permanent (opvoedkundig) toezicht door VOV-personeel is noodzakelijk.
De doelen van Jeugd GGZ verblijf zijn:
Is gericht op de jeugdige tot 18 jaar, met gedragsproblemen die zo ernstig zijn dat de jeugdige een gevaar is voor zichzelf, of voor anderen. Jeugdhulp is noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. JeugdzorgPlus betreft verblijf dat zich onderscheidt doordat er beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. JeugdzorgPlus is er voor de jeugdige met een ernstige ontwikkelingsbedreiging waarin een behandeling onontkoombaar is. Dat betekent dus dat er vrijheidsbeperkende en controlerende maatregelen ingezet kunnen worden tegen de wil in van de jeugdige (en wettelijk vertegenwoordigers). Maatregelen kunnen worden ingezet op basis van een machtiging van de rechter. Het leefklimaat is erop gericht om de impact van de beperkende maatregelen zo passend mogelijk te maken.
De doelen van JeugdzorgPlus zijn:
Doelen van Deeltijd verblijf/logeren zijn:
Is gericht op de jeugdige met zeer ernstig externaliserende gedragsproblemen of internaliserende gedragsproblemen. Als er in verband met veiligheid van de groep of voor de jeugdige 1 op 1 extra begeleiding nodig is dan kan dit (maximaal 3 maanden) ingezet worden in de percelen 7 (behandel-groep), perceel 8 (driemilieuvoorziening) of perceel 10 (jeugdzorgplus). De jeugdige is een gevaar voor zichzelf en voor de groep. Hierbij kan gedacht worden aan een zeer hoog risico op suïcide, zeer ernstige fysieke agressie of zeer ernstig seksueel grensoverschrijdend gedrag (lijst is niet limitatief). Extra Verblijfsbegeleiding wordt kortdurend ingezet wanneer de begeleiding of behandeling die valt binnen het pedagogisch leefklimaat onvoldoende de veiligheid van de jeugdige en/of de groep kan waarborgen. Het gaat hierbij om onvoorspelbaar gedrag en waar geen planbare begeleiding op gezet kan worden.
Het doel van Extra Verblijfbegeleiding is:
In deze paragraaf wordt de individuele voorziening Crisiszorg beschreven. Crisiszorg bestaat uit crisis-triage en crisisinterventies. De verschillende vormen worden beschreven als individuele voorzieningen en deze zijn:
Is gericht op de jeugdige waarbij sprake kan zijn van direct gevaar voor de jeugdige en/of de omgeving. Crisisdienst GGZ-jeugd bestaat uit een psychiatrische beoordeling en/of eerste interventie bij acute en psychiatrische klachten bij de jeugdige. De jeugdhulpaanbieder realiseert een 24 uurs Crisisdienst GGZ-Jeugd die 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar is voor wettelijke verwijzers. Op basis van de crisismeldingen vindt er bij de jeugdhulpaanbieder een triage plaats. Zo nodig komt de ambulante voorwacht voor de beoordeling ter plekke, indien nodig samen met een arts of psychiater. De doelen van Crisisdienst GGZ-jeugd zijn:
Ambulante crisiszorg Families First (FF):
Is gericht op de jeugdige en de ouder(s) die intensieve crisishulp nodig hebben. De veiligheid van de jeugdige staat voorop. De hulp duurt vier tot maximaal zes weken (zoals beschreven in de methodiek), sluit aan bij de behoeften van het gezin en is gericht op het vergroten van de competentie van gezinsleden door middel van het versterken van datgene wat goed gaat en het aanleren van nieuwe vaardigheden. De doelen van FF zijn:
Ambulante crisiszorg Ambulante Spoedhulp (ASH):
Is gericht op de jeugdige en/of het gezinssysteem. ASH is een kortdurende, intensieve, activerende hulpverleningsvorm. De hulp wordt in de woonsituatie ingezet bij crisis en spoedeisende situaties in de opvoedingssituatie. De hulpverlener kan vaak al binnen een paar uur bij het gezinssysteem zijn. Soms kan het gezinssysteem na een dag weer zelf verder, regelmatig is het ook nodig om nadat het ASH-traject is afgerond vervolghulp in te zetten. Kenmerkend voor ASH is dat jeugdhulpaanbieders binnen 24 uur en dag en nacht de ondersteuning kunnen starten en geven. De doelen van ASH zijn:
Crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB):
Is gericht op de jeugdige met een (licht)verstandelijke beperking, eventueel in samenhang met psychosociale- en/of psychiatrische- en/of systeemproblematiek, waarbij een dusdanige (onveilige) crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of crisispleegzorg is niet mogelijk en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Het crisisverblijf wordt ingezet als er sprake is van een zodanige balansverstoring dat het handhaven van de natuurlijke gezinssituatie (en soms ook school, vrije tijd) (tijdelijk) niet mogelijk is en voor de jeugdige als gevolg van ontwikkelings- en of gedragsproblemen een gestructureerde opvoedingsomgeving noodzakelijk is. Tijdens het verblijf wordt voor zover dat mogelijk is, gestimuleerd dat de jeugdige onderwijs continueert op de eigen school dan wel gebruik blijft maken van reeds lopende dagbesteding en/of vrijetijdsbesteding. Crisis-verblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB) biedt een veilige en stabiele plek met structuur en een pedagogisch klimaat. De doelen van Crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB) zijn:
Crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp:
Is gericht is op de jeugdige met gedrags- en/of gezinsproblematiek eventueel in samenhang met psychosociale en/of licht verstandelijke problematiek en op het gezinssysteem en de omgeving. Het gaat om de jeugdige waarbij als gevolg van gedrags- en/of systeemproblematiek een dusdanig onveilige, crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of crisispleegzorg is niet mogelijk gebleken en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Crisisverblijf Jeugd- en Op-voedhulp biedt een veilige en stabiele plek met structuur en een pedagogisch klimaat. Doelen van Crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp zijn:
Is het noodzakelijke crisisverblijf voor een jeugdige met psychische of psychiatrische problematiek eventueel in samenhang met licht verstandelijke- of gezinsproblematiek. Het gaat om de jeugdige met acute psychiatrische problematiek waarbij een dusdanig onveilige, crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of cri-sispleegzorg is niet mogelijk gebleken en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Doelen van Crisisverblijf Jeugd GGZ zijn:
Is gericht op de jeugdige en/of het gezinssysteem. Wanneer in verband met een ernstige bedreiging van de veiligheid van de jeugdige en/of ouders besloten is (in vrijwillig of justitieel kader) tot directe plaatsing in een crisispleeggezin, wordt de zorg voor de jeugdige vooral gericht op stabilisatie, veiligheid en rust. Het verblijf in het crisispleeggezin is ondersteunend aan het proces dat met het gezinssysteem wordt doorlopen om voor de jeugdige weer een veilige gezinssituatie te realiseren. Bij Crisispleegzorg is er sprake van spoedeisende problematiek of een crisissituatie. De doelen van Crisispleegzorg zijn:
Advies en Expertise betreft het inzetten van specifieke expertise van een gespecialiseerde aanbieder als noodzakelijke aanvulling op de expertise en het onderzoek van de wettelijke verwijzer. Advies en Expertise is voor een brede vraagverheldering om tot het besluit te komen over het best passende hulptraject in complexe casuïstiek. Onder complexe casuïstiek wordt verstaan hulpvragen/problemen op minstens twee levensgebieden. De doelen van Advies en Expertise zijn:
Het college kan een voorziening voor vervoer treffen als de jeugdige niet in staat is om zelfstandig te reizen van en naar de jeugdhulplocatie, vanwege:
Het criterium van (gebrek aan) zelfredzaamheid sluit aan bij één van de centrale criteria voor het ontvangen van jeugdhulp (zie artikel 2.3 lid 1 Jeugdwet). Maar het college moet in elke individuele situatie beoordelen of een jeugdige in aanmerking komt voor deze vervoersvoorziening.
Ook wordt rekening gehouden met eigen kracht. Zo is het niet nodig een voorziening op het gebied van vervoer te regelen als ouders de jeugdige zelf kunnen vervoeren, omdat er bijvoorbeeld geen speciaal (medisch) vervoer nodig is. Het college heeft geen compensatieplicht voor eventuele kosten die ouders maken voor het regelen van het vervoer.
De beoordeling van de eigen kracht is een individuele beoordeling. In elke situatie zullen alle belangen en mogelijkheden meegewogen worden. Hierbij valt te denken aan de mogelijkheid om zelf te fietsen of met het openbaar vervoer te reizen, eventueel met behulp van de GO-OV app.
Door de 14 Twentse gemeenten zijn gezamenlijk afspraken gemaakt voor Vervoer op maat. In deze vervoersvoorziening zijn alle vervoersstromen gebundeld, zoals leerlingenvervoer; regiotaxi; vervoer in het kader van de Jeugdwet en Wmo. Voor de gemeente Oldenzaal zijn afspraken gemaakt met Hulshof taxicentrale en Nijhuis taxi en touringcar B.V. Indien een consulent vaststelt dat een vervoersvoorziening noodzakelijk is, dan vindt er afstemming plaats tussen de zorgaanbieder en de vervoerder.
Het Jeugdhulpvervoer dient plaats te vinden tussen de woning van de jeugdige of de locatie waar de jeugdige onderwijs geniet en de locatie waar de jeugdige de individuele voorziening ontvangt. Een individuele voorziening Jeugdhulpvervoer is tijdelijk. Het Jeugdhulpvervoer wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van het gezinssysteem of de jeugdige is opgeheven.
Het college onderzoekt de eigen kracht van de jeugdige, de ouder en het sociaal netwerk. Hierbij wordt het afwegingskader rondom eigen kracht en het probleemoplossend vermogen gebruikt. Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen de jeugdige en/of ouder in beginsel voor het vervoer van en naar de locatie van de jeugdhulpaanbieder.
Het college kent geen individuele voorziening Jeugdhulpvervoer toe als:
Onder het aanwenden van eigen kracht wordt onder andere verstaan:
4.3 Voorziening bij jonge kinderen
Het indiceren van de voorziening bij kinderen van 0 tot en met 3 jaar kan alleen als er wordt voldaan aan het criterium ‘toezicht’ of als respijtzorg bij (dreigende) overbelasting van de ouders. Een voorziening kan niet worden geïndiceerd met als doel kinderopvang. De activiteit toezicht, maar dan in een instelling, kan ook bestaan naast groepsbehandeling in een therapeutische setting.
Onderwijs is een wettelijke voorliggende voorziening op inzet van een individuele voorziening. Vanaf 5 jaar tot en met het schooljaar waarin iemand 16 jaar wordt is er sprake van leerplicht. Daarna start de kwalificatieplicht. Dit houdt in dat alle jongeren maximaal tot hun 18e verjaardag onderwijs moeten volgen, gericht op het halen van een startkwalificatie. Dit is een HAVO-, VWO- of MBO2-diploma.
Het inzetten van een voorziening onder schooltijd bij personen jonger dan 18 jaar kan hierdoor uitsluitend in samenspraak met de leerplichtambtenaar.
“Zorg in natura” betekent dat wij als gemeente de hulp voor de jeugdige inkopen. Wij gaan hiervoor contracten aan met zorgleveranciers. Zij leveren de benodigde hulp. Wij zijn als gemeente ook eindverantwoordelijk voor de daadwerkelijke levering van de benodigde hulp. Jeugdigen of ouders krijgen op basis van een doorverwijzing of beschikking het recht op een bepaalde voorziening, gedurende een afgebakende hoeveelheid tijd. De zorgaanbieder wordt rechtstreeks door de gemeente betaald.
5.3 Persoonsgebonden budget (PGB)
Een persoonsgebonden budget wordt in de volksmond ook wel PGB genoemd. Als wij een PGB verstrekken betekent dit dat wij via het zogenaamde trekkingsrecht een geldbedrag via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan de jeugdige en/of de ouders ter beschikking stellen. Hiermee kan zelf de benodigde voorziening ingekocht worden. Het PGB voor zowel jeugd als volwassenen sluit zoveel mogelijk op elkaar aan in verband met rechtsgelijkheid. Dit is geregeld op basis van de PGB-bepalingen in de Jeugdwet en Wmo.
Indien een jeugdige en/of ouder(s) om een PGB verzoekt, dan dienen zij dit gemotiveerd aan te geven en een zorgplan in te leveren.
5.4 Onder welke voorwaarden wordt een PGB toegekend?
Het uitgangspunt is dat jeugdigen en ouders een voorziening in natura krijgen. Als een cliënt in aanmerking komt voor een individuele voorziening en de ondersteuning zelf wil inkopen door middel van een PGB, dan moet voldaan worden aan de onderstaande voorwaarden.
Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
Indien een jeugdige of ouder de voorkeur geeft aan een PGB, dan wordt gevraagd om een toelichting ten aanzien van de genoemde voorwaarden en een zorgplan.
5.4.1 Bekwaamheid van de aanvrager
De eerste voorwaarde betreft de bekwaamheid van de aanvrager. Allereerst wordt van een burger verwacht dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de zorgvraag. De gemeente vraagt de inwoner duidelijk te maken welke problemen hij heeft, hoe deze zijn ontstaan en bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.
Ten tweede wordt van de aanvrager verwacht dat deze de aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze kan uitvoeren. Bij deze taken kan gedacht worden aan het kiezen van een zorgverlener die in de zorg voldoet, het aangaan van een contract, het in de praktijk aansturen van de zorgverlener en het bijhouden van een juiste administratie. De budgethouder dient immers ook een zorg-overeenkomst over te leggen met de SVB voordat de SVB tot betalingen over kan gaan naar de zorgverleners.
Bij jeugdigen onder de 16 jaar zijn het de ouders die over de bekwaamheid moeten beschikken om zorg in te kopen. Bij jeugdigen tussen de 16 en18 jaar (met uitloop tot 23 jaar) kan het echter voorkomen dat de jeugdige zelf het contract aangaat.
De bekwaamheid voor het hebben van een PGB wordt in samenspraak met de aanvrager getoetst, maar, het oordeel van de gemeente is hierin leidend. Mocht de gemeente van oordeel zijn dat de persoon (dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger) niet bekwaam is voor het houden van een PGB, dan kan de gemeente het PGB weigeren. Dat is een beslissing van de gemeente waarop een aanvrager vervolgens bezwaar kan maken.
5.4.2 Motivering door de aanvrager
De tweede voorwaarde bepaalt dat de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt moeten stellen dat het bestaande aanbod van zorg in natura, door hen niet passend wordt geacht.
Wanneer een persoon de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd mag de gemeente de aanvraag niet weigeren. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt. In deze gevallen kan de gemeente het PGB omwille van de motivering niet weigeren, mits ook wordt voldaan aan de eerste en derde voorwaarde. Als de gemeente weigert ondersteuning in de vorm van een PGB te verstrekken, dan is dat een besluit waartegen een aanvrager bezwaar kan maken.
Enkele concrete voorbeelden (niet uitputtend) van argumenten die aanvragers redelijkerwijs in het kader van hun motivering kunnen aanvoeren om een PGB te willen ontvangen, zijn:
5.4.3 Gewaarborgde kwaliteit van de dienstverlening
De derde voorwaarde om in aanmerking te komen voor een PGB houdt in dat de kwaliteit van de middels het PGB te verwerven ondersteuning naar het oordeel van het college gewaarborgd moet zijn. Voor de ondersteuning en zorg die wordt ingekocht met het PGB gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura.
Kwaliteitseisen in de Jeugdwet
Er geldt een zelfstandig kwaliteitsregime voor alle aanbieders van jeugdhulp. De reden hiervoor is dat het begrip jeugdhulp het brede spectrum omvat van lichtere vormen van jeugdhulp tot aan zware vormen van geestelijke gezondheidszorg en jeugdhulp die ingezet wordt in het kader van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. In hoofdstuk 4 van de Jeugdwet staan de kwaliteitseisen beschreven die worden gesteld aan jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Het uitgangspunt van de wetgever is dat jeugdhulp beter, efficiënter en effectiever op lokaal niveau geregeld kan worden. Daarmee worden gemeenten ook verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering.
De aanbieder is verplicht de cliëntgebonden zorg uit te laten voeren door een medewerker die beschikt over een door de overheid erkend diploma van een zorg gerelateerde (op mensen gerichte) opleiding of over daarmee, aantoonbaar, gelijkgestelde werkervaring.
In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle individuele voorzieningen en de geldende kwaliteitseisen, en:
Gemeenten hebben, naast de wettelijke kwaliteitseisen, de ruimte om in de voorwaarden bij hun contractuele overeenkomsten met jeugdhulpaanbieders aanvullende eisen te stellen aan de kwaliteit van de professionele jeugdhulp.
Budgethouders kunnen maximaal 13 kalenderweken ondersteuning inkopen in het buitenland (binnen de EU). Wanneer een budgethouder langer dan een aaneengesloten periode van 6 weken naar het buitenland (binnen EU) gaat, dan moet hij vóóraf toestemming vragen aan de gemeente om het PGB in het buitenland (binnen EU) te besteden of dit opnemen in het maatschappelijke ondersteuningsplan en budgetplan.
De financieel-administratieve afhandeling van het PGB gebeurt verplicht voor alle PGB-houders door de SVB. De budgethouder heeft een trekkingsrecht en krijgt niet meer zelf het budget overgemaakt. Alle bestedingen worden door de SVB bijgehouden en zijn inzichtelijk voor de budgethouders en gemeente.
De verantwoording wordt voor budgethouders eenvoudiger, doordat de gemeente vooral vooraf toetst, het geld alleen besteed kan worden aan wat is afgesproken (toets SVB bij betalen facturen) en gemeenten steeds inzage hebben in de bestedingen.
Naast de verantwoording over het bestede bedrag aan de SVB, vragen wij de budgethouders zoals eerder verwoord om in de (tussen)evaluatie ook aan te geven wat de behaalde resultaten zijn met het persoonsgebonden budget en de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.
Bij de bepaling van het PGB-tarief voor de Jeugd is ervoor gekozen het PGB-tarief 10% lager vast te stellen dan het ZIN-tarief. De reden hiervoor is dat wanneer het PGB besteed wordt er in het algemeen sprake is van lagere overheadkosten. Het gaat vaak om kleinere organisaties of zelfstandige professionals met minder overheadkosten dan ZIN-aanbieders.
Verder hoeft men bij een PGB niet aan de vereisten te voldoen die bij ZIN via contracten worden gevraagd en brengt het PGB-proces minder administratieve lasten met zich mee. De klant voert dan zelf coördinerende activiteiten uit.
Wanneer het PGB wordt uitgevoerd door een niet-professional worden de door de VNG geadviseerde tarieven gehanteerd (Ledenbrief VNG, 15 mei 2014). Deze tarieven zijn aanzienlijk lager dan de tarieven voor professionals. Verschil tussen professional en een niet-professional kan onder andere blijken uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en het kwaliteitsregister Jeugd (SKJ).
De tarieven zijn vastgesteld in het Besluit jeugdhulp gemeente Oldenzaal.
Vastgesteld in de vergadering van 21 januari 2025
Het college van burgemeester en wethouders
de secretaris,
G. Tiebot
de burgemeester,
P.G. Welman
Bijlage 1 kwaliteitseisen voorzieningen
Vormen van Ambulante jeugdhulp
De hulpverleners voldoen aan de volgende minimale opleidingsniveaus:
|
De forensische jeugdhulpinstelling beschikt over een behandelteam bestaande uit minimaal:
|
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-38284.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.