Gemeenteblad van Waterland
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterland | Gemeenteblad 2025, 365638 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Waterland | Gemeenteblad 2025, 365638 | beleidsregel |
Uitvoerings- en Handhavingsstrategie Omgevingsrecht gemeente Waterland
Dit document bevat de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (UHS) voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Dit hoofdstuk gaat in op het doel en de wettelijke vereisten.
Hoofdstuk 2 bevat een korte evaluatie van het huidige beleid. De uitgangspunten en visie op de VTH- taken staan in hoofdstuk 3.
In hoofdstuk 4 staan de gemeentelijke beleidsambities en de doorwerking daarvan naar VTH.
Hoofdstuk 5 bevat de methode en hoofdstuk 6 de resultaten van de risicoanalyse, prioriteitstelling en daarbij horende doelstellingen. De uitkomsten van de risicoanalyse staan in bijlage A.
Hoofdstuk 7 bevat een samenvatting van de uitvoeringsstrategie die in bijlage B uitgebreid is beschreven. De wijze waarop de kwaliteit van de taakuitvoering is geborgd staat in hoofdstuk 8.
In bijlage B is de uitvoeringsstrategie beschreven. Die bevat de wijze waarop we preventie inzetten, hoe we vergunningaanvragen en meldingen beoordelen, hoe we toezicht uitvoeren en hoe we omgaan met sanctioneren bij het constateren van overtredingen.
1.2 Onderbouwde keuzes in de uitvoering
Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) zijn instrumenten om de veiligheid, leefbaarheid, gezondheid en natuur- en cultuurhistorische waarden in de gemeente te beschermen en een duurzame ontwikkeling te borgen. Bij de uitvoering van VTH-taken maken we keuzes: waar liggen de opgaven en prioriteiten en hoe strikt willen we activiteiten regelen en controleren?
Bij de keuzes en prioriteitstelling spelen diverse afwegingen een rol:
Deze UHS streeft naar een werkbare balans in de genoemde afwegingen.
De UHS gaat over de VTH-taken die gebaseerd zijn op de Omgevingswet (Ow), inclusief bepalingen uit de Verordening Fysieke Leefomgeving (VFL) die betrekking hebben op de fysieke omgeving en waarvoor het college van B&W bevoegd is. De UHS gaat niet in op VTH-taken die door verbonden partijen worden uitgevoerd (Omgevingsdienst en Veiligheidsregio) indien hier (regionaal) uitvoeringsbeleid voor is vastgelegd. Op die manier voorkomen we dubbeling. Hierover is overleg gevoerd met de Omgevingsdienst IJmond en de Veiligheidsregio Zaanstreek-Waterland.
De wettelijke verplichting tot het vaststellen van de UHS is vastgelegd in de Omgevingswet (18.3) en het Omgevingsbesluit (13.2). De UHS wordt vastgesteld door het college en ter kennisname aangeboden aan de gemeenteraad.
De landelijke procescriteria zijn leidend en bevatten eisen die gesteld worden aan de sluitende beleidscyclus.
Deze landelijke eisen gaan over:
Deze UHS heeft betrekking op de blokken ‘Strategisch beleidskader’ en ‘Operationeel beleidskader’.
Via Interbestuurlijk Toezicht (IBT) oefent de provincie toezicht uit op de implementatie van de VTH-beleidscyclus en doorwerking naar de uitvoering
Deze UHS is de opvolger van het “VTH Beleid Wabo 2020-2024” en het “Addendum VTH Beleidsplan 2023”. De UHS kent geen vaste looptijd. Aanpassing van (onderdelen van) deze UHS zal plaatsvinden wanneer daar aanleiding voor is. Bijvoorbeeld door actualiseren van de risicoanalyse, implementeren van nieuwe wet- en regelgeving of het doorvoeren van wijzigingen in de uitvoering op basis van inzichten uit het jaarlijkse evaluatieverslag.
1.5 Totstandkoming en afstemming
De inhoud is tot stand gekomen onder begeleiding van een ambtelijke projectgroep en met inbreng van VTH-medewerkers in werksessies. De inhoud is afgestemd met de Omgevingsdienst IJmond (ODIJ) en de Veiligheidsregio Zaanstreek -Waterland (VRZW). Deze afstemming is nodig omdat een aantal taken zijn opgedragen aan beide organisaties en die taken vaak in samenwerking met de gemeente worden uitgevoerd.
Verder wordt de UHS voorgelegd aan de partners waarmee we samenwerken in het toezicht en in de opvolging van constateringen. Dit betreft de politie en het Openbaar Ministerie. Dit betreft vooral de onderdelen toezicht en sanctioneren en gedogen in de uitvoeringsstrategie (bijlage B). Met deze UHS onderschrijft en volgt de gemeente Waterland de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) die een basis legt voor samenwerking met en uitwisseling tussen alle handhavingspartners.
In de uitvoeringsstrategie (bijlage B) is bij de verschillende taakonderdelen aangegeven hoe de afstemming en samenwerking met andere bevoegde gezagen, handhavingspartners en verbonden partijen concreet plaatsvindt bij de uitvoering van de VTH-taken.
2 Evaluatie huidige VTH-beleid
Er is nagegaan in welke mate het huidige VTH-beleid wordt uitgevoerd en nog actueel is. Dit is gedaan door een analyse van documenten en door middel van een bijeenkomst met de projectgroep.
De gemeente beschikt over de vereiste documenten. De Omgevingsvisie is diverse jaren geleden vastgesteld en wordt geactualiseerd voor vaststelling onder het regime van de Omgevingswet.
Het VTH-beleidsplan heeft een looptijd van 2020-2024 en er is tussentijds een addendum vastgesteld om het beleid actueel te houden en ontbrekende aspecten vast te leggen. Het uitvoeringsprogramma bevat de planning voor het komende jaar en het verslag de realisatie over het afgelopen jaar.
Observaties over de inhoud van het VTH-beleid
Het VTH-beleidsplan bevat veel algemene uitgangspunten en beschrijvingen, zonder dat deze vertaald zijn naar de context of de toepassing in de gemeente Waterland. Het is meer een theoretische verhandeling dan een beleidsdocument dat gerichte handvatten biedt voor de dagelijkse uitvoering. Het tussentijds opgestelde addendum voorziet daarin: het geeft de Waterlandse context duidelijk weer en voegt concrete gegevens en aanscherpingen toe.
De gehanteerde risicoanalyse biedt uitkomsten naar risicoscores. Deze zijn in het beleidsplan niet vertaald naar prioriteiten, doelen en de betekenis voor de uitvoering. In het uitvoeringsprogramma is (nogmaals) de risicoanalyse opgenomen, inclusief de toetsingsniveaus en is deze gekoppeld aan de planning en realisatie. Hiermee voldoet de doorwerking.
Een aanbeveling is om in beleid (= deze UHS) de risicoanalyse, prioriteiten, doelen en doorwerking naar de uitvoering vast te leggen. Het jaarlijkse uitvoeringsprogramma blijft dan beperkt tot de uitvoeringsraming waarvoor het bedoeld is en bevat geen of minder ‘beleidsonderdelen’.
Algemene uitgangspunten VTH Beleid
De algemene uitgangspunten zijn in het beleid vastgelegd en betreffen:
De bovengenoemde uitgangspunten zijn nog actueel en worden herkend door en gevolgd in de uitvoering. In deze UHS komen deze uitgangspunten dan ook terug.
De volgende doelen zijn opgenomen in het Beleidsplan en Addendum:
De doelen zijn vrij algemeen of heel specifiek met streefcijfers. De term ‘stimuleren’ wordt niet herkend als het gaat om een reguleringsinstrument. Het doel over klanttevredenheid wordt niet opgevolgd via enquêtes, het is beter om deze te vervangen door de termijn van behandeling. De mate van dekking van de leges is een financiële afweging die niet bij VTH-beleid hoort.
De doelen dienen in de UHS te worden geherformuleerd op basis van een actuele risicoanalyse.
De volgende doelen zijn opgenomen in het Beleidsplan en Addendum:
Ook hier geldt dat de doelen in de UHS geherformuleerd worden. De doelen bevatten algemene termijnen (spontane nalevering, beter inzicht, risicogericht) die te abstract zijn.
Het Beleidsplan en met name het Addendum bevat een uitgewerkt operationeel beleidskader (beschrijving van de inzet tten behoeve van voorlichting, vergunningverlening, toezicht) voor de activiteiten. Het addendum bevat de concrete Waterlandse uitvoeringspraktijk.
Het operationeel beleidskader dient als basis voor de uitvoeringstrategie in deze UHS (zie bijlage B) en is geactualiseerd op basis van veranderingen als gevolg van Omgevingswet, Wkb of uitvoeringswijze.
In de capaciteitsberekening is aangegeven dat er een verschil is (ruim 3,5 fte) tussen de beschikbare en de benodigde formatie. Het is opvallend dat het beleid met dit verschil is vastgesteld. Dit betekent dat vooraf duidelijk was dat de geplande uitvoering op basis van het beleid niet binnen de beschikbare formatie viel uit te voeren.
Een aanbeveling is om de werkwijze van de capaciteitsberekening (benodigde formatie afgezet tegen beschikbare formatie) te blijven volgen en om een bestuurlijk besluit te nemen over de consequenties van een eventueel verschil tussen benodigde en beschikbare capaciteit.
Initiatiefnemers en belanghebbenden zien de regels voor de fysieke leefomgeving via het landelijk Digitale Stelsel Omgevingswet. Door vragenbomen en vergunningchecks bieden we initiatiefnemers de hulpmiddelen om zelf te beoordelen of een voorgenomen activiteit is toegestaan, aan regels is gebonden en of een vergunning aanvraag nodig is.
We bieden de mogelijkheid om een conceptverzoek in te dienen die we bekijken op haalbaarheid en wenselijkheid. Het doel is om in een vroeg stadium te bepalen of het initiatief wenselijk is. Past het initiatief bijvoorbeeld in de omgevingsvisie en is het kansrijk om verder te ontwikkelen? Daarnaast wordt een advies over participatie gegeven en worden aandachtspunten meegegeven waar een initiatiefnemer op moet letten bij het indienen van een vergunningaanvraag.
We maken in bepaalde gevallen gebruik van een omgevingstafel. Daarbij zijn initiatiefnemer en de benodigde expertises van meerdere teams binnen onze organisatie betrokken. Indien nodig betrekken we andere bevoegde gezagen (rijksoverheid, provincie, waterschap, wettelijke adviseur) en ketenpartners (omgevingsdienst, veiligheidsregio, GGD).
De gebruikelijke termijn voor behandeling van een vergunningaanvraag is 8 weken onder de Omgevingswet. Voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit en milieuaanvragen is dit een verkorting van de termijn die onder de Wabo maximaal 6 maanden bedroeg. Onze dienstverlening is erop gericht om samen met een initiatiefnemer tot een complete aanvraag te komen die binnen de termijn kan worden behandeld.
3.3 Samenwerken en integraliteit
De Omgevingswet vereist samenwerking binnen de gemeente en tussen overheden. Dit geldt voor het afstemmen van regels en procedurevereisten en bij het behandelen van initiatieven. De initiatiefnemer en belanghebbende(n) moeten kunnen rekenen op de gedachte van ‘één overheid’.
Bij de uitvoering van VTH-taken werken we samen met partners die medeverantwoordelijk zijn voor de fysieke leefomgeving zoals de ODIJ, VRZW, provincie, politie, RIEC, Rijkswaterstaat, GGD, waterschap, Inspectie Leefomgeving en Transport, Openbaar Ministerie, etc.
Samenwerking vindt plaats op drie niveaus:
De gemeente streeft naar het zoveel mogelijk integraal te controleren, langs de opklimmende schaal van signaleren, samen controleren en voor elkaar controleren. De gemeente probeert zoveel als mogelijk controles op elkaar af te stemmen in één controlemoment.
3.4 Initiatief en eigen verantwoordelijkheid
We werken volgens de principes van de Omgevingswet om inwoners en ondernemers eigen verantwoordelijkheid te geven en hen ruimte te bieden om met oplossingen te komen. Waar de eigen verantwoordelijkheid onvoldoende leidt tot het gewenste effect, faciliteren we onze inwoners en ondernemers. Dit kan door participatie, bijvoorbeeld door bij ruimtelijke initiatieven de interactie met belanghebbenden te ondersteunen.
Door alert te zijn op mogelijke conflicten bij klachten of meldingen proberen we escalatie te voorkomen. We werken vanuit een positieve grondslag en gaan het gesprek aan. Door bekendheid te geven aan regels en voorschriften proberen we te voorkomen dat inwoners en bedrijven onnodige overtredingen begaan. Bij een overtreding geldt de beginselplicht tot handhaving. Waar nodig gaan we over tot sanctioneren om de overtreding op te heffen, wanneer we constateren dat de eigenlijk verantwoordelijkheid niet wordt waargemaakt en er sprake is van bewust gedrag.
Naast de uitvoering van voorgeschreven wettelijk taken, kijken we waar de prioriteiten liggen in de uitvoering. De VTH-taken voeren we uit volgens een risicogerichte benadering, deze benadering is in deze strategie vastgelegd qua methodiek en uitkomst. We richten ons op activiteiten met de grotere risico’s en waar we onze VTH-instrumenten en onze capaciteit effectief kunnen inzetten.
De prioriteiten bepalen in welke mate we inzetten op preventie (zoals voorlichting), de diepgang van beoordeling van vergunning aanvragen of meldingen en de intensiteit en aard van ons toezicht. Dit kan worden aangevuld met prioriteiten voor VTH-taken die voortvloeien uit landelijke wetgeving of verplichtingen die worden aangedragen of zijn afgestemd met onze partners. Gelet op de hoeveelheid taken kan de gemeente niet tegen elke overtreding met evenveel prioriteit optreden. Dit betekent dat er keuzes moeten worden gemaakt. De keuze welke taken worden uitgevoerd is voor een belangrijke deel gebaseerd op een risicoanalyse en de daaruit voortvloeiende prioriteiten.
De risicogerichte benadering en prioritering wordt ook gehanteerd door de VRZW op brandveiligheid en omgevingsveiligheid. In deze UHS komt de risicogerichte benadering op brandveiligheid terug.
De Omgevingswet kende door het meermaals uitstellen van de ingangsdatum een lange voorbereidingstijd. Na de ingangsdatum is er een transitieperiode tot uiterlijk 2032 waarin de gemeente het instrumentarium in lijn met de Omgevingswet dient te brengen.
Voor de gemeente betekent dit dat er in de periode tot 2032 voldoende aandacht en tijd moet zijn om te implementeren en te leren en dat wordt voorzien in de benodigde expertise en ontwikkelkracht.
De opbouw van het omgevingsplan - en keuzes die daarbij moeten worden gemaakt – is essentieel voor het werk van VTH. Dit betekent dat er tijd en expertise beschikbaar moet zijn om zaken zoals de regelset, instructieregels omgevingsverordening, bruidsschat, overgang onderdelen VFL, milieuregels en omgevingsveiligheid in juridisch correcte en uitlegbare regels op te nemen in het omgevingsplan.
Daarbij speelt ook om het omgevingsplan (en veranderende inhoud van de Omgevingswet en Wkb) te vertalen naar de dagdagelijkse uitvoeringspraktijk.
Op de eerste vijf punten in de opsomming wordt inbreng verwacht vanuit VTH, de laatste twee punten zijn werkzaamheden die bij VTH liggen. In de capaciteitsplanning van het uitvoeringsprogramma zal hiervoor inzet worden geraamd. In het plan van aanpak “Omgevingsplan Waterland” is een financiële paragraaf opgenomen met de verwachte externe kosten en ureninzet.
3.7 Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Door de inwerkingtreding van de Wkb vervalt de gemeentelijke bouwtechnische toetsing en toezicht. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door onafhankelijke kwaliteitsborgers.
Dit betekent de volgende wijzigingen in gemeenten taken:
Er zijn scenario’s om de gemeentelijke rol in te vullen onder de Wkb. De verschillen zitten in de mate en diepgang waarin de gemeente de meldingen van de kwaliteitsborger beoordeelt en de mate waarin wordt ingegaan op signalen van de kwaliteitsborger tijdens de realisatie van de bouw. De scenario’s zijn onderstaand geduid.
Bij de keuze uit de scenario’s kan gekeken worden naar het type bouw in de gemeente, de manier waarop de gemeente de toetsings- en toezichttaken zelf invulde en de capaciteit die in de toekomstige rol kan worden ingezet. Daarbij is het belangrijk op te merken dat de werkzaamheden die in de afbeelding als “wat komt erbij” staan en in bovenstaande tabel onder het uitvoeringsniveau staan niet gedekt mogen worden vanuit de leges. De inzet van de gemeente onder de Wkb wordt bekostigd uit de algemene middelen en mag niet via de leges worden gedekt.
In deze UHS wordt het geschetste scenario ‘de markt aan zet (nr 1)’ gevolgd. Dit betekent dat de gemeente voor een uitvoeringsniveau gaat waarbij wordt uitgegaan van de expertise van de erkende kwaliteitsborger om de toetsende en toezichthoudende werkzaamheden naar behoren uit te voeren
De taken van de gemeente in dit gekozen scenario zijn: beoordelen of de juist kwaliteitsborger wordt ingeschakeld (erkend door de landelijke toelatingsorganisatie), dat kennis wordt genomen van het dossier voor het bevoegd gezag dat de kwaliteitsborger oplevert en dat signalen van de kwaliteitsborger zoveel mogelijk administratief worden afgehandeld.
4 Gemeentelijke ambities en betekenis voor VTH
De inzet van VTH kan bijdragen aan gemeentelijke ambities zoals vastgelegd in de Omgevingsvisie en beleid voor duurzaamheid. De relatie tussen VTH en deze ambities is in dit hoofdstuk uitgewerkt.
De gemeente Waterland telt ruim 17.500 inwoners en bestaat uit de stad Monnickendam, een achttal dorpen en een twaalftal buurtschappen. Het karakter van Waterland wordt gekenmerkt door een combinatie van authentieke kernen met hoogwaardige cultuurhistorie, afgewisseld met een groen en open landschap met een bijzonder veenweidegebied.
De ligging van Waterland nabij Amsterdam en aan de IJsselmeerkust is economisch, recreatief en toeristisch aantrekkelijk.. Waterland is een groene gemeente dichtbij grotere gemeenten als Zaanstad, Purmerend en Amsterdam. Het is er goed wonen, werken en recreëren.
In het buitengebied zijn de speerpunten: een water robuuste inrichting en bouwwijze en versterking van de ecologische waarden. In het omgevingsplan en de provinciale omgevingsverordening zijn de regels vastgelegd om het gebied te beschermen en waar ruimtelijke initiatieven aan moeten voldoen. Verder worden in anterieure overeenkomsten nadere afspraken vastgelegd met initiatiefnemers. Voor initiatieven die niet direct passen binnen de regels van het omgevingsplan kan een buitenplanse procedure (BOPA) of een wijziging van het omgevingsplan worden doorlopen. Daarbij geldt een motiveringsplicht. De onderdelen natuur en ecologie worden beoordeelt door de provincie op basis van de provinciale omgevingsverordening.
Bij buitenplanse initiatieven in het buitengebied ligt de toetsing en motivering op de regels in de provinciale omgevingsverordening en het omgevingsplan bij het team Ruimtelijke Ordening.
VTH beoordeelt of een activiteit past binnen het omgevingsplan. Dit vraagt om voldoende kennis op aanlegactiviteiten, archeologie, aardkundige waarden en dergelijke.
De gemeente Waterland is rijk aan cultuurhistorisch erfgoed. Vier kernen zijn beschermd stads-/dorpsgezicht: Broek in Waterland, Marken, Monnickendam en Zuiderwoude. Lintdorpen benoemd als waardevol: Ilpendam, Katwoude, Overleek, de Purmer, Uitdam, Watergang en Zuiderwoude.
Er zijn 320 rijks- en 60 gemeentelijke monumenten, 5 provinciale monumenten en 3 archeologische rijksmonumenten. Verder zijn er 39 waardevolle panden en 401 beeldbepalende panden.
ARCHEOLOGISCH, AARDKUNDIGE EN LANDSCHAPPELIJKE WAARDEN
Om archeologische waarden in de bodem en landschappelijke waarden (zoals het oorspronkelijke slagenlandschap of het veenweidegebied) te beschermen verplicht de gemeente om archeologisch onderzoek uit te voeren bij grondingrepen met een bepaalde omvang. Tevens moet rekening worden gehouden met door de provincie aangewezen aardkundige monumenten en de drie archeologische rijksmonumenten.
In het veenweidegebied is er zorg voor de zeespiegelstijging ten gevolge van klimaatveranderingen. Ontwatering van veengebieden heeft een verdere inklinking van de bodem tot gevolg, waardoor rekening moet worden gehouden met een daling van gemiddeld 3-4 mm per jaar. De regio staat voor een grote opgave op het gebied van agrarische bedrijfsvoering, waterbeheer en veiligheid.
De gemeente kent 10 kernen. De woningbouwopgave bestaat uit de ambitie om zo’n 2.100 woningen toe te voegen in de periode tot 2040. Locaties worden bij voorkeur binnen bestaande bebouwing gezocht. Er is recent een woningbouwprogramma vastgesteld.
De gemeente biedt ruimte aan de ontwikkeling van agrarische bedrijven indien deze bijdragen aan behoud en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. De verwachting is dat schaalvergroting doorzet: van de circa 160 bedrijven in Waterland-Oost blijven er de komende 15-20 jaar waarschijnlijk 80 over. Sommige bedrijven zullen zich in de breedte ontwikkelen (zorg, natuur, recreatie). Om de landbouwontwikkeling te stimuleren en te faciliteren is het “Afsprakenkader Landbouwontwikkeling en Landschap Waterland-Oost” vastgesteld als onderdeel van het (tijdelijke) Omgevingsplan. Het Afsprakenkader bevat voorwaarden ten aanzien van maatschappelijke dienstverlening (beheer natuur en landschap, zorglandbouw) en ruimtelijke kwaliteitseisen waaraan nieuwbouw moet voldoen. Er wordt voldoende gebruik gemaakt van de mogelijkheden die het Omgevingsplan biedt om nevenactiviteiten te bieden zoals horeca, kamperen, verkoop lokale producten en kleinschalige B&B.
De toeristische sector is een belangrijke pijler voor de economie. De aantrekkingskracht zit in de historische kernen/erfgoed, de mogelijkheden van waterrecreatie en het natuurlijke landschap.
Er zijn veel aanbieders van logies, vakantieverhuur, horeca, fiets- en bootverhuur en watersport. Een trend is dat de huur van recreatieve vaartuigen stijgt ten opzicht van het bezit ervan. Door het grote aantal recreatievaartuigen en woonboten en de regels rondom ligplaatsen (bijvoorbeeld in de vesting) komen ook regelmatig overtredingen voor: bewoning van recreatievaartuigen, innemen ligplaatsen waar dat niet is toegestaan.
Het aanbieden van kleinschalig toeristisch overnachten in een woning is toegestaan tot 2 kamers voor kleinschalig toeristisch overnachten (KTO) en bepaalde omvang, een grotere omvang of KTO in een bijgebouw is vergunningplichtig tot een bepaalde omvang. Er is een registratiesysteem vanuit Economische Zaken.
De omliggende gemeenten voorzien in vestiging van bedrijven met een zware milieubelasting. De gemeente Waterland heeft geen ambitie om productie gebonden bedrijvigheid in Waterland uit te breiden. Dit past minder goed bij het karakter van Waterland als rustige en ruimtelijke tuin van de stad. Bijzonder is de scheepswerf in het historische hart van Monnickendam waar de productie van jachten plaatsvindt.
Bij voorbaat sluit de gemeente geen vormen van of gebieden voor duurzame energie opwekking uit. In een aantal gebieden zijn geen initiatieven mogelijk door de beschermde status (Natura2000, beschermde waarden).
Kleinschalige vormen van het opwekken van windenergie op daken en zonnepanelen of -collectoren in beschermde stads- en dorpsgezichten kunnen mogelijk zijn, zolang zeer zorgvuldig naar type en materialisatie wordt gekeken. Er is beleid vastgesteld over het plaatsen van zonnepanelen op monumenten en in stads/dorpsgezichten. Windmolens leveren potentieel duurzame energie maar hebben duidelijk voor- en tegenstanders. De gemeente vertaalt dit naar een behoedzame houding en beoordeelt initiatieven op hun kwaliteit. Er is een beleidsregel vastgesteld met betrekking tot kleinschalige windturbines.
De gemeente stelt duurzaamheidseisen aan nieuwbouwprojecten, er zijn geen aanvullende voorwaarden op landelijke verplichtingen.
Het nakomen van de verplichtingen over energiebesparing door grootverbruikers ligt bij de Omgevingsdienst IJmond. Er is inzicht in de kantoorlocaties die voldoen of nog niet voldoen aan de verplichting tot een energielabel C. De gemeente neemt actie als er niet is voldaan.
De regio volgt een aanvalsaanpak (repressie) en verdedigingsaanpak (preventie) om ondermijnende criminaliteit te bemoeilijken. Een regionale projectgroep (gemeenten, ODIJ, RIEC, basisteam politie) zorgt voor de aansturing en benut de landelijke middelen voor het opzetten van regionale projecten die lokaal worden uitgevoerd. Er zijn onder andere voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd (ondernemers, scholen).
Er worden jaarlijks drie integrale controle rondes uitgevoerd, waarvan het uitgangspunt is dat er één op het water plaatsvindt (bijvoorbeeld pleziervaart) en twee op het land. De integrale controle ronde wordt voorbereid op basis van signalen, bijzonderheden of informatie uit ondermijningsbeelden. Afhankelijk van het doel nemen ODIJ, gemeente (OOV, handhavingsjurist, toezicht, BOA) politie, VRZW deel. Prostitutiecontroles worden uitgevoerd door het team van de gemeente Zaanstad.
De risicoanalyse is gebaseerd op het effect van activiteiten en de kans dat de effecten zich voordoen en hieronder toegelicht.
De omgevingsanalyse bevat zeven type effecten. Deze effecten zorgen voor een evenwichtige bepaling van de risico’s van de activiteiten:
Elke activiteit krijgt een score op de zeven effecttypen en een score op de kans. Voor elke activiteit is het gemiddelde effect bepaald en vermenigvuldigd met de kans. Dit geeft de risicoscore. Voor het cultuurhistorisch erfgoed (monumenten en stads/dorpsgezichten) is de score opgehoogd op de activiteiten die daar plaatsvinden.
Op basis van de ‘kans en effect’ benadering volgt een risicoscore.
De risicoanalyse (zie bijlage A) leidt tot de risicoscore per activiteit.
6.1 Uitvoeringswijzen op basis van risicoscores
De uitvoeringswijze voor onderdelen van de VTH-taken staat in de tabel verdeeld naar drie niveaus van risicoscores. Het uitvoeringsniveau is van toepassing op activiteiten in de risicoscore. In de volgende paragrafen worden de risicoscores van activiteiten per thema benoemd. Aanvullingen op het hieronder beschreven uitvoeringsniveau worden per thema benoemd.
|
Uitgebreide beoordeling van de volledigheid van de aanvraag. Diepgaande toetsing van informatie in de aanvraag op uitgangspunten, berekeningen, onderbouwingen en onderzoeken met eigen beoordeling. Afstemming met toezicht om controles in te plannen op getoetste onderdelen aanvraag. |
Normale beoordeling van de volledigheid van de aanvraag. Inhoudelijke toets van informatie in de aanvraag op uitgangspunten, berekeningen, onderbouwingen en onderzoeken. Afstemming met toezicht om waar nodig controles in te plannen op overeengekomen onderdelen van de aanvraag. |
Normale beoordeling van de volledigheid van de aanvraag. Sneltoets op compleetheid van informatie in de aanvraag. In bijzondere gevallen afstemming met toezicht om controle in te plannen. |
|
|
Registreren van de melding, beoordelen of maatwerkvoorschriften relevant zijn en opleggen maatwerkvoorschriften. Actieve afstemming met toezicht over controle op maartwerkvoorschriften en waar zinvol op andere onderdelen van de melding. |
Registreren van de melding Afstemming met toezicht om te beoordelen of controle wenselijk is. |
||
|
Uitvoeren van toezicht op verleende vergunningen, maatwerkvoorschriften van meldingen en op een steekproef van meldingen. |
Uitvoeren van toezicht op verleende vergunningen en een steekproef van meldingen. |
Uitvoeren van toezicht op een steekproef van verleende vergunningen. Geen gepland toezicht op meldingen. |
|
|
Bij overtredingen worden handhavingsinstrumenten ingezet volgens ‘aanzienlijke of onomkeerbare’ gevolgen uit interventiematrix LHSO1 |
Bij overtredingen worden handhavingsinstrumenten ingezet volgens ‘van belang zijnde’ gevolgen uit de interventiematrix LHSO |
Bij overtredingen worden handhavingsinstrumenten ingezet volgens ‘beperkt of vrijwel nihil’ gevolgen uit de interventiematrix LHSO |
|
|
Oppakken van de melding/klacht en uitvoeren van een locatiebezoek (tenzij deze niet verifiëren is) |
Contact opnemen met de indiener en vervolgens de afhandelwijze te bepalen. Locatiebezoek bij uitzondering. |
Indiener op de hoogte brengen van de ontvangst. Afhandeling of locatiebezoek is aan de orde bij terugkerend patroon meldingen/klachten. |
|
|
Procedureel en inhoudelijk diepgaandbeoordelen van het handhavingsverzoek. Indien zinvol afleggen van een locatiebezoek en/of contact met betrokkenen |
Procedureel en inhoudelijk beoordelen van het handhavingsverzoek. |
6.2 Monumenten en beschermde waarden
De gemeente Waterland is zeer rijk aan cultuurhistorisch erfgoed. Vier kernen zijn beschermd stads-/dorpsgezicht: Broek in Waterland, Marken, Monnickendam en Zuiderwoude.
Er zijn 320 rijks- en 60 gemeentelijke monumenten, 5 provinciale monumenten en 3 archeologische rijksmonumenten. Er zijn 39 waardevolle panden en 401 beeldbepalende panden. Monumentale panden zijn bewoond of in gebruik, worden goed onderhouden en er is nauwelijks leegstand.
Veder is Waterland aangewezen als ‘beschermd landschap’ met bijbehorende regels in de provinciale omgevingsverordening. Dit ter bescherming van de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische of aardkundige waarden.
In de risicoanalyse zijn de voorkomende activiteiten bij monumenten of beschermde waarden voorzien van een opslag op de risicoscore om het belang ervan te benadrukken. Deze komen in deze paragraaf terug. De activiteiten die niet plaatsvinden bij monumenten of beschermde waarden staan uitgewerkt vanaf § 6.3. Dit betekent dat activiteiten ‘dubbel’ kunnen voorkomen, in deze paragraaf betreft het activiteiten bij monumenten of in gebieden met specifiek beschermde waarden op ecologie, landschap, cultuurhistorie of aardkundig.
De activiteiten zijn als volgt verdeeld over de risicoscores:
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
Dit gaat om strijdig gebruik van een pand of perceel, dat wil zeggen dat er activiteiten plaatsvinden die niet zijn toegestaan volgens landelijke regels (Besluit bouwwerken leefomgeving en Besluit activiteiten leefomgeving), de provinciale omgevingsverordening, het gemeentelijk omgevingsplan of een gemeentelijke verordening.
Het betreft strijdig gebruik van panden (bijvoorbeeld detailhandel, verhuur, bedrijfsmatige activiteiten) of van het (eigen of gemeentelijk) perceel (bijvoorbeeld bijtrekken gemeentegrond bij eigen perceel, opslag op gemeentegrond, opslag op eigen perceel). Verder zijn niet toegestane kamerverhuur en toeristisch overnachten opgenomen. Dit betreft bijvoorbeeld met aanbieden van logies in panden waar dat niet is toegestaan.
De activiteiten zijn als volgt verdeeld over de risicoscores:
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
Dit gaat om de veiligheid bij het uitvoeren van bouw- en sloopactiviteiten (steigers, opslag materiaal, kranen, wegafzetting, verkeersomleiding etc), de veiligheid van locaties voor de tijdelijke opvang van doelgroepen, het verwaarlozen van een (leegstand) pand, de bouwveiligheid van de bestaande bouwwerken en van eventuele risico’s aan constructies van bouwwerken door daling van de bodem, met name in de veengebieden. Bij de bestaande bouw gaat het om panden waarbij het gebruik van het pand of de aanwezige installaties blijvend dient te voldoen aan regels.
De indeling in de risicocategorieën is:
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
De regels voor brandveiligheid zijn vastgelegd in het landelijk Besluit bouwwerken leefomgeving. Per gebruiksfunctie is vastgelegd vanaf welk aantal aanwezige personen een meldingsplicht geldt. In het omgevingsplan kan de gemeente maatwerkregels stellen voor bijzondere gevallen.
In de risico-analyse volgen we de gebruiksfuncties. Bij de risico’s wordt gekeken naar de mate waarin personen zelfredzaam zijn, dat is de mate waarin personen zelfstandig kunnen vluchten indien brand uitbreekt, en al dan niet slapend verblijven.
Naast de vluchtmogelijkheid gaat het bij brandveiligheid om zaken als brandsignalering, alarmering en doormelding, rook- en brandbeheersing, voorkomen van brandoverslag, toegankelijkheid van blusvoorzieningen, etc. De benodigde voorzieningen en installaties dienen in voldoende mate aanwezig en onderhouden te zijn om het risico op (verspreiding van) brand te verminderen. Kortom, de risicogerichte bandering van brandveiligheid is gebaseerd op onderstaand kenmerkenschema en wordt mede gevoed door landelijke ontwikkelingen, onderzoeken en statistieken.
VRZW biedt de gemeente als bevoegd gezag een adviserende rol als kennispartner en taakuitvoerder. Dit heeft betrekking op advisering op omgevingsveiligheid en brandveiligheid bij voorgenomen initiatieven, advisering bij vergunningaanvragen, het afhandelen van gebruiksmeldingen, het uitvoeren van toezicht op brandveiligheid en het geven van voorlichting.
In de uitvoering is sprake van een hechte samenwerking tussen VRZW en gemeente (waar zinvol aangevuld door ODIJ).
VRZW hanteert vanuit haar expertise een risicobeoordeling voor de taken die zij uitvoert.
Deze manier van risicobeoordeling sluit aan op de methodiek in deze UHS voor de gemeentelijke taken. Verschil is dat VRZW kan uitgaan van één thema, namelijk brandveiligheid. Het thema is opgenomen in deze UHS, waarbij is aangesloten bij de risicobeoordeling die door VRZW wordt gemaakt. Zo kunnen VRZW en gemeente vanuit dezelfde prioriteiten handelen.
De indeling in de risicocategorieën is:
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
Bij het realiseren van nieuwe bouwwerken of bij verbouw zijn landelijke regels van toepassing (Besluit bouwwerken leefomgeving) en regels in het Omgevingsplan. Voor steeds meer bouwwerken hoeft geen vergunning meer aangevraagd te worden (vergunningsvrij). Nieuw- en verbouw is onderverdeeld in de gebouwtypen en gebouwfuncties die voorkomen. Zo ontstaat een fijnmazig inzicht in de risicoscores.
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
Bij dit thema komen verschillende soorten activiteiten aan bod. Het gaat om het realiseren van een inrit of aanleg van een weg, het realiseren van objecten in de openbare ruimte. Tevens zijn overlast opgenomen door geluid of trillingen van installaties (zoals warmtepompen). Tenslotte zijn welstandsexcessen opgenomen bij (ver)bouw.
Er zijn geen aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen.
In de APV is vastgelegd in welke gevallen een vergunning of melding is vereist. Afhankelijk van het risico van het evenement en verwachte bezoekersaantallen is een evenement vergunning- of meldingsplichtig en bepalen we met onze partners (zoals politie, brandweer) het risicoprofiel. Bij de vergunningaanvraag en bij het toezicht is er een integrale aanpak vanuit de gemeente, politie, brandweer, GGD/GHOR en waar nodige andere instanties.
Evenementen brengen levendigheid en vertier met zich mee; om die reden stimuleren we ze. Bij evenementen kunnen veel aspecten aan de orde zijn: parkeren, geluid, openbare orde, veiligheid van personen, gezondheid (alcohol, drugs), afval, brandveiligheid, duurzaamheid. Bij grotere en terugkerende evenementen zijn professionele organisatoren betrokken die onze voorwaarden kennen en waar we structureel overleg mee voeren. In de risicobeoordeling hebben we ons beperkt tot bouwkundige elementen en aspecten die voor VTH relevant zijn. Aspecten op openbare orde hebben we niet betrokken in deze UHS, omdat deze zich beperkt tot de collegebevoegdheden.
|
Risicoscore2 |
Er zijn geen aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen.
Bij het thema openbare ruimte zijn diverse activiteiten benoemd die relevant zijn vanuit de VTH- activiteiten. Het gaat om aanlegactiviteiten zoals graven, ophogen of dempen. Ook is het kappen van bomen of houtopstand benoemd. Verder zijn er activiteiten die te maken met het leggen van boten op de wal, het gebruik van een ligplaats van een (woon)boot en het achterlaten van voertuigen, vaartuigen of fietsen als wrak. Tenslotte is ook het gebruik van een weg(gedeelte) benoemd anders dan de publieke functie (bijvoorbeeld het plaatsen van een container of andere vormen van opslag). De risicoscores zijn:
Voor het thema zijn er de volgende aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen:
In het Besluit activiteiten leefomgeving zijn milieubelastende activiteiten opgenomen waarvoor een vergunningplicht, meldingsplicht of informatieplicht geldt en zijn algemene landelijke regels opgenomen. Voor de milieutaken verzorgt Omgevingsdienst IJmond de uitvoering op basis van (regionaal) uitvoeringsbeleid. De milieubelastende activiteiten zijn op basis van een risicoanalyse gewogen op risico’s en naleefgedrag. Dit leidt tot een uitvoeringsprogramma aan de hand van de uit de analyse voortkomende prioriteiten. ODIJ maakt jaarlijks een uitvoeringsprogramma voor de deelnemende gemeenten. Voor de gemeente Waterland is de geplande uitvoering opgenomen voor milieu, bodem en asbest, evenementen en de bijdrage aan controles als onderdeel van de gemeentelijke aanpak op ondermijning. Verder is de bijdrage van ODIJ opgenomen op de bouwtaken en de advisering op (ruimtelijke) procedures onder de Omgevingswet.
De gemeentelijke risicoanalyse is gericht op enkele activiteiten waar de gemeente Waterland zelf uitvoering aan geeft.
Er zijn geen aanvullingen op het overzicht van de uitvoeringswijzen.
Het is belangrijk dat inwoners en ondernemers goed inzicht hebben in de geldende regels, wat de (on)mogelijkheden zijn om een initiatief te realiseren én wat de gevolgen van het niet naleven van regels zijn. We geven aandacht aan preventie door:
Activiteiten die onder de Omgevingswet of lokale regelgeving vallen moeten voldoen aan voorwaarden. Soms is een vergunning nodig, moet een melding worden gedaan of geldt een informatieplicht of gelden algemene landelijke regels voor de activiteit. Meer specifiek heeft de gemeente de volgende taken als het gaat om vergunningverlening:
Vergunningverlening levert een bijdrage aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en het naleven van de regels die van toepassing zijn. Voor het bepalen van de acceptabele kwaliteit moeten de verschillende belangen tussen voorgenomen activiteiten en de gevolgen voor de fysieke leefomgeving zorgvuldig zijn afgewogen. De belangrijkste toetsingskaders zijn het gemeentelijke omgevingsplan en andere relevante gemeentelijke beleidskaders en het landelijke Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).
Vergunningen die door de gemeente worden verleend, voldoen aan de volgende eisen:
Het uitgangspunt is dat de initiatiefnemer een eigen verantwoordelijkheid heeft in het aanleveren van een goede, volledige en ontvankelijke aanvraag. In het kader van de preventiestrategie maakt de gemeente de indieningsvereisten voldoende duidelijk. Een initiatiefnemer kan vroegtijdig in overleg met de gemeente om een initiatief voor te leggen. We voeren een ontvankelijkheidstoets op de aanvraag uit binnen een redelijke termijn.
De gemeente hanteert voor de beoordeling van een aanvraag een toetsingskader. Daarbij wordt onder andere gekeken naar de ruimtelijke inpasbaarheid, constructieve veiligheid, brandveiligheid, omgevingsveiligheid, welstand, milieu en gezondheid. De diepgang van de beoordeling wordt bepaald door het type initiatief en is vastgelegd in het toetsingsprotocol (bijlage B1).
Door de invoering van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) vervalt de bouwtechnische toetsing door de gemeente voor een groot deel van de bouwwerken. Deze toetsing ligt bij een externe kwaliteitsborger die een borgingsplan opstelt welke voor aanvang van de bouw moet worden overlegd aan de gemeente. Voor overige bouwwerken blijft de gemeente verantwoordelijk voor de bouwtechnische toetsing.
In voorkomende gevallen kan de gemeente besluiten om een Bibob-toets uit te voeren wanneer er signalen zijn dat de vergunning mogelijk gebruikt wordt om criminele of illegale activiteiten mogelijk te maken. Bij vergunningverlening volgen we vastgelegde werkwijze van onze Bibob beleidsregel.
Toezicht is van belang om zicht te houden op de naleving van wet- en regelgeving en om waar nodig (handhavend) te kunnen optreden. Daarnaast draagt toezicht bij aan het zicht houden en krijgen op ontwikkelingen.
De uitvoering van het toezicht vindt op verschillende manieren plaats: programmatisch (gepland), tijdens en volgend op het (ver)bouwproces, thematisch/projectmatig, naar aanleiding van meldingen, handhavingsverzoeken of klachten of als vervolg op een eerdere controle of handhavingsbesluit. Sommige controles zijn onaangekondigd. Bijvoorbeeld na het stilleggen van werkzaamheden of bij (vermoeden van) strijdig gebruik. De prioriteiten in het toezicht zijn bepaald aan de hand van een risicoanalyse.
Bij een overtreding weegt de toezichthouder de ernst van de overtreding én de reden van de overtreding af. Niet of onvoldoende naleven kan een bewuste keuze zijn van degene die wordt gecontroleerd. Het kan ook een gevolg zijn van het onvoldoende kennen van de regels. Op basis van de ernst en de reden wordt een passend vervolg gegeven aan constateringen. We volgen de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (onderdeel interventiematrix) als we overtredingen constateren. Op basis van de zwaarte van de overtreding en de reden zetten we passende vervolgacties in.
Waterland heeft de 24-uurs bereikbaarheid geregeld met een grip-0 lijst. Op deze lijst staan de telefoonnummers van medewerkers die in geval van een calamiteit kunnen worden opgeroepen, zoals bijvoorbeeld de bouwinspecteurs en de juridisch adviseurs. De volgorde op de lijst is gebaseerd op woon – werk afstand. De grip-0 lijst ligt bij de Meldkamer. Als de Meldkamer bericht krijgt dat er een calamiteit heeft plaatsgevonden, worden een of meerdere medewerkers die op de grip-0 lijst staan gebeld, afhankelijk van het soort calamiteit. Waterland kent geen piket. Medewerkers zijn niet verplicht om bereikbaar te zijn en/of ter plaatse te gaan. In de praktijk is het nog niet voorgekomen dat er niemand bereikbaar was en ter plaatse kon komen. Binnen taken die in omgevingsdienst verband worden uitgevoerd wordt vanuit OD IJmond voorzien in een 24 uurs bereikbaarheid.
De strategie die de gemeente volgt na een overtreding is in lijn met de LHSO. Die bestaat uit een aantal stappen:
De gemeente heeft juridische instrumenten tot haar beschikking om te handhaven. Bestuursrechtelijk zijn dat een last onder dwangsom, een last onder bestuursdwang, het schorsen of intrekken van een vergunning of het opleggen van een bestuurlijke boete. Bij bestuursrechtelijke handhaving volgen we in principe de bedragen en termijnen uit de landelijke leidraad. Als er bezwaar of beroep wordt ingesteld bij het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang dan verlengen we op verzoek de begunstigingstermijn bij het bezwaar of beroep.
In onze handhavingsstrategie is het uitgangspunt dat de overtreding ongedaan gemaakt wordt en eventuele schade wordt hersteld. Bij de handhaving onderscheidt de gemeente een aantal gradaties. Afhankelijk van de situatie gaat de gemeente in eerste aanleg het gesprek aan met de overtreder.
Er zijn situaties waarbij formeel sprake is van een overtreding, er geen gelijkwaardige oplossing is, maar waarbij de illegale situatie in principe te vergunnen is. In dat geval wordt aan de overtreder de gelegenheid gegeven om een vergunningaanvraag in te dienen.
Bij bouwactiviteiten die onder de Wkb vallen zal in de volgende gevallen de handhavingsstrategie in principe in werking treden:
Als een overtreding een acuut gevaar met zich meebrengt, er onherstelbare schade is aangericht, er sprake is van recidive (herhaalde overtreding) of er niet wordt meegewerkt aan herstelafspraken, treedt de gemeente altijd handhavend op.
Daar waar sprake is van aanzienlijke of dreigende (onomkeerbare) grote schade en bij herhaalde overtredingen wordt conform de LHSO het strafrecht (politie en OM) ingelicht.
Als de gemeente zelf in overtreding is wordt het management en/of college geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld de overtreding te beëindigen, deze in de toekomst te voorkomen en zo nodig de schade te herstellen.
In uitzonderlijke situaties kan de gemeente afzien van handhaving en gedogen. Dat is altijd aan een termijn gebonden en mag niet langer duren dan noodzakelijk. Conform het landelijke beleidskader gedogen hanteert de gemeente de volgende lijn bij gedogen:
Het gedogen van een situatie gebeurt schriftelijk en er is er toezicht op het naleven van afspraken.
De VTH-taken worden uitgevoerd door het team VTH van de afdeling Ruimte. Dit team verzorgt het afhandelen van Omgevingswetproducten, toezicht en de handhaving. Er is een functionele scheiding tussen vergunningverlening enerzijds en toezicht en handhaving anderzijds.
Casemanagers zijn procesverantwoordelijk voor conceptverzoeken, vergunningaanvragen en meldingen. Zij hebben op bepaalde vakgebieden de inhoudelijke expertise (bouw, ruimtelijke ordening). Op andere vlakken wordt advies ingewonnen bij interne en externe specialisten. De omgevingsvergunning is het uiteindelijke resultaat van het samenvoegen, integreren en afwegen van de diverse belangen en adviezen. Vanuit team VTH wordt ook algemene informatie verstrekt, worden de registraties en publicaties verzorgd, team RO verzorgt de publicaties van uitgebreide procedures..
Onderstaande tabel bevat de capaciteit voor realisatie van de doelen in deze UHS en uitvoering van de VTH-taken. In het Uitvoeringsprogramma wordt de benodigde capaciteit berekend en vergeleken met de beschikbare capaciteit. Een eventuele capaciteitsbehoefte wordt inzichtelijk gemaakt.
De capaciteit is op basis van de vaste formatie in de begroting.
Vanuit landelijke eisen is er aandacht voor de organisatie en kwaliteit van gemeentelijke VTH-taken. Deze eisen komen overeen met ons uitgangspunt dat de inhoudelijke kennis en expertise op orde dient te zijn. Landelijk zijn hiervoor kwaliteitscriteria vastgesteld. Onze verordening bevat bepalingen over de kwaliteit van onze uitvoering en handhaving van het omgevingsrecht. Onderstaand is uitgewerkt wat we concreet doen aan de hand van de indeling van een kwaliteitsmodel:
We maken onderscheid in 7 typen effecten:
Voor ieder van de activiteiten is het effect op bovenstaande typen bepaald:
Op basis van registratiegegevens én ervaringen van de medewerkers is de kans bepaald dat de negatieve effecten bij de activiteiten zich voordoen. Daarbij is de volgende score gehanteerd:
Voor het cultuurhistorisch erfgoed (monumenten en stads/dorpsgezichten) is de score opgehoogd op de activiteiten die daar plaatsvinden.
De score totaal is berekend door 2x het gemiddelde effect te vermenigvuldigen met de kans. De risicocategorie is bepaald op basis van de score totaal.
BIJLAGE B Uitvoeringsstrategie
In deze uitvoeringsstrategie VTH leggen we onze werkwijze vast. Deze sluit aan op de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) die we onderschrijven en is aangevuld met onze gemeentelijke werkwijze.
Het vaststellen van een uitvoeringsstrategie is verplicht. In 13.5 en 13.6 van het Omgevingsbesluit is vastgelegd dat het bevoegd gezag een uitvoerings- en handhavingsstrategie vaststelt met:
Deze uitvoeringsstrategie gaat over de gemeentelijke VTH-taken die onder de Omgevingswet vallen, inclusief onderdelen van lokale verordeningen die deel uitmaken van het -nu nog tijdelijke- omgevingsplan.
Concreet gaat het om vergunningverlening, toezicht en handhaving voor onder meer:
omgevingsplan, evenementen, bouw, sloop, brandveiligheid, bouwveiligheid, monumenten, reclame, rooien van bomen, natuurbescherming, in- en uitritten, terrassen, openbare ruimte, openbare orde bij ruimtelijke activiteiten, fysieke veiligheid, ondermijning en leefbaarheid.
Deze strategie heeft twee functies. Ten eerste kan deze als motivering dienen voor besluiten. Ten tweede wordt vastgelegd hoe er met bevoegdheden wordt omgegaan. Met deze strategie legt de gemeente zichzelf verplichtingen op. De gemeente is in beginsel verplicht te handelen volgens haar eigen beleid.
In hoofdstuk 2 is de preventiestrategie beschreven en in hoofdstuk 3 volgt de vergunningenstrategie. De toezichtstrategie, sanctie- en gedoogstrategie staan in de hoofdstukken 4 en 5.
We bieden inzicht in onze lokale regels aan burgers en bedrijven. Daarmee kunnen we overtredingen voorkomen die goedwillende en onbewuste overtreders kunnen maken. Het doel is om burgers en bedrijven van de juiste informatie en kennis te voorzien, zodat zij bij hun activiteiten op de hoogte zijn van de regels die gelden.
We zetten voorlichting in om te voorkomen dat overtredingen ontstaan uit een gebrek aan informatie en kennis. Inwoners en bedrijven infomeren we door:
Omgevingsoverleg (telefonisch, gesprek) over indieningsvereisten, globaal inzicht in kansrijkheid van initiatieven en informatie over de mogelijkheden voor indiening van aanvragen op basis van een initiatief (conceptaanvraag). Onze rol is vooral het faciliteren van initiatiefnemers op de kansrijkheid van het initiatief.
Een initiatiefnemer kan een conceptverzoek doen via het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Onze werkwijze met betrekking tot het conceptverzoek en het omgevingsoverleg ligt vast in werkprocessen en onze VTH-applicatie.
Onder de Omgevingswet gebeurt de beoordeling van conceptverzoeken via een intaketafel, waarbij we adviezen inwinnen bij vakspecialisten. Door de kortere besluitvormingstermijn voor aanvragen onder de Omgevingswet wordt het overleg vóór indiening van de aanvraag gevoerd.
Indien nodig worden ketenpartners en andere overheden betrokken bij de complexere en omvangrijke initiatieven (omgevingstafel). Het eindresultaat van het conceptverzoek betreft een indicatie van de haalbaarheid van een initiatief op verschillende beleidsterreinen. De aanvrager kan het initiatief zo nodig aanpassen en verder uitwerken ten behoeve van het formele indieningstraject.
Onze gemeenteraad heeft vastgesteld voor welke vergunningprocedures participatie verplicht is. Verder stimuleren we initiatiefnemers om een participatieproces te doorlopen aan de hand van de gemeentelijke ‘Aanwijzing Verplichte Participatie Omgevingswet Waterland 20223 verplicht participatie Omgevingswet Waterland’. De initiatiefnemer kan met participatie zorgdragen voor voldoende bekendheid van het initiatief bij belanghebbenden en inbreng verkrijgen van die belanghebbenden. Wij kiezen voor een neutrale rol in het participatieproces: we stimuleren de initiatiefnemer tot een participatieproces en stellen op verzoek kennis en informatie beschikbaar aan alle partijen.
Voor evenementen stimuleren we – naast het publiceren van de vergunning/melding - dat de organisator(en) de direct betrokken inwoners en bedrijven informeert.
Bij actieve openbaarmaking van besluiten volgen we de Omgevingswet (artikel 10.2, 16.5 en16.6), de Algemene wet bestuursrecht (artikelen 3:41, 3:44 en 3:45), de Wet open overheid en de Wet elektronische publicaties:
Bij veranderende wetgeving of ontwikkelingen werken we samen met partners zoals het waterschap, veiligheidsregio, politie of omgevingsdienst bij het verstrekken van kennis en informatie. Dit doen we met partners door informatie op te nemen op websites, het organiseren van bijeenkomsten of het gericht uitdoen van mailings.
We verstaan onder de procedure van vergunningverlening:
De Omgevingswet kent een reguliere procedure met een termijn van 8 weken. De gemeente neemt een besluit op de vergunningaanvraag, de vergunning van rechtswege bij het overschrijden van de termijn is vervallen. Bij het overschrijden van de termijn kan de initiatiefnemer gebruik maken van de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op basis van een bedrag van per tot een maximum van € 1.442,=
Onze uitgangspunten bij vergunningverlening en het behandelen van meldingen zijn:
We hebben de taak om de belangen vanuit verschillende disciplines te coördineren. Bij aanvragen omgevingsvergunning kennen we de rol van casemanager. Bij een aanvraag waarvoor meerdere disciplines betrokken zijn coördineert de casemanager. De aanvrager en belanghebbenden hebben een vast aanspreekpunt. De casemanager krijgt vanuit de betrokken disciplines adviezen aangereikt en ziet toe op het integrale karakter van de vergunning.
Vergunningaanvragen worden digitaal behandeld. We sturen op digitale indiening. Aanvragen die op papier worden ingediend, worden door ons gedigitaliseerd. De werkprocessen en werkafspraken zijn vastgelegd in onze VTH-applicatie, waarbij de processtappen worden doorlopen en wordt aangegeven wie waarvoor verantwoordelijk is. De meest voorkomende correspondentie, beschikkingen, adviezen en vergunningvoorschriften is gestandaardiseerd.
Bij ontvangst van meldingen - zoals brandveilig gebruik en onder de Wet kwaliteitsborging bouwen voor bouwactiviteiten - vindt een beoordeling plaats of de melding compleet is. Er volgt op een melding geen besluit. Indien nodig, wordt toezicht gestart. Indien een concretere uitwerking van voorschriften nodig is voor het voorkomen van risico’s en/of voor een betere handhaafbaarheid, worden maatwerkvoorschriften opgelegd of een gelijkwaardigheidsbesluit genomen.
De korte afhandelingstermijn voor (bijna alle) vergunningaanvragen maakt het noodzakelijk om aandacht te geven aan de toets op ontvankelijkheid. Een complete beoordeling van aanvragen is mogelijk als de vereiste stukken aanwezig zijn. Het consequent toetsen van een aanvraag op ontvankelijkheid op basis van de wettelijke vereisten voorkomt dat in het vervolg van het proces de toetsing niet (geheel) kan worden uitgevoerd.
We beoordelen aanvragen na ontvangst op volledigheid op de standaard indieningsvereisten en beoordelen binnen de daarvoor geldende op aanvullingen. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet volledig worden aangeleverd, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten. Dit wil zeggen dat de aanvrager een besluit krijgt dat zijn aanvraag om een omgevingsvergunning buiten behandeling blijft, waartegen bezwaar kan worden ingediend.
In het kader van de Wet samenhangende besluiten bekijken we of voor het realiseren van de aangevraagde activiteit ook overige vergunningen of meldingen nodig kunnen zijn en informeren we de aanvrager daarover.
We voeren een Bibob-toets uit conform onze gemeentelijke beleidsregels voor toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob).
In de Omgevingswet staat dat bij een reguliere procedure de omgevingsvergunning van kracht is na de dag waarop het besluit bekend is gemaakt. De Omgevingswet geeft de mogelijkheid om gevallen aan te wijzen met uitgestelde inwerkingtreding. Binnen onze gemeente geldt uitgestelde inwerkingtreding met de termijn van 4 weken conform de Omgevingswet bij activiteiten die kunnen leiden tot een wijziging van een bestaande toestand die niet kan worden hersteld (onomkeerbaarheid). Het betreft:
Verleende vergunningen kunnen worden ingetrokken. Bijvoorbeeld voor vergunningen voor werken die niet zijn gestart of langer stilliggen. Daarmee wordt voorkomen dat activiteiten gerealiseerd worden volgens verouderde normen in wetgeving, dat werken voor langere tijd onnodig blootstaan aan de elementen en omdat belanghebbenden na lange tijd geen mogelijkheden meer hebben om tegen een onherroepelijk vergunning de rechtsmiddelen aan te wenden. De Omgevingswet kent een termijn van minimaal een jaar waarna de gemeente de vergunning kan intrekken.
In de volgende gevallen zal aan de vergunninghouder een nadere termijn worden gegund waarbinnen met de werkzaamheden een aanvang moet zijn gemaakt:
De Algemene wet bestuursrecht is van toepassing op besluiten en vergunningen onder de Omgevingswet. Voor belanghebbenden staan mogelijkheden voor rechtsmiddelen open:
Bij een handhavingsbesluit en bij een afwijzing van een uitgebreide vergunningaanvraag wordt een voornemen verzonden aan de overtreder of aanvrager waarop zienswijzen kunnen worden ingediend. De zienswijzen worden meegenomen in de belangenafweging voor het definitieve besluit.
Beoordelingskader Omgevingsplanactiviteit
Het omgevingsplan is een nieuw instrument onder de Omgevingswet en bevat onze lokale regels voor de fysieke omgeving. Er is een periode tot 2032 om ons omgevingsplan voor het grondgebied vast te stellen. De Omgevingswet kent geen actualisatieplicht. Wel is er de verplichting om de gemeentelijke omgevingsvisie, landelijk en provinciale instructieregels, beleid voor de fysieke omgeving en verleende vergunningen te vertalen naar en op te nemen in het omgevingsplan.
In combinatie met de landelijke regels blijkt op basis van het omgevingsplan:
Vergunningaanvragen worden getoetst aan het (nu nog tijdelijke) omgevingsplan. Dit gebeurt op een zorgvuldige en volledige manier. Voor activiteiten wordt beoordeeld op de evenwichtige toedeling van functies aan locaties en op alle regels die zijn opgenomen in het omgevingsplan. Als blijkt dat een activiteit niet past dan wordt beoordeelt of een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) of wijziging omgevingsplan voor die activiteit mogelijk is (zie onder ‘Afwijkingen’).
Initiatieven die niet zijn toegestaan volgens de regels in het omgevingsplan kunnen gebruik maken van de vergunningprocedure buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Voor sommige ontwikkelingen is de procedure tot het wijzigen van het omgevingsplan beter passend of noodzakelijk. De gemeenteraad neemt het besluit over een wijziging van het omgevingsplan en heeft dit voor bepaalde gevallen gedelegeerd aan het college. met het Delegatiebesluit Omgevingswet Gemeente Waterland. Voor de vergunningprocedure is het college bevoegd. De gemeenteraad heeft gevallen aangewezen in het Besluit Bindend Adviesrecht Omgevingswet Waterland waarvoor zij adviesrecht heeft. Het advies is bindend voor het college.
Beoordelingskader bouwtechnische activiteit
Voor bouwen is de toets een ‘aannemelijkheidstoets’: een vergunning voor de activiteit bouwen wordt verleend als voldoende aannemelijk is dat het bouwplan voldoet aan de regels. Hiermee stelt de wetgever dat de gemeente bij het toetsen van de bouwaanvraag niet de verantwoordelijkheid overneemt van de vergunninghouder. De toetsingsstrategie voor (bouw)aanvragen heeft tot doel te komen tot een uniforme manier van toetsen door een kwaliteitsniveau vast te leggen. Ongeacht de behandelend medewerker vindt een eenduidige toetsing plaats.
De bouwtechnische regels zijn opgenomen in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl).
De bouwtechnische toetsing die de gemeente uitvoert is voor bouwwerken die niet onder gevolgklasse 1 van de Wkb vallen. Het is onmogelijk om alle voorschriften uitputtend te toetsen. Hiervoor ontbreken middelen en capaciteit. Bovendien vraagt niet elk bouwwerk om deze toetsing. Voor de toetsing van aanvragen omgevingsvergunning bouwen is het noodzakelijk tot een verantwoord kader te komen waarin we aannemelijk maken of aan de regelgeving wordt voldaan.
De toetsing van een aanvraag met een bouwactiviteit baseren we op de landelijke toetsingsmatrix. Deze werkt met vier niveaus van toetsing. Per type bouwwerk is afhankelijk van het risico bepaald op welk niveau getoetst wordt. De toetsingsniveaus beschrijven de diepgang van de beoordeling. Bij de keuze en omschrijving van de toetsingsniveaus is aangesloten bij definities uit Collectieve Kwaliteitsnorming Bouwvergunningen (CKB). Er zijn vier toetsingsniveaus.
Het toetsingsprotocol is een matrix. Horizontaal, in de rijen, zijn de thema’s/aspecten aangegeven en verticaal de gebruiksfuncties. De matrix is opgenomen in bijlage A1.
TOELICHTING OP WET KWALITEITSBORGING VOOR HET BOUWEN (WKB)
Bij inwerkingtreding van de Wkb per 1 januari 2024 is de toetsing en het toezicht op bouwtechnische onderdelen van het Bbl vervallen. Deze werkzaamheden worden uitgevoerd door onafhankelijke kwaliteitsborgers.
Onze toetsings- en toezichtstrategie geldt voor bouwwerken die niet vallen onder gevolgklasse 1 (GK1) van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen. Bouwwerken die vallen onder GK1 worden door ons niet meer bouwtechnisch getoetst; wel blijft de toetsing aan ons omgevingsplan via de vergunning voor de omgevingsplanactiviteit.
TOEPASSING WET KWALITEITSBORGING VOOR HET BOUWEN (WKB)
Er zijn verschillende scenario’s om de gemeentelijke rol in te vullen onder de Wkb. De verschillen zitten in de mate waarin de gemeente de meldingen van de kwaliteitsborger beoordeelt en de mate waarin wordt ingegaan op signalen van de kwaliteitsborger tijdens de realisatie van de bouw. De gemeente zet in op de volgende (de minimale) lijn:
De casemanager benut contacten met een initiatiefnemer – vanuit een conceptverzoek, overleg, aanvraag omgevingsplanactiviteit – om na te gaan of deze een erkende kwaliteitsborger inschakelt als het gaat om een bouwwerk in gevolgklasse I.
Het kan voorkomen dat de bouw wordt gerealiseerd met een gelijkwaardige oplossing die niet is gemeld. Dit kan tot gevolg hebben dat niet langer sprake is van een gevolgklasse 1 bouwwerk en er onterecht een melding is ingediend, terwijl een vergunning is vereist. Wanneer dit gebeurt zal de kwaliteitsborger contact op dienen te nemen met de gemeente. Wij dienen dan te beoordelen welke vervolgstappen nodig zijn en de uitkomst terugkoppelen aan de kwaliteitsborger. Stillegging van de bouwwerkzaamheden is daarbij een van de mogelijkheden.
Voor slopen geldt bij karakteristieke panden (vastgelegd in omgevingsplan) en monumenten een vergunningplicht. Voor overige panden geldt een meldingsplicht.
De sloopvergunning wordt beoordeeld op ontvankelijkheid en inhoudelijk beoordeeld op basis van omgevingsplan en Bbl, met bijzondere aandacht voor monumentale waarden.
Een melding sloop wordt beoordeeld op ontvankelijkheid en compleetheid door de omgevingsdienst.
Beoordelingskader brandveiligheid
Het toetsen van meldingen voor alle typen gebouwen op brandveiligheid gebeurt op basis van een 100% toets aan wettelijke regelgeving op volledigheid en inhoud. In alle gevallen (wanneer er bijvoorbeeld sprake is van een gelijkwaardigheid of als het gaat om bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid) wordt advies gevraagd aan de VRZW.
Voor niet-bouwwerken (tenten, podia, kermissen) wordt gewerkt volgens het “Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen” en het gemeentelijk beleid voor evenementen.
Beoordelingskader monumenten en archeologie
Het omgevingsplan legt de beschermingsgraad vast van erfgoed. Rijksmonumenten zijn aangewezen (en beschermd) op grond van de Erfgoedwet.
De omgevingsvergunning voor monumenten en archeologie voorkomt onomkeerbare schade aan het erfgoed. Naast de beoordeling van de aanvraag voor monumenten over bouwhistorische onderdelen via de gemeentelijke commissie Ruimtelijke Kwaliteit wordt bij de toetsing van aanvragen voor een vergunning voor monumenten aangesloten bij het beoordelingskader bouwen.
Als ingrijpende wijzigingen, reconstructies, herbestemming en sloop plaatsvindt aan rijksmonumenten dan wordt advies aangevraagd bij Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE). Voor archeologie wordt advies gevraagd aan de archeoloog
De taken voor het behandelen van vergunningen of informatieplichten milieubelastende activiteiten liggen bij de omgevingsdienst. De omgevingsdienst heeft regionaal uitvoeringsbeleid opgesteld voor de (basis)taken die zijn opgedragen en daar heeft het college mee ingestemd. Daar gaan we in deze strategie niet op in.
Met de bruidsschat komt de bevoegdheid van honderden rijksregels over naar gemeenten. Deze regels komen in het omgevingsplan en leidt tot de keuze om de regels ongewijzigd te laten, aan te passen of te schrappen. Er zitten milieuregels in de bruidsschat. Dat kan betekenen dat milieuregels deel gaan uitmaken van onze beoordeling van initiatieven met een omgevingsplan activiteit.
Bij een omgevingsvergunning komen milieu-aspecten aanbod. Bij een deel van de aanvragen wordt een milieuadvies gevraagd. De meest voorkomende aspecten zijn:
Na het advies over de milieuaspecten die van toepassing zijn volgt het beoordelen van de aangeleverde onderzoeken en rapporten.
Bodem, geluid, geur, externe veiligheid
Er komen vragen binnen van burgers, bedrijven en andere organisaties over bodem, geluid, geur, externe veiligheid en andere aspecten. Dit varieert van vragen over het bestaande beleid, advies vragen hoe ze zaken het beste kunnen aanpakken/oplossen tot informatie vanuit ons archief. Dit ligt bij de gemeente met waar nodig een aanvullende rol van de omgevingsdienst.
In de VFL is een verbod opgenomen voor het verbranden van afvalstoffen buiten inrichtingen. Aanvragen voor een ontheffing worden getoetst op het effect op flora, fauna en gezondheid.
Beoordelingskader opslag vaar- en voertuigen, voorwerpen op/in/aan water, voorwerpen op/aan een openbare plaats
De VFL bevatten bepalingen en regels voor activiteiten in de fysieke leefomgeving en is de grondslag voor onze toetsing en beoordeling.
In de VFL is een verbod opgenomen om zonder vergunning een weg aan te leggen of een bestaande weg te veranderen. We beoordelen een aanvraag op verkeersveiligheid, geluid, lucht, waterberging en ruimtelijke inpassing.
In de VFL is een verbod opgenomen om zonder vergunning een uitweg te maken of een verandering aan te brengen in een bestaande uitweg. We beoordelen een aanvraag op het veilig gebruik van de weg en de bescherming van het uiterlijk van de omgeving en groenvoorzieningen. In de vergunning nemen we de inrichtingseisen en de toegestane breedte van de uitweg op. Een uitweg bij een woning beoordelen we op verkeersveiligheid, parkeersituatie en bescherming van het uiterlijk aanzien en de groenvoorzieningen
In de VFL is een verbod opgenomen voor het kappen van bomen of het vellen van houtopstand die zijn opgenomen op de lijst van beschermde bodem. Ook zijn de voorwaarden opgenomen over herplant. In aanvulling hierop zijn ook karakteristieke landschapselementen (waaronder bomen) in ons omgevingsplan aangewezen.
De VFL bevat een verbod voor het aanbrengen van hinderlijke of gevaarlijke reclame waardoor het verkeer in gevaar komt of hinder ontstaat en een verbod om voertuigen te parkeren met het doel om handelsreclame te voeren. Op basis van deze bepalingen wordt getoetst of de reclame-uiting is toegestaan. Indien sprake is van een bouwwerk of een constructie aan een bouwwerk dan wordt getoetst aan bouwkundige eisen.
Beoordelingskader bodem, bouwstoffen en grond
Alle meldingen en vergunningen in het kader van bodem, bouwstoffen en grondstromen worden beoordeeld door de omgevingsdienst conform het regionale beleid.
Beoordelingskader natuurbescherming en flora & fauna
We vragen instemming aan het bevoegd gezag (ministerie of OD Noord-Holland Noord) indien een vergunningaanvraag de activiteit handelen in een natuurbeschermingsgebied bevat, of de activiteit nadelige gevolgen kan veroorzaken voor de flora en fauna. De inhoudelijke toetsing vindt plaats door het ministerie van OD NHN.
Beoordelingskader ligplaats vaartuigen
De VFL bevat een verbod om een ligplaats in te nemen met een vaartuig anders dan in aangewezen gedeelten van het openbaar water.
De VFL bevat een verbod om vaartuigen te laten liggen op een openbare plaats, met uitzondering van de grasoevers aan het water in de periode 1 oktober tot en met 1 april.
Beoordelingskader huisvesting arbeidsmigranten
In de beleidsregel is opgenomen dat huisvesting van twee of meer arbeidsmigranten in een woning niet is toegestaan (zijnde geen gezin).
Huisvesting bijzondere doelgroepen
De gemeente heeft een opgave om de (tijdelijke) huisvesting van bijzondere doelgroepen mogelijk te maken zoals statushouders of noodopvang. Voor deze (tijdelijke) huisvesting hanteren we de bestaande toetsingskaders zoals omgevingsplan en het Besluit bouwwerken leefomgeving. Indien nodig en mogelijk beoordelen we of er afgeweken kan worden van de regels in deze kaders. Een afwijking is altijd gemotiveerd en afdoende onderbouwd.
Beoordelingskader woonoverlast
Per 1 juli 2017 is de ‘Wet aanpak woonoverlast’ in werking met de bevoegdheid van de burgemeester tot het toepassen van bestuursdwang in de vorm van een gedragsaanwijzing bij ernstige woonoverlast, veroorzaakt door overlastgever(s) in de nabije woonomgeving. Er is een beleidsregel wet aanpak woonoverlast vastgesteld op basis waarvan een last onder dwangsom of bestuursdwang kan worden opgelegd bij geconstateerde overtredingen.
Per 1 juli 2023 is de Wet goed verhuurderschap in werking en huurders kunnen een melding doen.
Ten behoeve van de aanpak van de handel in goederen afkomstig van een misdrijf (heling) heeft het college niet vastgelegd dat handelaren verplicht zijn om een gewaarmerkt digitaal opkoopregister bij te houden voor de in- en verkoop van gebruikte of ongeregelde goederen. Wel geldt de landelijke plicht om het register op papier te voeren.
Samenwerking bij vergunningverlening
De samenwerking bij vergunningverlening is onder ander met:
Onze toezichtstrategie is gericht op het op een eenduidige wijze uitvoeren van toezicht in overeenkomstige gevallen. De doelen zijn:
Toezicht vindt plaats naar aanleiding van:
Het uitvoeren van toezicht is gericht op bescherming van de leefomgeving, veiligheid, gezondheid en leefbaarheid. Daarnaast is het toezicht van belang voor onze bedrijfsvoering doordat we de registratie actualiseren in de Basisregistratie Personen (BRP) en de Basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) waar onder andere de Waardering van onroerende zaken (WOZ) gebruik van maakt. Vormen van toezicht zijn:
Bij toezicht gaan we zorgvuldig om met de belangen van rechthebbende(n). In beginsel met medewerking van inwoner of bedrijf. Als toestemming wordt geweigerd wordt gebruik gemaakt van de bevoegdheden van toezichthouders volgens de Algemene wet bestuursrecht en/of Algemene wet op het binnentreden. Op basis van een analyse van de situatie vooraf, wordt bepaald of de controle aangekondigd of onaangekondigd is.
Bij constatering van overtredingen rapporteren we over de bevindingen van naleving per brief.
Tevens informeren wij de portefeuillehouder voordat een sanctie wordt opgelegd.
Het toezicht op de regels in het omgevingsplan vindt plaats naar aanleiding van een verleende vergunning, ingediende melding, op basis van meldingen of klachten en door algemeen gebiedstoezicht. Verder houden we toezicht op bepalingen in ons omgevingsplan indien die zijn opgenomen als voorwaarden in de vergunning voor een omgevingsplanactiviteit.
Net als bij het beoordelen van vergunningaanvragen bouwen geldt dat tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes moeten worden gemaakt wat we controleren en hoe dit wordt gecontroleerd. Voor deze fase hebben we het toezichtprotocol uitgewerkt. Het toezicht op bouwen is gewijzigd door de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen.
We controleren niet actief op de bouw van vergunningsvrije bouwwerken, wel reactief op basis van klachten of meldingen. De collega’s van BAG houden inzicht in de realisatie van bouwwerken ten behoeve van de basisregistraties door vergelijking van luchtfoto’s en kaarten. Vanuit toezicht ontvangen we een overzicht van nieuw gerealiseerde bouwwerken.
BOUWWERKEN ONDER GK1 (MELDINGSPLICHTIGE BOUWWERKEN)
Bij het onderdeel vergunningverlening is de werking van de Wkb toegelicht en onze werkwijze ten aanzien van de meldingen die de kwaliteitsborger doet.
De kwaliteitsborger voert het toezicht uit gedurende de realisatie van bouwwerken die onder gevolgklasse I van de Wkb vallen. De kwaliteitsborger heeft geen handhavende bevoegdheid. Als de kwaliteitsborger strijdigheden constateert gedurende de realisatie van het bouwwerk of bij de oplevering waardoor de kwaliteitsborger geen verklaring kan afgeven dat het bouwwerk voldoet aan de eisen, dan is de kwaliteitsborger verplicht de gemeente hierover te informeren.
De gemeente zal deze signalen beoordelen en handelen. Dit kan zijn dat er kennis wordt genomen van de strijdigheid, dat er eigen toezicht plaatsvindt op de bouw om waarnemingen te doen of dat er handhavende maatregelen worden genomen voor herstel van de strijdigheid. De gemeente zal met name op constructieve veiligheid, brandveiligheid, duurzaamheid en gezondheid overgaan tot eigen toezicht of handhaving, maar is hier terughoudend in.
Het kan voorkomen dat er wordt gestart met bouwwerkzaamheden zonder dat er een private kwaliteitsborger is ingeschakeld. In dergelijke gevallen moeten we formeel bezien de bouw stilleggen. Dat betekent dat we een termijn stellen waarbinnen de initiatiefnemer een kwaliteitsborger moet inschakelen.
BOUWWERKEN GK2/3; VERGUNNINGPLICHTIGE BOUWWERKEN
Bij bouwwerken die niet onder GK1 van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen vallen, moeten tijdens de bouw- of realisatiefase keuzes gemaakt worden over de intensiteit van ons toezicht. Hiervoor hebben we het toezichtprotocol opgesteld.
Het toezichtprotocol is een matrix waarin per bouwfase en gebruiksfunctie is aangegeven hoe we controleren. Deze is opgenomen in bijlage A2. Daarbij onderscheiden we:
Uit de matrix blijkt dat het om verschillende fasen in het bouwproces gaat en dat op de onderdelen is aangegeven met welke diepgang de controle plaatsvindt.
Bij het toezicht ondervinden we in toenemende mate dat we aandacht moeten geven aan het inspecteren van panden op landelijke aandachtspunten. De afgelopen jaren zagen we landelijke eisen op energielabel, breedplaatvloeren en brandveiligheid van gevels.
Het toezicht op sloopvergunning voor karakteristieke panden, monumenten en panden in stads- of dorpsgezicht is op basis verleende vergunningen met betrekking tot monumentale of beschermde aspecten.
Het toezicht op de sloopmelding ligt bij de omgevingsdienst, net als het toezicht op verwijdering van asbesthoudend materiaal. De omgevingsdienst is handhavingsbevoegd (bij mandaat).
Het toezicht op bestaande bouwwerken en op meldingen voor brandveilig gebruik ligt bij de VRZW en bij de gemeente. De verantwoordelijkheid voor het realiseren en behouden van een brandveilige situatie ligt bij gebruikers/eigenaren. De VRZW bevestigt dit uitgangspunt zoveel mogelijk.
Belangrijke aspecten zijn alarmering, veilig vluchten, rook- en brandbeheersing en veilige inzet van de repressieve dienst.. De VRZW levert jaarlijks een uitvoeringsplan dat wordt besproken met de gemeente. De VRZW heeft zelf geen handhavingsbevoegdheid, overtredingen gaan naar de gemeente voor afhandeling.
Nadat een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw en monumenten (rijksmonumentenactiviteit of gemeentelijke omgevingsplan activiteit) is afgegeven of een aanpassing aan een monument vergunningsvrij plaatsvindt, neemt de gemeente de monument specifieke en cultuurhistorische aspecten mee in de bouwinspecties.
De eigenaar is verantwoordelijk voor het voldoen aan de onderhoudsverplichtingen voor monumenten of beschermde panden. We reageren op meldingen of uit ons algemene vrije veld toezicht als dat aan de orde is.
Bij bouwwerken in archeologisch, aardkundig of landschappelijk waardevol gebied wordt algemeen toezicht gehouden door de gemeentelijke toezichthouders en indien nodig wordt een archeoloog ingeschakeld.
Het toezicht op milieubelastende activiteiten ligt bij de omgevingsdienst. Voor deze taken heeft de omgevingsdienst uitvoeringsbeleid vastgesteld. De omgevingsdienst is 24/7 bereikbaar en beschikbaar voor de afhandeling van milieu-incidenten en calamiteiten. De omgevingsdienst verzorgt de planning voor controlebezoeken, met inachtneming van het beschikbare budget (vastgelegd in het uitvoeringsplan). Tevens pakt de omgevingsdienst een deel van de juridische handhaving omtrent milieuovertredingen op. Voor de uitvoering van milieutoezicht en -handhaving en vergunningverlening heeft de omgevingsdienst het regionaal beleidskader Vergunningverlening opgesteld.
Het toezicht bij de aanleg van een weg bij de betreffende wegbeheerder.
Het toezicht op het aanleggen of veranderen van een uitweg op gemeentelijke wegen is via gebiedstoezicht en toezicht op afgegeven vergunningen. Dit ligt bij de gemeentelijke toezichthouders en bij uitvoering en beheer. Voor een uitweg op een provinciale weg is de provincie gevoegd.
Voor het vellen van houtopstand is een omgevingsvergunning vereist, binnen de bebouwde kom is dat voor houtopstand die is opgenomen in de lijst ‘waardevolle bomen’ of de groenstructuur van de groenvisie. Het toezicht op het kappen van bomen is op basis van een afgegeven vergunning waarbij een eventuele herplantplicht wordt gecontroleerd door de gemeentelijke toezichthouders. Verder signaleren we bomenkap via gebiedstoezicht (BOA, toezichthouders en uitvoering en beheer) en op basis van meldingen.
Het aanbrengen van reclame aan een bouwwerk of een constructie aan een bouwwerk is een bouwactiviteit en wordt gecontroleerd in het kader van de vergunning.
Op basis van het in het vergunningen- of meldingenproces bepaalde risicoprofiel van een evenement wordt de intensiteit en diepgang van de controles en onderlinge rolverdeling met politie, brandweer, ODIJ (geluidsmetingen), toezichthouders en BOA’s voorafgaand aan het evenement bepaald. Voor het merendeel van B evenementen en voor alle C evenementen is er een schouw voorafgaand aan het evenement. Het toezicht vanuit VTH richt zich op brandveiligheid en op bouw- en constructieve veiligheid van tijdelijke constructies (podia, tribune, tenten, attracties).
Dit toezicht is opgedragen aan de omgevingsdienst en wordt uitgevoerd op basis van het regionale beleid.
Het toezicht op de bescherming van natuur, flora en fauna vindt plaats naar aanleiding van klachten en meldingen die we doorzetten naar OD Noord-Holland Noord die optreedt als bevoegd gezag voor de natuurwetgeving (Flora en Fauna, Natura 2000).
Overige bepalingen (standplaatsen, terrassen, voorwerpen op of aan de weg) in het omgevingsplan of in de APV controleren we op basis van een afgegeven vergunning of ontheffing, eventuele klachten/meldingen of observaties tijdens ons gebiedstoezicht.
Bij reguliere controles, klachten en meldingen worden signalen voor ondermijnende activiteiten meegenomen. Bij het constateren van productie of opslag van drugs in een pand is de burgemeester bevoegd om het pand te sluiten. In dat geval gaan we over tot sluiting door het pand te verzegelen. Door controle van het pand gaan we na of de verzegeling wordt nageleefd.
Het toezicht op ondermijnende activiteiten vindt met name plaats door onze opsporende partners (politie, FIOD, Openbaar Ministerie, etc). Samen met deze partners (en andere zoals woningcorporatie, nutsbedrijven, ILT, Arbeidsinspectie, nVWA) voeren we gezamenlijk controles uit. Dit bestaat uit vooronderzoek, fysieke controles en de (juridische) opvolging bij constateringen.
Toezicht op huisvesting van arbeidsmigranten is op basis van: vergunning, regels omgevingsplan,, reguliere controles van panden op brandveiligheid, inschrijvingen BRP, nachtregister, signalen uit Landelijke Stuurgroep Interventieteams en klachten/meldingen. Daarnaast fungeert de toezichthouder als oog- en oorfunctie in geval van misbruik, uitbuiting, sociaal welzijn en ondermijning.
Meldingen en handhavingsverzoeken
Meldingen van burgers of bedrijven komen telefoon, schriftelijk, e-mail /app of website binnen. Eerst wordt beoordeeld of er een publiekrechtelijk grondslag is en of de gemeente bevoegd is. Indien het privaatrechtelijk is dan zal er in principe geen behandeling plaatsvinden. Bij een melding van een burger of bedrijf wordt contact opgenomen. Vervolgens wordt bepaald wat de aanleiding en het doel van de melding is en wat verwacht wordt van de gemeente. De melding wordt na binnenkomst beoordeeld op prioriteit en afhankelijk daarvan al dan niet met spoed opgepakt. Dit kan betekenen dat een locatiebezoek plaatsvindt om inzicht te krijgen in de oorzaak van de melding.
Bij anonieme meldingen wordt de impact ingeschat. Afhankelijk van deze inschatting wordt eventueel verdere actie ondernomen. Bij een anonieme melding is het logischerwijs niet mogelijk om te communiceren met de melder.
De afhandeling van meldingen van burgers en bedrijven is volgens deze uitgangspunten:
Een handhavingsverzoek heeft een wettelijke beslistermijn. Op basis van de Algemene wet bestuursrecht wordt een afhandeltermijn van 8 weken als redelijk beschouwd. De termijn is afhankelijk van eventuele constateringen bij de behandeling. Bij het aantreffen van overtredingen met acties voor opvolging kan een langere termijn gelden. In beginsel wordt dezelfde werkwijze als bij een melding gehanteerd. Op een verzoek om handhaving wordt een besluit genomen dat vatbaar is voor bezwaar en beroep.
Anonieme verzoeken om handhaving worden afhankelijk van het verzoek al dan niet (ambtshalve) opgepakt. Verzoeken om handhaving die zijn ingediend door iemand die geen belanghebbende is worden niet-ontvankelijk verklaard conform de Awb die stelt dat een handhavingsverzoek een aanvraag is en dat een aanvraag alleen door een belanghebbende kan worden gedaan Als er geen belanghebbende is, dan is er geen sprake van een aanvraag en kan het bevoegd gezag geen besluit nemen.
Milieuklachten en verzoeken om handhaving milieu worden behandeld door de omgevingsdienst, ook in spoedeisende gevallen.
Waterland heeft de 24-uurs bereikbaarheid geregeld met een grip-0 lijst. Op deze lijst staan de telefoonnummers van medewerkers die in geval van een calamiteit kunnen worden opgeroepen, zoals bijvoorbeeld de bouwinspecteurs en de juridisch adviseurs. De volgorde op de lijst is gebaseerd op woon – werk afstand. De grip-0 lijst ligt bij de Meldkamer. Als de Meldkamer bericht krijgt dat er een calamiteit heeft plaatsgevonden worden een of meerdere medewerkers die op de grip-0 lijst staan gebeld, afhankelijk van het soort calamiteit. Waterland kent geen piket. Medewerkers zijn niet verplicht om bereikbaar te zijn en/of ter plaatse te gaan. In de praktijk is het nog niet voorgekomen dat er niemand bereikbaar was en ter plaatse kon komen. Binnen taken die in omgevingsdienst verband worden uitgevoerd wordt vanuit OD IJmond voorzien in een 24 uurs bereikbaarheid.
De gebiedscontrole (of surveillance) vindt plaats op specifieke thema’s of gebieden door onze toezichthouders en BOA’s. Het zijn observerende controles om een beeld te vormen of wordt voldaan aan de regels en voorwaarden vanuit leefbaarheid, ruimtelijk gebruik, bouwen, (brand)veiligheid, bijzondere wetten en openbare orde.
Er is overleg in het kader van projecten of casussen met instanties zoals politie, VRZW, ODIJ, Openbaar Ministerie, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (arbeidsinspectie), Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit, de Algemene Inspectiedienst en het Waterschapen het RIEC. Er vindt georganiseerd en structureel overleg plaats met politie, omgevingsdienst (milieu) en de regionale brandweer (brandveiligheid).
Toezichtprogramma’s worden afgestemd om te voorkomen dat bedrijven in een beperkte periode voor zowel milieu als brandveiligheid bezocht worden. Periodieke controles (milieu, bouw, brandveiligheid) tijdens de gebruiksfase worden zoveel mogelijk integraal uitgevoerd met andere partners.
We volgen de sanctiestrategie die we in dit hoofdstuk beschrijven als we een overtreding constateren. Daarbij onderschrijven we de landelijke handhavingsstrategie omgevingsrecht (LHSO). Het doel van de sanctiestrategie is om uitvoering te geven aan:
De onderdelen van de LHSO zijn uitgewerkt en aangevuld met eigen overwegingen.
We zoeken contact met een overtreder. In het contact moet vertrouwen ontstaan dat de overtreding wordt opgeheven. Hiervoor wordt een termijn afgesproken. Dit kan ertoe leiden dat een handhavingsprocedure niet hoeft plaats te vinden. Er zijn uitzonderingen waarbij een sanctie wordt opgelegd. Bijvoorbeeld wanneer een overtreding om onmiddellijke actie vraagt. Voor het college is de beginselplicht tot handhaving de basis.
Het kan voorkomen dat een situatie afwijkt van de vergunningvoorschriften of regels en dat maatregelen zijn getroffen die het beschermde belang in dezelfde mate of beter waarborgen. Indien op een andere wijze dezelfde veiligheid, bescherming van gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu wordt gerealiseerd, kan deze oplossing voldoen en is geen vervolgactie noodzakelijk.
Is sprake van een overtreding en is geen sprake van een gelijkwaardige oplossing, dan is een eerste afweging of het een vergunbare situatie betreft. Als dit het geval is, wordt de overtreder in beginsel de gelegenheid geboden om een vergunningprocedure te starten.. Legalisatie moet binnen afzienbare termijn mogelijk zijn. Afhankelijk van de ernst van de overtreding (risico, schade) en het profiel van de overtreder zijn er de volgende opties, waarbij we meestal de middelste optie (vergunnen) volgen:
Vergunnen met bestuursrechtelijke handhaving: Als een situatie legaliseerbaar is, kunnen we bestuursrechtelijk handhavend optreden, zolang de illegale situatie voortduurt of de vergunningaanvraag niet is ingediend. Als een vergunningaanvraag is ingediend, kan handhavend optreden geboden zijn, bijvoorbeeld als belangen van derden dat vergen.
Bij geconstateerde overtredingen zijn bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumenten in te zetten. De bestuursrechtelijk herstelsancties zijn:
Bij het opleggen van een last onder dwangsom of bestuursdwang verlengen we op verzoek de begunstigingstermijn als er bezwaar wordt ingesteld en als er beroep wordt ingesteld.
De bestuurlijke boete is een nieuw instrument. De gemeente kan dit als sanctiemiddel inzetten en direct een boete opleggen (artikel 5.4 Awb). Hiervoor dient de gemeente de bevoegdheid tot het opleggen van een boete aan te wijzen. In de interventiematrix (pag. 61) is opgenomen bij welk soort overtredingen de bestuurlijke boete een mogelijk instrument is om in te zetten. Op dit moment is de bevoegdheid tot het opleggen van de bestuurlijke boete binnen de gemeente belegd op basis van de huisvestingsverordening. De aanwijzing zal moeten worden verruimd als de bestuurlijke boete ook voor overtredingen op basis van andere wetgeving dient te worden ingezet.
Strafrechtelijke instrumenten zijn:
In onze gemeente zijn geen BOA’s aangewezen om strafrechtelijk op te treden op het gebied van het omgevingsrecht. Wij signaleren richting onze partners (zoals politie), waarna zij strafrechtelijk kunnen optreden.
Bij een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang krijgt de overtreder een hersteltermijn waarbinnen de overtreding moet zijn beëindigd. Als de overtreding na deze termijn niet is beëindigd, dan wordt de sanctie geëffectueerd.
Op basis van twee variabelen bepalen we met welk instrumentarium gehandhaafd wordt bij een geconstateerde overtreding:
Beide variabelen bepalen of bestuursrechtelijk (lichte segmenten), strafrechtelijk (donkere segmenten) of in een combinatie van beide (middensegmenten) wordt opgetreden. Zie de interventiematrix die hieronder wordt weergegeven. Voor de donkere segmenten volgen we een 2- staps strategie. De waarschuwingsbrief wordt altijd voorzien van een voornemen voor het opleggen van een dwangsom, zodat in de volgende stap de dwangsom kan worden opgelegd. Bij de lichte segmenten volgen we een 3-staps strategie waarbij we eerst een redelijk termijn opnemen voor het beëindigen van de overtreding en een termijn voor het indienen van een eventuele zienswijze. Door verzwarende of verzachtende argumenten kan een verschuiving van het instrumentarium plaatsvinden. Bij verzachtende argumenten wordt de in de interventiematrix gepositioneerde bevinding één segment naar links en vervolgens één segment naar onder verplaatst en andersom bij verzwarende argumenten.
In lijn met de landelijke handhavingsstrategie kunnen de volgende argumenten verzwarend werken:
De volgende argumenten kunnen verzachtend zijn:
Na positionering van de overtreding in de interventiematrix kan de bijbehorende interventie worden bepaald. In onderstaande versie van de interventiematrix is per situatie de eerste insteek voor sanctioneren opgenomen. De toezichthouder kiest voor de minst zware van de opgenomen interventies, tenzij de toezichthouder motiveert dat een andere interventie passender is.
Dit betekent dat de matrix behulpzaam is om op basis van de gevolgen (de verticale as) en het gedrag van de overtreder (de horizontale as) tot een kwadrant te komen. Binnen dat kwadrant kan gestart worden met het minst zware instrument en bij uitblijven van naleven kan dit worden verzwaard. De matrix werkt dus in principe “van beneden naar boven”. Het doel van de matrix is om weloverwogen tot de juiste stappen en beslissingen te komen en om deze transparant vast te leggen.
De beginselplicht tot handhavend optreden bij overtredingen blijft overeind.
De interventie wordt ingezet totdat sprake is van naleving. Als naleving binnen de termijn uitblijft dan zetten we een zwaardere interventie in uit hetzelfde segment van de interventiematrix, tenzij een zwaardere interventie uit een ander segment van de interventiematrix passender is. De interventiematrix is een hulpmiddel om gemotiveerd tot een afweging van instrumenten te komen en om de inzet van deze instrumenten – waar nodig – af te stemmen met handhavingspartners.
De toe te passen sanctie moet proportioneel en transparant zijn. Bij een last onder dwangsom geldt dit voor de lengte van begunstigingstermijnen en de hoogte. De dwangsom dient prikkelend te werken, zodat de overtreder de overtreding zal beëindigen, beëindigd zal houden en wordt weerhouden om de overtreding te begaan:
Voor besluiten die niet gericht zijn op het voorkomen van herhaling kiezen we qua begunstigingstermijn voor een termijn waarbij de overtreder voldoende hersteltijd heeft én we langdurende overtredingssituaties voorkomen. Voor de onderbouwing van het besluit hanteren we een termijn die praktisch haalbaar moet zijn om aan de last te kunnen voldoen. Verder is de te stellen termijn afhankelijk van de aard van de overtreding (er kan in principe met geen of een korte termijn worden volstaan bij gedragsvoorschriften) en mag de termijn niet zodanig lang zijn, dat sprake is van (impliciet) gedogen van de overtreding.
De hoogte van een dwangsom moet op grond van de Algemene wet bestuursrecht in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom. We onderbouwen het besluit voor de hoogte van de dwangsom. We relateren de hoogte van de dwangsom onder andere aan de aard en ernst van de overtreding, de potentiële schade en de kosten die moeten worden gemaakt om de overtreding ongedaan te maken. In ieder geval moet het bedrag belangrijk hoger zijn dan het economisch voordeel dat met de overtreding wordt behaald. Het moet aantrekkelijker zijn de overtreding ongedaan te maken dan de dwangsom te betalen. We baseren ons in principe op de “Leidraad handhavingsacties en begunstigingstermijnen” met de hoogte van de dwangsommen en de begunstigingstermijn die we opleggen.. Deze landelijke leidraad wordt regelmatig geactualiseerd
Overtredingen door de overheid
De handhaving van overtredingen begaan door een andere overheid of een onderdeel van de eigen organisatie is niet anders dan handhaving van overtreding begaan door inwoners of ondernemers. Er wordt geen verschil gemaakt in prioriteitstelling en keuze van het handhavingsinstrument. Wel brengt een dergelijke overtreding een tweetal extra procedurestappen met zich mee:
In uitzonderlijke situaties kan de burgemeester/college van B&W verklaren dat wordt afgezien van handhaving. Dit is aan een termijn gebonden en niet langer dan noodzakelijk. Daarbij onderschrijven we het landelijk beleidskader gedogen.
We kunnen bij een overtreding afzien van handhaving als wordt voldaan aan één of meerdere van de volgende voorwaarden:
In de volgende gevallen wordt niet afgezien van handhaven:
Indien wordt afgezien van handhaven gelden de volgende procesvoorschriften:
Samenwerken bij het sanctioneren
Afhankelijk van de overtreding en de overtreder vindt afstemming plaats met partners die strafrechtelijke sancties kunnen opleggen. Als richtlijn wordt de interventiematrix uit de LHSO gebruikt, zoals in dit document is opgenomen.
In situaties waarbij een andere overheid handhavingsbevoegd is dan het college vindt afstemming plaats met die overheidsorganisatie.
BIJLAGE B3 Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht
Als onderdeel van deze uitvoeringsstrategie wordt de “Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) – versie 12 oktober 2022” en toekomstige versies van de LHSO gevolgd: https://iplo.nl/regelgeving/instrumenten/vergunningverlening-toezicht-handhaving/landelijke-handhavingsstrategie-omgevingsrecht/
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-365638.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.