Gemeenteblad van Kaag en Braassem
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2025, 365627 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Kaag en Braassem | Gemeenteblad 2025, 365627 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Kaag en Braassem
gelezen de tekstinhoud van de ontwerp ”Omgevingsvisie Kaag en Braassem” (versie 2025) d.d. 19 augustus 2025
gelet op het bepaalde in artikel 3.1 Omgevingswet en artikel 16.26 Omgevingswet
besluit:
De ontwerp-"Omgevingsvisie Kaag en Braassem" (versie 2025, inclusief ongewijzigde bijlagen) opgenomen in Bijlage A vrij te geven voor de formele zienswijzenperiode.
Van de terinzagelegging, de termijn voor terinzagelegging en de mogelijkheid om te reageren kennis te geven conform de wettelijk voorgeschreven procedure via de Landelijke voorziening bekendmaken en beschikbaar stellen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders in de collegevergadering d.d. 19 augustus 2025
Burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem,
de secretaris, de burgemeester,
J.J. Démoed A. Heijstee-Bolt
De eerste zin uit de vorige herziening van de omgevingsvisie (februari, 2024) luidt: "De samenleving verandert”. Nu, bijna twee jaar later, verandert Kaag en Braassem nog steeds. En Kaag en Braassem zal zich blijven ontwikkelen. Twee jaar terug concludeerden we: een samenleving die volop in ontwikkeling is, vraagt om een gemeente die meeverandert. Deze conclusie staat nog overeind, zij het met een voetnoot: een constante, betrouwbare gemeente is minstens net zo belangrijk, zeker wanneer er tijden aanbreken waarin meer en meer op losse schroeven komt te staan.
In het licht van die opmerking moet de huidige herziening van de omgevingsvisie gezien en gelezen worden. Er is gezocht naar een balans tussen het zijn van een “levend document” en het behoud van een aantal kernwaarden en basisprincipes. Ook de ingezette koers op een aantal bewegingen blijft onveranderd, bewust.
De Omgevingsvisie is een belangrijk toetsingskader voor ruimtelijke initiatieven die aan de gemeente worden voorgelegd. De Omgevingsvisie is daarmee gelijkwaardig aan andere beleidsdocumenten, zowel van de gemeente als van andere overheden. In de beoordeling van het initiatief wordt gekeken op welke wijze het bijdraagt aan de doelen van de Omgevingsvisie dan wel strijdig is met deze doelen.
De omgevingsvisie is voor gemeenten een verplicht beleidsdocument. Het is het resultaat van landelijke wetgeving, de omgevingswet schrijft voor dat elke overheid een integrale visie ontwikkelt op de fysieke leefomgeving, én van onze eigen koers als gemeente. In Kaag en Braassem ligt de basis in de Maatschappelijk Ruimtelijke Structuurvisie (MRSV), waarin we al vroeg de koppeling maakten tussen het fysieke en sociaal-maatschappelijke domein. De verbinding tussen fysiek en sociaal komt voort uit het feit dat buiten de muren van het gemeentehuis ruimtelijke en fysieke opgaven door elkaar heen lopen en aan elkaar verbonden zijn. Dat doen wij in de omgevingsvisie dus ook.
Platgeslagen geeft de omgevingsvisie weer wat voor gemeente Kaag en Braassem is, wat we met elkaar belangrijk vinden en waar we naartoe bewegen. Op zowel ruimtelijk als sociaal-maatschappelijk vlak. Daarmee staan de ambities en doelstellingen van vrijwel alle beleidsthema's zoals wonen, mobiliteit, natuur, zorg en gezondheid in deze visie.
De omgevingsvisie bestaat uit negen inhoudelijke thema’s. Elk thema heeft een eigen hoofdstuk, maar staat niet op zichzelf. We werken toe naar steeds samenhang tussen de thema’s, zodat ze aan elkaar verbonden zijn en elkaar als zodanig versterken in plaats van tegenspreken. Zo ontstaat een brede kijk op de vraagstukken waar we als gemeente voor staan, van wonen en duurzaamheid tot gezondheid, leefbaarheid en veiligheid.
Deze visie geeft richting aan de keuzes die we maken en vormt het vertrekpunt voor verdere uitwerking. Het ruimtelijke deel krijgt haar uitwerking in het omgevingsplan, waarin de regels voor de fysieke leefomgeving worden vastgelegd. Het gaat dan om regels over onderwerpen zoals bouwen, milieu, water en gebruik van ruimte. Het omgevingsplan vervangt het ‘oude’ bestemmingsplan en vormt het juridisch instrument waarmee we ruimte voor ontwikkelingen kunnen creëren of juist beperken. Andere onderwerpen kunnen worden uitgewerkt in programma’s. Naast de reeds bestaande gebiedsgerichte programma’s kunnen ook bestaande beleidsstukken en visiedocumenten – waar mogelijk – als programma onder deze Omgevingsvisie worden gepositioneerd. Zo werken we toe naar meer samenhang tussen beleidsterreinen en bouwen we aan een robuust en toch ook flexibel fundament voor de toekomst.
De omgevingsvisie is er vooral om sturing te geven en houvast te bieden. De visie van de gemeente en moet helpen om de inwoners en ondernemers te helpen door duidelijk te zijn over wat we belangrijk vinden en waar we heen gaan. Sturing zodat we het politieke gesprek kunnen voeren, waardoor we in het gemeentehuis beter in staat zijn beleidskeuzes te maken die logisch zijn en niet uit de lucht komen vallen. Houvast willen we voornamelijk bieden voor zij buiten het gemeentehuis: de inwoners, ondernemers, samenwerkingsorganisaties en initiatiefnemers. Zodat duidelijk wordt wanneer de gemeente (wettelijk) verantwoordelijk is, wanneer we welke rol pakken en waar de gemeente ruimte kan en wil bieden voor het initiatief vanuit de omgeving. Deze visie is daarmee ondersteunend aan het hoogste doel van de gemeente Kaag en Braassem: bijdragen aan vitale gemeenschappen in een leefbare, mooie omgeving.
Zoals eerder aangegeven is de omgevingsvisie een levend document. Iedere vier jaar vindt er een volledige herziening plaats. Want hoewel de omgevingsvisie ver vooruit probeert te kijken, is bijsturen in deze snel veranderende tijden noodzaak. Naast bijsturing op de inhoudelijke thema's vindt eveneens doorontwikkeling plaats van de omgevingsvisie als instrument. Kansen liggen nog in het verder versterken en verduidelijken van de verbindingen tussen thema’s en inzicht waar thema's botsen. Ook de verbinding met andere gemeentelijke stukken zoals het raadsakkoord kan verder verstevigd worden. Waar we nu nog vooral binnen onze thema’s werken, is het belangrijk om in de nabije toekomst dwarsverbanden en conflicten explicieter zichtbaar te maken – tussen gezondheid en mobiliteit, tussen landbouw en biodiversiteit, tussen economie en leefbaarheid. Het verbeteren van de koppeling met andere gemeentelijke stukken gaat helpen om inwoners en organisaties buiten het gemeentehuis beter inzicht te geven in de samenhang tussen verschillende documenten, en daardoor inzicht in wat men al dan niet van de gemeente kan verwachten.
Onderstaand rad geeft een samengebundeld beeld van hoe Kaag en Braassem ervoor staat op de acht hoofdthema’s van deze Omgevingsvisie. Elk thema is weergegeven op een schaal van 0 tot 5. Het rad laat in één oogopslag zien waar we sterk staan en waar nog werk te verrichten is. De beoordeling is gebaseerd op landelijke trends, regionale ontwikkelingen en onze eigen gemeentelijke situatie. In de afzonderlijke hoofdstukken vind je per thema een eigen rad met meer verdieping.
Voor dit rad – en voor alle thematische raden verderop in deze visie – geldt: hoe dichter bij de 5, hoe beter of positiever de score; hoe dichter bij de 0, hoe meer het een aandachtspunt vormt.

De gemeente Kaag en Braassem is een gemeente die wil bijdragen aan een gemeenschap, waar leefbaarheid en geluk centraal staat. Om deze ambitie te kunnen realiseren is een organisatie nodig die zich bewust is van haar positie in de samenleving en van de verschillende rollen die zij hierin vervult. Een gezonde, ontwikkelgerichte en dienstverlenende organisatie die grip heeft op haar bedrijfsvoering en waarin leren tweede natuur is.
We willen samenwerking verder uitdragen en stimuleren tussen organisaties, inwoners en gemeente, vanuit een gezamenlijke verantwoordelijkheid maar ieder vanuit zijn eigen rol. Wat we hierin doen ligt vast in het ontwikkelprogramma ‘participatie’. Onderstaand overzicht geeft een beeld van de verschillende rollen die de gemeente in de samenleving heeft, en wat dit, vanuit het oogpunt van de gemeente betekent voor partners waarmee we samenwerken. De verschillende rollen vragen een andere houding van de gemeente en zijn daarom van belang om bij elk vraagstuk scherp te krijgen:
Inwonersparticipatie (regie bij de gemeente)
De rechtmatige overheid: Vanuit deze overheidsrol garanderen wij orde en veiligheid voor onze inwoners. In deze 'rode rol’ handhaven we, innen we belastingen, verstrekken we paspoorten en uitkeringen en leveren we allerhande producten waar inwoners weinig directe invloed op hebben. We gaan immers niet in onderhandeling met inwoners over de hoogte van een dwangsom of de kleur van het paspoort. De autoritaire overheid heeft niet veel op met burgerparticipatie. Wetgeving en uitvoering realiseert de overheid autonoom; de verkiezingen zijn de enige vorm van invloed van inwoners als wij vanuit deze rol ons werk doen. Wat we wel goed moeten doen in deze rol is helder uitleggen waarom we dingen doen.
De presterende & samenwerkende overheid: In het uitoefenen van deze ‘blauwe’ rol zijn waarden als gelijkheid en rechtvaardigheid leidend. Niet alle maar veel lokale regels die we als gemeente maken vallen binnen deze rol. Denk hierbij aan ruimtelijke ordening, het beheren en onderhouden van de openbare ruimte en het uitvoeren van de taken in het sociaal domein. De overheid verwacht dat inwoners zich aan die regels houden. Daarom worden inwoners nadrukkelijk betrokken bij het opstellen van deze regels van de overheid. De gemeente neemt uiteindelijk de beslissing over de regels, maar inwonersparticipatie - die verder rijkt dan alleen communiceren - is hierbij belangrijk vanuit het oogpunt van kwaliteit van beleid en draagvlak.
Overheidsparticipatie (regie bij inwoners en organisaties)
De participerende en reactieve overheid: In Kaag en Braassem wonen en werken niet alleen agrariërs, onderwijzers, topsporters, juristen groenspecialisten, maar alle mogelijke beroepen zijn vertegenwoordigd. Mensen dus met unieke vaardigheden, met uiteenlopende soorten ervaring en specifieke kennis. Mensen die op verschillende manieren willen bijdragen aan hun eigen omgeving, die verantwoordelijkheid nemen en eigenaarschap wensen en die initiatieven laten ontstaan. Er worden steeds meer ideeën en projecten uitgevoerd waar de gemeente (bewust) een (zeer) beperkte rol heeft. Deze beweging komt bovenop de initiatieven die worden onafhankelijk van de gemeente worden georganiseerd en gerealiseerd. In de participerende en reactieve, ‘groene’ rol leveren wij een bijdrage in de leefwereld, het domein van de inwoners, verenigingen en ondernemers die met elkaar in gemeenschappen het waardevolle en betekenisvolle verrichten. In deze rol is de overheid niet (als eerste) aan zet. In de ‘groene’ rol geven de inwoners het tempo aan en is de gemeente, als wij al een rol hebben, een waarderende en betrouwbare partner.
In Kaag en Braassem vinden wij het belangrijk dat de samenwerking tussen gemeente, markt en samenleving constructief verloopt. Dit betekent niet dat samenwerking altijd resulteert in een unaniem besluit. Wel werken we aan een samenwerking waarbij helder is wat men van de gemeente (en de gemeente van de partners buiten het gemeentehuis) kan en mag verwachten. In deze samenwerking komt de politiek (daar waar nodig) in positie, aan de voorkant om kaders te stellen of later in het proces om conflicterende belangen af te wegen. Zo wordt participatie gebruikt om iedereen vanuit zijn eigen rol in positie te brengen en met elkaar samen te denken, te besluiten, te doen en te leren over de toekomst van onze gemeente.
Participatie is het proces om alle betrokkenen gelegenheid te geven inbreng te leveren op plannen, projecten en initiatieven. Het is ook belangrijk dat al deze informatie en meningen beschikbaar zijn in de bestuurlijke besluitvorming. Participatie is echter niet de optelsom van meningen. Het is een weging van alle belangen in het proces van besluitvorming, waarbij de inbreng vanuit omgeving uiteraard een belangrijke heeft.
Participatie vraagt flexibiliteit, durf, geduld en ook het besef dat het niet altijd gemakkelijk zal gaan. Samenwerking is meestal ook maatwerk en de rol van de gemeente is afhankelijk van de rol die inwoners en/of samenwerkingspartners (willen) pakken. Het is dynamisch en verschilt logischerwijs per dorp, per buurt, per samenwerkingspartner, per opgave en per project.
De keuze over de rol die de gemeente pakt komt voort uit de vraag waar het eigenaarschap ligt. Over de kleur van de paspoorten, of hoogte van boetes gaan we geen inloopavonden organiseren. Hier heeft de gemeente een rechtmatige rol en het eigenaarschap ligt hiervoor volledig bij de gemeente. Wel moet de gemeente helder communiceren zodat het voor inwoners duidelijk is wat dit voor hen betekent. Vanuit de rol van presterende en samenwerkende overheid zijn er uiteenlopende kansen in het samen denken, samendoen en samen besluiten. Zelfs als het gaat om taken waar de gemeente verantwoordelijk is en ook de regie pakt, zoals de aanleg van een weg, liggen er kansen om belanghebbenden – vanuit een duidelijk gecommuniceerde rol en op het juiste moment – te betrekken om de kennis die daar zit ten goede van het project te laten komen.
Als het gaat om de rol van participerende en reactieve overheid, ligt het eigenaarschap buiten het gemeentehuis en is er weer een andere manier van samenwerking nodig. In deze rol valt een spectrum van samenwerkingen, van een samenwerking waar de gemeente helemaal geen rol heeft tot een samenwerking waar de gemeente ondersteunend aansluit en meedenkt bij opgaven waarvan het eigenaarschap buiten het gemeentehuis ligt. Deze rollen zijn niet in beton gegoten of bij elk project hetzelfde toe te passen. Inzicht in deze rollen helpt wel in het maken van een bewuste keuze en om richting de samenleving helder te zijn wat men van de gemeente kan verwachten.
Onafhankelijk van welke rol houden wij in de samenwerking de volgende algemene uitgangspunten aan:
de gemeente is van inwoners en organisaties;
samenwerking is geen doel op zich (zie de rechtmatige overheid)
inwoners/belanghebbenden worden (volgens het principe van participatief werken) in een zo vroeg mogelijk stadium betrokken bij beleidsvorming en -uitvoering om zo mee te beslissen of mee uit te voeren (blauwe rol);
we staan open voor initiatieven uit de samenleving en we zijn duidelijk naar initiatiefnemers wat zij van ons kunnen verwachten (groene rol);
Kaag en Braassem wil een actieve en vernieuwende koers op het gebied van participatie varen (blauwe en groene rol)
Verder houden we de volgende specifieke uitgangspunten in het achterhoofd:
De omgevingsvisie is opgedeeld in een aantal grote thema’s. Binnen die thema’s is een aantal opgaven geformuleerd. Die worden toegelicht en eventuele doelen worden daarbij benoemd. Bij elk thema staat een (eerdergenoemd) visueel rad, dat per onderwerp een indicatie geeft over hoe we er als gemeente in relatieve zin voor staan. Het rad biedt een korte indicatie van de actuele situatie of prestaties binnen een thema op bepaalde onderwerpen.
We hebben onze gemeente in vijf gebiedstypen ingedeeld: het buitengebied, het water, de glastuinbouwgebieden, de bedrijventerreinen en de kernen. Binnen ieder gebiedstype spelen verschillende belangen en thema’s, die in het hoofdstuk 10 worden toegelicht met een beschrijving van het gebied met doelen en specifieke uitgangspunten waarbinnen deze doelen bereikt moeten worden. Zodat het duidelijk is hoe zo’n gebied eruit ziet en wat het beeld voor de toekomst is.
Onze gemeente bestaat verder uit elf kernen die allemaal een eigen identiteit met eigen karakteristieken kent. Van elk kern in onze gemeente is een dorpsperspectief gemaakt in samenwerking met de inwoners van de kernen in Kaag en Braassem. Inwoners hebben tijdens bijeenkomsten in de dorpen of online hun input hiervoor geleverd die de basis vormt van de dorpsperspectieven. Bij ieder dorpsperspectief wordt een voorbeeld genoemd van een initiatief vanuit de gemeenschap.
De gemeente Kaag en Braassem heeft zich, via de RES Holland-Rijnland, gecommitteerd aan de doelstelling om in 2050 een energie neutrale regio te worden. Dit betekent dat alle elektriciteit, warmte en brandstoffen die in de regio worden gebruikt, lokaal en duurzaam worden opgewekt. Een flinke opgave dus. Het energiesysteem is ook volop in ontwikkeling en ook in Kaag en Braassem wordt er daardoor in ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de ruimteclaims die opslag in de toekomst kan veroorzaken.
Om effectief naar deze 2050-doelstelling toe te werken wil Kaag en Braassem dan ook de doelstelling van de RES Holland Rijnland voor 2030 volgen. De RES Holland-Rijnland draagt daarmee, samen met de andere RES-regio’s in Nederland, bij aan de doelstelling om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten.
Ook wil de gemeente zelf duurzame elektriciteit opwekken (0,09 TWh in 2030), wat ongeveer 40% van het totale elektriciteitsverbruik in 2030 is. Met deze doelen verandert ook het energiesysteem, zowel bovengronds als ondergronds. Hoe de gemeente Kaag en Braassem hier naartoe werkt, is opgenomen in de Lokale Energie Strategie (hierna: LES). De LES is een integraal document voor de energietransitie als geheel en bouwt verder op de gezette stappen in de Transitievisie Warmte (TVW) en Regionale Energie Strategie (RES). Naast de energieopgave beoogt de gemeente een circulaire economie te realiseren waardoor een begrip als afval uiteindelijk tot het verleden behoort.
In Kaag en Braassem wordt gewoond, gewerkt en gereden. Elke sector kent een eigen energievraag. In Kaag en Braassem is de energievraag vooral afkomstig uit de gebouwde omgeving (26%), mobiliteit (19%) en land- en tuinbouw (26%). De industrie speelt een niet noemenswaardige rol, slechts 2% van de energievraag in de gemeente komt hier vandaan. Een belangrijk deel van het energieverbruik wordt veroorzaakt door de A4 die door Kaag en Braassem loopt (namelijk 27%). Hier heeft de gemeente geen invloed op en wordt in de LES en de Omgevingsvisie buiten beschouwing gelaten.
Steeds meer inwoners zijn bezig of gaan bewust aan de slag met duurzaamheid. Vooral met het treffen van energiebesparende maatregelen, het opwekken van duurzame energie via zonnepanelen en het bewuster omgaan met afval:
Jaarlijks ontvangen zo'n 250 huishoudens energieadvies van onze energiecoaches, dat is inclusief het werk van Leimuiden Duurzaam.
In 2023 t/m 2025 zijn er 1.400 huishoudens bezocht door het fixteam van Kaag en Braasem en Regionaal Energieloket.
In 2023 hadden 5720 woningen in Kaag en Braassem zonnepanelen. Dat is 56,1 procent van alle eengezinswoningen en een stijging van 18,1 procent ten opzichte van eind 2022. (CBS, 2024)
In 2023 waren de inwoners van Kaag en Braassem koploper in de Cyclus-regio met gemiddeld maar 121,5 kilo restafval per inwoner, een stuk minder dan het landelijk gemiddelde van 177 kilogram (CBS, 2023).
Momenteel zijn er alleen nog maar gegevens beschikbaar over het huishoudelijk afval. Zo weten we bijvoorbeeld dat bijna al onze inwoners (88%) aan afvalscheiding doen en dat 45% vaak probeert zoveel mogelijk voorwerpen en producten te hergebruiken. De komende tijd zullen er meer gegevens moeten komen om inzichtelijk te maken hoeveel en welke materialen, grondstoffen, producten worden gebruikt en hoeveel ‘afval’ er bijvoorbeeld door bedrijven wordt geproduceerd. We verwachten, op basis van gegevens van de inwoners zelf, dat inwoners in de nabije toekomst (binnen nu en 5 jaar) meer en meer aandacht zullen krijgen hoe duurzaam om te gaan met materialen en grondstoffen.
Het rad toont hoe Kaag en Braassem scoort op verschillende duurzaamheidsindicatoren, afgezet tegen het landelijk gemiddelde (schaal 3). De gemeente heeft meer woningen met zonnepanelen dan gemiddeld, en ook meer woningen met een hoog energielabel (A t/m A++++). Ook het energieverbruik van woningen per inwoner is lager dan het landelijke gemiddelde. Voor wat betreft restafval per inwoner en het scheidingspercentage scoort de gemeente ook beter dan het gemiddelde.

De LES heeft een voorkeursscenario opgesteld voor waarin zonne- en windenergie worden gebruikt. Dit scenario is gebaseerd op onderzoek en gesprekken met inwoners en belanghebbenden, en past goed bij het landschap en de cultuur van de gemeente. Het scenario stimuleert lokale initiatieven, zoals het plaatsen van zonnepanelen op daken en parkeerplaatsen. En het ontwikkelen van kleine zonneparken langs wegen en lege gronden bij bedrijventerreinen.
Samenwerken en participeren is ook van belang na het opstellen van de LES om een succesvolle energietransitie te realiseren, en de focuspunten van de gemeente uit te voeren. Niet alleen vroegtijdig in het proces, maar juist ook in de realisatie van de energietransitie is het gebruik maken van de kennis en ervaring van de lokale gemeenschap van groot belang. Inwoners en andere belanghebbenden moeten het gevoel hebben te allen tijde te kunnen meepraten en denken over de energietransitie. Dit zorgt voor transparantie en vergroot vertrouwen en draagvlak.
Om de doelstelling van 2030 te halen en 11% energie te besparen dient ongeveer 15% van het vervoer in Kaag en Braassem te elektrificeren. In Kaag en Braassem had eind 2022 2,6% van alle voertuigbezitters een elektrische auto.
Om energieverbruik in woningen te besparen, moeten zo’n 2.000 woningen (of 20% van alle woningen) dienen volledig geïsoleerd te worden (van label G/F naar label A/B) om deze besparing te bereiken.
Om in 2030 0,9 TWh op te wekken, moeten er in Kaag en Braassem 1 tot 2 windturbines en 30 tot 40 hectare zonnepanelen geplaatst worden.
De gemeente wil dus het besparen en opwekken van energie bereiken m de doelstelling voor 2030 te halen.
Om energieverbruik in woningen te besparen, werken we met isolatiemaatregelen. In de gemeente Kaag en Braassem helpen energiecoaches huiseigenaren en huurders met gratis energieadvies. Daarnaast zijn meer dan 500 fix-team acties uitgevoerd om kleine energiebesparingen door te voeren en is de gemeente gestart met een lokale subsidie, het Nationaal Isolatie Programma. Het is belangrijk dat in de komende jaren nog veel meer huiseigenaren en huurders worden geholpen met onder andere het isoleren van hun woning.
Door de lage warmtedichtheid in Kaag en Braassem, is het waarschijnlijk dat veel huizen gebruik zullen maken van individuele verduurzamingsopties, zoals hybride warmtepompen. Om dit in goede banen te begeleiden is het van belang dat de gemeente de transitie blijft ondersteunen, wat het onder andere kan doen door de Wijkuitvoeringsplannen op te stellen. Deze geven per wijk een beter beeld wat logische verduurzamingsroutes zou zijn.
Voor mobiliteit is besparing vooral mogelijk door over te stappen naar elektrische auto’s, aangezien deze een stuk zuiniger zijn dan auto’s met een verbrandingsmotor.
Meer opwek van duurzame elektriciteit is noodzakelijk om de duurzaamheidsdoelstellingen te behalen. Landelijk gebeurt dat met kernenergie en wind op zee. Maar ook lokaal is de opwek van duurzame elektriciteit belangrijk. Met zonnepanelen op daken, zonneparken en windturbines. Het is belangrijk dat er ook in onze gemeente locaties gevonden worden waar schone energie opgewekt kan worden. We gaan een beleidskader met een heldere set voorwaarden opstellen waaronder wind- en zonne-energie mogelijk is in Kaag en Braassem, op basis van de vastgestelde LES. Daarnaast gaan we onderzoeken of het mogelijk is om zonnepanelen op geluidschermen en/of reststroken te plaatsen langs de A4 en/of het spoor;
Ook zal opslag van energie, wanneer het energiesysteem gekenmerkt wordt doordat er niet altijd energie geproduceerd wordt wanneer er ook vraag naar is, in de toekomst een belangrijke rol spelen. Opslag is volop in ontwikkeling en ook in Kaag en Braassem wordt er daardoor in ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de ruimteclaims die opslag in de toekomst kan veroorzaken.
Ons energiesysteem verandert, zowel bovengronds als ondergronds. Er is meer energie-infrastructuur nodig in de vorm van transformatorstations, transformatorhuisjes en kabels en leidingen voor het transport van elektriciteit en warmte.
De verduurzaming van mobiliteit en transport wordt momenteel vertraagd door netcongestie. Het elektriciteitsnet is overbelast waardoor er op dit moment geen aansluitingen mogelijk zijn voor.
Het werken richting een circulaire economie waarin er geen sprake meer is van afval en we steeds meer duurzaam geproduceerde, hernieuwbare grondstoffen en materialen gebruiken.
Een van de grotere doelstellingen van het Rijk in het klimaatakkoord, is om in 2030 35 TWh aan duurzame elektriciteit op te wekken op land. Om dit te realiseren heeft het Rijk Nederland opgedeeld in energieregio’s, die samen in 2030 de 35 TWh op dienen te wekken. Om tot goede plannen te komen hebben de regio’s allen een Regionale Energie Strategieën (RES) opgesteld. De gemeente Kaag en Braassem is onderdeel van de RES Holland-Rijnland. De LES van Kaag en Braassem sluit aan bij deze regionale doelen door te kijken naar de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking in de gemeente en deze af te stemmen met de andere gemeenten in de regio.
Het is niet alleen de gemeente die bepaalt waar duurzame energie kan worden opgewekt. Het Rijk, de provincie en Schiphol hebben ook invloed en maken beleid dat eisen kan opleggen. Alle plannen in de LES worden zoveel mogelijk getoetst aan het bestaande beleid van het Rijk en de provincie, maar dit beleid kan veranderen.
De ontwikkelingen tot 2030 zijn een voorbode voor wat er na 2030 nodig is. Zo zal de verduurzaming van de maatschappij verder doorzetten, wat zal leiden tot een verder groeiende vraag naar duurzame elektriciteit, warmte en mobiliteit. Technologische ontwikkelingen zullen verder doorzetten, waardoor technieken die nu nog economisch gezien niet rendabel zijn, dan wel concurrerend zullen worden. Denk bijvoorbeeld aan waterstof, kleine modulaire kernreactoren (SMRs) of langdurige opslag van elektriciteit en warmte. Dit betekent dat er voor een aantal sectoren transitiepaden zullen ontstaan, die eerder nog onduidelijk waren. De gemeente zal deze ontwikkelingen blijven volgen en haar doelstellingen en plannen voor 2050 hierop aanpassen.
De rijksoverheid streeft naar een circulaire economie in 2050. Een circulaire economie is een gesloten economie waarin er geen afval bestaat. Het is ook een economie waarin we alleen nog maar herbruikbare en duurzaam geproduceerde grondstoffen gebruiken. Een belangrijke tussenstap om dat doel te halen, is het streven vijftig procent minder primaire grondstoffen (mineralen, metalen en fossiel) te gebruiken in 2030. De overgang van onze huidige economie naar een circulaire economie wordt hieronder schematisch weergegeven. In de toekomst zullen we zuiniger, slimmer en efficiënter om moeten gaan met materialen en grondstoffen. Dit willen we beter verankeren in het inkoopbeleid van de gemeente.
Dit betekent dat:
we in onze woningen, het gemeentehuis en onze (sport) verenigingen efficiënter gebruik moeten maken van grondstoffen (o.a. het delen van producten en diensten), zodat er minder grondstoffen nodig zijn;
wanneer we nieuwe grondstoffen en materialen gebruiken, voor bijvoorbeeld het bouwen van een school of van een nieuwe woning, dit zoveel mogelijk duurzaam geproduceerde, hernieuwbare (onuitputtelijke) en algemeen beschikbare grondstoffen zijn;
onze ondernemers en agrariërs tegelijkertijd gaan nadenken over en bouwen aan een circulaire bedrijfsvoering en een productieproces waarin, op den duur, geen afval meer ontstaat;
Hoe we dat verstandig en betaalbaar gaan doen, daar willen we ons met elkaar de komende jaren op gaan richten. Want ondanks dat er al een aantal creatieve en intelligente oplossingen zichtbaar zijn voor deze opgave, staan we als Kaag en Braassem, maar ook als Nederland en wereldwijd gezien, pas aan het begin van de gewenste omslag. Duidelijk is wel dat we allemaal, in onze woningen, in onze bedrijven, op het gemeentehuis en op onze agrarische erven, de schouders onder deze overgang moeten zetten.
De komende jaren willen we ons huishoudelijk restafval blijven verminderen door:
Het beter scheiden van het restafval én het verbeteren van de kwaliteit van de deelstromen van afvalscheiding.
Inzicht krijgen en verbeteringen realiseren in de afvalstromen en het gebruik van materialen binnen het gemeentehuis en op de gemeentewerf.
De gemeente zet in op duurzaam inkopen en aanbesteden.
Ondernemers, waar mogelijk, stimuleren om afval te verminderen en her te gebruiken.
De gemeente Kaag en Braassem heeft het Manifest Maatschappelijk Verantwoord Opdrachtgeven en Inkopen ondertekend, wat een initiatief is van het Rijk. Dit manifest richt zich op het stimuleren van ambitieus maatschappelijk verantwoord opdrachtgeven en inkopen, en is ondertekend door ruim 70 bestuurders van zo'n 90 (semi-) overheidsorganisaties. Hiermee wordt bijgedragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen. Het gaat om de thema’s milieu en biodiversiteit, klimaat, circulair (inclusief biobased), internationale sociale voorwaarden (ISV of ketenverantwoordelijkheid). Diversiteit en inclusie en social return. Dit manifest is nog niet omgezet tot een uitvoeringsagenda.
Regionaal is de gemeente Kaag en Braassem aangesloten bij Cyclus NV, dat in afstemming met de deelnemende gemeenten een regionaal demontagebedrijf opricht voor grof huishoudelijk afval. Door demontage van grof huishoudelijk restafval kan worden voorkomen dat 60 tot 80% van dit afval wordt verbrand. Het grofvuil is na demontage te scheiden in o.a. hout, ijzer, plastics en schuimrubber. Dit gaat vervolgens naar gespecialiseerde recyclebedrijven. Het streven van Cyclus NV en de aangesloten gemeenten is om het grof huishoudelijk afval dat op de milieustraten komt maximaal te gaan demonteren. Ook gaat het demontagebedrijf zich inzetten om alle grof huishoudelijk afval zo hoogwaardig te verwerken. Dat betekent dat er samenwerking gezocht wordt met maakbedrijven, zoals ateliers en meubelmakers. Het demontagebedrijf sluit zo goed aan op onze duurzaamheidsambities.
Als gemeente stimuleren we duurzaamheidsinitiatieven die ontstaan door de inwoners in de wijken en dorpen.
De gemeente zal daar waar nodig sturen op een dorpsgerichte aanpak, waardoor de aanpak van opgaven als de energietransitie en het realiseren van een circulaire economie, per dorp en per initiatief kunnen verschillen.
Als gemeente gaan we, mede ook op basis van de uitkomsten van het inwonerspanel, uit van een breed gedragen verantwoordelijkheid bij de aanpak van de duurzaamheidsopgaven. We zoeken daarom, wanneer dit wenselijk is, verbinding tussen inwoners, het bedrijfsleven, de agrariërs in een dorp en eventuele andere overheidsinstanties.
Circulair bouwen vraagt om een andere manier van denken. Hoe kunnen we materialen hergebruiken? Wat is de meest duurzame keuze? Daarbij moeten we niet alleen kijken naar de kosten van vandaag, maar ook naar de impact op morgen. Circulair bouwen is daarbij een belangrijk uitgangspunt: de vraag naar nieuwe grondstoffen verminderen en bijdragen aan een kleinere CO2-voetafdruk. Zo houden we onze mooie gemeente leefbaar voor de generaties na ons.
Groen en blauw vormen samen het fundament van Kaag en Braassem. De uitgestrekte weilanden met sloten en vaarten, de karakteristieke polders, de rietrijke oevers van de Kagerplassen en het Braassemermeer en het veenweidelandschap maken onze gemeente een bijzonder deel van het Groene Hart. Dit landschap is rijk aan planten en dieren in diverse ecosystemen, van grote waarde voor natuur, landbouw, recreatie en leefkwaliteit. De natuurlijke dynamiek van water en bodem vormt de basis van dit landschap, dat niet alleen onze gemeente karakter geeft, maar ook onze mogelijkheden en grenzen bij het inrichten van de ruimte.
Tegelijkertijd staat onze leefomgeving onder druk. Steeds vaker vallen er hevige buien, waardoor straten onderlopen en het riool het water niet meer aankan. Bij het uitblijven van regen verdroogt het landschap en raken natuur en landbouw in de knel. Tropische zomerdagen zorgen voor hittestress in onze dorpen, vooral op plekken waar weinig groen of schaduw is. Het risico op overstromingen groeit, doordat de zeespiegel stijgt en het poldersysteem steeds meer water moet verwerken.
Ook de biodiversiteit neemt af. Steeds minder insecten, vogels en planten vinden geschikte leefgebieden in bermen, oevers, tuinen en groenvakken. Terwijl juist een grote verscheidenheid aan soorten het ecosysteem sterk en veerkrachtig maakt. Hoe gevarieerder het systeem, hoe beter het kan omgaan met verstoringen zoals droogte, extreme regen of hitte. In een tijd van klimaatverandering is dat belangrijker dan ooit. Biodiversiteit ondersteunt daarnaast cruciale processen als bestuiving, natuurlijke plaagbestrijding en bodemgezondheid, en vormt zo de stille motor achter voedsel, natuur, gezondheid en leefkwaliteit.
Het samenspel tussen water en bodem is kwetsbaar, zeker in een laaggelegen gemeente als de onze. Bij zware regenval raakt het watersysteem sneller overbelast. In droge tijden zakt het grondwaterpeil en droogt de bodem uit, waardoor natuur verdroogt en bodemdaling toeneemt. Wat we aan de oppervlakte doen, werkt door in de ondergrond. Een toekomstbestendige inrichting begint daarom met het begrijpen én versterken van dit systeem.
Deze ontwikkelingen vragen om bewuste keuzes. Hoe we omgaan met water, bodem, groen en ruimte is bepalend voor de toekomst van onze leefomgeving. Sommige plekken vragen om bescherming, andere juist om aanpassing. Dat vraagt om inzicht in de samenhang van deze systemen én de bereidheid om samen te werken aan slimme, toekomstbestendige oplossingen.
Het rad toont hoe Kaag en Braassem scoort op diverse indicatoren voor klimaat, biodiversiteit en water en bodem, afgezet tegen het landelijk of regionale gemiddelde (schaal 3). De gemeente heeft na een hevige regenbui minder water op straat dan landelijk gemiddeld, is even gevoelig voor hitte, maar heeft juist meer last van droogte en een grotere kans op overstroming. Kaag en Braassem heeft daarnaast minder groen in de leefomgeving dan omliggende gemeenten en scoort erg slecht op de 3‑30‑300 regel. Voor biodiversiteit is geen gemeentelijke data beschikbaar, maar landelijk herstellen soorten in zoetwater- en moerasgebieden, terwijl de landfauna juist sterk achteruitgaat. Tot slot is de gemeente minder kwetsbaar voor lage grondwaterstanden dan gemiddeld, maar juist gevoeliger voor hoge grondwaterstanden en zeer kwetsbaar voor bodemdaling. Dit profiel vraagt om een integrale aanpak waarin klimaatadaptatie, het behoud en de bevordering van biodiversiteit, en water en bodem als sturend principe centraal staan.

Het klimaat verandert. Wereldwijd, in Nederland en ook in Kaag en Braassem krijgen we steeds vaker te maken met weersextremen. Die nemen verschillende vormen aan en hebben elk hun eigen impact op onze leefomgeving.
Hevige regenval in korte tijd zorgt ervoor dat het water niet snel genoeg weg kan. Het riool raakt overbelast, de grond is al doordrenkt en sloten staan vol. Daardoor ontstaan er plassen op straten, pleinen en in tuinen. In wijken met veel tegels en weinig groen blijft het water liggen en kunnen straten tijdelijk vollopen. Ook hittegolven en aanhoudend hoge temperaturen komen vaker voor. In dorpskernen met veel steen en weinig groen blijft de warmte hangen: overdag loopt de temperatuur op, en ’s nachts koelt het nauwelijks af. Dit leidt tot hittestress, vooral bij ouderen en andere kwetsbare groepen. Ook planten, bomen en dieren in de openbare ruimte hebben het zwaar tijdens langdurige hitte. Daarnaast komt langdurige droogte steeds vaker voor. Regen blijft uit, terwijl het vocht uit de bodem verdampt. Daardoor wordt de grond steeds droger en harder, en neemt hij later minder makkelijk water op. Als het dan eindelijk regent, stroomt het water vaak weg in plaats van in de bodem te trekken. Vooral planten, gras en gewassen hebben daar last van en groeien minder goed. Ten slotte groeit het risico op overstromingen. Door zeespiegelstijging en hoge rivierafvoeren komt het hoofdwatersysteem, het netwerk van rivieren, watergangen en dijken, vaker onder druk te staan. Als water niet snel genoeg naar zee afgevoerd kan worden, neemt de druk op dijken toe. Een dijkdoorbraak is zeldzaam, maar de gevolgen kunnen groot zijn, zeker voor een laaggelegen gemeente als Kaag en Braassem.
Deze veranderingen zijn geen tijdelijke uitschieters, maar structurele trends. Ze raken direct hoe we wonen, bewegen, bouwen en omgaan met onze omgeving. Aanpassen is geen keuze voor later, maar een opgave voor nu.
Klimaatverandering vraagt om slimme, samenhangende keuzes in de inrichting van onze leefomgeving. Met klimaatadaptatie bereiden we ons voor op extremer weer en de gevolgen daarvan. In Kaag en Braassem zetten we daarom in op een toekomstbestendige omgeving die beter bestand is tegen hitte, droogte, wateroverlast en overstromingen. We leggen hiervoor klimaatadaptatierichtlijnen vast in onze Leidraad Inrichting Openbare Ruimte (LIOR), gebaseerd op de landelijke maatlat voor een groene, klimaatbestendige gebouwde omgeving. Deze richtlijnen worden al toegepast bij lopende projecten en onderhoud.
Om wateroverlast te voorkomen, willen we regenwater beter opvangen, vasthouden en vertraagd afvoeren. Dat vraagt om slimme combinaties van verharding, afwatering, waterberging en vergroening. Denk aan een gescheiden hemelwaterstelsel, waterdoorlatende bestrating en ondergrondse berging, maar ook aan groene voorzieningen zoals plantvakken en bomen die infiltratie bevorderen, of sloten en wadi’s waar water kan samenkomen. Door de openbare ruimte strategisch in te richten, kunnen we het regenwater gericht afvoeren naar plekken waar het geen schade veroorzaakt, maar juist bijdraagt aan het functioneren van het watersysteem.
Tegen hittestress willen we onze dorpskernen groener, schaduwrijker en koeler maken. Vooral grote bomen spelen hierbij een sleutelrol. Groene daken en gevels, schaduwrijke plantsoenen en bomen met een brede kroon dragen bij aan verkoeling van de omgeving én het vasthouden van water. Binnen de gemeente zetten we zoveel mogelijk in op vergroening: bomen die bij nieuwe ontwikkelingen worden gekapt, worden ten minste gecompenseerd met nieuwe aanplant in gelijke aantallen.
Om droogte beter te doorstaan, streven we naar een bodem die water beter vasthoudt. Dat vraagt om minder verharding, meer ruimte voor infiltratie en gebruik van natuurlijke sponswerking. Ook op particulier terrein liggen kansen, bijvoorbeeld met regentonnen of infiltratievoorzieningen. Tegelijk vraagt droogte om zuiniger watergebruik, zeker van partijen die afhankelijk zijn van grondwater.
Bij het toenemende overstromingsrisico draait het om ruimtelijke afwegingen en goede voorbereiding. In een laaggelegen gemeente als Kaag en Braassem is samenwerking met het Hoogheemraadschap en de veiligheidsregio essentieel, bijvoorbeeld bij het actualiseren van calamiteitenplannen of het beperken van schade tijdens overstromingen door slimme inrichting van kwetsbare gebieden.
Klimaatadaptatie vraagt om samenwerking tussen alle partijen: van overheid tot inwoners, agrariërs, ontwikkelaars en bedrijven. Door samen te werken aan een groenere, klimaatadaptieve omgeving: in de openbare ruimte, in tuinen, op daken en in het buitengebied, bouwen we aan dorpen die ook in een veranderend klimaat gezond, veilig en leefbaar blijven.
De openbare ruimte van Kaag en Braassem klimaatadaptief inrichten, zodat we beter voorbereid zijn op piekbuien, langdurige droogte, hittegolven en overstromingen.
Samen met inwoners, ondernemers, agrariërs en gebiedspartners bouwen aan een klimaatbestendige leefomgeving, door kennis te delen, bewustwording te vergroten en actie op eigen terrein te stimuleren.
Biodiversiteit is kortweg de verscheidenheid aan leven. Het begrip omvat alle soorten planten, dieren en micro-organismen (o.a. algen en schimmels), maar ook de enorme genetische variatie binnen die soorten en de variatie aan ecosystemen waarvan ze deel uitmaken, van weiland tot sloot tot woonwijk. Het gaat dus niet alleen over bloemen, bomen en dieren, maar omvat het totaalpakket aan levende organismen en systemen – en de interacties daartussen. Biodiversiteit is belangrijk voor onze leefomgeving. Sterker nog: we zijn er onderdeel van.
De biodiversiteit staat wereldwijd onder druk als gevolg van verstedelijking, intensivering van de landbouw en andere economische ontwikkelingen. Wanneer de biodiversiteit om ons heen afneemt, komen natuurlijke processen, waarvan we ons vaak niet eens bewust zijn, vanzelf onder druk te staan. Bestuiving van planten (ook landbouwgewassen), schoon water, een vruchtbare bodem en fluitende vogels zijn namelijk niet vanzelfsprekend. Zonder voldoende biologische diversiteit houdt dit vanzelf op er ’te zijn’. We zien dit nu al in Kaag en Braassem gebeuren: plaagvorming, zoals de eikenprocessierups, ziektes als essentaksterfte en troebele sloten zijn het directe gevolg van verminderde biodiversiteit in de buitenruimte. Biodiversiteit is dus niet alleen belangrijk voor productieve landbouw: het verhoogt de (be)leefbaarheid van onze directe omgeving en kan ons onnodige uitgaven besparen.
Het is van belang dat de verschillende partijen die werken aan biodiversiteit en waterkwaliteit – van inwoners tot overheid – hetzelfde doel voor ogen hebben. Gerichte samenwerking door agrariërs, het hoogheemraadschap en de gemeente maakt de kans op succes groter dan wanneer we afzonderlijke doelen nastreven.
Achteruitgang van biodiversiteit is een wereldwijde trend en daarom zien we het als opgave om de biodiversiteit te beschermen en te bevorderen. Een doelstelling kan zijn de biodiversiteit te versterken óf te vergroten. Het versterken van de biodiversiteit betekent niet vanzelfsprekend een toename van verschillende dier- en plantensoorten in een gebied en dus vergroting van de biodiversiteit. Voor versterking van biodiversiteit kan in een aantal landelijke ‘groengebieden’ gericht gekozen worden voor bepaalde icoonsoorten. Denk hierbij aan plant- en diersoorten die kenmerkend zijn voor de landschappen van Zuid-Holland. Deze icoonsoorten, zoals bijvoorbeeld de weidehommel, argusvlinder, merel en dotterbloem vertegenwoordigen samen de verschillende leefgebieden in de provincie. Als het leefgebied voor deze dieren en planten op orde is, kan een gezonde natuur bestaan die in balans is. Ook wij als mens zijn hier afhankelijk van.
Het specifiek inzetten op het vergroten van de biodiversiteit houdt in dat er meer verschillende dier- en plantensoorten in een gebied aanwezig gaan zijn. Deze aanpak vraagt maatwerk omdat in sommige wijken en dorpen soorten voorkomen die gebruik maken van oude gebouwen (vleermuizen, mussen en zwaluwen), terwijl in andere delen van onze bebouwde omgeving, zoals de nieuwbouwwijken in Roelofarendsveen, dit duidelijk niet het geval is.
Zo moeten we bij nieuwbouw en renovatie natuurinclusief bouwen en rekening houden met soorten die er al zijn, maar ook keuzes maken om soorten mogelijkheden te bieden zodat ook nadat de werkzaamheden zijn afgerond er een aantrekkelijk leefmilieu is gerealiseerd. De kennis is er, we moeten het alleen nu en in de toekomst bij bestaande dorpskernen, nieuwbouwwijken, bedrijventerreinen en waterwegen toepassen.
De provincie Zuid-Holland concretiseert het bevorderen van de biodiversiteit bij stedelijke ontwikkelingen met een aantal doelstellingen die ook voor Kaag en Braassem van belang zijn: allereerst het behoud en de bescherming van bestaande natuur. Niet alleen de realisatie van nieuwe natuur is belangrijk, maar juist ook het behoud van bestaande waardevolle natuur verdient aandacht. Denk hierbij aan een volwassen boom die meer voordelen levert dan nieuw aangeplante bomen, zoals schaduw, luchtzuivering en wateropvang. Naast behoud en bescherming, is het realiseren van basiskwaliteit natuur (BKN) een doelstelling: BKN is een set condities – milieu omstandigheden, inrichting en beheer – die nodig is om algemene soorten algemeen te laten zijn. Bij het inrichten van leefgebieden voor (icoon)soorten moet er rekening gehouden worden met “de vijf V’s”: verblijfplaatsen, voedsel, verbinding, variatie en veiligheid. Op die manier wordt een kansrijke leefomgeving gecreëerd. Naast het type inrichting moet er voldoende ruimte gerealiseerd worden voor natuur. Hierbij kan gedacht worden aan een groennorm in vierkante meters. Bovendien is dubbelgebruik van de groene ruimte een mogelijkheid om het gewenste groen te verwezenlijken en koppelkansen te benutten, bijvoorbeeld de aanleg van groene daken of de combinatie van groen met recreatieve doeleinden. Ten slotte is het van belang groenblauwe structuren te behouden en versterken. Groenblauwe hoofdstructuren en fijnmazige dooradering door landschappen en de gebouwde omgeving verrijken de kwaliteit van de leefomgeving en zorgen voor voldoende aangesloten leefgebieden voor dieren. Niet alleen dieren profiteren hiervan, ook de mens kan groene zones gebruiken om te wandelen, fietsen en tot rust te komen.
Biodiversiteit heeft een dempende werking op invloeden die een gebied onder druk zetten, zoals plagen, vervuiling en klimaatverandering: Hoe diverser, hoe stabieler. Bij het aanplanten van bomen en groen in de openbare ruimte wordt dan ook gezorgd voor gevarieerde beplanting. Hierbij staat ecologische compatibiliteit centraal: Er wordt enerzijds gekozen voor inheemse soorten die van nature voorkomen in Nederland en daardoor optimaal aangepast zijn aan de omgeving en veel insecten en vogels aantrekken. Anderzijds houden we rekening met het veranderende klimaat en gebruiken soorten die beter bestand zijn tegen temperatuurschommelingen en/of langdurige droge of natte periodes. Deze soorten dienen ook interessant te zijn voor fauna die hier van nature voorkomt. Door te zorgen voor gevarieerde beplanting en een robuuste natuur waarin allerlei plant- en diersoorten vertegenwoordigd zijn draagt het groen in onze gemeente bij aan een gezonde en klimaatbestendige leefomgeving.
Bij de opgave rondom biodiversiteit liggen kansen in de ontwikkeling van het buitengebied. Onze bermen vormen een groot areaal welke door middel van ecologisch beheer en aangepaste inrichting een stimulans kunnen bieden voor de biodiversiteit en dienen als verbindingszones voor bestuivers en overige fauna. Het netwerk via Groene Cirkel Bijenlandschap kan bovendien bijdragen aan de realisatie van bijvriendelijke gebieden.
Ook agrariërs in Kaag en Braassem hebben een grote invloed op veel uitdagingen van vandaag en morgen, zo ook op het gebied van biodiversiteit. Hoe kunnen agrariërs een goede boterham verdienen met hun polders, terwijl zij tegelijkertijd een belangrijke bijdrage leveren aan bijvoorbeeld het verbeteren van de waterkwaliteit en de bescherming van plant- en diersoorten die het zwaar hebben, zoals rietorchis en weidevogels? Het vraagt om bewuste keuzes en maatwerk, zoals het verbouwen van alternatieve gewassen zoals natte teelten, een aangepast maairegime of het benutten van reststroken landbouwgrond, zodat dier- en plantensoorten zich kunnen blijven handhaven. Het inzaaien van kopakkers en een strook gewas laten overstaan voor vogels en zoogdieren kunnen, ondanks dat het kleine stroken zijn, dienen als steppingstones door onze gemeente waardoor ze bijdragen aan instandhouding en verspreiding van soorten.
Schoon en gezond water is onmisbaar voor biodiversiteit. Het biedt leefruimte aan planten, vissen, insecten, vogels en andere soorten, en speelt bovendien een sleutelrol in landbouw, recreatie en drinkwatervoorziening. Daarom geldt in Europa de Kaderrichtlijn Water (KRW), die lidstaten verplicht om uiterlijk in 2027 een goede ecologische en chemische toestand van hun wateren te realiseren. In Nederland is deze richtlijn vertaald in landelijke kaders en instrumenten. Ook in onze gemeente gaat het om wateren als het Braassemermeer, de Wijde Aa, de Kagerplassen en de Does. Het behalen van de KRW-doelen vraagt samenwerking: de provincie het hoogheemraadschap, agrariërs, de gemeente en inwoners dragen hierin ieder hun deel van de verantwoordelijkheid.
Werken aan versterking en vergroting van de biodiversiteit in Kaag en Braassem door bestaande natuur te behouden, leefgebieden voor (icoon)soorten en voldoende ruimte voor natuur te realiseren en groenblauwe structuren te bevorderen.
Samen met inwoners, agrariërs en gebiedspartners werken aan het bevorderen van de biodiversiteit, door kennis te delen, bewustwording te vergroten en actie op eigen terrein te stimuleren.
Water en bodem vormen de ruggengraat van onze gemeente. Ze bepalen waar het mogelijk is om te wonen, te boeren of te ontspannen, maar leggen ook grenzen op. In een laaggelegen polder als Kaag en Braassem zijn deze systemen al eeuwenlang met elkaar verweven. Een toekomstbestendige leefomgeving begint bij het begrijpen en versterken van dit samenspel.
Het watersysteem van Kaag en Braassem bestaat uit een netwerk van sloten, vaarten, plassen en meren. Het voert water af, biedt ruimte voor berging, ondersteunt landbouw, natuur en recreatie, en draagt bij aan het open, waterrijke karakter van het landschap. In deze laaggelegen polder is de balans tussen aanvoer, doorstroming en afvoer echter kwetsbaar. Door verstedelijking en verharding stroomt regenwater sneller af en raken watergangen sneller vol, terwijl langdurige droogte juist leidt tot lage waterstanden en verminderde waterkwaliteit. Dat maakt het systeem steeds gevoeliger.
Om het watersysteem goed te laten functioneren, moeten ruimtelijke keuzes hier beter op aansluiten: met voldoende ruimte voor watergangen en tijdelijke berging, en een inrichting van infrastructuur, percelen en groen die inspeelt op de natuurlijke waterdynamiek. De kenmerkende sloten, vaarten en verkavelingslijnen vertellen het verhaal van eeuwen waterbeheer, en geven structuur aan het landschap. Door deze historische lijnen te behouden én mee te nemen in onze ruimtelijke keuzes, blijft het systeem niet alleen veerkrachtig, maar ook herkenbaar en verbonden met de identiteit van Kaag en Braassem. Het functioneren van dit watersysteem werkt bovendien direct door in het grondwater en daarmee in de bodem. Water- en bodemopgaven zijn steeds meer met elkaar verweven.
Tussen het water dat we zien en de bodem waar we op leven, ligt een minder zichtbare maar cruciale laag: het grondwater. Dit is het water dat zich onder het maaiveld bevindt, opgeslagen tussen zand- of kleilagen in de ondergrond. De hoogte van het grondwaterpeil hangt af van meerdere factoren: de doorlaatbaarheid van het maaiveld, het soort ondergrond, de nabijheid van sloten en de manier waarop we het landschap inrichten. Een gezonde bodem laat regenwater geleidelijk in de ondergrond zakken en houdt het daar tijdelijk vast. Maar bij een dichte of verharde bodem stroomt het water sneller weg en komt er minder in de bodem terecht. Daarnaast heeft het peil in watergangen invloed op het grondwaterpeil: grond- en oppervlaktewater vormen samen één systeem. Veranderingen in het watersysteem werken dus door onder de grond. Een te hoge grondwaterstand (grondwateroverlast) kan leiden tot bijvoorbeeld verzopen groen of vochtproblemen in woningen met oudere funderingen, terwijl een te lage grondwaterstand (grondwateronderlast) onder meer kan zorgen voor paalrot bij houten funderingen die te lang droogstaan, of voor verdroging van groen en gewassen.
Door daar in onze ruimtelijke inrichting rekening mee te houden, kunnen we dit systeem versterken. Bijvoorbeeld door ruimte te maken waar regenwater in de bodem kan infiltreren, door overgangen tussen land en water natuurlijker te maken, of door zones in te richten waarin we het waterpeil actief kunnen sturen. Zo houden we het grondwatersysteem veerkrachtig en in balans met zijn omgeving. Door bodemdaling, bemaling en de stijgende zeespiegel neemt daarnaast het risico op verzilting toe: zouter water uit diepere lagen in de bodem of vanuit zee kan oprukken door de bodem via of in het grondwater naar gebieden die nu nog zoet zijn. Hoewel dit in Kaag en Braassem momenteel beperkt speelt, is het belangrijk om deze ontwikkelingen te blijven volgen en tijdig maatregelen te verkennen om schade aan bodemgebruik, biodiversiteit en waterkwaliteit te voorkomen.
Ongeveer veertig procent van het landoppervlak in Kaag en Braassem bestaat uit veengrond. Deze bodem bepaalt niet alleen het karakter van het landschap, maar is ook gevoelig voor verandering. Veen bestaat grotendeels uit plantaardig materiaal dat zich onder natte omstandigheden heeft opgebouwd. Wanneer de bodem te droog wordt, bijvoorbeeld door lage grondwaterstanden of bemaling, komt het veen in contact met zuurstof en begint het langzaam af te breken. Daardoor klinkt de bodem in: een geleidelijk proces van bodemdaling dat grote gevolgen kan hebben voor gebouwen, wegen en het watersysteem. In de bebouwde omgeving kunnen hierdoor bijvoorbeeld huizen, wegen en rioleringen verzakken en beschadigd raken. Ook fysieke belasting, zoals zware voertuigen of intensieve bebouwing, versnelt dit proces.
Zeker wanneer daarbij gebruik wordt gemaakt van zwaar ophoogmateriaal zoals zand of beton, kan bodemdaling plaatselijk aanzienlijk toenemen. Het steeds opnieuw ophogen met zware materialen is op termijn geen houdbare oplossing; lichtere of drijvende constructies bieden hier duurzamere alternatieven. In polder- en kustgebieden vergroot dat bovendien de kans op verzilting, waarbij zouter water uit diepere lagen of vanuit zee de zoetwaterbalans verstoort. Tegelijkertijd komt bij de afbraak van veen veel CO₂ vrij, wat bijdraagt aan de opwarming van het klimaat.
Om bodemdaling te beperken, moeten we de oorzaken aanpakken. Dat begint bij het tegengaan van veenoxidatie, bijvoorbeeld door hogere grondwaterpeilen toe te staan waar dat mogelijk is. In delen van het buitengebied kan dat samengaan met natte teelten of alternatieve vormen van agrarisch landgebruik. Dat is van groot belang voor de melkveehouders en kaasmakerijen in onze gemeente, die voor hun bedrijfsvoering sterk afhankelijk zijn van het veenweidelandschap. Door ruimte te bieden voor andere verdienmodellen kunnen landbouw en landschap samen toekomstbestendiger worden.
Ook het voorkomen van extra belasting is belangrijk: door lichtere materialen te gebruiken bij ophoging of bewust te kiezen voor minder intensieve bebouwing op kwetsbare bodems. Tegelijk zullen we ook beter moeten omgaan met bodemdaling waar die al optreedt. Dat vraagt om innovatieve bouwmethoden die rekening houden met een dalende ondergrond, zoals flexibel bouwen. Ook infrastructuur kan zo worden ontworpen dat die kan meebewegen met de bodem of minder gevoelig is voor verzakking. Ten slotte vraagt de bodem ook om slimme ruimtelijke keuzes. Door functies beter af te stemmen op wat de bodem aankan, infrastructuur op de juiste plekken aan te leggen en actief te werken aan het behoud van bodemkwaliteit, geven we de bodem opnieuw een centrale plek in onze ruimtelijke keuzes.
Oplossingen vragen daarbij om maatwerk en gebiedskennis: kennis van het landschap, het bodemtype en de historie van waterbeheer. Dit vraagt om samenwerking met partijen als het hoogheemraadschap van Rijnland, de provincie Zuid-Holland, de Omgevingsdienst West-Holland en de agrarische sector.
Water en bodem vragen om keuzes die niet altijd direct zichtbaar zijn, maar op lange termijn bepalend blijken. Door deze systemen als vertrekpunt te nemen in ons ruimtelijk beleid, ontstaat ruimte voor oplossingen die werken voor mens, natuur en economie tegelijk. Zo zorgen we ervoor dat we ook in de toekomst kunnen blijven wonen, werken en genieten in Kaag en Braassem.
Samen werken aan een watersysteem dat goed blijft functioneren bij droogte en piekbuien, ruimte biedt voor natuur en recreatie, en bijdraagt aan het karakter van onze open, waterrijke omgeving.
Een gezonde samenhang tussen water en bodem, waarbij de water- en bodemkwaliteit past bij de beoogde functie.
Samen werken aan een toekomstbestendige aanpak van bodemdaling, verzilting en belasting, met slimme oplossingen die passen bij het veenlandschap en bijdragen aan duurzaam gebruik van de bodem.
We richten de leefomgeving klimaatbestendig in om extreme weersomstandigheden op te vangen. Bij nieuwe projecten scheiden we het regenwater van het riool en creëren we extra capaciteit voor berging van water, bijvoorbeeld in waterdoorlatende parkeervakken, wadi’s en ondergrondse waterbuffers.
We maken de openbare ruimte groener en schaduwrijker om hittestress te verminderen, met grote bomen, schaduwrijke verblijfsplekken en een rijkere, gelaagde beplanting. Tegelijk werken we aan een bodem die water beter vasthoudt, door minder verharding en meer ruimte voor infiltratie, ook op particulier terrein. Zuinig watergebruik is daarbij belangrijk, zeker in tijden van droogte.
Omdat ons watersysteem kwetsbaar is bij piekbuien en hoge rivierafvoeren, nemen we tijdig maatregelen om schade door overstromingen te beperken. Dat doen we samen met het Hoogheemraadschap en Veiligheidsregio Hollands Midden. Klimaatadaptatie is een gedeelde verantwoordelijkheid: ook inwoners, bedrijven en agrariërs nemen maatregelen op hun eigen terrein, zodat we samen bouwen aan een toekomstbestendige en leefbare gemeente.
We zetten in op het behouden, herstellen en waar mogelijk vergroten van de biodiversiteit, omdat deze de basis vormt voor een veerkrachtig ecosysteem en een gezonde leefomgeving. Een rijke soortenrijkdom maakt ons gebied weerbaarder tegen droogte, hitte, extreme regen en draagt bij aan gezonde water- en bodemsystemen. Biodiversiteit ondersteunt essentiële processen zoals bestuiving, natuurlijke plaagbestrijding en bodemgezondheid, en is cruciaal voor voedselvoorziening, natuur en leefbaarheid.
In het landelijk gebied stimuleren we natuurinclusieve landbouw en zorgvuldig landschapsbeheer om waardevolle ecosystemen en kenmerkende soorten te versterken. In dorpskernen bevorderen we natuurinclusief bouwen, ontstenen en ruimte voor inheemse beplanting die leefgebied biedt voor flora en fauna.
We realiseren groene verbindingen tussen natuurgebieden om dierbeweging en ecosysteemverbindingen te versterken, wat ook de beleving voor inwoners vergroot. We werken intensief samen met agrariërs, inwoners en natuurorganisaties, en stimuleren actie op eigen terrein. Gezamenlijke inzet versterkt de biodiversiteit en draagt bij aan een toekomstbestendige leefomgeving.
Water en bodem zijn sturend in ons ruimtelijk beleid en geven richting aan de mogelijkheden en beperkingen van elke keuze. Het watersysteem is kwetsbaar door verstedelijking, verharding en klimaatverandering. In elke ontwikkeling reserveren we daarom ruimte voor watergangen, infiltratiegebieden en tijdelijke berging, en richten functies en infrastructuur zo in dat ze de natuurlijke waterdynamiek kunnen volgen. Zo blijft het systeem veerkrachtig bij droogte en hevige regenval en blijft er ruimte voor natuur en recreatie.
Grondwater verbindt oppervlaktewater en bodem. We houden bij ontwikkelingen rekening met de bodemdoorlaatbaarheid, de ligging van watergangen en de invloed van verharding. Waar mogelijk stimuleren we langzame infiltratie van regenwater en richten we de ruimte zo in dat het grondwaterpeil stabiel blijft. Zo beperken we schade door verdroging, wateroverlast en verzilting.
De bodem, vooral de veengronden, is gevoelig voor bodemdaling. We beperken dit door voorbelasting toe te passen bij nieuwe ontwikkelingen en zoeken naar mogelijkheden voor hogere grondwaterstanden, natte teelten en lichtere of flexibele bouwmethoden. Functies stemmen we af op de kwaliteit en gevoeligheid van de bodem.
Een dak boven je hoofd hebben is één van de basisbehoeften van de mens. Kaag en Braassem is een mooie woongemeente en dat willen we ook blijven. Een gemeente met aantrekkelijke kernen in het Groene Hart, die zich onderscheidt van andere gemeenten door haar unieke ligging en woonmilieus. Maar de druk op de woningmarkt is groot. Er is een grote wachtlijst voor de sociale huursector, er is behoefte aan meer huur- en koopwoningen in het (betaalbare) middensegment en we hebben te maken met specifieke huisvestingsvraagstukken voor doelgroepen. We zetten daarom in op het sneller realiseren van woningen, met de focus op het sociale en betaalbare segment, maar ook meer strategisch inzetten van nieuwbouw om de doorstroom te bevorderen om inwoners passender te laten wonen. Dit kan bereikt worden door het optimaal inzetten van lokaal maatwerk. We vinden dat alle doelgroepen evenredig aan de behoefte aan bod moeten komen op de woningmarkt. Er is dan ook aandacht voor (het realiseren van) een grote mate aan diversiteit in woningtypes om betaalbaar en geschikt wonen mogelijk te kunnen maken voor iedereen. Daarbij is de leefbaarheid van de kernen is van groot belang. Een voldoende aanbod van woningen die zoveel als mogelijk aansluit bij de specifieke behoefte van die kern draagt bij aan het behoud van de voorzieningen en de vitaliteit van het verengingsleven. Daarom zetten we in op woningbouwontwikkelingen in elke kern van de gemeente. Bij elke ontwikkeling wel rekening houdend met de ruimtelijke kwaliteit, met de focus op ‘passend in de omgeving’. Plannen die aan deze criteria voldoen kunnen dan ook op de volle steun rekenen van de gemeente. Om de leefbaarheid en de voorzieningen op peil te houden willen Gedeputeerde Staten op bepaalde plekken de mogelijkheid bieden om extra woningen te bouwen aan de rand van de kernen (straatje erbij) of in bestaande linten (straatje ertussen). Provincie Zuid-Holland staat welwillend tegenover het realiseren van een straatje erbij aan de westkant van Hoogmade.
Het rapport ‘Woningmarktonderzoek Kaag en Braassem’ uit mei 2023 stelt dat er in Kaag en Braassem 12.035 huishoudens zijn en dat de woningvoorraad bestaat uit circa 12.142 (zelfstandige) woningen. Tegelijk geldt dat het woningtekort ondanks de bouwproductie in de afgelopen periode is opgelopen. Het actuele woningtekort in de regio werd in 2022 door ABF geraamd op 4%. Het woningmarktonderzoek geeft aan dat ook de komende jaren verwacht wordt dat het aantal huishoudens over de hele gemeente zal blijven groeien, naar verwachting met 1090 huishoudens tot 2030. Hierin zien we ook een groei in de kleinere kernen. Van de gehele woningvoorraad in Kaag en Braassem bestaat 26% uit een sociale huurwoning. In Kaag en Braassem woont 64% van de huishoudens in een koopwoning. In de afgelopen jaren heeft de gemeente met het toevoegen van koopwoningen veel gezinnen aangetrokken uit Leiden, Amsterdam/Amstelveen en Haarlemmermeer. Het aantal ouderen zal naar verwachting de komende jaren behoorlijk toenemen.
Het woningbouwprogramma in Kaag en Braassem is kwantitatief voldoende om bij te dragen aan zowel het oplossen van het actuele tekort als de toekomstige huisvestingsopgave (vanuit de regio). Volgens het woningmarktonderzoek zijn de huidige plannen echter niet voldoende om te voldoen aan het Rijksbeleid en de lokale kwalitatieve behoefte. Inmiddels staat er 33% sociale huur in de woningbouwprogrammering. Om te voldoen aan het Rijks- en regionale beleid zal 30% van de programmering moeten bestaan uit sociale huur en ook nog een aandeel van 40% uit betaalbare koop of middeldure huur. Daarbij wordt er met de Regionale woondeal en Regionale Woonagenda 2023 onze inzet verwacht bij het huisvesten van (kwetsbare) aandachtsgroepen. De toenemende groep ouderen heeft ook de wens voor meer geclusterde woonvormen. Met het huidige woningbouwprogramma moeten we ook rekening houden met planuitval door (externe) ontwikkelingen.
Met ingang van 2023 heeft de gemeente een nieuwe verantwoordelijkheid voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang gekregen. Gezien de verschillende doelgroepen en wisselende aantallen is het lastig om een concreet aantal woningen jaarlijks hiervoor te reserveren. Met de woningcorporaties zijn daarom afspraken gemaakt om ons gezamenlijk in te zetten voor het huisvesten van deze doelgroepen. Ook de huisvestingsopgaven voor andere doelgroepen, zoals asielzoekers, arbeidsmigranten en statushouders, zorgen voor de nodige uitdagingen. Per 1 januari 2026 ligt er een Woonzorgvisie voor de gemeente Kaag en Braassem. Dit document brengt de huidige en toekomstige woon- en zorgbehoefte van inwoners met een zorg- en ondersteuningsvraag in beeld. Het gaat om doelgroepen zoals ouderen, mensen met een verstandelijke beperking of psychische kwetsbaarheid.
Met de Regionale Realisatieagenda 2023 (RRA) zetten we zoveel als mogelijk, binnen de huidige contouren van de kernen, in op verdichting. In de RRA is ook opgenomen dat enkele gemeenten aanlopen tegen de grenzen van de Bestaand Stads en Dorpsgebied (BSD). Ook in Kaag en Braassem zien we enkele plannen vooralsnog niet doorgaan in verband met de BSD-contouren. Vanuit het woningmarktonderzoek blijkt ook dat de behoefte in de kleine kernen toeneemt in de komende jaren. We zullen daar waar het passend is de hoogte in gaan.
Het rad toont hoe Kaag en Braassem scoort op diverse woonindicatoren, afgezet tegen het landelijk gemiddelde (schaal 3). De gemeente kent relatief hoge WOZ-waardes en een ruime woningdichtheid, wat duidt op een aantrekkelijke, niet-stedelijke woonomgeving. Tegelijkertijd liggen de verkoopprijzen hoog en is het aanbod in het middensegment en de sociale huur beperkt. Ook het woningtekort en de betaalbaarheid van wonen blijven aandachtspunten. Dit profiel vraagt om een evenwichtige nieuwbouwprogrammering met voldoende ruimte voor betaalbare woningen en sociale huur, in lijn met landelijke streefwaarden.

We zetten in op de behoefte van de inwoners en kernen van Kaag en Braassem, rekening houdend met de regionale afspraken. Nieuwbouwplannen in de kernen zijn in eerste instantie bedoeld voor de eigen inwoners en hier zijn nu al verschillende vormen van maatwerk voor om dit te waarborgen. We zetten hiervoor de reeds bestaande en mogelijke toekomstige wettelijke mogelijkheden zo optimaal mogelijk in. Het woningbouwproject Braassemerland voorziet daarbij ook gedeeltelijk in het huisvesten van mensen van buiten onze regio. De ambitie in Kaag en Braassem is: iedereen binnen een redelijke termijn een passende woning op de juiste plek.
In de Regionale Woonagenda van Holland Rijnland en de bijbehorende, meest recente woningbehoefteraming (trendraming) zijn afspraken gemaakt over het toevoegen van woningen aan de woningvoorraad. Elke te bouwen woning wordt afgestemd met Holland Rijnland en met name regio Oost (Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem). Het aantal woningen dat we volgens deze raming en de Provincie nog mogen bouwen in regio Oost is beperkt. In verband met de onzekerheden op de woningmarkt is het echter wel van belang om voldoende plannen op te voeren. We houden dan ook zelf de controle over de algehele woningbouwplanning en gezien het tekort zetten we in op het meer, sneller en betaalbaarder realiseren van woningen.
Bijvoorbeeld door:
het gericht toevoegen van woningtypen waar behoefte aan is in de gemeente en/of kern; zoals sociale- en middeldure huurwoningen of betaalbare koop ( €405.000 in 2025);
het toevoegen van woningtype voor specifieke doelgroepen, zoals bijvoorbeeld zorg- en seniorenwoningen (levensloopbestendig), maar ook woonvormen (bijvoorbeeld Knarrenhof)of jongerenhuisvesting;
het zoeken naar een oplossing voor een onwenselijke activiteit; bijvoorbeeld een bedrijf met een hoge milieucategorie binnen een dorpskern;
het realiseren van ruimtelijke kwaliteitswinst; bijvoorbeeld in het kader van de ‘ruimte voor ruimte-regeling’ en/of door het slopen van vervallen bebouwing;
het meewerken aan functiewijziging van kantoor- , bedrijfs- of maatschappelijke bestemming naar een woonbestemming, mits dit ruimtelijk en milieutechnisch gezien haalbaar is;
Andere vormen van toevoeging zoals splitsen, optoppen, aanbouwen, tijdelijke woningen;
We hebben met de regio Holland Rijnland afspraken gemaakt omtrent sociale woningbouw. Van het totale woningbouwprogramma dient 30% te bestaan uit sociale huurwoningen. Onze inzet daarbij is om deze toe te voegen aan de voorraad van onze lokale woningcorporaties. Dit betekent, dat de betreffende corporatie in een zo vroeg mogelijk stadium bij de planvorming moet worden betrokken. Mochten ontwikkelende partij en corporatie er onverhoopt niet uitkomen dan is de randvoorwaarde dat de (toekomstige) exploitant van de sociale huurwoningen de woningen verhuurt via het regionale woonruimteverdeelsysteem. Daarnaast wordt er vanuit de Regionale Woonagenda ook gestuurd op het middensegment. Minimaal 35%, maar bij voorkeur 40%, van het programma zal moeten bestaat uit middenhuur- (tot €1.184 (prijspeil 2025) of betaalbare koopwoningen (tot de betaalbaarheidsgrens). Vanwege de vele eisen/voorwaarden omtrent (de toewijzing van) sociale huurwoningen is het realiseren van deze woningen binnen kleine woningbouwontwikkelingen (11 woningen of minder) ruimtelijk niet in alle gevallen haalbaar. Daarom is het bij uitzondering mogelijk bij dergelijke plannen het percentage sociale huur en mogelijk middensegment ‘af te kopen’ door de verschuldigde bijdrage te storten in het sociale vereveningsfonds . Deze regeling is aangescherpt en aangevuld met de inzet tot realisatie van woningen in het middensegment. Met het geld uit het fonds kunnen woningbouwprojecten met sociale huur en middenhuur worden gefaciliteerd, door bijvoorbeeld grond te kopen of initiatiefnemers te helpen tot een sluitende exploitatie te komen. Bij het afkopen dient wel een deugdelijke onderbouwing te worden gegeven waarom de realisatie van de 30% sociale huur niet haalbaar is. Een onafhankelijke toets dat er geen overeenstemming volgt met de woningcorporatie kan hierbij als voorwaarde gesteld worden. Bij woningbouwontwikkelingen van 12 woningen of meer is het percentage sociale huur en middensegment een harde eis en kan dit niet worden ‘afgekocht’.
Het bouwen van sociale huurwoningen door ontwikkelende partijen gebeurt bij voorkeur in samenwerking met de woningcorporaties, tenzij kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is. In de huidige prestatieafspraken is vastgelegd dat we periodiek met elkaar om de tafel gaan om de woningbouwmogelijkheden met elkaar te bespreken. De gemeente en woningcorporaties zetten zich ook in om de middenhuurwoningen te realiseren in opdracht van de woningcorporaties. Dit biedt grote kansen in het kader van bijvoorbeeld doorstroming. Voor sociale en betaalbare woningen geldt de Doelgroepenverordening. Die geeft bijvoorbeeld aan dat de koop- en huurwoningen zoveel als mogelijk worden toegewezen aan inwoners uit Kaag en Braassem, tot aan een bepaalde inkomensgrens en bepaalt hoelang deze woningen voor de juiste doelgroep(en) beschikbaar moeten blijven. In de Regionale Woonagenda 2023 zijn instandhoudingstermijnen verlengd. Deze aanpassing moet doorgevoerd worden in het omgevingsplan (voorheen doelgroepenverordening) alsmede een aanpassing van de sociale koopprijsgrens. We sluiten in principe op voorhand geen enkel woningtype uit, omdat er altijd sprake kan zijn van onvoorziene uitzonderingen, maar we richten ons wel zoveel mogelijk op de lokale behoefte. Zo zien we dat de behoefte aan levensloopbestendige woningen oploopt. Zodra een woning als levensloopbestendig wordt aangevraagd, nemen we voorwaarden (o.a. drempelloos en brede deurkozijnen) hiervoor op in de vergunning. Als gemeente staan we positief tegenover het realiseren van flexwoningen, omdat dit ook meer mogelijkheden kan bieden voor bebouwing buiten de bestaande contouren van de kern. In de praktijk blijkt dit ingewikkeld te realiseren in verband geschikte locaties, het financiële plaatje en draagvlak.
Wat betreft woningtypen zijn we terughoudend als het gaat om het meewerken aan nieuwe bedrijfswoningen en woonboten. Voor het eerste type geldt dat de noodzakelijkheid en doelmatigheid aangetoond moet worden en dat tweede bedrijfswoningen nagenoeg zijn uitgesloten.
Voor woonboten geldt een uitsterfbeleid. Overigens betekent dit niet dat we alle vormen van wonen op het water uitsluiten. Initiatieven die passen in de omgeving, met name geclusterd binnen bestaand stedelijk gebied, zullen we op basis van maatwerk beoordelen op haalbaarheid en wenselijkheid. Als het gaat om tijdelijke woningen dan zou dat in elk gebiedstype mogelijk moeten zijn, mits dit geen belemmeringen oplevert (bijvoorbeeld voor omliggende bedrijven). Vrijkomende locaties in bijvoorbeeld glastuinbouwgebieden zouden, wanneer is komen vast te staan dat deze niet langer zinvol kunnen worden ingezet voor glastuinbouw, in eerste instantie ingezet moeten worden ten behoeve van woningbouw en pas daarna voor de inpassing van groen of duurzame energieopwekking.
In Kaag en Braassem wonen relatief veel aankomende ouderen. We zullen nog meer rekening moeten houden met de ontwikkeling van vergrijzing. Ouderen blijven langer in hun eigen (grote) woning wonen, omdat een kleinere woning niet beschikbaar is of omdat de huurlasten van de nieuwe woning hoger en soms te hoog zijn. Daarnaast moet aan de senioren een goed alternatief geboden worden met voldoende ruimte en voorzieningen. Bij veel senioren ligt ook een wens om te wonen in een woonvorm.
Starters op koopmarkt kunnen gelet op hun inkomen en de hoge woningprijzen niet of nauwelijks een woning kopen en worstelen met de betaalbaarheid van woningen. Deze doelgroep blijft daarom langer in een sociale (huur)woning zitten dan gewenst. In theorie is binnen Kaag en Braassem het aandeel sociale woningen in evenwicht met het aandeel huishoudens dat hier qua inkomen op aangewezen is. Een groot aandeel van de huishoudens woont echter in een sociale huurwoning terwijl zij een inkomen hebben boven de inkomensgrens voor een sociale huurwoning. Deze huishoudens noemen we ook wel ‘scheefwoners’. Het is van belang om dit scheefwonen te beperken.
Een manier om doorstroming op de woningmarkt te stimuleren en doelgroepen van een geschikte woonruimte te kunnen voorzien, is het van belang om op korte termijn de juiste woningtypes te realiseren, zoals betaalbare koopwoningen en middeldure huurwoningen. Met de inzet van o.a. lokaal maatwerk, doorstroomadviseur en andere instrumenten kunnen inwoners gestimuleerd worden om te verhuizen. Daarnaast zullen we in samenwerking met de woningcorporaties nagaan hoe doorstroming gestimuleerd kan worden, bijvoorbeeld met inzet van lokaal maatwerk of de eventuele inzet van een zogenaamde doorstroommakelaar.
Wij krijgen als gemeente steeds meer verantwoordelijkheden en hebben zodoende te maken met verschillende huisvestingsvraagstukken. Bijvoorbeeld arbeidsmigranten die zich hier – al dan niet tijdelijk (seizoenarbeiders) – willen vestigen. Onze ondernemers kunnen niet zonder deze arbeidsmigranten, gezamenlijk willen we zorgen voor de realisatie van goede, veilige en menswaardige huisvesting van arbeidsmigranten in de gemeente. We zien wel een primaire taak voor bedrijven en uitzendorganisaties om deze huisvesting te realiseren. Het betreft dan ook een vorm van huisvesting wat in principe ook geen invloed heeft op de reguliere woningvoorraad. In 2023 is hiervoor de herziene ‘Beleidsregel huisvesting arbeidsmigranten’ opgesteld. Deze beleidsregel is van toepassing op de logiesgewijze huisvesting van arbeidsmigranten op locaties binnen de verschillende gebiedstypen van de gemeente. Dit biedt ons dan ook een basis om medewerking te verlenen aan particuliere initiatieven voor huisvesting van arbeidsmigranten. Daarnaast is op 15 april 2025 is de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten in werking getreden. De wet moet misstanden in de uitzendsector, zoals uitbuiting en slechte arbeidsomstandigheden, tegengaan. Onze gemeente heeft met de huisvestende partijen de taak uitvoering te geven aan deze wet.
De spreidingswet en het daarbij behorende capaciteitsbesluit geven een wettelijke taakstelling van 179 plekken voor asielopvang in Kaag en Braassem. Er wordt gezocht naar een geschikte grotere locatie in samenwerking met de gemeente Nieuwkoop. Dit betreft een specifieke huisvestingsopgave en zal niet ten koste gaan van de reguliere woonvoorraad.
Naast deze twee specifieke doelgroepen, onderscheiden we ook zes zogeheten ‘bijzondere doelgroepen’. Voor een aantal van deze doelgroepen zijn er in de woonregio Holland Rijnland al regelingen beschikbaar, waaronder de urgentie- en contingentenregeling. De contingentenregeling is bedoeld voor mensen die uitstromen uit een instelling voor beschermd wonen, maatschappelijke opvang, jeugdzorg of met verstandelijke beperking naar een zelfstandige woning. Hieronder worden deze specifieke doelgroepen nader toegelicht:
Inwoners met ernstige psychische problemen - Met ingang van 2023 krijgen gemeenten een nieuwe verantwoordelijkheid voor beschermd wonen en maatschappelijke opvang. Met de hervorming van de zorg gaan steeds meer mensen zelfstandig of geclusterd wonen, ook mensen met psychische problemen. Dit is vaak met ambulante begeleiding in plaats van in intramurale voorzieningen. Daarmee is er dus ook minder behoefte aan grote, dure zorginstellingen.
Inwoners met een (licht) verstandelijke beperking - Inwoners met een (lichte) verstandelijke beperking (lvb) hebben beperkingen op het gebied van het intellectueel en adaptief functioneren die ontstaan zijn in de ontwikkelingsperiode. Een trainingswoning kan hier uitkomst bieden, waarbij zij in zekere mate zelfstandig wonen maar ondersteund worden door een zorgpartner om uiteindelijk uit te stromen naar een zelfstandige woning zonder ondersteuning (of ondersteuning op andere vlakken).
De ‘tussen wal en schip groep’ - Er bestaat een groep inwoners die niet in aanmerking komt voor de huidige urgentieregeling of contingent-woningen. Voor deze groep wordt gezocht naar een flexibel aanbod om hen te voorzien van een woning. Naast deze situaties zijn er ook inwoners in een sociaal kwetsbare situatie die niet tot bovengenoemde groepen gerekend kunnen worden en ook ‘tussen wal en schip’ vallen.
Dak- en thuislozen - Inwoners die om welke reden dan ook dakloos raken en niet in staat zijn om zich op eigen kracht in de samenleving te handhaven kunnen een beroep doen op de maatschappelijke opvang. Vaak is hierbij sprake van meervoudige problematiek. Denk hierbij aan (ernstige) psychische problemen in combinatie met bijvoorbeeld verslaving, een licht verstandelijke beperking en/of schulden. Sommigen van hen kunnen beter in een prikkelarme omgeving wonen. Daarnaast is uit de ETHOS telling van 2024 gebleken dat dakloosheid vaak onzichtbaar is en regelmatig voorkomt bij jongvolwassenen en mensen die tijdelijk bij familie of vrienden verblijven. Daarom zetten wij als gemeente, samen met regionale partners, actief in op het verbeteren van de maatschappelijke opvang en zoeken we naar aanvullende oplossingen op zowel korte als lange termijn.
Ex-gedetineerden - Gedetineerden van wie de detentieperiode is afgelopen keren in principe terug naar de gemeente waar zij voorheen woonden. Slechts in sommige situaties kunnen zij een beroep doen op een contingentwoning via de reclassering of via een van de zorgpartners zoals Exodus. Op te merken is dat het hier in Kaag en Braassem gaat om een relatief kleine groep.
Statushouders - Twee keer per jaar wordt er vanuit de Rijksoverheid een taakstelling opgelegd voor het aantal te huisvesten statushouders. Met de woningcorporaties hebben we afspraken gemaakt over de verdeling van deze taakstelling. Daarnaast wordt ook de samenwerking gezocht met de maatschappelijke partners voor de begeleiding van statushouders. Het aantal statushouders wat per jaar aan onze gemeente gekoppeld wordt blijft groot, dit levert een constante druk op voor onze woningcorporaties en de lokale woningmarkt.
Deze specifieke huisvestingsvraagstukken en de huidige tekorten in de woningvoorraad zorgen, zoals gezegd voor een oplopende druk. Er zijn te weinig (passende) woningen. Samen met de betrokken partijen kijken we dan ook naar alternatieve mogelijkheden om extra woningen te realiseren, zoals de inzet van flexwoningen, optoppen, splitsen, aanplakken en/of kamergewijze verhuur, om verdringing van andere woningzoekenden in de reguliere woningvoorraad te beperken.
Deze alinea betreft een samenvatting van hetgeen we willen bereiken voor bovenstaande drie opgaven tezamen.
Passend aanbod bieden voor al onze inwoners, ook rekening houdend met de huisvestingsvraagstukken voor specifieke doelgroepen, zodat zij in Kaag en Braassem kunnen blijven wonen, of binnen een redelijke termijn een woning kunnen vinden. Voor hen is voldoende woonruimte aanwezig, die past bij hun levensfase, inkomen en mogelijke ondersteuningsvraag. Daarom zetten we in op:
het (sneller) bouwen van betaalbare woningen voor ouderen, starters en jongeren om zo de doorstroming te stimuleren;
het sturen op voldoende sociale huurwoningen en woningen in het middensegment in de toekomstige woningbouwontwikkelingen;
het inzetten op gedragen plannen door gemeente, initiatiefnemers en de gemeenschap;
het realiseren van geschikte woonvoorzieningen voor bijzondere doelgroepen;
het realiseren van flexibele, tijdelijke woonconcepten om acute woonproblemen op te lossen;
het verzorgen van humane huisvesting voor arbeidsmigranten.
Bouwen in een tijd van schaarse mogelijkheden vraagt om duidelijke keuzes.
Voor wie bouwen we, waar bouwen we en wat bouwen we?
We bouwen voor alle doelgroepen, maar hebben op basis van woononderzoeken een extra focus op jongeren, starters en senioren uit de eigen gemeente. Daarnaast proberen we scheefwoners en mensen die niet meer passend wonen door te laten stromen op de woningmarkt. Ook de mensen die tussen wal en schip dreigen te vallen zijn nadrukkelijk in beeld en proberen we te huisvesten.
We gebruiken de mogelijkheden van lokaal maatwerk volledig om inwoners van Kaag en Braassem voorrang te geven bij de toewijzing van zowel nieuwe als bestaande woningen. In de prestatieafspraken met de woningcorporaties hebben we hier afspraken over gemaakt.
We zetten in op woningbouw in al onze dorpen. Grootschalige woningbouw concentreert zich voornamelijk in de kernen waar voorzieningen zijn (Roelofarendsveen, Oude Wetering, Leimuiden en Woubrugge). Maar ook voor de andere dorpen is (kleinschaliger) woningbouw van belang, om zo de dorpen leefbaar te houden en voorzieningen in stand te kunnen houden. We bouwen bij voorkeur binnen het bestaand stads- en dorpsgebied (‘inbreiden’) en in de nabijheid van openbaar vervoer. De definitie van bestaand stads en dorpsgebied is “Bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.” Deze definitie van de provincie Zuid-Holland is leidend, de BSD-kaart is in principe indicatief. Op de kaarten als bijlagen bij hoofdstuk 10 Gebiedstypen komt de contour van ‘Dorpen’ overeen met die BSD-contour. Om qua woningbouwproductie deze locaties kwantitatief maar zeker ook kwalitatief zo optimaal mogelijk te benutten, wordt gekeken naar de mogelijkheden voor verdichting. Hoger bouwen dan tot nu toe gebruikelijk is in Kaag en Braassem (vier à vijf lagen) is daarbij zeker een optie, mits dit op de betreffende locatie (mede in relatie tot de omgeving van de bouwlocatie) stedenbouwkundig aanvaardbaar wordt geacht.
De gebiedsontwikkeling Braassemerland zal de komende jaren verder vorm krijgen in een voormalig glastuinbouwgebied van Roelofarendsveen, als resultaat van een transformatie. De nieuwbouwwijk kent in totaal elf fasen die gericht zijn op recreërend wonen in een waterrijke omgeving. In de gebiedsontwikkeling is tevens ruimte voor bepaalde voorzieningen zoals scholen. Braassemerland zal ruimte bieden aan zowel inwoners van Kaag en Braassem als ook woningzoekenden uit de regio.
Het aantal geschikte en overgebleven inbreidingslocaties is, zeker in de kleinere kernen, te beperkt. Bovendien zijn inbreidingslocaties relatief duur, wat de doelstellingen van onze gemeente maar ook van het Rijk en de provincie om meer sociaal en betaalbaar te bouwen, onder druk zet. Wij zetten daarom eveneens in op het kunnen bouwen van woningen buiten de BSD-contour. Als voorschot daarop hebben we zelf een tweede contour opgenomen (de lichtere arcering ‘bestaand stedelijk gebied’ op de kaarten), wat wij aanmerken als reeds bestaand stedelijk gebied. Daarnaast schetsen we bij de dorpsperspectieven door middel van een pijl de ‘logische’ uitbreidingsrichting per kern. Het gaat dan eigenlijk altijd om het bouwen aan de dorpsranden op zoek naar logische grenzen om dorpen ‘af te maken’, zodat de impact op het open landschap beperkt blijft. Het belang van een goede landschappelijke inpassing is groot. Bij een eventuele ontwikkeling aan een dorpsrand moet dan ook extra aandacht besteed worden aan de geleidelijke overgang tussen woonwijk en open landschap. We gaan geen ‘nieuwe dorpen stichten’ midden in de polder. Het uitgangspunt voor Kaag en Braassem is dan ook: ‘inbreiden waar het kan, uitbreiden waar het moet’.
Wij zullen ons, samen met onze stakeholders en de andere regiogemeenten, stevig blijven inzetten om deze tweede contour ook vastgelegd te krijgen in het Provinciale beleid. Wanneer er in de tussentijd binnen deze tweede contour of logische uitbreidingsrichting initiatieven worden ontwikkeld die én volledig passen binnen onze volkshuisvestelijke en ruimtelijke eisen, én (in voldoende mate) gedragen worden door de betreffende dorpsgemeenschap zullen wij deze als gemeente ondersteunen. Het is hierin van belang om gezamenlijk (college, raad en initiatiefnemers) achter deze initiatieven te gaan staan en ons, ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid, inspannen om deze ontwikkelingen mogelijk te maken. Zie voor een gedetailleerde toelichting de beschrijving van de gebiedstypen en dorpsperspectieven in hoofdstuk 10.
In gebieden die gevoelig zijn voor bodemdaling houden we bij de bouw rekening met de ondergrond. Dat doen we bijvoorbeeld door het maaiveld op te hogen en de bodem voor te belasten, zodat verzakkingen zoveel mogelijk worden beperkt. Op die manier zorgen we ervoor dat ook in deze gebieden duurzaam gewoond kan worden.
Deze vraag bekijken we per initiatief en het antwoord kan dus ook per geval verschillen. Ruimtelijke ontwikkelingen zijn immers vaak maatwerk en hoofdmoot is dat de ontwikkeling fysiek gezien ‘passend is voor de locatie en in de omgeving’. Dat gaat bijvoorbeeld om bouw- en goothoogtes, woningtypen en de situering in de bestaande omgeving. Een stedenbouwkundige moet elk nieuwbouwvoorstel beoordelen en positief onderbouwen. In specifieke gevallen kan er een beeldkwaliteitsparagraaf geëist worden. Het is goed om te beseffen dat uitbreiding en hoogbouw (hoger dan vier lagen dan wel hoger dan 12/13 meter) geen doelen op zich zijn, maar voortkomen uit het volkshuisvestingsvraagstuk. De beschikbare ruimte voor woningbouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied is zogezegd beperkt en dus sluiten we hoogbouw met name in de centrum dorpse kernen Leimuiden, Oude Wetering, Roelofarendsveen en Woubrugge niet uit. De kleinere kernen, aangemerkt als landelijk dorps, zijn in de basis minder geschikt voor hoogbouw.
In alle gevallen stellen we duidelijke voorwaarden bij hoogbouwinitiatieven en toetsen we aan aspecten als schaduwwerking, alzijdigheid (architectuur) en de vormgeving van de openbare ruimte. Begin 2021 is de ‘Visie op hoogbouw en inbreiden/uitbreiden’ voor de hele gemeente vastgesteld, waarin dieper ingegaan wordt op wat wij als gemeente verstaan onder hoogbouw en hierin komen ook alle aspecten waaraan getoetst zal worden aan de orde.
Ten slotte is het aantal woningen dat we tot 2030 mogen programmeren volgens de provincie beperkt. We zien echter dat door de onzekerheden in de markt het risico op planuitval groot is en het dus van belang is om toch de aantallen te verhogen en nieuwe plannen op te blijven voeren. Het is daarbij van groot belang om meer te sturen op de kwaliteit, met de focus op sociale- en betaalbare woningen. Met de kwaliteit van plannen bedoelen we ook het juiste woningtype voor de doelgroepen die we willen voorzien van een passende woning en toekomstbestendig/klimaatadaptief bouwen.
Het (sneller) bouwen van meer woningen, met als uitgangspunt het realiseren van meer woningen in het sociale én betaalbare segment.
Kansen vergroten op een woning voor inwoners van Kaag en Braassem door het toepassen van lokaal maatwerk waar mogelijk.
Het behoud of bij voorkeur verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en het woonklimaat door op de juiste plek te bouwen.
Het behoud van een gezond leefklimaat en voorzieningen binnen de kernen door op de juiste plek en voor de juiste doelgroep te bouwen.
Bij de realisatie van nieuwe woningen moet er op basis van de wet- en regelgeving altijd sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat. Het is van belang dat er een goede en verkeersveilige ontsluiting bij nieuw te ontwikkelen locaties wordt ingepast. Ook zal een nieuwe woningbouwontwikkeling moeten voldoen aan voldoende ruimte voor groen, water en biodiversiteit. Er dient gebouwd te worden volgens de landelijke maatlat voor een groene en klimaatadaptieve omgeving. In deze maatlat staan ontwerpeisen opgenomen voor het tegengaan van wateroverlast, hittestress, bodemdaling, droogte en biodiversiteitsverlies.
Naast klimaatadaptatie is het ook belangrijk dat zowel de lucht- als de bodemkwaliteit geschikt zijn om te wonen. Daarnaast mag er geen sprake zijn van (overmatige) geur-, geluid-, licht- en/of trillinghinder. Het behouden van de huidige geluidssituatie en waar mogelijk het verbeteren hiervan is het uitgangspunt in de gemeente. Met de komst van de Omgevingswet gelden geen landelijke regels meer voor geluid. We kunnen zelf (gemotiveerd) geluidnormen stellen. Deze geluidnormen kunnen daarbij ook gebiedsgericht worden toegepast. Zo kan er bijvoorbeeld voor het aspect geluid in het centrumgebied of op een bedrijventerrein meer geluid worden toegestaan dan bijvoorbeeld in het buitengebied of in een (rustige) woonwijk. We streven ernaar om bij het stellen van geluidnormen rekening te houden met de gestelde uitgangspunten voor een type gebied. Ook is het noodzakelijk dat we bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen de toekomstige bewoners beschermen tegen geluidhinder. Voor geluid door activiteiten, spoor- en wegverkeer worden in het omgevingsplan nadere regels gesteld.
Vanuit het oogpunt van veiligheid worden risicovolle activiteiten niet toegelaten op plaatsen waar ze conflicteren met de leefbaarheid. Daarbij is er aandacht voor de grenswaarden in het kader van externe veiligheid, bijvoorbeeld ten opzichte van een lpg-tankstation of transportroute van gevaarlijke stoffen. Bij elk (bouw)plan is het belangrijk om de omgevingsveiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te beperken. Dit doen we door het beschermen van kwetsbare groepen van mensen. Daarom willen we bij voorkeur geen nieuwe gebouwen en functies waarin kwetsbare groepen verblijven (zoals kinderdagverblijf, verzorgingshuis of een ziekenhuis) in de omgeving van een risicobron. Voor deze groepen kijken we zoveel mogelijk naar alternatieve locaties. Ook houden we zoveel mogelijk afstand tussen een risicobron en woon- en werkgebieden. Het streven is om nieuwe zeer kwetsbare gebouwen bij voorkeur niet binnen explosie- en brandaandachtsgebieden van risicobronnen toe te laten. In het omgevingsplan stellen we hierover regels op.
In het kader van een gezonde en veilige leefomgeving zijn we daarnaast kritisch op het gebruik van houtkachels, drones en het hobbymatig houden van dieren. Daarbij houden we rekening met de beperkingenzones (o.a. de contouren vanuit het Luchthavenindelingbesluit Schiphol) die van toepassing zijn voor onze gemeente.
De gemeente Kaag en Braassem is een welstandsluwe gemeente, maar dat betekent niet dat alles mogelijk is. Ontwikkelingen moeten passen bij de aard en schaal van een gebied. Bovendien zijn we extra zuinig op het beperkte lijstje van karakteristieke panden (voorheen gemeentelijke monumenten) en de linten die aangemerkt zijn als karakteristiek gebied (voorheen beschermd dorpsgezicht) in onze gemeente. Het onderhouden van dergelijke panden gaat de gemeente Kaag en Braassem meer geld kosten en het wordt steeds lastiger voor particulieren om dit op te brengen. Het splitsen van rijksmonumenten of karakteristieke panden naar meer woningen kan een bijdrage leveren aan het behoud van deze panden. Nieuwe ontwikkelingen moeten in principe altijd voorzien in voldoende parkeergelegenheid conform de gemeentelijke Nota Parkeernormen. Parkeren mag in principe niet ten koste gaan van openbaar groen en bovendien proberen we duurzame mobiliteit (zoals wandelen, fietsen, deelsystemen en openbaar vervoer) zoveel mogelijk te stimuleren. Wanneer deze aspecten niet passend blijken te zijn voor de uiteindelijke realisatie zijn er mogelijkheden om maatwerk toe te passen.
Er is bij woningen ruimte voor andere activiteiten zoals recreatie (bijv. bed & breakfast) of bedrijvigheid (bedrijf of beroep aan huis). De mate waarin dat mogelijk is, verschilt per gebied. In alle gevallen moet er sprake zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en wegen we de verkeersaantrekkende werking van dergelijke functies goed mee. Daarnaast mogen bij de oprichting van nieuwbouwwoningen bestaande omliggende bedrijven niet beperkt worden in hun bedrijfsactiviteiten en (uitbreidings)mogelijkheden. Aan de andere kant mogen diezelfde nabijgelegen bedrijven geen belemmering vormen voor het woon- en leefklimaat van de nieuwe woning(en). Ook zien we het belang van voldoende mogelijkheden tot recreatie in de eigen woonomgeving, waarbij gedacht kan worden aan een goede invulling van het openbaar groen of de aanleg van nieuwe en/of de aansluiting op bestaande wandel- en fietspaden.
De fysieke leefomgeving heeft effect op hoe inwoners hun leefomgeving ervaren, op hun welzijn en veiligheidsgevoel. Hier houden we rekening mee bij woningbouwplannen en woningtoewijzing. Aan de hand van de LIOR (Leidraad Inrichting Openbare Ruimte) sturen we bijvoorbeeld op de vormgeving van de openbare ruimte. Zo zorgen we onder meer voor voldoende openbaar groen, toegankelijkheid van de kernen en de verkeersveiligheid. We hechten bijvoorbeeld veel waarde aan goed bereikbare en verkeersveilige kernen. We stimuleren het langer thuis blijven wonen, mede door het creëren van veilige en schaduwrijke loop- en fietsroutes naar bijvoorbeeld de winkels of de huisarts. Ten slotte proberen we sluipverkeer zo veel als mogelijk tegen te gaan. Dit zijn belangrijke aspecten voor een prettige leefomgeving. Door de sturing op deze normen kan echter ook de betaalbaarheid van woningen soms onder druk komen te staan. Dit vraag om het maken van keuzes, waarbij we bereid zijn om (indien noodzakelijk) gezamenlijk te komen tot een maatwerkinvulling van deze normen, om zodoende wel voldoende betaalbare woningen te kunnen realiseren in de gemeente.
Kaag en Braassem ligt vlakbij de luchthaven Schiphol en onder de start- en aanvliegroutes van de Kaagbaan. De luchthaven heeft een grote impact op de omgeving en samenleving. We streven naar verbetering van de leefbaarheid en terugdringen van hinder voor inwoners. De gemeente is van mening dat bij weging van belangen, de economische belangen niet meer zoals in het verleden voorop mogen worden gesteld, maar in een goede balans met de overige belangen moeten worden gebracht.
We sluiten daarbij aan bij de doelstelling ‘Minder hinder voor iedereen’ van de bestuurlijke regio Schiphol. Dat betekent een betere luchtkwaliteit en minder geluidsoverlast. Het is van belang dat er geen aanpassingen van het baangebruik komen die nadelig uitpakken voor de bewoners in Kaag en Braassem. De Kaagbaan is één van de preferente banen en de meest ingezette startbaan van Schiphol. Het verplaatsen van vluchten naar de Kaagbaan moet niet als oplossingsrichting worden gezien. De gemeente brengt dit standpunt in bij de diverse projecten en procedures die vanuit de rijksoverheid zijn gestart, zoals de Luchtruimherziening en het Luchthavenverkeersbesluit. Daarbij is de huidige norm, het aantal ernstig gehinderden, geen goede maatstaf. De gemeente pleit voor een eerlijke verdeling van overlast op basis van een nieuw normenstelsel, gericht op individuele rechtsbescherming.
Wat betreft de opwekking van duurzame energie zetten we in op het zo efficiënt mogelijk benutten van alle daken voor zonnepanelen. Woningen moeten gasloos worden gebouwd. Nieuwbouwontwikkelingen voldoen aan de ontwerprichtlijnen afkomstig uit de landelijke maatlat voor een groene klimaatadaptieve gebouwde omgeving. Waar groennormen in het gedrang komen kan gekeken worden naar alternatieven, zoals groene daken en gevels. Wat betreft uitbreiding aan de dorpsranden, gaat de voorkeur uit naar woningbouw. Waar nieuwe woningen gebouwd worden, wordt ook in voldoende mate ruimte gegeven voor groen, water en de biodiversiteit. Dit zal de aantrekkelijkheid van een woongebied ook ten gunste komen.
Kaag en Braassem is een bedrijvige gemeente, mede door de strategische ligging aan de rijksweg A4 in het waterrijke deel van het Groene Hart tussen de Noord en Zuidvleugel van de Randstad en in de buurt van Schiphol. Hoewel de gemeente oorspronkelijk een sterke agrarische ondernemersgeest had, zien we tegenwoordig ook steeds meer maakbedrijven en dienstverleners die dezelfde passie delen. Daarnaast is de gemeente een aantrekkelijke vestigingslocatie voor zowel (groeiende) reeds gevestigde als nieuwe bedrijven. Naast verschillende bedrijventerreinen kenmerkt onze gemeente zich door meerdere duurzame glastuinbouwgebieden en een groot aanbod aan recreatieve voorzieningen. Daarnaast willen we met de ontwikkeling van bedrijventerreinen, glastuinbouwgebieden en de recreatieve sector in de aankomende jaren kansen benutten en onze economie gezond houden. Naast de ruimtelijke inpassing is het ook van belang om het onderwijs aan te laten sluiten op de vraag vanuit de arbeidsmarkt en is de inburgering van nieuwkomers vanuit het buitenland een belangrijke opgave. Voor onze ondernemers is het ook van belang om samen in te zetten op (de gevolgen van) onder andere de energietransitie en klimaatadaptatie.
Voldoende ruimte voor ondernemers is niet alleen belangrijk voor bedrijven, maar ook voor de bewoners in Kaag een Braassem. Een ondernemende gemeente bruist en daagt uit. Veel maatschappelijke problemen kunnen worden beperkt door een ondernemend klimaat te stimuleren.
Zoals reeds is benoemd in de inleiding hecht de gemeente veel waarde aan samenwerkingsverbanden met verschillende partijen, om zo samen de gemeente voorruit te helpen. Ook voor het bedrijfsleven zoekt de gemeente naar samenwerkingsverbanden. Zo werkt de gemeente nauw samen met het Economisch Overleg Platform (EOP), dat bestaat uit vertegenwoordigers van zowel de gemeente als de ondernemersvereniging (OVKB). Een goede relatie tussen de gemeente en de lokale ondernemers is van levensbelang voor het lokale bedrijfsleven, waarbij communicatie cruciaal is. Open communicatie, gebaseerd op wederzijds vertrouwen en waardering, is noodzakelijk om randvoorwaarden te scheppen voor een vitaal en duurzaam bedrijfsleven. Deze randvoorwaarden, die bij de thema’s in de economische visie van het OVKB zijn benoemd, zijn nodig om ruimte te geven aan ondernemers en aan het ondernemerschap waar onze gemeente al zoveel jaren trots op is.
De economie binnen onze gemeente scoort op de indicatoren werkgelegenheid, economische zelfredzaamheid, gemiddeld inkomen per inwoner en kennis en innovatie gelijk aan of zelfs beter dan het landelijk gemiddelde. Zo telt Kaag en Braassem 135 banen per 1000 inwoners, vergeleken met 100 banen per 1000 inwoners landelijk. Ook op het gebied van economische zelfredzaamheid, de mate waarin een inwoner zelfstandig zonder hulp kan rondkomen, scoort Kaag en Braassem hoger dan het landelijk gemiddelde. De bijstandsdichtheid binnen onze gemeente is bijvoorbeeld 1 op 1000 inwoners, terwijl dit landelijk 34 op 1000 inwoners is.
Op het gebied van kennis en innovatie, bestaande uit de indicatoren opleiding (WO, HBO, MBO of laag opgeleid) en het aantal innovatieve bedrijven, is er voor de gemeente nog winst te behalen. Kaag en Braassem scoort echter wel gelijk aan het landelijke gemiddelde.
Al met al wijzen deze scores op een gezonde en sterke economie binnen Kaag en Braassem. Het is van belang om deze positieve ontwikkeling ook in de toekomst te blijven monitoren en hierop te blijven inspelen.

We willen dit doen door ondernemers te stimuleren en nieuwe bedrijven de kans te geven. Specifiek is daarbij aandacht voor:
De bedrijventerreinen in onze gemeente zijn van groot belang voor onze lokale ondernemers. Bij lokale bedrijven is behoefte aan zogenoemde ‘doorschuiflocaties’, waarbij zij kunnen uitbreiden of verplaatsen naar een nieuw bedrijventerrein. Bij (uitbreiding van) onze bedrijventerreinen willen we ruimte bieden aan (het doorgroeien van) lokale ondernemers. Door als gemeente een actievere rol in het grondbeleid te nemen, probeert de gemeente uitbreidingen van bedrijven mogelijk te maken. In het omgevingsplan zullen we de regels hier, binnen de grenzen van het mogelijke, op richten.
Bedrijventerreinen dragen onder andere bij aan meer werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen. De huidige bedrijventerreinen Veenderveld, de Lasso en Drechthoek zijn over het algemeen goed bereikbaar en kennen een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Er is alleen geen ruimte om uit te breiden of te ontwikkelen in het ondernemen, terwijl ondernemers daar wel behoefte aan hebben. We streven naar optimaal ruimtegebruik van bestaande terreinen, stimuleren nieuwvesting van arbeidsintensieve bedrijven en zetten ook in op het zoeken naar geschikte locaties voor het realiseren van enkele hectares nieuw bedrijventerrein. Zo is de ontwikkeling van Drechthoek II een volgende fase ingegaan. Dit bedrijventerrein zal ruimte bieden aan kleinschalige bedrijven tot middelgrote ondernemingen, met de eerste kavels die naar verwachting in 2026 worden uitgegeven. Deze uitbreiding zorgt voor een netto toename van 8 hectare aan ruimte voor ondernemers. Aan de Boskade in Hoogmade worden 14 hoogwaardige bedrijfsunits en 2 kantoor-opslaggebouwen gerealiseerd. Daarnaast blijven we in gesprek met betrokken partijen over de mogelijke ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein ten westen van de N445 nabij Nieuwe Wetering. Dit geldt ook voor de mogelijke ontwikkellocatie van Veenderveld II, die de gemeente verder zal onderzoeken als het bedrijventerrein ten westen van de N445 geen optie blijkt te zijn. Het niet meenemen van deze locatie kan namelijk betekenen dat de gemeente vanuit de provincie geen ontwikkellocatie meer toegewezen krijgt. Dit wil de gemeente voorkomen. Zo faciliteren we ruimte voor grote bedrijven, maar bieden we ook ruimte voor MKB welke behoefte hebben aan bedrijfsunits.
Om (bestaande) bedrijventerreinen tot een succes te maken, is het wenselijk om bedrijven zoveel mogelijk te clusteren op deze terreinen en dus te laten verdwijnen uit de kernen, het glastuinbouwgebied en het buitengebied. Om dit tot een succes te maken, neemt de gemeente een proactieve houding aan op het gebied van handhaving van de bestemmingsplannen, zodat de terreinen gebruikt blijven worden waarvoor ze zijn bedoeld. Daarnaast stimuleert de gemeente Bedrijfinvesteringszones (BIZ), KVO (Keurmerk Veilig Ondernemen) keurmerken en actieve vormen van parkmanagement. Zowel Bedrijvenpark de Lasso als Bedrijvenpark Veenderveld hebben een actief parkmanagement en zijn beide in het bezit van een KVO-keurmerk. Dit zorgt voor verhoogde veiligheid op onze bedrijventerreinen en korte lijnen met de gemeente, waardoor er snel geacteerd kan worden. Dit succes ziet de gemeente graag ook bij andere bedrijventerreinen, waaronder Drechthoek II en ondersteunt het parkmanagement waar nodig om dit te bewerkstelligen.
Om een aantrekkelijk vestigingsgebied voor bedrijven te blijven, spelen bereikbaarheid, duurzaamheid en energie een belangrijke rol in de toekomst. Goede ontsluitingen op het hoofdnet zijn essentieel voor de bedrijventerreinen en hun medewerkers om de bedrijfsvoering soepel te laten verlopen. Ook digitale bereikbaarheid is van belang, waarbij glasvezelinternet op alle bedrijventerreinen beschikbaar moet zijn. De gemeente zet zich daarnaast in voor de veiligheid van weggebruikers binnen de bedrijventerreinen door veilige voetgangersplaatsen en oversteekplaatsen voor fietsers te realiseren. Verder stimuleert de gemeente energiebesparende maatregelen en investeert zij samen met partners in duurzame kansen. Door de toenemende elektrificatie is een grotere energiecapaciteit essentieel, wat aanzienlijke verzwaringen van het energienet vereist. De gemeente ondersteunt en stimuleert de realisatie van energiehubs en andere voorzieningen om piekbelasting op te vangen. Daarnaast speelt de gemeente een faciliterende rol bij de aanleg van laadpunten en faciliteiten voor deelvervoer, wat bijdraagt aan een duurzamere toekomst.
De gemeente ondersteunt de versterking van de detailhandel in de hoofdwinkelgebieden en gaat de vestiging van winkelbedrijven buiten de winkelconcentratiegebieden in de verschillende kernen juist tegen. Detailhandel op bedrijventerreinen, in het glastuinbouwgebied of in het buitengebied is niet toegestaan, met uitzondering van perifere en volumineuze detailhandel op bedrijventerreinen en de verkoop van streekproducten in het glastuinbouwgebied of het buitengebied. Dit kan effectief worden geregeld in de bestemmingsplannen, waarbij we aansluiten bij het regionale en provinciale beleid. Daarnaast streven we naar minder stenen en meer groen in de winkelgebieden, wat bijdraagt aan betere afwatering, verkoeling en een fraaier beeld. Een compleet aanbod van voorzieningen maakt dorpscentra aantrekkelijk, waarbij goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid essentieel zijn. Dit is voor alle partijen interessant: ondernemers profiteren van een concentratie van winkelbedrijven door de extra toestroom van koopkracht naar die gebieden, en inwoners hebben baat bij een compleet aanbod van voorzieningen in een verzorgd winkelgebied.
In Roelofarendsveen is het hoofdwinkelgebied geconcentreerd rondom het Winkelhart, bestaande uit Noordhoek, Noordeinde, Noordplein en Zuidplein. Daarnaast is het aanbod van winkels voor niet-dagelijkse goederen toegenomen en hebben veel ondernemers geïnvesteerd in hun bedrijven, wat meer bezoekers uit de regio aantrekt. In de komende tijd onderzoeken we mogelijkheden om het aanbod te versterken of te verbreden en bekijken we of een standplaatsenbeleid voor ambulante handel hierbij kan helpen. De gemeente houdt parkeren gratis om het winkelgebied aantrekkelijk te houden voor bezoekers. In Leimuiden is het dorpshart herontwikkeld, met aandacht voor een verzorgd winkel- en woongebied. De gemeente richt zich nu op de optimalisatie van het parkeerterrein en de verkeersdoorstroming. De Meerkreuk in Oude Wetering fungeert als buurtwinkelcentrum met de supermarkt als trekker, waarbij handhaving van het huidige winkelbestand belangrijk is. In Hoogmade en Woubrugge vervullen buurtwinkels, waaronder supermarkten, een sociale spilfunctie.
Zoals eerder al is aangegeven, is verbetering van de infrastructuur cruciaal voor een goede verbinding met winkelgebieden in de diverse kernen. Voldoende mogelijkheden voor laden en lossen, evenals voldoende fietsenrekken, zijn hierbij belangrijke aandachtspunten. Voor de totale detailhandel in Kaag en Braassem zijn de toekomstige woningbouw- en recreatieplannen van groot belang voor de handhaving en mogelijke uitbreiding van het winkelbestand.
Kaag en Braassem profileert zich als recreatiegemeente en is onderdeel van de Hollandse Plassen en het Groene Hart. De komende jaren zal, zo is de verwachting het aantal binnenlandse bezoekers uit de regio, maar ook uit omringende landen alleen maar toenemen. De horeca en de verblijfsrecreatiesector spelen een cruciale rol in onze gemeente, zowel als visitekaartje voor bezoekers als belangrijke werkgever. Wij, als gemeente, erkennen de essentiële rol die horeca speelt in onze gemeenschap. Een goed ondernemingsklimaat vereist duidelijke prioriteiten en samenwerking. We vinden het belangrijk dat onder andere de opbrengsten van de logiesbelasting worden geïnvesteerd in sectorgerichte projecten, zoals het verbeteren van infrastructuur, fietspaden en wandelroutes, vaarroutes en recreatieve voorzieningen. Transparantie en directe betrokkenheid van ondernemers in de besteding van deze middelen zijn voor ons essentieel.
Naast het feit dat de horeca- en de verblijfsrecreatie een belangrijk visitekaartje is, heeft het ook een belangrijk aandeel in het faciliteren van evenementen. Evenementen spelen namelijk een rol in het bevorderen van zowel de economische als sociale cohesie binnen onze gemeente. Gemeente is met het vernieuwde evenementenbeleid partner in evenementen en heeft drie aanspreekpunten voor zowel organisatoren vanuit de horeca als de vele vrijwilligersorganisaties die de dorpen van Kaag en Braassem kleur geven met hun evenementen.
Bovenstaand gaat gepaard met het creëren van een eerlijk speelveld voor alle partijen, waarbij de gemeente horecaondernemers stimuleert om te blijven verduurzamen en innoveren. Door gezamenlijk op te trekken, kunnen we het ondernemingsklimaat versterken en ruimte creëren voor nieuwe ideeën en groei. Een bloeiend ondernemingsklimaat ontstaat alleen wanneer er een gezamenlijke visie is voor de horeca, waarin ondernemerschap, innovatie en samenwerking centraal staan. Op deze manier kunnen we een visie ontwikkelen die zowel de levendigheid van onze gemeente als een gezond ondernemingsklimaat ondersteunt.
Kaag en Braassem maakt onderdeel uit van Greenport Aalsmeer en werkt aan nieuwe mogelijkheden om de glastuinbouw een kansrijke toekomst te geven. Gemeente, ondernemers en belangenorganisaties zetten samen in op thema’s als duurzaamheid, kennis, intensivering, huisvesting, innovatie, onderwijs en specialisatie. Een brede groep van ondernemers biedt meerwaarde in hun assortiment door het telen van onderscheidende producten, wat belangrijk is voor de toekomst van de tuinbouw in de gemeente. Deze samenwerking tussen kwekers en de brede groep ondernemers daaromheen die de kennis hebben om onderscheidend te blijven, is cruciaal voor een goede economische positie.
De tuinbouw in onze gemeente is geconcentreerd in vier gebieden: Woubrugge, Nieuwe Wetering, Geestweg/Floraweg (Roelofarendsveen) en Baan/Sotaweg (Oude Wetering/Roelofarendsveen). Elk van deze gebieden heeft zijn eigen kenmerken. Voor de positie en ontwikkeling van de tuinbouw is planologische duidelijkheid op lange termijn en behoud van de huidige oppervlakte in vitale en toekomstbestendige gebieden essentieel.
Echter kent de glastuinbouw in Kaag en Braassem op dit moment zorgen en uitdagingen. De vier binnen de gemeente gelegen duurzame glastuinbouwgebieden zijn verschillend qua grootte en toekomstbestendigheid, waarbij voor drie van de vier gebieden het uitgangspunt tuinbouw overeind blijft.
Voor het Tuinbouwgebied Nieuwe Wetering en Tuinbouwgebied Woubrugge geldt dat de toekomstbestendigheid momenteel geen zorg is. Het uitgangspunt voor deze twee duurzame glastuinbouwgebieden is dat bestaande glastuinbouwbedrijven niet beperkt mogen worden in hun bedrijfsvoering en potentiële uitbreidingsmogelijkheden.
Voor het glastuinbouwgebied De Baan-Sotaweg heeft Greenport Aalsmeer een gebiedsvisie opgesteld (2025). Deze visie richt zich primair op herstructurering van het gebied, met als doel een toekomstbestendige en duurzame glastuinbouwstructuur te realiseren. Binnen die visie krijgen moderne, uitbreidende bedrijven ruimte, terwijl stoppende bedrijven kunnen uitfaseren. Daarnaast heeft de gemeente haar eigen visie bepaald, waarin het gebied voor een periode van twintig jaar wordt aangewezen als glastuinbouwgebied. Uitgangspunt daarbij is dat ontwikkelingen geen beperkingen mogen opleveren voor bestaande bedrijven of hun toekomstige planologische mogelijkheden. Ontwikkelingen die niet bijdragen aan de glastuinbouw worden, waar mogelijk, aangehouden. Bedrijfswoningen kunnen worden omgezet naar plattelandswoningen (en in uitzonderlijke gevallen naar burgerwoningen), mits dit geen beperkingen oplevert voor omliggende tuinbouwactiviteiten; het toevoegen van een nieuwe tweede bedrijfswoning is uitgesloten.
Het Tuinbouwgebied Geestweg-Floraweg staat voor uitdagingen wat betreft toekomstbestendigheid. Er heeft een globale gebiedsinventarisatie plaatsgevonden als basis voor een reële toekomstvisie. Op basis van de uitkomsten van deze inventarisatie heeft het college uitgangspunten geformuleerd, wat uiteindelijk heeft geleid tot een onderzoek naar de toekomstbestendigheid van het tuinbouwgebied. Dit onderzoek, uitgevoerd door Greenport Aalsmeer, wordt in september 2025 aan de Raad aangeboden. De uitkomsten van dit onderzoek zijn bepalend voor de toekomst van dit gebied. Mocht de uitkomst van dit onderzoek aangeven dat het gebied niet toekomstbestendig is voor tuinbouw, dan betekent dit dat er gekeken moet worden naar alternatieve mogelijkheden voor de toekomst van dit gebied. In samenspraak met instanties zoals Greenport Aalsmeer, Provincie Zuid-Holland, Stichting Platform Tuinbouw Veenstreek, het EOP en de bewoners van het gebied wordt er verdere invulling gegeven aan het bestemmingsplan, waarbij de bestaande tuinders die door willen en willen groeien, voldoende ruimte en ondersteuning krijgen om hun bedrijfsvoering voort te zetten en door te ontwikkelen. Uitgangspunt is dat ruimte welke voor bedrijven en ondernemers bestemd is ook voor deze doelgroep behouden blijven, zodat er een goede balans ontstaat tussen wonen, werken en recreëren.
Om binnen de bestaande tuinbouwgebieden succesvol te opereren, is het noodzakelijk om samen te blijven werken aan promotie en belangenbehartiging van de sector. Stichting Platform Tuinbouw Veenstreek is naast LTO (Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland) en het EOP ons aanspreekpunt.
Water wordt steeds belangrijker vanwege klimaatverandering, de kader-richtlijn-water 2027, grondverzakkingen en toegenomen recreatieve activiteiten. Samenwerking met het Hoogheemraadschap van Rijnland is noodzakelijk om oevers te versterken, plagen aan te pakken en waterberging te verbeteren. De glastuinbouw speelt ook een cruciale rol in het balanceren van het energiesysteem. Met Warmte Kracht Koppeling (WKK) kan de sector het elektriciteitsnet ondersteunen tijdens piekmomenten en ontlasten bij overvloed van elektriciteit. Deze functie zal alleen maar belangrijker worden voor de verduurzaming van Nederland. De rol van de glastuinbouw in het voorkomen van netcongestie en het bieden van voldoende stroomaanbod heeft een belangrijke maatschappelijke meerwaarde, nu en in de toekomst. Kansen op dit gebied moeten binnen Kaag en Braassem volop worden benut, hoewel er nog veel ontwikkeling mogelijk is.
Landbouwgrond moet behouden blijven
Landbouwgrond moet haar bestemming behouden voor de productie van voedsel en andere agrarische producten omdat deze gronden de basis vormen van de primaire (voedsel)productie. Functieverandering of het onttrekken van gronden staat het toekomstbestendig maken van bedrijven in de weg. We erkennen de toenemende behoefte aan weidegrond door Europese regelgeving en bieden ondersteuning aan bedrijven die duurzaam willen ondernemen.
Met deze visie staan we midden in een periode met grote (landelijke) uitdagingen voor de landbouw. Alle inzet door gemeente, provincie en vooral de agrariërs zelf die nu hierop wordt gepleegd, heeft gevolgen voor de komende periode. Recentelijk zijn er belangrijke ontwikkelingen geweest. Het Zuid-Hollands Programma Landelijk Gebied (ZH-PLG) heeft sinds 2023 de belangen van natuur, water, stikstof en klimaat samengebracht als randvoorwaarden voor een vitaal platteland. Eind 2024 heeft het kabinet besloten om het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) en het bijbehorende transitiefonds te laten vervallen, maar Zuid-Holland gaat door met de gebiedsgerichte aanpak.
In juni 2025 heeft de provincie Zuid-Holland de verbeterde Samenhangende Aanpak Natuurherstel en Economie (SANE) vastgesteld. Deze aanpak is erop gericht om de uitstoot van stikstof te verminderen, de natuur te herstellen en tegelijkertijd de leefkwaliteit en welvaart in de provincie te versterken.
De Provinciale Staten hebben via amendementen en moties gezorgd voor een eerlijkere verdeling van verantwoordelijkheden tussen verschillende sectoren, in lijn met de aanbevelingen van de ministeriële stikstofcommissie. Ook is extra aandacht gevraagd voor de rol van de regiegroepen: Samenwerkingsverbanden van lokale partijen die werken aan gebiedsgerichte oplossingen. Zij zijn gevraagd om uiterlijk december 2025 een voorstel te doen waarin staat hoe hun gebied bijdraagt aan de provinciale doelen, met concrete plannen voor uitvoering.
De provincie werkt in het najaar van 2025 de maatregelen verder uit, met nadrukkelijke inzet op participatie van alle betrokken partijen.
De gemeente en de regiegroep van Groene Hart Noord volgen dit proces actief en leveren waar nodig inhoudelijke input.
Droogmakerijen en Veenweidengebieden
Landbouw is van oudsher een belangrijk onderdeel van het buitengebied. De landbouw is niet alleen producent van voedsel, maar is ook de drager van een aantrekkelijk landschap, lokale economie en de leefbaarheid van het buitengebied. We erkennen de waarde van zowel de droogmakerijen als de veenweidegebieden voor agrariërs. We willen, in samenwerking met de agrariërs, de milieu- en klimaatdoelen behalen waarbij het verdienmodel van de agrarische sector overeind blijft.
Uitdagingen
De landbouw staat voor uitdagingen en toekomstbestendige landbouw vraagt ruimte: ruimte voor schaalvergroting, verduurzaming, innovatie, herstructurering én verbreding. Als gemeente willen we de ondernemers de mogelijkheid bieden om hun bedrijf te ontwikkelen, zowel als hoofd- en als neventak (bijv. recreatie, zorglandbouw, agrarisch natuurbeheer). Regels dienen het ontwikkelen van verdienmodellen, zoals multifunctionele landbouw en agrarisch natuurbeheer ruimte te bieden.
Het Hoogheemraadschap Rijnland is verantwoordelijk voor het waterbeheer in onze gemeente. Zij zorgen voor voldoende water, bescherming tegen te veel water en houden de kwaliteit van het water in de gaten. Voldoende waterbeschikbaarheid in droge perioden en snelle waterafvoer in natte periodes zijn van essentieel belang voor de bewerkbaarheid van de gronden. Het is belangrijk voor de agrarische sector om gebruik te kunnen blijven maken van bronnen en oppervlaktewater voor het beregenen van de gewassen. Zonder beregening in droge perioden komen de opbrengsten en kwaliteit van de producten in gevaar. Maar ook waterafvoer is minstens zo belangrijk.
Ruimte voor duurzame energie
Agrarische bedrijven moeten kunnen bijdragen aan en profiteren van de energietransitie, zonder dat het ten koste gaat van landbouwgrond. Boeren dienen de mogelijkheid te krijgen om te verduurzamen en zelfvoorzienend te zijn in hun energievoorziening, bijvoorbeeld via zonnepanelen op daken, kleine windmolens of het plaatsen van een batterij om de duurzame opgewekte energie in op te slaan. De agrarische sector speelt ook een belangrijke rol in de energietransitie door het mogelijk plaatsen van windturbines of zonnepanelen. Kleine windmolens van maximaal 15 meter mogen geplaatst worden bij (voormalig) agrarische bedrijven, mits deze het landschap en/of de karakteristieke waarden van het boerenerf niet schaden en er dient hierbij rekening gehouden te worden met de Lokale Energiestrategie (LES). Bijvoorbeeld voor het plaatsen van windmolens is plaatsing buiten het bouwblok soms een goede optie omdat bedrijfsgebouwen veel wind wegvangen. Daarnaast is soms een hogere ashoogte gewenst voor een financiële dekking en een grotere bijdrage aan de productie van duurzame energie. Hiervoor is er de wens vanuit de sector om het beleidskader voor kleine windmolens op te trekken van 15m naar 20m ashoogte. Versnelde vergunningsverlenging kan de sector helpen, bijvoorbeeld voor het plaatsen van een battterij bij agrarische bedrijven. Tegelijkertijd moet landbouwgrond niet worden opgeofferd voor grootschalige zonneparken, deze leggen beslag op productiegronden en staan landschappelijke waarden in de weg.
Bodemdaling en WIS (water- en bodemsysteem)
We willen als gemeente kansen bieden voor circulaire initiatieven en maatregelen om bodemdaling tegen te gaan. In gebieden met bodemdaling staat de landbouw letterlijk onder druk. Waterpeilbeheer, bouwmogelijkheden en investeringen worden steeds moeilijker. Door bodemdaling actief te koppelen aan WaterInfiltratieSystemen (WIS) -opgaven (zoals peilbeheer, bodemkwaliteit, waterbeschikbaarheid), kunnen maatregelen beter op elkaar worden afgestemd. Dit dient afgestemd te worden tussen gemeente, provincie, waterschap en de agrariërs. Gezamenlijk streven we naar oplossingen die de productiviteit en veerkracht van de bodem behouden. Een voorbeeld hiervan is het gebiedsproces bodemdaling in de Waterloos, Blauwe- en Vlietpolder. Er is een subsidieaanvraag bij Provincie Zuid Holland opgestart voor deze drie polders.
Nevenactiviteiten
Agrarische bedrijven hebben de mogelijkheid meerdere vormen van nevenactiviteiten uit te voeren. We staan open voor nevenactiviteiten zoals (dag- en verblijfs)recreatie, horeca, verkoop van streekproducten, zorg en educatie. Het is belangrijk om economisch gezien meer inkomsten te kunnen halen uit andere takken. We blijven de mogelijkheden onderzoeken om dit te faciliteren. Zo houden we het platteland vitaal en leefbaar. Afhankelijk van de impact op de omgeving kan een agrarisch bedrijf een volwaardige tweede recreatieve bedrijfstak voeren als dit het waardevolle en open landschap niet schaadt. In het hoofdstuk gebiedstypen en in de gebiedsgerichte programma’s staat beschreven wat er waar precies mogelijk is aan nevenactiviteiten.
Toekomst
We koesteren de agrarische bedrijven die willen blijven en het buitengebied dat zij beheren. Hierbij is samenwerking en het kijken naar mogelijkheden om de sector op een positieve manier te ontwikkelen erg belangrijk. Er wordt gekeken naar het bieden van ruimte voor innovatie, zodat de landbouw op een duurzame en verantwoorde wijze blijft bijdragen aan onze voedselproductie en lokale economie. Samen met agrariërs, belanghebbenden en de lokale gemeenschap willen we werken aan een toekomstbestendige agrarische sector die zorgt voor een gezonde en veerkrachtige leefomgeving en stimuleren we landbouw die bijdraagt aan maatschappelijke ontwikkelingen en een goed inkomen voor boeren en tuinders.
We bevorderen samenwerking tussen LTO en overheden om uitdagingen zoals bodemdaling, stikstof, CO², en waterkwaliteit aan te pakken. Innovatie en schaalvergroting worden ondersteund, evenals ondernemersvrijheden en rendabiliteit van investeringen.
In onze regionale economie speelt Schiphol een rol. Omdat Schiphol kansen biedt aan ondernemers vergroot het de (al bestaande) druk op de ruimte op onze bedrijventerreinen. Steeds vaker zien we dat ondernemers actief zijn op het gebied van Schiphol Parking waarbij parkeerplaatsen voor vliegreizigers worden aangeboden inclusief luchthaventransfer. Andere ondernemers hebben (mede) hierdoor minder mogelijkheden om te groeien. Waar dit niet gepast is wordt Schiphol Parking op bedrijventerreinen ontmoedigd. Buiten de bedrijventerreinen is Schiphol Parking niet toegestaan.
De glastuinbouw concentreren in duurzame glastuinbouwgebieden.
De detailhandel concentreren in dorpscentra.
Bedrijven concentreren op bedrijventerreinen.
Meer vestigingsmogelijkheden voor het uitbreiden van bedrijven.
Meer mensen werken binnen de gemeentegrenzen.
Vitaal ondernemersklimaat voor agrariërs.
Het mogelijk blijven maken van ondergeschikte nevenfuncties voor agrarische bedrijven.
Iedereen in Kaag en Braassem moet zelfredzaam kunnen zijn en mee kunnen doen in onze maatschappij. Dat begint al door de jeugd een goede kans te geven, in te zetten op zorgeloos kind zijn en sport en bewegen mogelijk te maken voor iedereen. Voor een goede aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt worden jongeren in de regio bewust gemaakt van de positie op de arbeidsmarkt. Jongvolwassenen en volwassenen kunnen, naargelang behoefte, ondersteunt worden in hun financiële vaardigheden. Daarnaast wordt er door nauwe samenwerking tussen partners ingezet op duurzame uitstroom uit de uitkering. Ook als betaald werk niet direct mogelijk is, kijken we per individu naar wat er wel haalbaar om iemand (laagdrempelig) te activeren.
Op dit moment kampt Zuid-Holland met één van de grootste arbeidstekorten van Nederland. Eén op de vijf bedrijven kan onvoldoende gekwalificeerd personeel krijgen en dreigt daarmee economisch gezien niet te kunnen groeien. Ondernemers, werkgevers, werknemers, onderwijs en gemeente werken samen om de vraag naar en aanbod van werk in balans te krijgen en houden. Op die manier zijn er straks voldoende en gekwalificeerde mensen beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Een optimale publiek-private samenwerking kan bijdragen aan een werknemersbestand dat in balans is en waar ook werknemers met een afstand tot de arbeidsmarkt deel van uitmaken. Hoewel er in de gemeente geen middelbaar onderwijs of beroepsonderwijs is, wil men samenwerkingen en innovatiehubs stimuleren om zo lokaal arbeidspotentieel voor de regio aan te wenden.
Nieuwkomers uit het buitenland moeten zo snel mogelijk mee kunnen doen in Kaag en Braassem. De snelste weg is het leren van de Nederlandse taal en het vinden van een baan. Per 1 januari 2022 is de nieuwe Wet inburgering van kracht, waarbij de gemeente de regie heeft gekregen over de uitvoering van de inburgering. Statushouders worden zes maanden financieel ontzorgd (de gemeente neemt het beheer van inkomsten en uitgaven geheel of gedeeltelijk uit handen), zodat de statushouder zich volledig op zijn inburgering kan focussen. Al tijdens de inburgering gaat Rijnvicus samen met de statushouder aan de slag om zo snel mogelijk en succesvol de arbeidsmarkt op te kunnen.
We investeren samen met verschillende organisaties en partijen in preventie en vroegsignalering van schulden voor alle inwoners van de gemeente om langdurige schuldtrajecten voor te zijn. Waar nodig bieden we eenieder schuldhulpverlening aan, waarbij de focus ligt op een langetermijnoplossing.
Ondernemers/werkgevers, werknemers, onderwijs en gemeente werken samen om de vraag naar en aanbod van werk (huidig en toekomstig) in balans te krijgen en houden, waarbij het gaat om kwaliteit en kwantiteit.
Alle inwoners hebben een fatsoenlijk bestaansniveau en zijn financieel zelfredzaam, doordat zij werken naar vermogen, bij voorkeur in een regulier betaalde baan. Wij zetten daarom in op het aan het werk helpen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
De specifieke uitgangspunten vormen een kader voor activiteiten en ontwikkelingen. We hebben aandacht voor de omgeving bij de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen. Bereikbaarheid, milieubelastende activiteiten, duurzaamheid en waterberging (zie ook hoofdstuk 3) zijn belangrijke aandachtspunten. Ook moet de realisatie van een nieuw bedrijventerrein passen bij de aard en schaal van het gebied en moet de ontwikkeling voorzien in het behoud en waar mogelijk verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit. Dit dient aangetoond te worden door middel van een beeldkwaliteitsplan. Bij voorkeur wordt er aangesloten bij bestaande bedrijventerreinen of glastuinbouwgebieden.
Kaag en Braassem: elf dorpen verbonden door water. Waar molens het land drooghouden en boeren en tuinders een bestaan opbouwden, waaruit de omliggende steden werden gevoed. Waar het veen werd afgegraven voor turf en waar de handel floreerde dankzij de zeilscheepvaart. Waar ondernemen en hard werken in het DNA zit en de watersport haar wieg heeft staan. En waar de recreant ontspant: waterrijk, polders en groen.
De recreatieve sector is een van de belangrijke economische motoren van de gemeente Kaag en Braassem. We hebben dit potentieel te danken aan de unieke ligging in het Hollands Plassengebied en het Groene Hart. Het gebied is aantrekkelijk voor zowel recreanten als inwoners die beleving, ontspanning, ruimte en/of rust zoeken. Recreatie in de groene openbare ruimte draagt bij aan de gezondheid, het welzijn, het sociaal welbevinden en de lokale identiteit van de inwoners. Kaag en Braassem heeft een uniek karakter als waterrijk gebied met een rijke historie.
Mensen in onze gemeente houden van buitenactiviteiten. Vooral wandelen en fietsen zijn populaire bezigheden. Veel mensen doen dit vaak, en meer dan de helft doet het minstens één keer per week. Waarom? Vooral omdat ze van de natuur genieten en willen ontspannen.
Onze gemeente heeft mooie plekken met groen, water en natuur. De inwoners waarderen deze plekken om even weg te zijn van het drukke leven en te ontspannen in de buitenlucht. Recreatie is goed voor hun geest en lichaam.
De vraag naar ruimte om te recreëren op het water en in openbaar groen in en aan de randen van de bebouwde kom zal samen met de vraag naar wandel- en fietspaden in het landelijk gebied toenemen. Er zal nagedacht moeten worden over hoe er aan deze wensen voldaan kan worden.
De bewoners van Kaag en Braassem hechten veel waarde aan de landelijke leefomgeving, gekenmerkt door polders, water en recreatiemogelijkheden. Enkele belangrijke bevindingen zijn als volgt:
Openluchtrecreatie heeft de voorkeur bij de inwoners, met wandelen (85%) en fietsen/mountainbiken (75%) als populaire recreatieve activiteiten. Ze doen dit voornamelijk om zowel geestelijk als lichamelijk te ontspannen en beschouwen het als gunstig voor hun gezondheid. Daarnaast bezoeken ze evenementen zoals de Nationale Molendag en Open Monumentendag om kennis op te doen.
De meest genoemde activiteiten voor vermaak onder de inwoners zijn het bezoeken van restaurants (81%) en het bijwonen van verschillende evenementen, zoals de Oranjefeesten in diverse dorpen. Culturele evenementen zoals het Kaagfestival en het Sluisconcert zijn ook geliefd en dragen bij aan hun vermaak.
De inwoners geven aan dat ze bepaalde voorzieningen missen in hun recreatieve omgeving. Dit omvat zwemstrandjes, wandelroutes, “ommetjes” en thematische routes, parken en horecagelegenheden aan het water. Bovendien uiten ze de wens voor verbeterde bereikbaarheid en toegang tot dijken, oevers, zowel vanaf het water als het land.
Kortom, de inwoners koesteren de natuurlijke en recreatieve aspecten van hun omgeving, en ze missen enkele voorzieningen die hun recreatie-ervaring zouden kunnen verrijken.
De cijfers in het recreatierad laten zien hoe inwoners van Kaag en Braassem zich qua vrijetijdsgedrag en recreatieve voorkeuren verhouden tot het landelijk beeld. Op basis van de zeven leefstijlen van MarketResponse valt op dat de gemeente bovengemiddeld scoort op Stijlzoekers (5), Inzichtzoekers (4) en Verbindingszoekers (4). Daartegenover staan lagere scores bij Plezierzoekers en Rustzoekers (beide 3), wat wijst op iets minder nadruk op puur ontspanning of amusement.
De leefstijlsegmentatie is gebaseerd op grootschalig landelijk onderzoek onder ruim 2.000 Nederlanders. Met interviews en statistische analyses zijn zeven leefstijlen onderscheiden die inzicht geven in hoe mensen hun vrije tijd invullen. Deze indeling helpt bij het beter afstemmen van recreatief beleid en voorzieningen op de voorkeuren van inwoners en bezoekers.
De positionering in het rad geeft een indicatief beeld van het recreatieve profiel van Kaag en Braassem ten opzichte van het landelijke gemiddelde.

De rol van de gemeente in recreatie omvat het creëren en onderhouden van recreatieve voorzieningen en infrastructuur, het faciliteren van evenementen, het bevorderen van recreatie, milieubescherming, het handhaven van veiligheid en het toewijzen van financiële middelen en subsidies. Daarnaast houdt de gemeente zich bezig met het bevorderen van samenwerking met en tussen inwoners, vrijwilligersorganisaties en ondernemers. De gemeente streeft ernaar om deze groepen de ruimte te geven, zodat zij vanuit hun eigen verantwoordelijkheid kunnen bijdragen aan oplossingen voor lokale vraagstukken en zo de levenskwaliteit te verbeteren en gemeenschapsbetrokkenheid te stimuleren.
We streven naar het behoud en de bevordering van de unieke identiteit van onze regio. Elf dorpen verbonden door water, groen en polders vormen het karakteristieke hart van onze gemeente. Kaag en Braassem kent een rijke geschiedenis waarin molens het land droog hielden en boeren en tuinders een bloeiend bestaan opbouwden. Bovendien voorzag het de omliggende steden van voedsel. Het afgraven van veen voor turf en de bloeiende zeilscheepvaart zorgden voor welvaart en handel. Het ondernemerschap en harde werken zitten diepgeworteld in het DNA van onze gemeenschap, waar tevens de watersport haar wieg had staan. Vandaag de dag biedt Kaag en Braassem een oase van ontspanning en rust voor recreanten.
Recreatievormen moeten aansluiten bij de identiteit van de elf dorpen en de levensstijl van onze inwoners. We willen dat onze mooie waterrijke omgeving, onze uitgestrekte polders en ons groen optimaal worden benut en beleefd. Kaag en Braassem is een fijne plek voor natuurliefhebbers, watersporters en mensen die op zoek zijn naar een landelijke omgeving om tot rust te komen.
Recreatie heeft aantoonbaar positieve effecten op de gezondheid en het welzijn van mensen. Het biedt mogelijkheden voor fysieke activiteit, ontspanning en stressvermindering. Hierdoor kan een gezonde en vitale samenleving worden bevorderd. Door te investeren in recreatieve voorzieningen zoals wandel- en fietspaden, speelplaatsen en picknickplaatsen, stimuleren we actieve levensstijlen en nodigen we inwoners uit om te genieten van de natuurlijke omgeving. Dit kan helpen bij het verbeteren van de fysieke gezondheid, het verlagen van het risico op chronische ziekten en het bevorderen van de algehele fitheid. Bovendien kan recreatie in de natuurlijke omgeving een kalmerend effect hebben en helpen bij het verminderen van stress en het verbeteren van het geestelijk welzijn. Door het creëren van recreatieve routes, zitmogelijkheden en het faciliteren van horecagelegenheden creëren we bovendien ontmoetingsplekken waar inwoners en bezoekers samen kunnen komen en ervaringen kunnen delen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met toegankelijkheid voor mensen met een beperking om kansengelijkheid te vergroten.
Het historische landschap van Kaag en Braassem, met polders, meren, vaarten en molens, is bijzonder. We streven naar het behoud en de verbetering van de natuurwaarden en willen recreatieve routes, wandel- en fietspaden creëren, zodat zowel inwoners als bezoekers kunnen genieten van de natuurlijke omgeving. Het onderhoud en beheer van deze gebieden brengen kosten met zich mee.
Voor het onderhoud van het landelijk gebied werken we deels samen met agrariërs, die een belangrijke rol spelen in het behoud van deze gebieden. We zijn ons ervan bewust dat de vraag naar ruimte voor recreatie op het water, in openbaar groen en op wandelen fietspaden in landelijk gebied zal toenemen, onder andere als gevolg van woningbouw. Het is belangrijk om een goede balans te vinden tussen het behoud van de natuur en de mogelijkheden voor recreatie. Natuur en natuurbehoud is één van de belangrijkste voorwaarde voor recreatie in onze gemeente. Zonder natuur geen mooie fietspaden tussen bloeiende bermen, geen vaarroutes langs rietkragen, geen gezond zwemwater, geen natuurbeleving en nog vele andere vormen van recreatie.
Kaag en Braassem staat bekend om zijn watersportmogelijkheden. Als gemeente zullen we ons blijven inzetten om faciliteiten te bieden voor watersporters, zoals aanlegplaatsen, steigers en jachthavens. Ook zetten we ons in om de toegang tot het water te verbeteren. We begrijpen het belang van een goed uitgeruste infrastructuur om recreanten en liefhebbers van watersport te ondersteunen en te stimuleren.
Hoewel onze gemeente erg waterrijk is, is de waterbeleving en toegankelijkheid van het water niet overal optimaal. We streven ernaar ook vanaf de oevers de waterbeleving voor recreanten te vergroten.
Recreatie en natuur gaan niet overal samen. We hechten aan het behoud van waterkwaliteit en ecologische balans van ons oppervlaktewater. Door te streven naar hoogwaardige oeverrecreatie en watersportfaciliteiten streven we naar een gezond evenwicht waar waterrecreatie/watersport én natuur hand in hand gaan.
Bestaande watersport- en recreatiebedrijven krijgen ruimte om te groeien en nieuwe bedrijven in de dag- en verblijfsrecreatieve sector krijgen de kans om zich te vestigen. Als mensen hier willen verblijven dan moet dat wel mogelijk zijn. Kleinschalige mogelijkheden zoals bed & breakfasts en nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, eventueel in combinatie met dagrecreatie, behoort tot de mogelijkheden. Wanneer grotere projecten landschappelijk goed inpasbaar zijn, bieden we ook daar beperkt ruimte voor.
Verblijfsrecreatie bij agrarische bedrijven
Agrarische bedrijven hebben de mogelijkheid meerdere vormen van (verblijfs)recreatie als nevenfunctie uit te voeren. Zo houden we het platteland vitaal en leefbaar.
Stimuleren van verblijfsrecreatie in onze gemeente
We willen verblijfsrecreatie binnen onze gemeente graag stimuleren en ruimte bieden, maar ook geen valse verwachtingen wekken. Om dit goed te kunnen doen, is er een duidelijk toetsingskader opgesteld. Dit kader helpt bij het beoordelen van plannen en bij het versterken van de samenwerking tussen de gemeente, de provincie en andere betrokken partijen.
De provincie is echter momenteel nog terughoudend als het gaat om het toestaan van nieuwe campings of het toevoegen van kleinschalige recreatieverblijven, met name vanuit het oogpunt om permanente bewoning van dergelijke recreatieverblijven te voorkomen. Toch biedt het huidige provinciale beleid wel ruimte voor kleinschalige initiatieven, mits deze goed passen in de omgeving. Voorbeelden hiervan zijn camperplaatsen, bed & breakfasts, groepsaccommodaties, trekkershutten of tijdelijke kampeerplekken. De provincie werkt momenteel aan een herziening van het Omgevingsbeleid. Als hierin meer ruimte ontstaat voor verblijfsrecreatie, nemen we dit uiteraard mee in een volgende versie van onze Omgevingsvisie.
Permanente bewoning
Permanente bewoning van recreatieverblijven is niet toegestaan. Vanuit de Rijksoverheid is in mei 2025 de Instructieregel Permanente Bewoning gepubliceerd die gemeenten verplicht onder bepaalde voorwaarden permanente bewoning toe te staan.
Samenwerking en participatie zijn essentieel voor het realiseren van de recreatievisie van de gemeente. Dit omvat samenwerking met lokale ondernemers, verenigingen, bewoners, buurtgemeenten, regionale partners en andere belanghebbenden. We kunnen het niet alleen. De participatie van inwoners en betrokkenen bij de ontwikkeling en uitvoering van recreatieve projecten zal worden gestimuleerd. Binnen het recreatieve landschap van Kaag en Braassem spelen vrijwilligers een belangrijke rol. Zij dragen bij aan het mooier en beleefbaarder maken van de gemeente, waardoor andere recreanten ervan kunnen genieten.
Het behoud van en waar mogelijk investeren in recreatieve voorzieningen.
Het mogelijk maken van nevenfuncties voor agrarische bedrijven.
Verbeteren van de toegang tot het water.
Versterken van het lokale en regionale recreatienetwerk.
Het huidige beleid voor het bouwen van recreatiewoningen met een maximum van 60m2 blijft behouden zodat we permanente bewoning ontmoedigen
De specifieke uitgangspunten vormen een kader voor activiteiten en ontwikkelingen.
Welke activiteiten staan we toe?
Dag- en verblijfsrecreatie krijgt te mogelijkheid om zich in Kaag en Braassem te vestigen en te groeien. De recreatievormen moeten echter wel passend zijn bij de levensstijl van bewoners en geen afbreuk doen aan de omgeving.
Gezamenlijke verantwoordelijkheid
Samenwerking en participatie zijn essentieel voor het realiseren van de recreatievisie van de gemeente. Dit omvat samenwerking met lokale ondernemers, verenigingen, bewoners, buurtgemeenten, regionale partners en andere belanghebbenden. Iedereen heeft zijn eigen verantwoordelijkheid om een bijdrage te leveren aan het mooier en beleefbaarder maken van de gemeente, waardoor andere recreanten ervan kunnen genieten.
De inwoners van Kaag en Braassem zijn betrokken bij elkaar en bij hun omgeving. Veel inwoners zetten zich in voor een ander of voor een vereniging. Wij waarderen deze betrokkenheid en dit enthousiasme. We willen hier de komende jaren meer ruimte aan bieden en deze betrokkenheid blijven faciliteren en ondersteunen. Toch zien wij ook dat steeds meer inwoners, al dan niet tijdelijk, in de knel komen; door de ontwikkelingen in de samenleving die ze niet meer bij kunnen houden, door fysieke, verstandelijke of psychische beperkingen, door financiële problemen of door andere omstandigheden. Vaak kunnen ze een beroep doen op familie en vrienden, maar soms is dat ook niet meer voldoende. Dan zorgen wij als gemeente ervoor dat er voldoende hulp en ondersteuning is waarop mensen een beroep kunnen doen. Zo bundelen we als inwoners, organisaties, professionals en gemeente onze krachten om samen te zorgen voor een sociaal Kaag en Braassem. Een gemeente waar iedereen erbij hoort en gelijkwaardig en volwaardig mee mag doen, ongeacht iemands beperking, chronische ziekte (zoals omschreven in o.a. het VN Verdrag Handicap), culturele achtergrond of seksuele oriëntatie.
Het merendeel van onze inwoners ervaart een goede gezondheid. Wel zien we ontwikkelingen die de gezondheid en het welzijn van onze inwoners bedreigen, zoals een toename van eenzaamheid, angst, depressie en ongezonde leefstijl:
Circa de helft van onze inwoners (18+) heeft overgewicht. (2022)
39% van de volwassen inwoners voldoet aan de alcoholrichtlijn. (2022)
11% volwassenen voelt zich ernstig eenzaam. Ook jongeren voelen zich geregeld eenzaam. (2022)
54% van de jongeren 16-25 jaar ervaart zijn/haar mentale gezondheid als (zeer) goed.
De afgelopen jaren is het aantal gestarte casussen huiselijk geweld stabiel gebleven: circa 480 gestarte casussen per 100.000 inwoners. Dit is iets lager dan het landelijk gemiddelde. Meer dan de helft van de casussen gaat over kindermishandeling.
In onze gemeente maakte in de eerste helft van 2024 9% van de jongeren gebruik van jeugdzorg. Dit is een afname ten opzichte van voorgaande jaren en is vergelijkbaar met het regionaal en landelijk gemiddelde. Ook zien we de gemiddelde duur van trajecten afnemen.
Circa 22% van onze inwoners heeft een leeftijd van 65+. Dit percentage zal de komende jaren nog verder toenemen. Als gevolg van de vergrijzing zal ook het aantal mensen met dementie aanzienlijk stijgen. Het is de verwachting dat in 20240 circa 875 inwoners van onze gemeente dementie zullen hebben. De zorg voor mensen met dementie ligt voor een groot deel bij de directe omgeving, bij de mantelzorgers. Overbelasting en eenzaamheid zijn daarbij risico’s, voor alle mantelzorgers. Mantelzorger zijn is niet altijd een bewuste keuze. Het overkomt je en je ziet het als een vanzelfsprekendheid. De duur en de intensiteit van de verleende hulp is de afgelopen jaren toegenomen.
Het rad laat zien hoe Kaag en Braassem scoort op indicatoren rond sociale basis, kansengelijkheid, bestaanszekerheid en gezondheid, afgezet tegen het landelijk gemiddelde (schaal 3). De gemeente kent een sterk sociaal weefsel met hoge betrokkenheid onder inwoners en weinig sociaal isolement. Ook op het gebied van ervaren gezondheid en overgewicht valt Kaag en Braassem op in positieve zin. Tegelijkertijd is de arbeidsparticipatie goed, maar niet uitzonderlijk, en blijft het opleidingsniveau een aandachtspunt. Hoewel het gebruik van jeugdzorg op dit moment niet afwijkt van het gemiddelde in Nederland, zal dit onderwerp onze aandacht blijven vragen. De score op inkomen laat zien dat relatief weinig inwoners onder het sociaal minimum leven, wat de bestaanszekerheid versterkt. Dit profiel bevestigt het beeld van een hechte, gezonde en sociaal veerkrachtige gemeenschap, met gerichte ontwikkelkansen op het gebied van scholing, jongeren en arbeidsdeelname.

Met de omgevingsvisie willen we de beweging die wij al eerder (met de MAG) hebben ingezet, verder laten groeien. Een beweging:
van zorgen voor ... naar zorgen dat;
van gelijkheid/uniformiteit en eenheid ... naar differentiatie en diversiteit;
van reactief ... naar proactief;
van de kwaal centraal ... naar de oplossing centraal;
van dure, specialistische, individuele zorg ... naar ondersteuning in en door de samenleving;
van aanbodgericht ... naar vraag-/behoeftegericht, maatwerk;
van focus op ziekte en zorg ... naar aandacht voor gezondheid en gedrag.
Wij willen als gemeente een stevige sociale basis realiseren: inwoners, vrijwilligers, kindcentra, welzijn etc. Het gaat er hierbij om dat we de sociale cohesie in onze wijken en dorpen willen versterken en dat we een inclusieve samenleving willen realiseren. Vrijwilligersorganisaties hebben een belangrijke rol in onze samenleving. Hieronder verstaan we ook verenigingen. Verenigingen worden gedragen door vrijwilligers. Daarom spreken we hier over vrijwilligersorganisaties. Vrijwilligersorganisaties dragen bij aan het welzijn van onze inwoners en aan de doelen van deze omgevingsvisie. Om dit mogelijk te (blijven) maken, faciliteren wij, samen met onze gecontracteerde partners, bij het oplossen van de vraagstukken waar de organisaties mee worstelen. Dit kan zijn door mee te denken, verbindingen te leggen of op andere wijze. Wij blijven hiervoor in contact met onze vrijwilligers(organisaties).
Inwoners hebben een voldoende sociaal netwerk, waar ze - waar nodig - op terug kunnen vallen. We zetten ons in om sociaal isolement en eenzaamheid te voorkomen of verminderen.
Inwoners voelen zich verantwoordelijk voor zichzelf en hun (sociale en fysieke) omgeving.
Inwoners ervaren zo min mogelijk belemmeringen in de openbare ruimte. Voor alle inwoners, jong en oud, biedt de openbare ruimte mogelijkheden om elkaar te ontmoeten, te spelen en te bewegen. De inrichting en ruime opzet van onze buitenruimte stimuleert inwoners van alle leeftijden om te spelen en bewegen.
Mantelzorgers krijgen de ondersteuning en/of verlichting van zorg die zij nodig hebben om – op eigen wijze – de mantelzorg te kunnen (blijven) bieden. Deze ondersteuning of verlichting bieden we op een manier die past bij hun leven en leeftijd en bij de toenemende intensiteit, duur en complexiteit van mantelzorg.
Inwoners, buurten en wijken ondersteunen elkaar. De kracht van de samenleving wordt benut, versterkt en gefaciliteerd, waarbij oog is voor de grenzen van die kracht.
We zetten in op de juiste/ passende ondersteuning voor verenigingen zodat deze belangrijke ontmoetings/netwerkplekken de basis blijven voor het creëren en vergroten van het sociale netwerk. De uitdaging om deze locaties met vrijwilligers te laten floreren zien we als een opgave voor de komende periode.
In deze omgevingsvisie ligt het accent, als we het hebben over gezondheid, niet zozeer op (de afwezigheid van) ziekte en beperkingen, maar veel meer op de veerkracht van onze inwoners om te gaan met de fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven (positieve gezondheid). Het gaat hierbij onder andere om regie op het eigen leven, kwaliteit van leven en het kunnen meedoen in de samenleving. De leefstijl van onze inwoners kan hier invloed op hebben. Bij leefstijl gaat het om gunstig gedrag voor de gezondheid zoals sport en bewegen, maar ook om ongunstig gedrag zoals roken, (overmatig) alcohol- en drugsgebruik en ongunstig gewicht (onder- en overgewicht). Wij willen een gezonde leefstijl voor jongen oud bevorderen, waarbij we erkennen dat ouders een belangrijke voorbeeldfunctie voor hun kinderen hebben.
Gezondheid kan ook worden beïnvloed door omgevingsfactoren, zoals luchtkwaliteit, de leefomgeving en gezondheidsbevorderende voorzieningen. Als gemeente zetten we ons daarom in om gezondheid in alle keuzes die wij maken als belang mee te nemen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om aanpassingen aan de fysieke leefomgeving, zoals het aanleggen van veilige fietsverbindingen om fietsen te bevorderen. Maar ook om veilige looproutes naar bijvoorbeeld winkels en huisartsen voor kwetsbare inwoners (in het kader van langer thuis wonen). En om voldoende groen en ruimte te realiseren voor het bevorderen van een gezonde leefomgeving.
Huiselijk geweld en kindermishandeling spelen een rol in de vorming van onze jeugd en in het welzijn van onze inwoners. De leden van de gezinnen en huishoudens waar het hier om gaat zijn in veel gevallen niet, of wisselend gemotiveerd om ondersteuning, hulp of behandeling te zoeken bij het oplossen van hun problemen. De problematiek wordt in een aantal gevallen van generatie op generatie wordt doorgegeven. Uit onderzoek blijkt dat bij kinderen die zijn mishandeld of verwaarloosd de kans drie keer groter is dat zij in de toekomst hun kinderen mishandelen dan bij kinderen die deze ervaring niet hebben.
Inwoners van alle leeftijden hebben een gezonde en actieve leefstijl. We dringen gezondheidsbedreigende factoren terug: we stimuleren en faciliteren meer bewegen door te werken aan een inclusief en gezond sportklimaat, zetten in op het matigen en voorkomen van (overmatig) alcohol- en drugsgebruik en zetten in op een rookvrije generatie.
Inwoners van alle leeftijden zitten goed in hun vel.
Huiselijk geweld en kindermishandeling wordt voorkomen, gesignaleerd en/of duurzaam aangepakt.
De sociale veiligheid in wijken en dorpen neemt toe. Overlast gevende situaties als gevolg van psychische of andersoortige problematiek voorkomen we zo veel mogelijk of pakken we zo snel mogelijk op om verdere escalatie te voorkomen.
Wij willen de kinderen in onze gemeente een goede basis en gelijke kansen bieden. Zij moeten veilig kunnen opgroeien en hun talenten kunnen ontwikkelen om, nu en later, naar vermogen te kunnen meedoen en bijdragen aan de samenleving. We zien hierin een grote rol voor de ouders. Zij zijn eerstverantwoordelijk. Wij gaan een samenhangend aanbod voor onze jeugd en jongeren organiseren, waarbij onderwijs (en kinderopvang), welzijn, preventie en jeugdhulp lokaal samenwerken. We zetten in op integrale kindcentra en laagdrempelige voorzieningen. Niet voor alle kinderen zijn een goede basis en gelijke kansen vanzelfsprekend. Door armoede, achtergrond, beperkingen of aandoeningen kunnen zij tegen grenzen aanlopen. Waar mogelijk willen wij deze grenzen slechten.
Kinderen moeten in een veilige omgeving kunnen opgroeien en een goede start kunnen maken in hun leven (eerste 1.000 dagen).
We streven naar gelijke kansen voor ieder kind. Alle kinderen hebben gelijke kansen en rechten om zelfstandig mee te doen aan de samenleving.
Kinderen zijn weerbaar en kunnen omgaan met de uitdagingen in het leven.
Ouders zijn toegerust om voor hun kinderen te zorgen en hen op te voeden. Ieder kind krijgt de liefde die het verdient en ieder kind wordt gehoord en gezien.
Als een kind of gezin professionele hulp nodig heeft, wordt deze in de leefomgeving van het kind of het gezin geboden, waarbij wordt aangesloten op de vraag en mogelijkheden van het kind en het gezin. Inwoners met een licht verstandelijke beperking en inwoners die laaggeletterd kunnen meedoen in de (steeds complexere) samenleving.
Wij geloven als Kaag en Braassem in een inclusieve samenleving. Wij bevorderen dit dan ook actief. Een samenleving waarin iedereen welkom is, iedereen (naar vermogen) kan meedoen en iedereen erbij hoort. Het grootste deel van onze inwoners heeft geen ondersteuning nodig om mee te doen in de samenleving, om sociale contacten te onderhouden, bij het wonen of werken. Soms hebben inwoners wel (tijdelijk) hulp of ondersteuning nodig. In veel gevallen doen zij dan een beroep op familie en vrienden. Soms is ondersteuning door een professional nodig. Deze ondersteuning moet snel, laagdrempelig en dichtbij geboden worden. Zo licht en kort als mogelijk en zo zwaar en lang als nodig. We hebben hierbij ook oog voor mensen met verward gedrag en mensen die hulp nodig hebben, maar dat niet inzien of geen hulp willen aanvaarden, én voor hun omgeving. We realiseren ons immers dat overlast gevend gedrag ook van invloed is op het welzijn van de familie, vrienden en buren van de kwetsbare inwoner en op het veiligheidsgevoel in de buurt.
In verschillende onderzoeken is een verband tussen armoede en sociale uitsluiting vastgesteld. Vooral voor kinderen kan armoede ervoor zorgen dat zij niet mee kunnen doen. Maar ook voor volwassenen belemmert armoede actieve deelname aan de samenleving. Niet meedoen heeft een negatief effect op gedrag, gezondheid en (school)prestaties en vergroot de kans op armoede in de toekomst. In Kaag en Braassem hechten we daarom aan het laagdrempelig kunnen meedoen aan sport, cultuur en muziek. Juist voor mensen die in een sociaal kwetsbare positie verkeren en ondersteuning nodig hebben, kan dit aanbod bijdragen aan het creëren van een netwerk en daardoor mogelijk ook aan het zelfstandig kunnen (blijven) wonen en/of het meedoen in de samenleving.
Inwoners die zich in een (sociaal) kwetsbare positie bevinden zoals mensen met dementie, met psychische problemen, verstandelijke beperking, laaggeletterdheid of financiële problematiek, hebben een volwaardige plek binnen de samenleving en krijgen tijdig passende ondersteuning vanuit hun eigen netwerk en waar nodig van professionals. Hiertoe bevorderen we o.a. de kennis over bijvoorbeeld psychische aandoeningen zodat er meer begrip voor inwoners in een kwetsbare situatie ontstaat.
Sport, spelen, cultuur, muziek, dans enzovoort hebben een belangrijk positief effect op leefbaarheid, gezondheid en de sociale ontwikkeling en zijn daarmee belangrijke middelen voor het behalen van onze opgaven en doelen. Wij zoeken samen met verenigingen en organisaties naar (nieuwe) kansen. We zetten daarbij in op:
Gezamenlijke verantwoordelijkheid: inwoners, partijen, verenigingen, professionals, vrijwilligers werken samen, zodat ze hun krachten kunnen bundelen, elkaar kunnen aanvullen en een sluitende keten kunnen realiseren. Wanneer meerdere professionals in één gezin, één huishouden of aan één persoon ondersteuning bieden, wordt altijd één gezin, één plan, één regisseur gehanteerd.
Wij sturen op wijkgericht werken en vragen van onze maatschappelijke partners om de ondersteuning in samenhang en dicht bij de inwoners te organiseren. Hierbij wordt aangesloten bij bestaande voorzieningen zoals huisartsen, verenigingen en IKC's. Maar ook maatschappelijk vastgoed (zoals sporthallen, buurthuizen en dergelijke) heeft hierin een rol. Maatschappelijk vastgoed is van en voor de inwoners. Dit vastgoed is een belangrijk middel om onze doelen te halen. Naast de corebusiness van dit vastgoed (sport, muziek, etc.) liggen er meer mogelijkheden voor vernieuwende vormen van huisvesting. Wij stimuleren onze partners om waar mogelijk gebruik te maken van het beschikbare maatschappelijk vastgoed.
Voor maatschappelijke (vereniging) activiteiten en voorzieningen is ruimte nodig, zowel in de openbare ruimte als in de vorm van maatschappelijk vastgoed. Voor het bepalen van de ruimtebehoefte heeft de gemeente Kaag en Braassem referentiewaarden vastgesteld. Eigenaarschap van het maatschappelijk vastgoed ligt zoveel mogelijk bij inwoners, partners en professionals.
De bereikbaarheid van Kaag en Braassem is een belangrijke voorwaarde voor het goed kunnen wonen en werken in de verschillende kernen. Met een goede aansluiting op (en doorstroming van) het hoofdwegennet kunnen inwoners en gebruikers gebruik maken van de voorzieningen. Ook deze voorzieningen hebben belang bij een goede mobiliteit om hun diensten en producten aan te kunnen blijven bieden. Daarnaast is het van belang dat de omliggende regio goed bereikbaar blijft vanwege onder meer het economische aspect. Daarbij houden we oog voor de verkeersveiligheid van inwoners en gebruikers. Op het gebied van mobiliteit zijn diverse ontwikkelingen gaande, zoals alternatief vervoer. Deze worden nauw gevolgd.
Mobiliteit blijft groeien, bereikbaarheid blijft aandachtspunt Het aantal wegvoertuigen blijft jaarlijks toenemen, met circa 300 personenauto’s en 100 bedrijfsvoertuigen per jaar in onze gemeente (bron: CBS). In totaal waren er in 2023 23.637 wegvoertuigen in Kaag en Braassem, gemiddeld 1,2 personenauto’s per huishouden. De toename van het aantal wegvoertuigen heeft een direct effect op de bereikbaarheid van de gemeente. Daarnaast heeft het invloed op de doorstroming van het hoofdwegennet in en rondom Kaag en Braassem. Een ontwikkeling die ook invloed heeft op de bereikbaarheid in onze gemeente is het sluipverkeer. Er zijn daarnaast diverse ontwikkelingen in het wegennet zoals de verbreding van de A4 (uitgesteld vanwege stikstofproblematiek, maar naar verwachting wordt dit project de komende jaren weer opgepakt, de verbetering van de ontsluiting van de kern Leimuiden op de N207 in relatie tot verbetering van de doorstroming op de N207 ter hoogte van de Leimuiderbrug, waarbij in de toekomst wordt ingezet op een infrastructurele optimalisatie in de vorm van bijvoorbeeld een aquaduct ter hoogte van de ringvaart Leimuiderbrug. En daarnaast bijvoorbeeld de ontsluitingsstructuur binnen Roelofarendsveen als gevolg van de mogelijke verdichting binnen plangebied Braassemerland.
Ook vanuit de regio Holland Rijnland is een aantal ontwikkelingen te zien. Zo komt er bijvoorbeeld meer diversiteit in de mobiliteit. De verkeersvraag spreidt zich meer over de dag, er zijn verschillende nieuwe vervoerswijzen (elektrische fietsen / speed pedelecs / nieuwe OV-concepten) en ook andere routes. Ondanks de ontwikkelingen en mogelijke alternatieven voor reizen blijft de vraag naar mobiliteit ook groeien. Ook vanuit het inwonerspanel blijkt dat inwoners nagenoeg elke dag met de auto door de gemeente reizen.
Jaarlijks raken circa 79 inwoners gewond als gevolg van een verkeersongeval (bron: BLIQ rapportage 2018 - 2022). Verreweg de meeste verkeersongevallen vinden plaats op de rijksweg A4, gevolgd door de provinciale weg N207. In 2022 waren er in totaal 797 door de politie geregistreerde verkeersongevallen in Kaag en Braassem.
De aandacht en ambities op het gebied van duurzaamheid leiden ook tot groei van het gebruik van duurzame brandstoffen. De regio Holland Rijnland merkt op dat de acceptatie onder inwoners toeneemt om ruimte in woongebieden in te richten voor duurzame vormen van mobiliteit. Volgens de respondenten uit het inwonerpanel is het stimuleren van het openbaar vervoer (met 55%) de beste manier om Kaag en Braassem bereikbaar te houden. 41% van de respondenten is (nog) niet bereid om de auto in te ruilen voor een duurzaam vervoersmiddel. In het kader van de energietransitie en onze duurzaamheidsagenda faciliteren wij in de laadbehoefte van elektrische voertuigen. O.a. door het plaatsen van laadpalen in de openbare ruimte, afhankelijk van de vraag. Innovatieve ontwikkelingen worden daarbij in het zicht te gehouden (o.a. snelladen) om tijdig te anticiperen op de toenemende vraag naar dergelijke voorzieningen. De grootste opgaven op het gebied van mobiliteit zijn: - Kaag en Braassem bereikbaar blijven houden; - verkeersveiligheid vergroten; - duurzame mobiliteit stimuleren.
In het mobiliteitsrad staat Kaag en Braassem gemiddeld tot goed gepositioneerd op de meeste onderdelen. De autobereikbaarheid scoort een 3: de ligging nabij Rijks- en provinciale wegen is gunstig, maar er zijn knelpunten op onder andere de A4 en enkele gemeentelijke wegen in de kernen. Openbaar vervoer scoort met een 2 het laagst, doordat trein- en tramverbindingen ontbreken en buslijnen beperkt zijn, zeker tussen de kernen onderling. Tegelijk is er potentie: alle kernen zijn aangesloten op het OV en de nieuwe concessie brengt extra dienstregeluren.
Op het gebied van duurzame mobiliteit (score 3) wordt een groeiend netwerk van laadpalen gefaciliteerd, maar actieve stimulering zoals autodelen of subsidiëring blijft vooralsnog uit. Het fietsnetwerk scoort met een 4 het hoogst: vrijliggende fietspaden en veilige zones binnen de kernen maken het aantrekkelijk om te fietsen. Wel is er winst te behalen in de kwaliteit en breedte van fietspaden, met name op drukke routes. Door de toename van verschillende typen fietsen – waaronder e-bikes – ontstaan snelheidsverschillen die vragen om bredere en beter ingerichte fietspaden.
De scores in dit rad zijn gebaseerd op een globale inschatting (educated guess) en geven een indicatief beeld van de positie van Kaag en Braassem ten opzichte van regionale of landelijke standaarden.

We zien een volgende beweging: naar het integraal oppakken van mobiliteitsvraagstukken, waarbij we andere opgaven in het oog houden, met als uitgangspunt een goede leefbaarheid in Kaag en Braassem.
Een goede bereikbaarheid tussen de kernen en naar de omliggende regio’s is van belang voor het prettig kunnen wonen en werken in de gemeente. Door het toenemende verkeer blijft het een uitdaging om het verkeer goed te laten doorstromen. Er is bijvoorbeeld sprake van sluipverkeer wat druk legt op de lokale wegen. Daarnaast zijn de A4 en N207 de grootste knelpunten in Kaag en Braassem. Beide knelpunten zijn in ontwikkeling om de doorstroming en bereikbaarheid te verbeteren. Als gemeente onderschrijven wij het belang van een verbeterde doorstroming op de A4, maar daarbij houden we oog voor het economische belang van de naastgelegen ondernemers. Bijvoorbeeld de aansluiting en ontsluiting van bedrijventerreinen is een blijvend aandachtspunt. Naar verwachting wordt de verbreding van de A4 op termijn uitgevoerd, waarbij een nieuw aquaduct (ter hoogte van het oude aquaduct in de richting Den Haag) ervoor moet zorgen dat de A4 ter hoogte van Nieuwe Wetering en Roelofarendsveen geen flessenhals wordt/blijft. De N207 is inmiddels, door het aanleggen van een busbaan, verbreed tussen Alphen aan den Rijn en Leimuiden. Het resterende knelpunt op de N207 is de passage bij Leimuiden. In 2020 zijn quick wins uitgevoerd, waarvan is geconcludeerd (vanuit de studies) dat daarmee de doorstroming / ontsluiting is geborgd tot 2030. Dit laat onverlet dat ook na 2030 de ontsluiting en bereikbaarheid gewaarborgd moet blijven. Om de ontsluiting van de noordelijke Rijn- en Veenstreek tot 2040 – 2050 in kaart te brengen wordt er regionaal onderzoek uitgevoerd. Dit project staat op de agenda van de Regionale Investeringsagenda Holland Rijnland (RIA). Gelet op ontwikkelingen in de Rijn- en Veenstreek de komende jaren wordt onderzocht of en wanneer er problemen ontstaan op de huidige infrastructuur. Hierbij wordt ook apart gekeken naar de rol die de Leimuiderbrug speelt in het verkeerssysteem en of en wanneer hier mogelijk (infrastructurele) aanpassingen benodigd zijn.
Autogebruik in Kaag en Braassem
Het autobezit in onze gemeente ligt iets boven het gemiddelde; 1,2 auto’s per huishouden t.o.v. 1,1 auto’s gemiddeld. (Bron: cijfers CBS autobezit per huishouden januari 2023). Het belang van de auto voor de inwoners van onze gemeente is daarmee groot, dat blijkt ook uit het inwonerspanel. Dit komt doordat het openbaar vervoer in een aantal kernen geen goed alternatief is en forenzen uit onze gemeente de auto relatief veel gebruiken. Dit is een uitdaging op het gebied van verduurzaming en bij toekomstige ontwikkelingen zullen we naar alle waarschijnlijk rekening moeten blijven houden met het relatief hoge autogebruik / autobezit.
Parkeren
Het bovengemiddeld hoge autobezit levert, vooral in de woonwijken, ook een parkeerdruk op. Daarnaast heeft iedere ruimtelijke ontwikkeling een eigen parkeerbehoefte. Als er geen voorwaarden worden gesteld, zal de parkeerbehoefte invloed hebben op de openbare ruimte, terwijl daar niet altijd voldoende parkeergelegenheid is. Dit kan leiden tot overlast bij de bestaande en toekomstige gebruikers. Als gemeente willen we de parkeeroverlast als gevolg van nieuwe ontwikkelingen voorkomen door parkeernormen te hanteren, welke geborgd zijn in een gemeentelijke parkeernota. Maar daarnaast constateren we ook een spanningsveld t.a.v. de woningbouwbehoefte en inbreidingslocaties in relatie tot de kaders die gesteld zijn aan bereikbaarheid, parkeren en groen. In de toekomst zal daarom dan ook de discussie gevoerd (moeten gaan) worden hoe op een zo goed mogelijk manier om te gaan met dit spanningsveld en de te maken keuzes daarin.
Een betere doorstroming van de A4 en N207 met onder andere als doel een beperking van sluipverkeer door de kernen die langs deze wegen liggen. Met behoud van economische mogelijkheden voor ondernemers en zo minimaal mogelijke afstand tot het wegennet.
Een betere bereikbaarheid en ontsluiting van Leimuiden, waarbij mede de passage ter hoogte van de Leimuiderbrug een speerpunt blijft.
Goede ontsluitingsmogelijkheden ontwikkellocaties, o.a. Braassemerland in Roelofarendsveen.
Hoewel het aantal verkeersongevallen en verkeersslachtoffers in Kaag en Braassem onder het landelijk gemiddelde ligt, zien we toch mogelijkheden om de verkeersveiligheid te verbeteren. In lijn met de provinciale verkeersveiligheidscampagne ‘Maak een punt van nul’, is nul verkeersslachtoffers het uitgangspunt om de verkeersveiligheid en -beleving in Kaag en Braassem te verbeteren. Vanuit het Rijk is daarnaast het Strategisch Plan Verkeersveiligheid (SPV 2030) gelanceerd, waarin een meer risicogestuurde aanpak van verkeersveiligheid centraal staat. Als regio en gemeente gaan we hier ook in mee. Ook de gebruikers hebben een rol in de verkeersveiligheid, denk hierbij aan verlichting van vervoersmiddelen en gedrag in het dagelijkse verkeer.
Uit het raadakkoord 2022 is op te maken dat er extra aandacht komt voor het oplossen bestaande verkeersknelpunten. Een inventarisatie van knelpunten is gemaakt en op basis daarvan wordt de komende jaren gestreefd naar verbeteringsslagen op dit onderwerp. Dit door enerzijds mee te liften op het meerjarenprogramma onderhoud en wegen en anderzijds in het kader van separate projecten. Ook blijven wij inzetten op lokale en regionale campagnes t.a.v. educatie en gedragsbeïnvloeding. Daarbij blijven belangrijke doelgroepen, scholen, fietsen en ouderen (e-bikes).
Landbouwverkeer zorgt voor conflicten in verkeersstromen en gevaarlijke situaties. Met name op de smalle wegen in het buitengebied en in de kern van Leimuiden. Uitgangspunt is om het zware landbouwverkeer zoveel mogelijk te scheiden van de kwetsbare weggebruikers. We onderzoeken met de provincie, buurgemeenten en de LTO mogelijkheden om de conflicten met landbouwverkeer te verminderen. Daarbij rekening houdend met bijvoorbeeld de ruimtelijke mogelijkheden die we als gemeente hebben. Daarnaast moeten we er ook rekening mee houden dat het zware (landbouw)verkeer trillingen in de bodem veroorzaakt. Dat kan vooral in dichtbebouwde gebieden leiden tot hinder of schade.
Het vergroten van het verkeersveiligheidsgevoel, door onder andere aan te sluiten bij de provinciale campagne en het strategische plan vanuit het Rijk.
Behoud van veilige wegen voor de inwoners en gebruikers, onder andere door, wanneer mogelijk, het scheiden van landbouwverkeer en de kwetsbare verkeersdeelnemers.
Jaarlijkse extra inzet op verkeersknelpunten.
Hogere mate bewustwording door structureel educatie en campagnes.
We zien een toename van het aantal elektrisch oplaadbare voertuigen (e-rijders), die daarmee bijdragen aan de verduurzaming van Kaag en Braassem. Het brengt automatisch ook een extra vraag naar oplaadpunten met zich mee. We groeien mee in deze behoefte door mogelijkheden tot laden te faciliteren en houden toekomstige ontwikkelingen in de gaten, samen met de betrokkenen, bij het aanleggen van laadpunten.
We zijn als Kaag en Braassem aangesloten bij een concessie (vanuit Rotterdam/MRDH) voor het plaatsen van laadinfrastructuur (laadpalen) in de openbare ruimte. Hiermee faciliteert Kaag en Braassem e-rijders door gratis palen te laten plaatsen in de openbare ruimte, voor e-rijders die niet over parkeergelegenheid op eigen terrein beschikken. Dit betreft ‘normaal laden’. Een nieuwe concessie, vanuit de RAL Zuid-west zal gaan lopen vanaf medio 2026 en zal meer gericht zijn op datagestuurd plaatsen van laadpalen in plaats van aanvraaggestuurd. De afgelopen jaren is er gewerkt aan een dekkend netwerk van laadpalen waarbij het aanbod de vraag volgt en dit willen we de komende jaren gestaag doorzetten door de laadvraag te blijven faciliteren. Hierbij is in eerste instantie het streven dat ieder woonadres binnen 200 meter loopafstand de beschikking moet hebben over een laadpaal. Vervolgens zal er aan de hand van prognose- en plankaarten (opgesteld in 2025) met een doorkijk tot 2030 gewerkt worden aan de reële uitbreiding van het netwerk op basis van de laadbehoefte.
Naast het ‘normaal’ laden in de woonwijken zal er ook meer aandacht moeten komen op geschikte locatie voor snelladen en voor laden van logistieke voertuigen (met name op bedrijventerreinen). Het is moeilijk inschatten hoe deze vorm van mobiliteit zich gaat ontwikkelen in de komende jaren en wat voor effect dit gaat hebben op de openbare ruimte. Door samenwerking te zoeken met huidige concessiepartners proberen wij op tijd in de trends en ontwikkelingen mee te gaan. Zo kan er een transitie plaatsvinden van fossiele brandstof naar elektrische aangestuurde voertuigen.
Openbaar vervoer
Ook het openbaar vervoer is aan verandering onderhevig. De coronapandemie heeft tot gevolg gehad dat de nieuwe concessieperiode is ingetredend er december 2024. Dit heeft geleid tot een nieuwe vervoerder in het concessiegebied Zuid Holland Noord; QBuzz. Na een moeizame start van de concessieperiode, waar tal van redenen de oorzaak van waren hebben wij er vertrouwen in dat QBuzz de komende 15 jaar de OV-reiziger op een goede manier zal bedienen. Met 20% meer dienstregeluren zijn er mogelijkheden om de dienstregeling te verbeteren en met een volledig elektrische vloot staats ook duurzaamheid hoog in het vaandel. De nieuwe sneldienst (lijn 366) tussen Leimuiden en Leiden is een eerste voorbeeld van een verbeterde dienstregeling. Het streven voor Kaag en Braassem is en blijft om de huidige kwaliteit te handhaven en waar mogelijk te verbeteren. Dit aan de hand van de jaarlijkse vervoerplannen voor het komende jaar.
Zo staan de landelijke gebieden op het gebied van OV al een tijd onder druk. Naar verwachting zal dit toenemen door ontwikkelingen als verstedelijking en vergrijzing en mogelijk dus ook door de afname van de vervoersvraag i.v.m. de hierboven genoemde corona periode. Echter blijft het doel om het huidige bedieningsniveau te handhaven en waar mogelijk te verbeteren voor alle inwoners.
Een trend die naar verwachting op korte termijn groter zal worden is Mobility as a Service (MAAS). Door de technologische ontwikkeling en de beschikbaarheid van open data is het mogelijk om platforms, services en apps te creëren waar vervoersvraag en -aanbod samen kunnen komen. Particulieren kunnen dan via deze dienst hun ideale vervoersmogelijkheid samenstellen. Met een hoofdrol voor het OV, maar ook de aansluiting op het OV is belangrijk. Dit is vooral een marktontwikkeling, maar zal ook inzet en commitment vragen van overheden, door bijvoorbeeld het verstrekken van data.
Fiets
Met de komst van de elektrische fiets (en de speed pedelec) is de fiets steeds meer een duurzaam vervoersalternatief met een groeiend kilometerbereik. Daarnaast heeft de toename van het fietsen ook een positief effect op de gezondheid van inwoners.
Regionaal wordt ingezet op een doorfietsroutenetwerk met als doel uniforme, brede en veiliger fietspaden te realiseren in Holland Rijnland. Voor Kaag en Braassem zijn hiervoor de verbindingen Alphen a/d Rijn – Leimuiden – Schiphol en Haarlemmermeer – Roelofarendsveen – Leiden in beeld. Hierbij is het streven om meer mensen op de fiets / in beweging te krijgen. Vooruitlopend op de uitvoering en uitwerking van dit voornemen zal in eerste instantie (financiële) haalbaarheid en uitvoerbaarheid in kaart gebracht moeten worden. In de regio zijn enkele prioritaire routes aangewezen die ook al ver in (besluitvormings-) proces zijn. Voor de routes binnen Kaag en Braassem is dit niet het geval. Wél hebben we het voornemen om waar mogelijk werk met werk te maken op de aangegeven doorfietsroutes. Bijvoorbeeld bij onderhoud van het fietspad langs de Leidseweg tussen de Langebrug en gemeente Leiderdorp. Hierbij zal de veiligheid van alle gebruikers een belangrijk onderdeel blijven, bijvoorbeeld door het sturen op veilige oversteekplaatsen.
Ook recreanten in onze gemeente hebben belang bij deze veilige, brede en toegankelijke fietspaden.
Wij willen een zo schoon mogelijk vervoer voor en van de inwoners realiseren. Dit willen onder andere bereiken door het uitbreiden van het aantal laadpalen.
Minimaal behoudt van de openbaarvervoervoorzieningen op het huidige niveau en waar mogelijk verbeteringen in de dienstregeling.
In samenwerking met de regio en omliggende gemeenten in Holland Rijnland stappen maken in een regionaal doorfietsroutenetwerk.
Kaag en Braassem is een gemeente waar onze inwoners veilig kunnen wonen, weerbaar zijn en omzien naar elkaar. We volgen en investeren in veiligheidsontwikkelingen en streven naar een duurzame en effectieve samenwerking met onze partners. Waar mogelijk betrekken we onze inwoners en ondernemers en investeren we in lokale betrokkenheid. Veiligheid staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van een breder beleidsveld. We zijn ons bewust van de verschillende beleidsmatige raakvlakken en zoeken de verbinding.
Als gemeente hebben we met diverse veiligheidsvraagstukken te maken, denk aan ondermijnende criminaliteit, woonoverlast, huiselijk geweld of online criminaliteit. De gemeente heeft hiervoor een integraal veiligheidsbeleid 2023-2026 (IVB) opgesteld. In het IVB beschrijven we onze missie, de samenwerking met partners en welke onderwerpen deze vier jaar prioriteit zijn. Aan de hand van het IVB geven we invulling aan de wettelijke regierol van de gemeente om het doorlopende proces van werken aan, en sturen op integrale veiligheid vorm te geven.
De wereld is continu in beweging. We realiseren ons dat de context van veiligheid er in 2026 anders uit kan zien dan nu. Daarom herijken we in 2026 ons integrale veiligheidsbeleid. Deze herijking biedt ruimte om in te spelen op onvoorziene of nieuwe ontwikkelingen. De omgevingsvisie, die naar verwachting eind 2025 wordt vastgesteld, vormt hierin een belangrijk afwegingskader. De looptijd van deze visie bestrijkt meerdere jaren en zal als basis dienen voor een toekomstbestendig veiligheidsbeleid.
We vinden het belangrijk dat onze inwoners zich veilig voelen. Om dit te meten wordt elke twee jaar de Veiligheidsmonitor uitgevoerd. Hierin worden thema’s zoals leefbaarheid van de woonbuurt, veiligheidsbeleving, slachtofferschap van criminaliteit, het oordeel van de burger over het functioneren van de politie en preventiegedrag onderzocht. De meest recente monitor is uitgevoerd in 2023. De uitkomsten hiervan zijn met de gemeenteraad gedeeld in een RIB en vormen een belangrijke basis voor het bepalen van prioriteiten binnen het IVB.
Veiligheidsbeeld
Uit de veiligheidsmonitor 2023 blijkt dat Kaag en Braassem een relatief veilige gemeente is. Inwoners geven de veiligheid in de buurt een 7,7. Dit ligt iets hoger dan het landelijk gemiddelde van een 7,5. De sociale cohesie in onze gemeente is hoger dan het gemiddelde. Zo geeft 80,8% dat buurtbewoners op een prettige manier met elkaar omgaan en 71,8% geeft aan zich hier thuis te voelen. 8,8% geeft aan zich weleens onveilig te voelen in de buurt. Inwoners ervaren in Kaag en Braassem daarnaast gemiddeld minder overlast dan het landelijke gemiddelde.
Onze samenleving is voortdurend in beweging. Bewustwording van nieuwe risico’s of ontwikkelingen vraagt dan ook om alertheid en aanpassingsvermogen. Ook de mogelijke (lange termijn) gevolgen van de oorlogen in Oekraïne/ Israël en Palestina, verschuiving in het geopolitieke klimaat, de asielcrisis en pandemieën spelen hierin een rol. We zijn ons bewust van de volgende ontwikkelingen:
Op basis van landelijke en lokale ontwikkelingen, beleidsprioriteiten van partners en de uitkomsten van de Veiligheidsmonitor zien we vijf prioriteiten. Deze prioriteiten zijn in het IVB opgenomen en zijn als volgt:
Het veiligheidsbeeld van Kaag en Braassem wijkt in positieve zin af van het landelijke gemiddelde. Het aantal geregistreerde misdrijven ligt aanzienlijk lager en ook het aantal meldingen van verwarde personen, jeugdoverlast en brandweerincidenten is beperkt. Op het gebied van digitale veiligheid (zoals cybercrime) ligt de gemeente rond het landelijk gemiddelde. Dit duidt op een relatief veilige woonomgeving, maar het vraagt blijvende aandacht voor preventie, maatschappelijke signalering en inzet op het sociaal domein om dit beeld vast te houden.

Sinds 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor een groot aantal kerntaken op het gebied van jeugd, zorg en participatie. Deze ontwikkelingen zetten verder door en nieuwe verantwoordelijkheden zijn naar de gemeenten gekomen zoals de Wet verplichte GGZ. De afgelopen jaren zien we een toename van personen met verward gedrag, woonoverlast en casuïstiek op het gebied van zorg en welzijn. Het gaat hier vaak om een combinatie van problemen waarbij inzet en samenwerking van verschillende partners nodig is. Daarnaast zien we bij deze casuïstiek dat het impact heeft op de (woon)omgeving en voor gevoelens van onveiligheid kan zorgen. Integrale samenwerking, het bieden van passende zorg of ondersteuning maar soms ook het treffen van bestuurlijke maatregelen kan escalatie voorkomen of beperken.
Ondermijning is een onderwerp dat de afgelopen jaren steeds meer urgentie heeft gekregen zowel landelijk, regionaal als op lokaal niveau. Bij georganiseerde ondermijnende criminaliteit is er sprake van verwevenheid tussen de onderwereld en bovenwereld: legale structuren worden gebruikt voor illegale activiteiten. Ondermijnende criminaliteit is niet altijd zichtbaar, maar heeft wel zichtbare gevolgen voor onze bewoners. Denk daarbij aan verloedering op straat en verwaarlozing van panden. Mensenhandel, drugshandel, fraude en afpersing zijn vaak niet zichtbaar, maar wel voelbaar in de maatschappij. Gemeenten hebben de afgelopen jaren steeds meer mogelijkheden gekregen om op lokaal niveau bestuursrechtelijk te handhaven en om de Wet Bibob toe te passen. Gezien de geografische ligging van Kaag en Braassem in combinatie met een uitgestrekt landelijke (buiten)gebied, een diversiteit aan kwetsbare sectoren en branches en andere gelegenheidsstructuren maakt dat er risico’s zijn voor ondermijnende activiteiten. Contact met slachtoffers van ondermijning leveren geregeld schrijnende verhalen op.
Het vergroten van de bewustwording en weerbaarheid op het gebied van ondermijning;
Vergroten van de informatiepositie van de gemeente zodat signalen over ondermijning sneller kunnen worden herkend, geagendeerd en aangepakt;
Het op orde brengen van en het toepassen van het bestuurlijk instrumentarium van de gemeente om (vermoedens van) ondermijning aan te pakken.
Hoewel de geregistreerde criminaliteit in Nederland al enige jaren afneemt, zijn er andere (minder zichtbare) vormen die toenemen. Digitale criminaliteit is hier een voorbeeld van. Als gemeente hebben we een verantwoordelijkheid voor een veilige samenleving. En omdat de samenleving zich in toenemende mate online afspeelt strekt deze verantwoordelijkheid zich uit tot de veiligheid van de samenleving bij het optreden bij digitale incidenten en het voorkomen en bestrijden van cybercriminaliteit. Naast dat inwoners in eerste instantie een eigen verantwoordelijkheid hebben voor hun digitale veiligheid hebben we als gemeente een belangrijke rol om te voorkomen dat inwoners, bedrijven, voorzieningen én de gemeente zelf, slachtoffer worden van cybercrime en/of digitale ontwrichting. Uit de Veiligheidsmonitor blijkt dat slachtofferschap van online criminaliteit in onze gemeente iets hoger ligt dan het landelijk gemiddelde. Dit vraagt dan ook om investering en aandacht voor dit thema.
Onze maatschappij is voortdurend in verandering. Ontwikkelingen zoals verschuivingen in het geopolitieke klimaat, de asielcrisis, effecten van oorlogen (zoals in Oekraïne en het Midden-Oosten), boerenprotesten, pandemieën, desinformatie en woningmarktkrapte beïnvloeden de veiligheid en het vertrouwen in de overheid. Landelijk zien we een groeiende afstand tussen inwoners onderling en tussen inwoners en het bestuur. Het uiten van maatschappelijk ongenoegen is een democratisch recht, maar vraagt tegelijkertijd om alertheid en gepaste respons vanuit overheden.
Toezicht en handhaving is een belangrijke schakel binnen de diverse veiligheidsthema’s. Zeker in relatie tot de aanpak van ondermijning maar ook rondom zorg en veiligheid. Toezicht en handhaving op het gebied van malafide bedrijvigheid, huisvesting arbeidsmigranten, adresfraude, woonoverlast en overlast gevende locaties zijn hier enkele voorbeelden van. De afgelopen jaren zien we een verschuiving in het taakveld van toezicht door thema’s zoals pandemieën, geopolitieke verschuiving, protesten of de vluchtelingen. Dit vraagt dan ook om lokaal maatwerk. De samenwerking met de politie, maar ook partners zoals de Omgevingsdienst West-Holland en jeugdwerk is hierin essentieel.
De rol van toezicht en handhaving wordt ook breder belicht in de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie, onder meer waar het gaat om leefbaarheid en de fysieke kwaliteit van de ruimte. Hier komt de verbinding met buurtinitiatieven, beheer en inrichting van de openbare ruimte nadrukkelijker terug.
We werken gebiedsgericht en informatie gestuurd;
We zetten in op meer proactief en minder reactief toezicht;
We zetten in op het vergroten van de zichtbaarheid;
We werken intensief samen met onze partners zoals politie, Omgevingsdienst West-Holland en jeugdwerk;
Stimuleren, faciliteren en samen optrekken met burgerinitiatieven.
De betrokkenheid van inwoners neemt toe, mensen dragen nadrukkelijker dan voorheen actief bij aan een veilige leefomgeving. Niet alleen aan hun eigen veiligheid (met o.a. inbraakpreventie), maar ook aan de veiligheid van hun wijk of buurt via WhatsApp Buurtpreventie en Burgernet. Als gemeente blijven we initiatieven zoals WhatsApp Buurtpreventie stimuleren en faciliteren.
De fysieke leefomgeving heeft een belangrijke invloed op de veiligheid(sbeleving). Denk hierbij aan de inrichting van wegen, straatverlichting en evenementen. Ook andere ontwikkelingen spelen hier een rol. Zo voert de Veiligheidsregio Hollands Midden (VRHM) bijvoorbeeld een onderzoek uit naar hoogwater, als gevolg van klimaatverandering. Deze onderzoeken en stresstesten zijn uitgevoerd en de ontwikkelingen blijven we volgen. Het Regionaal Beleidsplan vormt de beleidsagenda voor de veiligheidsregio en haar partners en in het Regionaal Risicoprofiel van de VRHM wordt inzicht gegeven in de risico's die binnen de Veiligheidsregio bestaan. Daarnaast is de VRHM een belangrijke partner als het gaat om omgevingsveiligheid en de risicogerichte advisering bij ruimtelijke ontwikkeling.
Inwoners van alle leeftijden voelen zich veilig in hun woon-, werk-, en leefomgeving.
Stimuleren en waar nodig faciliteren van inwonersinitiatieven om de veiligheid in hun eigen wijk of buurt te vergroten. Daarbij zetten we preventief in op het voorkomen van (woning)inbraken.
Stimuleren en vergroten van bereidheid van inwoners om verdachte situaties te melden.
Een schone, hele en veilige openbare ruimte draagt bij aan sociale veiligheid en leefbaarheid. Dit is onlosmakelijk verbonden met toezicht en handhaving, maar ook met de betrokkenheid van inwoners. Wij streven er naar dat inwoners steeds actiever bijdragen aan hun eigen woonomgeving. Daarom willen we buurtinitiatieven niet alleen stimuleren, maar ook beter verbinden aan ons toezicht- en handhavingsbeleid. Samen werken we aan leefbare dorpen waar iedereen zich prettig en veilig voelt.
Schoon, heel en veilig houden van de openbare ruimte. In het beheer houden we oog voor mens en milieu. Waar mogelijk beheert de gemeente samen met inwoners en bedrijven.
Op dit moment is het grondgebied binnen de gemeentegrenzen nog onderverdeeld in een vijftiental bestemmingsplannen (kleine postzegelplannen niet meegerekend). In bestemmingsplannen is voor de gehele gemeente vastgelegd wat de gebruiks- en bouwregels zijn. Die regels kunnen voor elk bestemmingsplan net iets anders zijn. Met de invoering van de Omgevingswet worden uiteindelijk al die losse bestemmingsplannen omgezet naar één omgevingsplan en zullen we gaan werken met een onderverdeling van de gemeente in gebiedstypen. Op dit moment is er sprake van ‘het tijdelijk deel van het omgevingsplan van rechtswege’. Dit bestaat uit de oude bestemmingsplannen, enkele gemeentelijke verordeningen (o.a. de geurverordening) en de bruidsschat.
Onze gemeente kan grofweg in vijf verschillende soorten gebieden worden opgedeeld: het buitengebied, het water, de glastuinbouwgebieden, de bedrijventerreinen en de kernen. Binnen ieder gebiedstype spelen verschillende belangen en thema’s. Om scherp te krijgen binnen welk gebied welke van deze thema’s, belangen en dilemma’s spelen, werken we de verschillende gebiedstypen in dit hoofdstuk verder uit. Per gebiedstype geven we een beschrijving van het gebied met de doelen en de specifieke uitgangspunten waarbinnen deze doelen bereikt moeten worden. De specifieke uitgangspunten vormen een kader voor nieuwe ontwikkelingen en zijn een kapstok voor het opstellen van het omgevingsplan. In alle gebieden hebben infrastructuur en beperkingenzones invloed, dit beschrijven we aan het eind van dit hoofdstuk.

De gemeente Kaag en Braassem bestaat uit 11 kernen. Iedere kern heeft een eigen identiteit met eigen karakteristieken. Deze worden per kern benoemd en uitgewerkt in de dorpsperspectieven. Uiteraard verschillen de kernen qua oppervlakte, inwonersaantal en bijbehorend voorzieningenniveau. Echter, de ambities in de kernen zijn tot op zekere hoogte vergelijkbaar, dus de dorpen worden niet langer onderverdeeld in sub-gebiedstypen.
De kernen zijn de gebieden binnen de gemeente waar onder andere veel ruimte is voor wonen, winkels, horeca en sport. Bestaande bedrijfsbestemmingen zouden wij graag op termijn verwijderen uit de woonomgeving door deze locaties te transformeren naar woningbouw (bijv. door bedrijfsbeëindiging of het verplaatsen naar een bedrijventerrein).
Als het gaat om het bouwen van woningen geven wij de voorkeur aan inbreiding, maar dit betekent niet dat uitbreiden geen mogelijkheid is. Het buitengebied willen wij zoveel mogelijk open houden, maar aan de randen van de kernen is ruimte voor ontwikkeling in de sfeer van ‘straatje erbij’. Naast de provinciale BSD-contour (donkere arcering), hebben we zelf een tweede contour opgenomen binnen dit gebiedstype. De lichtere arcering op de kaart illustreert wat in onze ogen reeds aangemerkt kan worden als bestaand stedelijk gebied. De logische uitbreidingsruimte bij de verschillende dorpen is aangegeven door middel van pijlen bij de dorpsperspectieven. Bij een eventuele uitbreiding aan de rand van een dorp moet er sprake zijn van een geleidelijke overgang tussen de woonwijk en het open landschap. Oftewel, aandacht voor een goede landschappelijke inpassing. In de ‘Visie op hoogbouw en inbreiden/uitbreiden’ komen alle aspecten aan bod waar een initiatief voor hoogbouw of uitbreiding aan getoetst zal moeten worden.
Detailhandel wordt zoveel mogelijk geclusterd in bestaande winkelgebieden, zoals bijvoorbeeld het Dorpshart in Leimuiden, het Batehof in Woubrugge, het Noord- en Zuidplein in Roelofarendsveen of aan de Meerkreuk in Oude Wetering. Binnen deze gebieden, maar ook daarbuiten, worden standplaatsen ingenomen. Om een wildgroei aan standplaatslocaties te voorkomen zal er nagedacht moeten worden of en waar er ruimte is voor eventuele nieuwe plaatsen.
Binnen de kernen is er aandacht voor het opwekken van energie op een duurzame manier. Hierbij valt te denken aan zonnepanelen op daken van gebouwen, maar er kunnen ook andere lokale initiatieven ontstaan. Bijvoorbeeld het overdekken van parkeerplaatsen door een overkapping met hierop zonnepanelen. Wij staan positief tegenover dergelijke ontwikkelingen, mits passend in de omgeving. Klimaatadaptatie is binnen dit gebiedstype ook een belangrijk thema. Door de hoge mate van verharding en bebouwing kan er in de toekomst steeds vaker overlast komen door extreem weer. Daarom moeten we nadenken over te nemen maatregelen binnen dit gebied.
Wat betreft recreatie willen we zoveel mogelijk inzetten op verblijfsrecreatie met daaraan ondersteunend dagrecreatieve voorzieningen, zoals horeca. Kleinschalige verblijfsrecreatie is mogelijk, bijvoorbeeld een bed & breakfast bij een vrijstaande woning. Grootschalige verblijfsrecreatie is binnen de kernen niet mogelijk.

Woningbouwprojecten moeten passen bij de aard en schaal van de kern/omgeving. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk mits er voldoende maatregelen worden getroffen die rekening houden met de infrastructuur en klimaatadaptatie.
Hoogbouw, vanaf vijf bouwlagen dan wel 12/13 meter, is mogelijk. Met name in de grotere kernen (Roelofarendsveen, Oude Wetering, Leimuiden en Woubrugge) en mits passend in de omgeving.
Het wordt wenselijk geacht om (agrarische) bedrijfsbestemmingen in en rondom de kern te wijzigen naar bijvoorbeeld woningbouw, om zo bedrijfsbestemmingen te clusteren op de bedrijventerreinen en het woon- en leefklimaat in de kernen te verbeteren.
Detailhandel concentreren we zoveel mogelijk in de dorpscentra.
Bij (her)ontwikkeling in de kernen is het water- en bodemsysteem sturend. De ligging, omvang en inrichting van functies moeten passen bij de draagkracht van de bodem en het functioneren van het watersysteem.
Binnen sommige kernen zijn er karakteristieke gebieden (voorheen: beschermde dorpsgezichten). Denk bijvoorbeeld aan het haventje bij de Witte Singel in Roelofarendsveen, de Julianalaan op Kaag en de Kerkstraat-Veerstraat in Oude Wetering. Deze straatbeelden moeten zoveel mogelijk behouden blijven en dus worden ontwikkelingen in deze linten voorgelegd aan de gemeentelijke adviescommissie omgevingskwaliteit.
Bilderdam werd eerder omschreven als “pittoresk”, “schilderachtig” en “een taartrandje oud land”. Echter, het dorpje aan de Drecht is niet alleen “idyllisch”, het is ook uniek gelegen: op een punt waar twee provincies en drie gemeenten elkaar ontmoeten, al zullen de inwoners zelf niet snel aan dit soort officiële grenzen denken. Nee, zij roemen het kleine dorp – met officieel blauw kombord in weerwil van de provinciale richtlijnen – vanwege het “veilige”, “vriendelijke” en “vrije” (als in: zelfstandig/onafhankelijk) karakter.
“De oprijlaan [van thuis] begint zodra je uit de drukte van Kudelstaart en Leimuiden komt.” Een uitspraak die aansluit bij de rust en ruimte van de omgeving. Er lijkt een gezonde mix aanwezig van families met diepe wortels in de landbouw als ook nieuwe aanwas. Want de mensen zijn over het algemeen tevreden (misschien zelfs wel trots), waarderen de gemoedelijke omgang en sociale controle en wonen graag in Bilderdam.

In de vijftiende eeuw werd nabij de brug van Bilderdam – de naam verraadt het al – een dam opgeworpen. Door de stad Haarlem, ‘om de vaarweg via dit water en de Aar naar de Oude Rijn onbruikbaar te maken voor Amsterdam in de concurrentiestrijd om de binnenvaart’. Later zou een schutsluis volgen, een pontje, een houten brug en een ijzeren brug alvorens uiteindelijk de huidige Bilderdamse brug in dienst werd genomen.
De bebouwing heeft zich van oudsher geconcentreerd om wat dus ooit begon als dam. Er is zodoende van oudsher een nadrukkelijke binding met het water geweest. In de loop der tijd heeft het woonlint zich iets verdicht, maar niet wezenlijk uitgebreid.
Eensgezind zijn de huidige inwoners dat deze trend van verdichting moet worden voortgezet. Sanering van de laatste (agrarische) bedrijfspercelen lijkt in de toekomst wenselijk. Verlenging van het lint en hoogbouw daarentegen zijn volgens de inwoners onwenselijk, al hoopt men wel dat lokale jongeren in de toekomst iets betaalbaars kunnen vinden. Op dit moment kunnen zij onmogelijk concurreren met “expats” en andere mensen “van buiten”.
De ruimtelijke uitdagingen in de landelijke dorpen van de gemeente zijn ook van toepassing op Bilderdam. Buiten de stagnerende, scheve woningmarkt is daar de landbouwtransitie een voorbeeld van, evenals het verdwijnen van de (schaarse) lokale economie en de achteruitgang van de biodiversiteit.
De volgende vier zaken springen er tot op zekere hoogte uit voor Bilderdam:
over de grootschalige opwek van duurzame energie maken de inwoners zich zorgen (horizonvervuiling);
het verkeer (hoge snelheden en “aso-gedrag” op zowel weg als water, zwaar verkeer, Schiphol en de drukte rondom de brug) houdt de gemoederen bezig;
er zijn verschillende geluiden te horen aangaande recreatie (het wordt ervaren als thema dat het dorp iets oplevert, maar ook iets kost);
het ontbreken van een aantal voorzieningen (geen openbaar vervoer bijvoorbeeld) wordt met momenten gemist, het betekent echter niet dat de vitaliteit van het dorp er ernstig onder te lijden heeft.
Men “loopt niet bij elkaar de deur plat” maar “kijkt wel naar elkaar om”. In Bilderdam komt het in essentie daarop neer. Het sociale karakter van het dorp – voor zover dit tijdens de dorpentoer kon worden belicht1 – vertoont weinig verrassingen, al moet gezegd worden dat er cijfers zijn die wijzen op een bovengemiddelde hoge veerkracht (o.a. kunnen omgaan met tegenslag en in staat zijn tot het vinden van oplossingen in moeilijke situaties). Waardoor dit precies komt, is niet direct duidelijk geworden.
Zij die in Bilderdam wonen kiezen “vrijwillig” voor de rust, niet voor de continue drukte en bedrijvigheid van de bebouwde omgeving. Er zijn echter af en toe schommelingen waarneembaar. De ijsclub draagt hier vaak een zekere verantwoordelijkheid voor. Zo’n beetje compleet oud- en nieuw-Bilderdam is lid en hoewel er de laatste jaren weinig geschaatst kon worden, blijven de jaarlijkse vergadering, het schaatsuitje en de dorpsbarbecue serieuze sociale aangelegenheden.
1 28 mensen waren aanwezig op de avond van de dorpentoer. Daarmee had Bilderdam het hoogste opkompercentage, namelijk: 28 procent.
Gezegd moet worden dat het dorp vergrijst en “levendigheid” verliest, deels omdat jongeren noodgedwongen vertrekken en degenen die wél een huis in Bilderdam kunnen veroorloven, vaak ouder zijn. Volgens sommigen is dat een bedreiging, voor weer anderen lost zo’n probleem zich uiteindelijk vanzelf op.
Het vertrek van de vaste brugwachter en het niet weten wat de hulpvraag is onder buren (ondanks de “sociale controle” en “oplettendheid”) zijn overige sociaal-maatschappelijke stoorzenders. Buiten dat lijkt het erop dat de mensen in Bilderdam vooral tevreden zijn. Zoals ook in andere dorpen hoor- en zichtbaar werd, willen de inwoners bovenal behouden wat men nu heeft.
Dit perspectief is hoofdzakelijk opgesteld op basis van ‘Dorpsperspectief Hoogmade 2040 - eindrapportage participatie’
Hoogmade, gelegen aan de Kromme Does, omgeven door monumentale molens. Na de herbouw van de Onze-Lieve-Vrouw-Geboortekerk regeert de groene torenspits als vanouds over het traditionele polderlandschap. De over het algemeen tevreden inwoners van Hoogmade koesteren de “dorpse rust”, “de centrale ligging” en “het saamhorige gevoel” van hun dorp.
Het zijn vooral deze kenmerken van de voormalige heerlijkheid – tezamen met het huidige voorzieningenniveau – die volgens een groot deel van de inwoners behouden moeten blijven voor de toekomst.

Hoogmade kenmerkt zich door weidsheid in combinatie met beeldbepalende waterwegen – naast de eerdergenoemde Kromme Does – ook de Wijde Aa. Hoogmade ligt in een recreatielint, ecologische verbindingszone en wordt omringd door weidevogelgebied.
Het gebrek aan woonruimte wordt gezien als dé bedreiging voor de leefbaarheid en toekomst van Hoogmade. Mede vanwege die zorgen wordt er in de komende periode gekeken naar twee mogelijkheden voor nieuwbouw. Zodat er “nieuw bloed door de aderen kan stromen”. Deze projecten staan lokaal bekend als ‘Straatje erbij’ aan de westkant van het dorp en ‘de Dierenweide’ bij de Doesbrug in het zuidelijk deel.
Beide projecten passen binnen de algemene gemeentelijke beleidslijn voor nieuwbouw: inbreiding of aan de dorpsrand.
De verdere gewenste en zelf opgestelde uitgangspunten van de woningopgave in Hoogmade zijn: een dorpse, groene inpassing, een gezonde mix van woningtypen en betaalbaarheid. Aanvullend zouden velen graag zien dat er een “transformatie” plaatsvindt van “bestaande erven” (ruimte voor ruimte, meer maatwerk) en bepaalde wijken met veel corporatiebezit die aanmerking komen voor herstructurering.
Met alleen extra woningen erbij zijn de ruimtelijke uitdagingen niet verdwenen. De druk op de leefomgeving in Hoogmade – net als geheel Kaag en Braassem – blijft bestaan. Bekende dossiers als recreatie, mobiliteit, bodemdaling, economie, wonen, veiligheid, natuur en duurzaamheid staan op gespannen voet met elkaar. In de toekomst moeten er daarom keuzes gemaakt worden. Daar is het dorp zich van bewust.
Recente gesprekken wijzen uit dat een aanzienlijk deel van de gemeenschap graag extra aandacht wil voor vier thema’s: 1) versterking van het landschap, 2) bevordering van recreatie en 3) het verbeteren van de verkeerssituatie en 4) het dorpshart.
Uit deze zogenaamde “werkpakketten” (waar het dorp Hoogmade zelf het initiatief op neemt) volgden al een aantal concrete ideeën, onder andere:
een boszone grenzend aan de HSL / A4 (in het kader van “afscherming, geluidsreductie, recreatie en biodiversiteit”) en wandelpaden;
een “nieuw openbaar recreatiekavel aan de Does";
“optimaliseren parkeergelegenheden”, “een verkeerskundig onderzoek” en een “betere verbinding [van het dorpshart] met bestaande haven’.
Hoewel het dorp in haar eigen tempo zelf aan de slag kan met de doelstellingen en uitwerking van deze werkpakketten, heeft de gemeente (of een andere overheidsinstantie) op sommige thema’s een wettelijke rol. En soms – indien wenselijk of noodzakelijk – kan de gemeente ondersteunend zijn.
Een eerste rondgang op het gemeentehuis heeft geleid tot de volgende stand van zaken aangaande de werkpakketten waar de gemeente een rol voor zichzelf ziet:
het optimaliseren van de parkeergelegenheden nabij het Noordeinde (een taak van de gemeente) wordt opgenomen als project;
de versterking van het landschap middels een boszone nabij de HSL / A4 lijkt ingewikkeld te worden (eigendom van derden, gevaar voor weidevogels en mogelijk in het geding komen van de bereikbaarheid van hulpdiensten)
voor het versterken van de lokale recreatie zijn er gesprekken gevoerd over het inpassen van nieuwe wandelpaden door de polder;
grote reconstructies van de verkeerssituatie in het dorpshart of een verkeerskundig onderzoek staan in de komende jaren niet op de planning;
over het al dan niet realiseren van een “nieuw openbaar recreatiekavel aan de Does” denkt de gemeente na of en zo ja welke rol zij hier in heeft.
Hoogmade bruist van het vrijwilligers- en verenigingsleven. Veel inwoners zijn betrokken of nemen zelf het initiatief om hun dorp vitaal te houden. Er is sociale samenhang, weinig eenzaamheid en veel naastenliefde doordat er een aanzienlijke groep inwoners is die voor elkaar zorgt. Verder wordt er relatief veel bewogen en weinig alcohol gedronken. Hoogmade is mede daardoor veerkrachtig. Wat verder in de cijfers naar voren komt is de dubbele vergrijzing: bovengemiddeld snel neemt het aandeel ouderen toe die – is de verwachting – ook langer oud zullen worden / zijn.
De vitaliteit van Hoogmade is een kracht, maar kan – in de toekomst – ook onder druk komen te staan. Voornamelijk vanwege de snel groter wordende groep ouderen. Deze ontwikkeling betekent iets voor met name de ouderenzorg en (sociaal-culturele) voorzieningen in de nabije toekomst. Maar deze opgave ontkennen dan wel bestempelen als bedreiging is te kort door de bocht: nieuwe kansen zullen zich aandienen. Vooral omdat Hoogmade bewijst dat het veel zelf kan en wil.
Dat mensen het dorp maken, illustreren de Hoogmadenaren. Soms gebeurt dat in overleg met de instanties, soms doen ze dat buiten de overheid om, geheel onafhankelijk en doeltreffend. Mooie voorbeelden waarin het “subsidiariteitsbeginsel” concreet en gemeenschapsgevoel zichtbaar wordt zijn de Koningsdagweek en het Flippo-feest.
Maar ook het in stand houden van “sociaal-culturele voorzieningen” is een getuige van de veerkracht en saamhorigheidsgevoel. Zo werd de verwoeste OLV-Geboortekerk in ere hersteld, hield men de supermarkt met een ingenieuze actie in bedrijf en verbouwde de voetbalvereniging MMO – een vereniging die als bindmiddel dient binnen de gemeenschap – de kantine en kleedlokalen geheel zelfstandig.
De gemeente heeft – in dat laatste voorbeeld – een combinatie gepakt van de presterende rol (juridisch draagt de gemeente vaak nog eindverantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld het gebruik van de sportvelden) en samenwerkende rol (al het overige eigenaarschap is overgedragen aan in dit geval MMO). De sportclubs weten namelijk beter wat er op het sportpark nodig is en hoe het onderhoud efficiënt en effectief ingevuld kan worden
Dit perspectief is hoofdzakelijk opgesteld op basis van ‘Conceptvisie Kaag(eiland) 2040’
In de linker winkelhaak van de gemeente Kaag en Braassem ligt – tegen de provinciegrens geplakt – een bruisend dorp, Kaag(eiland). Haar wortels – die zover de geschreven geschiedenis reikt – eindigen in het open water, gaan terug tot zeker het begin van de veertiende eeuw.
Of het huidige Zuid-Hollandse kroonjuweel destijds bekend stond als Kaag, of als Caeghe, Caage, Caghe, Cage, Kaage, Kaghe, Caegh, De Kage of De Kaag wisten en weten weinigen. Wat daarentegen wel breed bekend is: het eiland lag op een waterkruispunt, vormde als zodanig een “belangrijke schakel” voor de scheepvaart en was het domein van de “boeren, beroepsvissers en beurtschippers”.
De gemeenschap kende perioden van voorspoed en “schrijnende armoede”. De waterrijke historie van het dorp is echter nooit in twijfel getrokken dan wel verloochend. Ook heden ten dage niet: de Kaagse gemeenschap koestert nog altijd een diepgevoelde liefde voor “vissen, varen, zeilen” en het goede leven aan het water in zijn algemeenheid. Ook de wereldbekende jachtbouwer Royal Van Lent Shipyard is Kaageiland trouw gebleven.

De inwoners ervaren Kaageiland als een centraal gelegen plek van “rust, met ruimte en natuur”. Wanneer men de pont nadert, dan worden de beslommeringen op de kade van de ringvaart gelaten voor wat ze zijn – beslommeringen. En zodra men de pont af rijdt, komt men thuis.
Het belangrijkste uitgangspunt van het authentieke lintdorp langs de westelijke oever van het eiland is behoud van het bestaande karakter. Haar intieme, maritieme aard (met de status van beschermd dorpsgezicht) komt voort uit “het eenvoudige, smalle, bochtige profiel, de ongedwongen ligging van de bebouwing, de kleinschaligheid en de sfeervolle doorkijkjes”. Verder verdienen de veerpont, de scheepswerf van Van Lent en het open polderlandschap met haar middeleeuwse evenwijdige slotenpatroon het predicaat ‘kenmerkend Kaag’.
Mocht er ruimte komen voor nieuwe woningbouwinitiatieven – met het oog op doorstroom, dan zou het uitgangspunt ‘behoud van het bestaande karakter’ uiteen moeten vallen in de volgende richtlijnen, aldus de bewoners – mits de veerpont overweg kan met de extra verkeersbewegingen:
zoveel mogelijk inbreiding;
nieuwe woningen niet hoger dan 7,5 meter en beperken tot en met twee verdiepingen;
eventuele appartementencomplexen kunnen, maar divers en eveneens beperken tot en met twee verdiepingen;
behoud van diversiteit aan woningen en extra ruimte voor (jonge) gezinnen;
kleinere huishoudens en een hofje voor senioren;
een weloverwogen, gezonde balans tussen recreatie en permanente bewoning – zodat Kaag niet alleen in het hoogseizoen bewoond is.
Het open houden van het veenweidelandschap werd reeds genoemd, net als de druk op de veerpont. Wat voor de gehele gemeente Kaag en Braassem geldt, geldt ook op de Kaag: er is niet genoeg fysieke ruimte voor alle uitdagingen van de toekomst. Op basis van input van de inwoners van Kaag, komen de volgende vertrekpunten voor de toekomst naar voren:
de veenpolders en het enige overgebleven agrarische, biologische bedrijf op de Kaag zijn belangrijk voor de identiteit, landschappelijke waarde en biodiversiteit (in het specifiek de weidevogels) – deze combinatie moet “bewaard en beschermd” blijven;
er is bovengemiddelde interesse en draagvlak om concreet en op korte termijn aan de slag te gaan met het verduurzamen en verzelfstandigen van de energievoorziening;
toerisme en recreatie zijn onlosmakelijk verbonden met het eiland en omliggende plassengebied, beiden zouden een impuls kunnen en mogen krijgen;
in navolging en uitwerking van bovenstaand punt: meer openbare aanlegplaatsen zouden wenselijk zijn, net als meer ruimte voor horeca en wandel- en laarzenpaden zodat er – is de wens – uiteindelijk rondom het gehele eiland gewandeld kan worden;
logistiek, bereikbaarheid en mobiliteit (op weg en water) zijn traditioneel onderwerpen die de lokale gemoederen bezighouden, onderwerpen waarbij cijfers en sentiment niet altijd in één en dezelfde lijn liggen – nieuwe ontwikkelingen zouden daarom zoveel mogelijk onderbouwd moeten worden met “deugdelijke haalbaarheidsstudies";
in navolging van bovenstaand punt: duidelijkheid over de beschikbare capaciteit (o.a. van de pont en Julianalaan) is essentieel, draagvlak voor een rondweg en vaste oeververbinding zijn laag en het tastbaar maken wat de balans tussen rust en bereikbaarheid precies inhoudt is gewenst.
De inwoners van de Kaag leiden al eeuwenlang een ‘vrij rustig bestaan, meedeinend op de golven van de tijd.’ Het kerkdorp is van oudsher geïsoleerd maar afhankelijk van buiten, wat een mogelijke verklaring is dat het taaie, standvastige gevoel van zelfstandigheid – zo eigen bij eilanders – iets minder sterk aanwezig lijkt op de Kaag.
Of dit sentiment wordt veroorzaakt door de drooglegging van de Groote Haarlemmer. Aan de andere kant van de ringvaart ontstond in de vorige eeuw bij het stoomgemaal De Leeghwater namelijk een nieuw dorp: Buitenkaag. Een broederschapsband ontwikkelde zich tussen de jonge en oude gemeenschap die elkaar aanvullen, versterken en zich weinig aantrekken van gemeente- of provinciegrenzen.
Ondanks het minder sterke eilandsentiment voelen inwoners van Kaag zich – meer dan de meeste andere dorpen – verbonden met elkaar, en niet alleen door water. De inwoners ervaren ook verantwoordelijkheid om bepaalde knelpunten – geregeld met een zekere ‘zakelijke lenigheid’ – zelf op te pakken en na te denken over dilemma’s die op het eiland spelen.
Wanneer er wordt gekeken naar de Conceptvisie Kaag(eiland) 2040, dan valt op dat er op dit moment vooral fysieke thema’s spelen op het eiland. Sociaal-maatschappelijke thema’s – zoals veiligheid, zorg, vereenzaming en vergrijzing – of een thema als identiteit (wie zijn wij nu precies, wie of wat willen we in de toekomst zijn) komen vooralsnog in mindere mate terug. De verwachting is echter dat – wanneer in de toekomst een deel van de ruimtelijke thema’s worden opgelost – er meer aandacht zal zijn voor deze ‘zachte’ aspecten.
Enkele sociaal-maatschappelijke bevindingen die van toepassing zijn op de Kaag (vergeleken met het gemeentelijke gemiddelde):
men bestempelt de eigen gezondheid iets vaker als goed;
men beweegt iets meer en neemt graag een drankje;
men beschikt over opvallend hoge veerkracht (o.a. kunnen omgaan met tegenslagen, moeilijke tijden, etc.);
het ervaren van eenzaamheid is vergelijkbaar met het gemeentelijke gemiddelde (licht stijgende trend sinds corona);
het gemis van sociale steun ligt iets lager op de Kaag, er wordt relatief veel vrijwilligerswerk verricht en de mate van mantelzorg ligt op het gemeentelijk gemiddelde.
Leimuiden – qua inwoneraantal het op één na grootste dorp van de gemeente Kaag en Braassem – ligt van oudsher op een kruispunt van wegen en water.
Belangrijke ingrediënten in haar vroege ontstaansgeschiedenis zijn onder meer de Drecht, de Herenweg, een houten kapel en de officiële oorkonde omstreeks 1040/1063 (!) waarin ‘Liethemuthon’ voor het eerst wordt genoemd.
De term die tijdens de Dorpentoer het vaakst voorbijkwam: “ons kent ons”. Tezamen met “het sociale, het centrale en de verbinding” – maakt dat het volgens velen “prettig wonen” is in het groenblauw.

De uiterste noordoostelijke hoek van de gemeente Kaag en Braassem kent een geschiedenis van beweging en verandering die – net als de nabij gelegen dorpen Woubrugge en Rijnsaterwoude – teruggaat tot de ontginning van ruig veenmoeras.
In vrijwel alle polders begon het aanbrengen van cultuur met akkerbouw, daarna volgde weidebouw, uitvening en uiteindelijk de droogmakerijen zoals we die het oostelijk deel van Kaag en Braassem kenmerkt. Het zijn deze diepe grotendeels noord-zuid-polders en hoge dijken die zorgen voor het open karakter van de omgeving dat wordt gekoesterd door velen van haar bewoners.
Wat Leimuiden – dat ooit kortstondig bij de provincie Noord-Holland hoorde – enigszins uniek maakt is haar strategische, “centrale” ligging: het ‘langgerekte streekdorp’ was een voorname stop op de binnenlandse (vaar)routes tussen Amsterdam en Rotterdam. Het is dus niet geheel toevallig dat in (of in de buurt van) Leimuiden een Tolbrug, de Ringvaart, de N207, de A4 en A44 verschenen.
De bebouwde omgeving is de afgelopen jaren flink veranderd. Er kwam een dorpshaven, nieuwe appartementen in het dorpshart, een Integraal Kindcentrum (IKC), Leimuiden-West en er zijn ontwikkelingen in de Grietpolder. Eventuele toekomstige woningbouw zou logischerwijs verder westwaarts kunnen plaatsvinden, tussen de Drecht en Ringvaart. En anders wel middels verdichting of herontwikkelingen op bijvoorbeeld het Connexxion- of Boot Beton-terrein. In oostelijke richting wordt al een aantal jaren gedacht aan uitbereiding van het bedrijventerrein Drechthoek.
Of bovenstaande ontwikkelingen echter kunnen plaatsvinden, is deels afhankelijk van de N207. Betere ontsluiting en aansluiting op deze provinciale weg – met sluip- en landbouwverkeer een traditioneel thema in Leimuiden – lijkt gewenst. Net als de overlast die Schiphol veroorzaakt. Hiermee raken we aan een welbekend fenomeen, namelijk ruimtegebrek. Ook in Leimuiden wordt het eerst keuzes maken, daarna passen en meten.
Het volgende valt op in Leimuiden:
het dorp heeft naar verhouding veel ‘bovendorpse voorzieningen’ maar mensen uit het dorp maken zich zorgen over de instandhouding van deze “basisvoorzieningen” en “de middenstand;
men wil dat er meer ruimte komt voor de auto (zie hierboven + parkeerplaatsen) maar ook dat wandelaars en fietsers prioriteit krijgen – bij voorkeur op zo’n manier dat er meer verbinding komt met de landelijke omgeving;
relatief veel aandacht voor het om kunnen gaan met klimaatverandering (gescheiden stelsel in de riolering, afwatering op en langs de wegen, etc.) – wat een terechte zorg is vanwege de bovengemiddelde mate van verstening;
het streven om het landschap rondom Leimuiden zoveel mogelijk open en “rustig” te houden komt overeen met de wens van veel mensen (waarvan een deel zich zorgen maakt vanwege de mogelijke komst van windmolens);
op het woningdossier zien we dezelfde wensen als in vrijwel alle andere dorpen (voor lokale starters en senioren, hoogbouw tot maximaal drie lagen) en de eerste signalen dat men bereid is bepaalde woonruimte / -voorzieningen te delen.
Op veel sociale dossiers – zoals bewegen, overgewicht, gezondheid, veerkracht en eenzaamheid – liggen de cijfers van Leimuiden rond het gemeentelijk gemiddelde. Verder toont het maatschappelijk gezicht van Leimuiden – het mag geen verrassing heten – veel gelijkenissen met Jacobswoude-broeders Woubrugge en Rijnsaterwoude: men kijkt naar elkaar om. (Hoogmade heeft een ander soort sociaal karakter, meer collectiever van aard.)
De laatste jaren is er ruimtelijk veel veranderd, maar het sociaal-maatschappelijke karakter wordt al lang als “levendig” bestempeld. Zo heeft het Oranje-comité de toch al drukke evenementenagenda aangevuld met het Havenfeest. De Kleine Oase is al decennialang een begrip in het kader van zelforganisatie. De vestiging van de Herenboeren aan de Drecht is een succes en S.V. Kickers ‘69 en T.V. Leimuiden kijken met een brede blik (meer dan alleen voetbal of tennis) naar de omgeving waar ze ontstonden.
Het was moeilijk om eensgezinde Leimuidense lijnen te vinden binnen de sociaal-maatschappelijke vraagstukken (naast algemene uitdagingen als vergrijzing en de toename van eenzaamheid). De volgende geluiden kwamen geregeld terug:
het sentiment dat “alles gebeurt in de Veen” en “Leimuiden ondergeschikt is aan Roelofarendsveen” kwam tijdens de avond een aantal keren naar voren;
vanwege alle nieuwbouw is er sprake van “vermenging” maar daardoor ook een zekere “verloedering” onder “specifieke groepen” (een fenomeen dat overigens ook in andere dorpen werd benoemd en verklaard kan worden uit de culturele esthetische binding van de mensen met het dorp – een schoon, opgeruimd en mooi dorp veroorzaakt emotionele tevredenheid en trots);
de Gezonde Buurt in Leimuiden (zie kader) is een recente impuls geweest, maar mensen zijn nog altijd op zoek naar meer groen en ontmoetingen (inclusief elkaar begroeten en aanspreken op minder gewenst gedrag);
het samenvoegen van de scholen leidt over het algemeen tot positieve reacties want er is meer verbinding tussen de kinderen onderling;
er is “meer afstand onderling” en de “historische kern” en Leimuidense identiteit staan onder druk – kan Leimuiden “een blijvende parel” zijn?
De hekken van het sportpark open, de hele week door, voor iedereen – lid dan wel niet lid. En als het even kan, een mooie, groene verbinding met de omgeving. Ter bevordering van een sociale, inclusieve, gezonde gemeenschap en de biodiversiteit.
In essentie was dat de missie van Gezonde Buurt Leimuiden begin 2024. Nu – medio 2025 – zijn de grenzen van het sportpark van S.V. Kickers ’69 opgesierd met onder meer “een avontuurlijke boszone”, een sporttoestel en is er een hondenlosloopzone gerealiseerd. Verder zocht men de verbinding met een nieuwe speelplek bij de tennisvereniging Leimuiden en de speel- en sportlocaties bij IKC De Lei, waaronder het aldaar gelegen Tiny Forest.
Gezonde Buurt is een ander voorbeeld waarin de gemeente een samenwerkende rol (blauw) kiest en zichzelf – voor zover dat kan – als gelijkwaardige partner opstelt, zonder daarbij bepaalde (wettelijke) verantwoordelijkheden/eigenaarschap uit de weg te gaan. Wat heeft geholpen bij de realisatie van dit project is de lokale ervaring met en het gedachtegoed van de koppeling tussen het ruimtelijke en sociale domein.
Buiten het gemeentehuis wordt deze koppeling vaak als een volstrekt normale gang van zaken gezien. Op het Westeinde wordt er gelukkig ook steeds vaker op die manier gedacht en gewerkt. De volgende logische stap in Leimuiden lijkt: wat wil de gemeenschap zelf doen, los en onafhankelijk van de gemeente?
Ingeklemd tussen tuinbouwkassen, de ringvaart en de HSL en A4 ligt Nieuwe Wetering. Ondanks deze harde begrenzingen doet het lintdorp ruimtelijk aan. Deels verantwoordelijk voor het landelijke – en de gemoedelijkheid en vriendelijkheid die er gedijen – zijn het laarzenpad, het Eerste Stuk en de Bult.
Maar wat het meeste doet voor Nieuwe Wetering: de Voorweg en de parallel gelegen Wetering. “Vooral dat maakt Nieuwe Wetering ons dorp.”
Samen met het dorp werd er in 2015 een kernplan opgesteld. Punten uit dat kernplan hebben – tezamen met de opbrengst van de Dorpentoer – gediend als input voor dit dorpsperspectief.

Waar er vroeger nog een directe vaarverbinding was tussen Nieuwe Wetering en grote broers Oude Wetering en Roelofarendsveen, hebben ingrijpende veranderingen zoals de aanleg van het hoogspanningsnet en de HSL en A4 Nieuwe Wetering in zekere zin geïsoleerd. “Ondanks dit soort ontwikkelingen,” zegt een inwoner, “heeft het dorp zich weten aan te passen zonder al te veel van haar historische karakter te verliezen.”
Het vrije uitzicht op de polders en weilanden ten westen, de Voor- en Achterweg en de weelderig groene loper evenwijdig aan de verkeersinfrastructuur maken Nieuwe Wetering uniek. Hoewel het dorp over beperkte voorzieningen beschikt (geen openbaar vervoer, geen winkels, geen school) “zijn alle faciliteiten prima bereikbaar, woon je centraal maar toch ook rustig en middenin de natuur”.
Het openbaar groen blijkt van grote betekenis voor Nieuwe Wetering. De inwoners zijn daarnaast eensgezind over meer woningbouw. “Er moeten huizen bij. Betaalbaar en saai (geen villa’s). Voor starters en senioren.”
In de toekomst lijkt het daarom logisch om de lintstructuur van Nieuwe Wetering te versterken op basis van deze twee bevindingen die ook al in het kernplan (2015) naar voren kwamen. Concreet zou dit kunnen betekenen: een aantal woningen tussen de bestaande lintbebouwing en één slingerende, aaneengesloten route door “karakteristiek groen” – vanaf de entree van het dorp bij de bottonde tot aan de Bult en ringvaart
Vanwege alle begrenzingen rondom Nieuwe Wetering is ruimte er schaarser dan elders. Op basis van gesprekken met inwoners kwamen de volgende ruimtelijke uitgangspunten naar voren:
naast groen en woningbouw is mobiliteit het derde belangrijk ruimtelijke thema in Nieuwe Wetering – het komt op meerdere manieren terug: gebrek aan parkeerplaatsen is een veelgehoorde kwestie, gevaarlijk rijgedrag, toename van landbouwverkeer en grote vrachtwagens, onoverzichtelijke verkeerspunten en sluipverkeer;
men is trots op het aangezicht van het dorp (“in stand houden, dus liever geen hoogbouw”) en in het specifiek de Bult – sommigen vinden de geplande woningbouw (kavel 5) aldaar onwenselijk;
extra ruimte voor tuinbouw dan wel verdichting binnen het huidige tuinbouwgebied (= intensivering) wordt volgens velen eveneens als onwenselijk beschouwd;
over het groen wordt in het algemeen in twee richtingen gedacht: er is voldoende op dit moment maar het mag verbeterd worden (versterking), of het mag verbeterd worden en het mag in omvang toenemen (versterking én vergroting);
er heerst een beeld dat Nieuwe Wetering door de gemeente wordt beschouwd als “een afvoerputje”, vanwege het verleden en op dit moment vanwege het project rondom de scheve huisjes.
Het werd al eens benoemd: aanpassingsvermogen. Nieuwe Wetering beschikt erover. Dat blijkt ook uit het verdwijnen van de basisschool en het vervolgens verschijnen van hospice Amandi. In het begin deed het verlies van de belangrijke plek van samenkomst pijn, nu zijn inwoners trots op de betekenisvolle zorg die er wordt verleend.
Het sociaal-maatschappelijke gezicht van Nieuwe Wetering valt enigszins op door extremen, zichtbaar in de cijfers. Binnen gemeente Kaag en Braassem ligt de mate van eenzaamheid er het laagst, maar in het dorp wordt gemiddeld gezien ook de grootste hoeveelheid alcohol genuttigd. Het kan daardoor zomaar zijn dat een drankje op zijn tijd een belangrijk sociaal bindmiddel is. In die zin lijkt Nieuwe Wetering sterk op Rijpwetering en Oud Ade, of de Rip en Oud Ade lijken op Nieuwe Wetering.
Want ook het “saamhorigheidsgevoel” gedijt goed in Nieuwe Wetering. Al zijn er wel geluiden dat het achteruit gaat met de betrokkenheid tussen de buren onderling, “vooral met de huurders”. “Nadat de school verdween, zijn er gewoon minder ontmoetingen.”
Dat is ook meteen de grootste sociaal-maatschappelijk uitdaging, aldus de inwoners. “De cohesie gaat achteruit, net als het verenigingsleven. Er komen veel mensen van buiten.” De verbindende factor tussen jong en oud ontbreekt en daarbij kijkt het dorp ook naar zichzelf.
Volgens sommigen zou een “laagdrempelige ontmoetingsplek” zoals een dorpshuis uitkomst bieden. Daarmee zou een deel van het eenzaamheidsprobleem en de zorgvraag kunnen worden ondervangen. Deze wens was er ook in 2015, waarbij er toen is opgeschreven: “als de behoefte is aangetoond, dan wordt er gekeken of er een verbinding gemaakt kan worden met de realisatie van het hospice. Mocht dat niet kunnen, dan gaan we onderzoeken of een verbinding ergens anders in het dorp gevonden kan worden. Bijvoorbeeld op de begane grond van het nieuwe Cultureel Centrum.”
De constatering dat, aldus andere dorpsbewoners, zo’n plek al bestaat in het nieuwe Cultureel Centrum en de Bult in de buitenlucht, met uiteenlopende sociale activiteiten (zoals kaartmiddagen, bejaardengym, de muziek- en schietvereniging) is er wellicht verantwoordelijk voor dat er na 2015 weinig is veranderd.
blijft een punt van discussie binnen de gemeenschap, een punt overigens waar het dorp uitstekend zelf mee aan de slag zou kunnen. Een beetje zoals hoe het Amandi-huis er kwam…
Al tijdens de fusie tussen de gemeenten Alkemade en Jacobswoude bleek er behoefte te zijn aan een hospice in de gemeente Kaag en Braassem. Basisschool de Meerpaal in Nieuwe Wetering werd rond diezelfde periode naar de geschiedenisboeken verwezen. Omdat velen denken dat een gemeenschap zonder school ten dode is opgeschreven, was het een gevoelig verlies voor het dorp.
Maar Nieuwe Wetering bleek oplossingsgericht en veerkrachtig, want het hospice-initiatief – ontstaan buiten het dorp – kwam. De gemeente pakte haar samenwerkende rol (blauw), de draagconstructie van de school bleef overeind, er werden inzamelingsacties gestart en langzaam maar zeker verscheen het Amandi-huis.
Gedragen door de oude school en de inzet van vrijwilligers uit Nieuwe Wetering – maar ook zij die woonachtig zijn in andere kernen, is het Amandi-huis verworden tot een plek waar mensen uit geheel Kaag en Braassem gezamenlijk betekenisvolle zorg verlenen. Mede mogelijk gemaakt door de gastvrijheid van de Weteringse gemeenschap.

Rivaliteit tussen ‘Oudaaiers’ en ‘Rippers’, bij sommigen ligt het nog vers in het geheugen. Maar anno 2025 is de sfeer anders: onder meer door de samenvoeging van de basisscholen en diverse verenigingen is de band tussen Oud Ade en Rijpwetering hecht geworden. Vandaar dat er één dorpsperspectief is geschreven, voor beide dorpen.
“Saamhorigheid” en “het ons-kent-ons-gevoel” voert de boventoon in Oud Ade en Rijpwetering. De inwoners geven te kennen: “Wij zijn trots op onze dorpen. Wij wonen hier met veel plezier.”

Ten westen en zuiden: slingerende veenpolders. Ten oosten en noorden: langgerekte, rechte veendroogmakerijen. Tien molens en twee ranke kerktorens die de horizon sieren. Karakteristieke bruggen, sloten, poelen en diepe polders. Het boerenlandschap in bedrijf en lintbebouwing met hier en daar een woonwijk. Oud Ade en Rijpwetering zijn het Groene Hart zoals menigeen het zich voorstelt.
Deze groenblauwe, dorpse leefomgeving wordt gekoesterd, maar er kunnen wonen staat onder druk. Meer betaalbare woningen zijn van harte welkom, met name voor lokale starters en ouderen, aldus de inwoners. Bij herinrichting van het parkachtige Hertogspark – voor velen het kloppend hart van de gemeenschap – en het plan Straathof zou er voor deze doelgroepen specifiek aandacht moeten zijn. Vooralsnog passen beide projecten binnen de gemeentelijke beleidslijn voor nieuwbouw: inbreiding en aan de dorpsrand.
Hoewel er veel eensgezindheid heerst onder de inwoners (hoogbouw tot maximaal drie lagen en “Oud Ade is het leukste dorp”, zeiden drie Rippers), lopen de meningen nog uiteen over het al dan niet fysiek aan elkaar groeien van de dorpen parallel aan de Oud Adeselaan.
In en rondom Oud Ade en Rijpwetering geldt: er is niet genoeg ruimte voor alle opgaven. Of zoals een inwoner het verwoordt: “De druk op de grond is hoog, erg hoog.” Dat moeilijke keuzes nodig zijn, wordt daarom begrepen.
Tijdens de gesprekken met inwoners kwamen de volgende ruimtelijke bevindingen en uitgangspunten (in willekeurige volgorde) naar voren:
we waarderen het open landschap en hopen dat het open blijft, voor onze boeren en de weidevogels;
recreatie op en rond het water is waardevol, maar het hoeft niet drukker dan nu – “bespaar ons alstublieft een tweede Giethoorn";
de huidige voorzieningen – met onder meer Ivo (de SRV-wagen), de Vergulde Vos (belangrijk als sociale verbinder) en RYP – zijn passend en voldoende – er hoeven geen winkels, horeca of andere bedrijven bij;
verkeersveiligheid verdient extra aandacht: er wordt te hard gereden en het wordt drukker;
we zijn blij met de huisarts, de thuiszorg, de door vele vrijwilligers gedragen dorpshuizen, Meddle en beide kerken – instandhouding van deze voorzieningen (eventueel met een nieuwe functie die aansluit bij de opgaven van morgen) zou goed voor de dorpen zijn;
bij het eventueel toekomstbestendig maken van het Hertogspark heeft bundeling van krachten en een brede maatschappelijke blik de voorkeur, wat o.a. inhoudt: een centrale plek voor het onderwijs, de kinderopvang en de sportverenigingen met zo gezegd – indien noodzakelijk en gewenst – woningbouw.
Beide dorpen zijn vitaal en over het algemeen zijn de mensen tevreden en gemoedelijk. Een hoofdrol voor het gevoel van saamhorigheid is weggelegd voor (sport)verenigingen zoals ROAC, de tennisvereniging en de ijsclub. De invloed lijkt zo groot, dat het “rijke verenigingsleven” zichtbaar is in de cijfers: relatief weinig eenzaamheid en overgewicht, veel beweging en sport.
Maar, men schuwt een drankje niet. Inwoners beweren daarover: “Lekker samen sporten en daarna een biertje of wijntje drinken, dat hoort erbij.” De verbondenheid wordt versterkt door de vele evenementen die worden georganiseerd, zoals de Fancy Fair en de Middeleeuwse Feesten. Sporten en met elkaar een drankje doen lijkt daardoor onlosmakelijk met elkaar verbonden, al moet gezegd worden: een deel van de inwoners heeft ook moeite met de prominente rol van alcohol als sociaal bindmiddel.
Vrijwel “alles lukt” in Oud Ade en Rijpwetering omdat: “Als we iets willen, dan zetten we samen de schouders eronder. En dan gaan we door, net zo lang totdat het lukt”. Deze eendracht en daadkracht vinden waarschijnlijk haar oorsprong in een zekere hang naar onafhankelijkheid, collectief van aard. ‘De Brug’ in Oud Ade verdient in het kader daarvan een eervolle vermelding: het maandblad – waar in vrijwel alle andere dorpen over wordt gedagdroomd – wordt breed gewaardeerd.
Oud Ade en Rijpwetering mogen dan qua inwoneraantal klein zijn, in veel andere opzichten zijn ze groot.
Ondanks sociale controle en onderlinge verbondenheid blijven de maatschappelijke opgaven van de toekomst (vergrijzing, groeiende zorgvraag en toenemende gevoelens van eenzaamheid, etc.) in Oud Ade en Rijpwetering niet onopgemerkt.
Zo kijkt het kerkbestuur samen met de gemeenschap naar een passende herbestemming voor beide kerken en kijken ook de verenigingen op het Hertogspark met een brede blik naar de toekomst. Tevens doen veel inwoners hun best nieuwkomers bij het dorp te betrekken. Deze nieuwkomers bestaan op dit moment voornamelijk uit vermogende mensen van buiten die een grote woning kunnen kopen, of mensen uit de regio die via de sociale woningbouw een plekje in het dorp krijgen toebedeeld. Niet iedereen wil echter meedoen – “wat prima is”, maar een zekere “verpaupering” ligt wel op de loer, net als een te lage aanwas van kinderen en jongeren die de dorpen met hun activiteiten levendig houden. “Daarom blijven we iedereen begroeten op straat, want zo doen we dat hier.”
Op dit moment gaat het goed. En dat kan in de toekomst zo blijven, zolang “Oudaaiers” en “Rippers” de ruimte krijgen om dingen – of het nu evenementen zijn of de zorg – collectief en zelfstandig op te pakken. Maar dan wel op hun manier: “met en voor elkaar”.
Het Hertogspark, kloppend hart en huiskamer van de dorpen. Iedereen is welkom op de Oud Adeselaan – van jong tot oud, man of vrouw, Oudaaier, Ripper en daarbuiten. Er wordt al geruime tijd samengewerkt door onder andere sportverenigingen, school en kinderopvang om een brede leer- en beweegomgeving te creëren voor zoveel mogelijk inwoners.
Uit die samenwerking groeit nu voorzichtig een nieuw en belangrijk project: de herinrichting van het Hertogspark. Vanwege een aantal verouderde faciliteiten en ontwikkelingen (onder meer de verhuizing van de hockey naar het Sportpad in Roelofarendsveen en het tekort aan geschikte woningen) breekt er een natuurlijk moment aan om het Hertogspark opnieuw in te richten en toekomstbestendig te maken, zowel sociaal-maatschappelijk als ruimtelijk.
De gemeenschap – die vooruit durft te kijken en dat ook kan – is allereerst bezig zichzelf te organiseren en te zorgen dat de gewenste kennis uit de dorpen en belanghebbenden op de juiste momenten aan tafel zitten. Ze nemen zelf het initiatief waardoor de gemeente een uitgelezen kans krijgt om het “van-buiten-naar-binnen-uitgangspunt” toe te passen en – in zowel de presterende/samenwerkende als reactieve rol – een bescheiden bijdrage te leveren aan de vitaliteit en het geluk van een gemeenschap.

Oude Wetering vormt samen met Roelofarendsveen het meest verstedelijkte gebied van de gemeente Kaag en Braassem. Door de jaren heen zijn beide dorpen steeds nauwer met elkaar verweven geraakt. De officiële grens – ergens rond de Meerkreuk – wordt op de Alkemadelaan al geruime tijd niet langer gemarkeerd met komborden.
Op sociaal-maatschappelijk vlak groeit de onderlinge verbondenheid eveneens. Twee voetbalverenigingen die elkaar jarenlang fel beconcurreerden – DOSR en Alkmania (Weteringse Boys) – zijn inmiddels gefuseerd. Tevens verrijst Kineo: een groot beweeg- en kindcentrum, voor inwoners van de beide dorpen. Het vervagen van religieuze lijnen en de clustering van maatschappelijke voorzieningen zal het samengaan van de dorpen versnellen is de verwachting, waarschijnlijk op eenzelfde manier zoals eerder in Oud Ade en Rijpwetering heeft plaatsgevonden.
Op basis van recente gesprekken met inwoners lijkt het nu nog te vroeg voor een gezamenlijk dorpsperspectief. Echter, in de (nabije) toekomst is het voorstelbaar dat Oude Wetering en Roelofarendsveen zichzelf zullen zien als één dorp – als één gemeenschap.

Historisch gezien speelde Oude Wetering een voorname rol in de handel en binnenvaart: het lag aan de belangrijkste noord-zuidvaarroute van Holland. Lange tijd genoot het kadedorp meer aanzien dan Roelofarendsveen – met name dankzij de ‘steenen Gebouwen, waarvan er verscheidene deftig zijn opgehaald’ (Isaak Tirion in Kret, 2025 – blz. tien). Het betreft hier de elegante gevels aan de Kerk- en Veerstraat waarvan enkele nog altijd zichtbaar zijn.
In de jaren zeventig en tachtig bereidde het dorp zich in westelijke richting uit. Met het recente raadsbesluit om het glastuinbouwgebied De Baan en Sotaweg te behouden voor de komende decennia, is verdere uitbereiding van Oude Wetering naar het westen op korte termijn niet mogelijk.
In tegenstelling tot veel andere kernen, is dat voor een deel van de inwoners geen probleem. Want op dit moment is het “goed toeven”. Verder “is er weinig aan de hand” en woon je “middenin de Randstad, maar toch buiten”. Meer dan in de andere kernen wordt de nabijheid van naasten en het water genoemd als hetgeen dat mensen bindt aan het dorp “waar je woont, maar niet werkt”.
Vanwege de relatief dichte bebouwing speelt een aantal ruimtelijke opgaven in Oude Wetering een grotere rol dan in kleinere kernen. Zo is er sprake van hoge en soms onveilige verkeersdruk en kan het dorp in de toekomst moeilijker omgaan met extreem weer zoals langdurige hitte, droogte of “onstuimige” regenbuien.
Op basis van gesprekken met inwoners kwamen de volgende ruimtelijke bevindingen en uitgangspunten (in willekeurige volgorde en gelijk aan die van Roelofarendsveen) naar voren:
focus aangaande mobiliteit en bijbehorende infrastructuur moet liggen op het verbeteren van de situatie voor fietsers, wandelaars en mindervaliden;
in hoeverre bepaalde wijken of buurten moeten blijven zoals ze nu zijn (= geen extra woningbouw, recreatie, winkels of groen) om de verkeersveiligheid te verhogen, is onduidelijk;
het weidse, waterrijke uitzicht moet zoveel mogelijk behouden blijven, dus bij voorkeur geen hoogbouw – ook omdat dit het dorpse aangezicht aantast;
de schaarse ruimte binnen de kern die niet bebouwd is moet indien mogelijk in stand worden gehouden zodat het “rustieke” karakter in tact blijft;
bij voorkeur wordt deze onbebouwde ruimte gebruikt voor “meer groen” of “laagdrempelige ontmoetingsplekken";
aangaande het leven op en met het water (een veelgenoemd historisch onderdeel van de dorpsidentiteit) valt op dat er “aan de overkant2” – op het terrein van de voormalige betonfabriek – een mogelijke impuls kan krijgen in de vorm van een haventje of andere kleinschalige waterrecreatie
2De lintbebouwing aan de overzijde van het water – langs de Westerdijk en het Westeinde – behoort formeel niet tot Oude Wetering. Toch zullen veel bewoners zich verbonden voelen met het dorp en zich er als zodanig mee identificeren.
Vanwege haar ligging (na het verlaten van Amsterdam en het oversteken van de Haarlemmermeer was Oude Wetering de eerste aanlegplaats voor schepen) is Oude Wetering van oudsher naar buiten gericht. Mogelijk zijn deze historische wortels een verklaring voor de houding “import is welkom”. Het opvallend hoge aantal vrijwilligers en inwoners met zonnepanelen op hun dak (meer dan vijftig procent!) vindt – wie weet – zijn oorsprong in de ondernemingsgeest van het dorp. Verder houden talloze vrijwilligers een “bloeiend verenigingsleven” in stand dat belangrijk is voor de gemeenschap.
In Oude Wetering wordt mede hierdoor veel georganiseerd: van cursussen hoe om te gaan met dementie en autisme tot burenhulp en buurtcirkels. Ook is er een museum gevestigd waar de geschiedenis (en volgens sommigen ook het geweten) van Alkemade wordt bewaakt. Wat opvalt in Oude Wetering zijn signalen die erop wijzen dat er op bepaalde plekken – meer dan in andere wijken en dorpen – langs elkaar heen wordt geleefd. Hierdoor lijkt het erop dat eenzaamheid een wissel op een specifieke groep mensen trekt.
In Oude Wetering zijn – net als in de meeste andere dorpen – de eerste reacties op de eenzaamheidscijfers in te delen in twee categorieën: schrik dan wel onherkenbaar. Te meer omdat er zo’n breed aanbod is aan activiteiten, “maar mensen weten gewoon niet dat er zoveel te doen is.” “Of de drempel lijkt nog altijd te hoog.” Er is wel een zekere consensus over lokale signalen. “Buren leren elkaar minder goed kennen, er zijn te weinig plekken waar we elkaar kunnen ontmoeten, de jeugd tussen twaalf en achttien kan nergens heen.”
Oplopend in hoe vaak de maatschappelijke uitdagingen werden benoemd: ondanks de vele vrijwilligers en seniorenservices houdt de druk op het zorgsysteem de gemoederen bezig, maakt men zich zorgen over de vergrijzing (het wordt eerder en vaker gezien als een bedreiging dan als een kans) en de bouw van Braassemerland gaat te snel voor het dorp: “Onze identiteit verwatert.”
Aan een divers assortiment winkels en brede voorzieningen ontbreekt het in Oude Wetering, maar dat lijken de mensen voor lief te nemen. Omdat ze het meeste kunnen vinden bij de Veense buren.
Een visie gedreven samenwerkingscombinatie van sportverenigingen, onderwijs, kinderopvang, het sportbedrijf en de gemeente – als gelijkgestemde partners. Het zal resulteren in een unieke ontmoetingsplek voor jong en oud waar leren, ontwikkelen en bewegen het vormende principe zal zijn.
Geen klassikaal onderwijs, geen onderscheid tussen onderwijs en kinderopvang, een locatie waar sportvelden, een zwembad en klaslokalen doelbewust met elkaar zijn verweven tot een Gordiaanse knoop – met recht mag het Sportpad straks een grensoverstijgende plek worden genoemd waar iedereen uit de gemeente Kaag en Braassem welkom is.
Het Sportpad is een ontwikkeling die in lijn ligt met de identiteit van het naar buiten gerichte en op handel gerichte Oude Wetering. Het is nieuw en gedurfd – een experiment, maar wanneer het slaagt zullen niet alleen meerdere lokale generaties een kans krijgen om op een gezonde manier op te groeien, het Sportpad draagt de potentie in zich van verbinder en gids. In die zin kan het project positieve gevolgen hebben die over generaties en gemeentegrenzen zullen reiken.
Eeuwenlang is er in Roelofarendsveen geveend, geteeld, gebukt, gebaggerd en verbouwd. Vroeger voornamelijk op kleine kwekerijen, die – naast als bedrijf – tevens dienst deden als “rommelplekjes”. Daar gebeurde van alles: van innovatieve tuinbouw tot de ontwikkeling van nieuwe gereedschappen en de constructie van wagens voor het bloemencorso.
Op deze kwekerijen werden niet alleen bloemen of groenten gekweekt, maar ook cultuur. Als zodanig zijn deze “creatieve broedplaatsen” (deels) verantwoordelijk voor de Veense identiteit. Deze laat zich vangen in termen als: hardwerkend, vertrouwd (familiair), “no nonsens”, trots, praktisch en “nuchter – met uitzondering dan, van de kermisweek”.
Net als in Oude Wetering ervaart een groot deel van de inwoners van Roelofarendsveen weinig tot geen afstand tussenbeide, zowel fysiek (“het is één dorp”) als in het verstandelijke (“het wij-zijgevoel is weg”). Kineo – het nieuwe kind- en beweegcentrum dat in de komende jaren verschijnt omgeven door uiteenlopende sportverenigingen – zal naar alle waarschijnlijkheid deze vergroeiing (mogelijk versmelting) stimuleren.

Waar Oude Wetering vooral over het water naar de wereld keek, speelde het leven voor de Veenders zich grotendeels af op en in het veen. Niet altijd werd de rug naar het water gekeerd, de teelt- en kweekproducten moesten tenslotte met de praam naar de veiling. Toch, de relatie met het water in “de Veen” moet in het verleden anders zijn geweest. Te meer omdat bijna iedere Veense familie wel iemand verloor aan het water.
Bepaalde aspecten van dat voormalige veenbestaan zijn nog altijd zichtbaar: het Noord- en Zuideinde als belangrijke aan- en afvoerroute, voorheen bevaren – nu bereden, de watertoren met de rode tulp, de Veense Veiling bij Wagenaar en het sluisje. Deze unieke kenmerken zouden – volgens velen – bewaard moeten blijven.
De komende jaren zal een groot deel van het voormalige kwekerijgebied rondom de Noorderhemweg / Galgekade (Oostpolder) een nieuw thuis worden voor hen die op zoek zijn naar een woning. Deze “vermenging” (omdat het overwegend mensen “van buiten” zijn) wordt soms gezien als een kans. En mensen zullen ook hierheen komen vanwege het water, waardoor langzaam maar zeker niet de rug naar het water is gekeerd, maar ook meer van het gezicht. Echter, de vraag is of de Veense gemeenschap de instroom kan dragen en de nieuwkomers bij het dorp kan betrekken. Positieve dan wel negatieve signalen rondom de ‘Veense Kermis’ kunnen wellicht als graadmeter dienen.
De verregaande verstening van Roelofarendsveen brengt ruimtelijke kwetsbaarheden met zich mee. Zo zal bodemdaling door belasting en blauwalg toenemen, blijft zomerse warmte tot lang na zonsondergang hangen en zal er veel gevraagd worden van het systeem dat het hemelwater moet afvoeren. Ook de drukte op de wegen (met name rondom het Noord- en Zuidplein en op Noordeinde, Zuideinde en de Braassemdreef) creëert op specifieke momenten van de dag onveiligheid.
Op basis van gesprekken met inwoners kwamen de volgende ruimtelijke bevindingen en uitgangspunten naar voren (in willekeurige volgorde en gelijk aan die van Oude Wetering):
aangaande mobiliteit en bijbehorende infrastructuur zou de focus moeten liggen op het verbeteren van de situatie voor fietsers en wandelaars;
in hoeverre bepaalde wijken of buurten moeten blijven zoals ze nu zijn (= geen extra woningbouw, recreatie, winkels of groen) om de verkeersveiligheid te verhogen, blijft onduidelijk;
het waterrijke, weidse uitzicht moet zoveel mogelijk in stand worden gehouden, dus bij voorkeur geen hoogbouw – ook omdat dit het aangezicht van het dorp aantast;
de schaarse ruimte binnen de kern die niet bebouwd is moet zoveel mogelijk onbebouwd blijven zodat het dorpse karakter intact blijft;
bij voorkeur wordt deze onbebouwde ruimte gebruikt voor “meer groen”, “meer beplanting” of “laagdrempelige ontmoetingsplekken".
Reuring en beleving lijkt bij Roelofarendsveen te passen. Festivals en verenigingen voor de jeugd, activiteiten voor ouderen en de Veense Kermis voor alles daartussenin en daarbuiten. Tel daar de talloze zelfstandigen bij op, een omvangrijk MKB en een vitaal verenigingsleven en de identiteit van de Veender wordt verder ingekleurd: drukbezet en sociaal, als het even kan met een drankje in de hand.
Waar het zwaartepunt van Oude Wetering neigt richting de oudere helft van de samenleving, is Roelofarendsveen een dorp waar veel jonge gezinnen zich vestigen. “Nieuwe welvaart,” zo omschreef de provincie Zuid-Holland Kaag en Braassem recent. In het specifiek lijkt dit van toepassing op Roelofarendsveen. “Hoge arbeidsparticipatie, hoge welvaart (materieel/immaterieel) en hoge levensverwachting. Gemiddelde vergrijzing.”
Dit soort positieve vooruitzichten – tezamen met de concentratie van ‘bovendorpse voorzieningen’ zoals SplotsZ, de Tech Campus en detailhandel – betekent overigens niet dat de twee thema’s die vrijwel overal de kop op steken – eenzaamheid en vergrijzing – geen rol van betekenis spelen: ook in de Veen zijn de signalen daarvan voel- en merkbaar. “Grotere vergrijzing en te weinig openbare, groene ruimte waar je elkaar tegenkomt, of laagdrempelige buurthuizen die de rommelplekjes van weleer kunnen vervangen.”
Het leek een heilloze missie: de fusie van voetbalrivalen, verwelkoming van een “Ripse” hockeyclub en een nieuwe school voor duizend leerlingen – iets dat zelfs in een grote stad bijna niet voorkomt. Maar de Sportpad-ontwikkeling bleek robuust en de gebiedsvisie doortastender dan gedacht. E.M.M'21 werd opgericht (Eendracht Maakt Macht, in meerdere opzichten een toepasselijke naam), er werd ruimte vrijgemaakt voor een hockeyclub en de bouw van Kineo begon.
De parallellen tussen de Sportpad-ontwikkeling en de Veense ruilverkaveling in de jaren vijftig, zijn zonder al te veel inbeeldingsvermogen te maken. Ook toen was er weerstand en achterdocht, maar uiteindelijk bleken alle betrokkenen overtuigd van de gezamenlijke koers. De ontwikkeling zou de lokale gemeenschap veel voortgang en voorspoed brengen. Of het Sportpad de verwachtingen kan waarmaken, zal de toekomst moeten uitwijzen. Er is in ieder geval een duidelijke visie, draagvlak en vastberadenheid.
En daarmee raakt het samenwerkingsverband net zozeer aan de Veense als aan de Oude Weteringse identiteit, te meer nu de uitvoering is gestart. Die lokale houding van mouwen opstropen en aanpakken net zo lang totdat het geregeld is – een mentaliteit die geworteld lijkt in het veen – komt goed van pas. Mocht het Sportpad in de toekomst een succes blijken, dan zal die houding als een van de doorslaggevende succesfactoren worden aangewezen.
Voorwaarde voor de gemeente (zowel politiek als bestuurlijk) lijkt wel – ook wanneer er wellicht moeilijkere tijden aanbreken, wat nogal eens voorkomt bij dit soort grote, complexe projecten – om de regie bij het samenwerkingsverband te laten liggen.
Tijdens de Grote Ontginning ergens in de Hoge Middeleeuwen verrees uit de veenwildernis een nederzetting. Bijna duizend jaar later wordt Rijnsaterwoude nog altijd omgeven door water en de vruchtbare grond waar men destijds naar zocht.
Rijnsaterwoude vormt het thuis van inwoners die over het algemeen tevreden zijn. Of je nu over de Herenweg vanuit het noorden nadert, of de zuidelijke boomrijke entree neemt – die de naam van het “vriendelijke” dorp eer aandoet, de inwoners zien liever niet te veel en niet te snel dingen veranderen. “De rust, het authentieke en het vele water. Het is gewoon een kneuterig, ontspannen, veilig dorp.”
In 2015 is in samenwerking met het dorp een gewerkt aan een kernplan. Bepaalde punten uit dit kernplan hebben – tezamen met de opbrengst van de Dorpentoer – gediend als input voor dit dorpsperspectief3.
3 Vanwege de bijdrage van de actiegroep ‘Hier Geen Windturbines’ en de discussie die daaruit volgde, heeft een deel van de gebruikelijke Dorpentoeravond niet kunnen plaatsvinden. Hierdoor is er meer dan normaal geput uit andere bronnen.

Rijnsaterwoude is een lintdorp, gebouwd op een dijk die naast waterkering tevens dienstdoet als doorgaande weg. Gelegen aan dat boezemlint zijn drie clusters van bebouwing waarneembaar, te weten: rondom de kenmerkende Woudse Dom, bij Meerbon / Suyderbon en de wijk tussen IKC Het Woud en de Leidse Vaart.
In de toekomst lijkt het logisch om eventuele nieuwe woningen te realiseren in westelijke richting, tussen de twee laatstgenoemde clusters. Op dit moment wordt daar invulling aan gegeven met het project de Woudse Juffen. De nadruk zou moeten liggen op zoveel mogelijk behoud van het karakter. Daarom zal het uitgangspunt zijn: als het kan verdichting binnen de dorpsranden. Zodat ook het uitgesproken agrarische buitengebied – waar voornamelijk akkerbouw en veeteelt worden bedreven (droogmakerij) – zijn functie kan behouden en de doorzichten grotendeels open blijven.
Op basis van de online vragenlijst, het kernplan en het tweede deel van de avond zijn de volgende ruimtelijke uitdagingen voor Rijnsaterwoude opgesteld:
de gedachte leeft – in tegenstelling tot wat er op papier staat – dat inwoners tevreden zijn over de huidige recreatievoorzieningen – het Braassemermeer hoeft dus niet verder “beleefbaar” te worden gemaakt, want er moet genoeg plek zijn voor “groen, ruimte en rust”;
doorstroom op de woningmarkt (nieuwe woningen met name voor lokale jongeren) is belangrijk, maar de noodzaak in Rijnsaterwoude lijkt minder te worden gevoeld dan in andere kernen;
het dorp maakt zich ernstige zorgen over de provinciale plannen voor het opwekken van duurzame energie middels windmolens;
aangaande bovenstaand punt – de plannen zijn niet in lijn met de LES (zie ook thema “2.3.3. energie opwekken”) waardoor de gemeente en inwoners in principe “schouder aan schouder staan” voor wat betreft deze provinciale plannen;
naast woningbouw is mobiliteit hét thema in Rijnsaterwoude, specifiek worden genoemd: bereikbaarheid OV – een goede bushalte (het enige punt dat niet lijkt te zijn gerealiseerd uit het kernplan), sluipverkeer en verkeersonveiligheid vanwege landbouwverkeer.
4 Er is voor gekozen om de gebeurtenissen tijdens het eerste deel van de avond in Rijnsaterwoude wel te benoemen maar in bredere context te plaatsen. En op zo’n manier dat het als voorbeeld dient hoe we als gemeente om kunnen gaan met dit fenomeen
Het sociaal-maatschappelijk gezicht van Rijnsaterwoude kenmerkt zich door “naar elkaar omkijken”. Daar lijkt men mee te zeggen: continu met elkaar door één deur hoeft niet, maar “we staan wel klaar als de situatie daar om vraagt”.
Wat opvalt is de relatief grote veerkracht en een zelforganiserend vermogen dat hoog is. De totstandkoming van het Schoolhuis als levendige, laagdrempelige “verbindingsplek” is het bewijs van de zelf-aanpakken-en-regelen-mentaliteit. Net als de realisatie van het zwemstrand, de Multivloer en dorpshaven Het Venegat.
Het ontbreken van commerciële voorzieningen (op de SRV-wagen na) lijkt het dorp weinig te deren. Het resulteert eerder in rust en een zekere band met een van de buurdorpen, zoals Leimuiden, Woubrugge, Ter Aar of Alphen aan den Rijn. Vanwege het doen aldaar van boodschappen of het sporten.
Het beperkte maar vitale verenigingsleven voor velen is belangrijk. Dat kan overigens niet voorkomen dat er – net als elders – sprake lijkt van toenemende gevoelens van eenzaamheid onder de inwoners. Dit wordt gesignaleerd, net als de overlast van Schiphol (opvallend vaak genoemd) en een bovengemiddelde focus op gezondheid.
Wat opvalt in Rijnsaterwoude: buiten de algemene trend (vereenzaming en vergrijzing) is er geen secundaire, lokale lijn zichtbaar met grote dan wel breed gedeelde sociaal-maatschappelijke uitdagingen. Op een enkele uitzondering na leven er onder de mensen enkel zorgen in het ruimtelijk domein op de eerdergenoemde dossiers (sluipverkeer en natuurlijk de windturbines).
“Behoud” lijkt daarmee het kernwoord voor Rijnsaterwoude.
De inwoners van Rijnsaterwoude dragen niet dezelfde soort trots uit voor hun dorp, als de trots die de Veenders of Rippers uitdragen voor Roelofarendsveen en Rijpwetering. Maar in Rijnsaterwoude is er wel degelijk een zwak voor de eigenheid van het dorp.
IKC het Woud is een kindcentrum voor nul tot dertienjarigen dat – bekeken vanuit de rijksnorm – klein is, maar voor de Wouwenaren groot. Met relatief veel binnenruimte en een groen buitenterrein. Het voormalige gemeentehuis van Jacobswoude – waarin het kindcentrum is gevestigd, tezamen met appartementen die gekocht zijn door lokale mensen – ligt namelijk in een unieke omgeving: het schoolplein loopt over in een Tiny Forest, dierenweide, speeltuin én een buitengymlocatie.
De totstandkoming van laatstgenoemde – niet zonder scepsis en Kamervragen – kenmerkt zich door in letterlijke zin buiten bestaande hokjes te denken. Wouwenaren zijn behoudend, maar als het moet en gymzaal De Meerkant niet behouden kan blijven, dan worden er creatieve alternatieven aangedragen. De school kwam met een onorthodox voorstel voor een buitengymzaal en in nauwe samenwerking met de gemeenschap en gemeente werd deze groene, avontuurlijke parel uiteindelijk gerealiseerd.
Nabij de kruising N207 en Kruisweg staan de twee laatste zichtbare herinneringen aan het dorp Jacobswoude. Het gaat om een ‘hardsteenen bankje’ en ‘eenvoudig monumentje’ – stille getuigen van wat begon als een Middeleeuwse nederzetting die ten onder ging aan de kracht van natuur en mens.
Jacobswoude lag ooit in een bosrijke omgeving, maar storm en overstromingen teisterden het gebied. Veenplassen verschenen, turfwinning volgde en Jacobswoude zonk langzaam weg in het veenmoeras. Naar verloop van tijd werd het dorp onbewoonbaar en trokken de mensen westwaarts, welgeteld twee kilometer, naar de dijken van de Woudwetering.
Aan weerszijden van deze belangrijke waterweg herrees Woubrugge. Haar nieuwe bestaan ontleende ze aan meer turfwinning, handel en water. Voor turfwinning kwam uiteindelijk tuin- en landbouw, maar de innige band met de Wetering hield stand. Het water – inclusief de karakteristieke brug – zorgt namelijk nog altijd voor werk (recreatie en toerisme), levensgeluk en geeft als zodanig identiteit aan het voormalige ‘saaiste dorp van Nederland’.

Woubrugge, de meest zuidelijke kern in de gemeente Kaag en Braassem, gaat op dit moment flink op de schop. Er vinden reconstructies plaats aan de Bateweg, Emmalaan en Cornelis Kempenaarlaan. Verder verduurzaamt Woondiensten Aarwouden een aanzienlijk deel van de huurwoningen en verzwaart en verbetert Liander het energienet.
Daarnaast worden twee basisscholen samengevoegd tot één IKC (Integraal Kindcentrum), de Wereldweide. Op de vrijvallende scholenlocatie aan de Emmalaan wordt in de nabije toekomst woningbouw gerealiseerd. Aldaar zou er – aldus inwoners, net als in vrijwel alle andere dorpen – extra aandacht moeten zijn voor lokale jongeren en senioren.
Deze ontwikkelingen (tezamen met de mogelijke nieuwbouw genaamd ‘Karperhof’) zouden het dorp een impuls kunnen geven en meer toekomstbestendig maken voor de komende jaren. Daarbij moet worden opgemerkt dat het dorpse, landelijke karakter bij voorkeur in stand wordt gehouden. Concreet betekent dit: het zoveel mogelijk open houden van de Vierambachtspolder en Oudendijksepolder.
Eventuele verdere uitbereiding zou daarmee alleen kunnen plaatsvinden in zuidwestelijke richting. Hoogbouw vinden de inwoners prima, zij het beperkt – in zowel hoogte als mate. De meningen lopen sterk uiteen in hoeverre men bereid is een zeker woonoppervlak/-voorzieningen met elkaar te delen (sommigen zijn bereid de tuin, garage of een washok en zelfs woonruimte collectief te maken, terwijl anderen graag alle voorzieningen privé houden).
Ten zuiden van Woubrugge verschijnt al snel de grens met Alphen aan den Rijn, ten noorden vormen de Kromme Does en het Braassemermeer natuurlijke barrières. Ondanks deze harde grenzen is er in westelijke en oostelijke richting ruimte. De volgende uitgangspunten en uitdagingen aangaande die beschikbare ruimte komen naar voren, onder andere uit gesprekken met inwoners:
over het algemeen lijken de Woubruggenaren “tevreden volk”, willen ze het dorp zoals het nu is vooral in stand houden en wordt de toekomst meerdere keren als “zonnig” bestempeld (een term die opmerkelijk genoeg ook meerdere keren wordt genoemd in Rijnsaterwoude);
het tuinbouwgebied Woubrugge (door de gemeente aangemerkt als duurzaam) en de aldaar opererende bedrijven zijn – hoewel ze niet langer de werkverstrekker zijn van weleer – nog altijd nauw betrokken bij en begaan met de lokale gemeenschap;
een lang en diep gekoesterde wens van het dorp – een tweede ontsluitingsweg – leeft nog altijd voort, net als meer aandacht voor langzaam verkeer (om zo de verkeersveiligheid te verhogen waarover men zich zorgen maakt);
er leven zorgen over de terugloop van het winkelaanbod en er zijn een aantal gevoelige dossiers, te weten: de komst van een AZC (asielzoekerscentrum), windturbines en potentiële woningbouw in de Gnephoek;
het groen en de ruimte om te spelen moet zoveel mogelijk behouden blijven, of – als dat kan – worden verbeterd dan wel vergroot.
Het sociale gezicht van Woubrugge vertoont gelijkenissen met dat van Rijnsaterwoude. Het laat zich min of meer vangen in de woorden: “men kijkt naar elkaar om”. De drang naar een zekere mate van onafhankelijkheid (collectief getint) – zoals zichtbaar bij andere voormalige Alkemade-dorpen – lijkt minder solide aanwezig.
Dit betekent overigens niet dat het in Woubrugge ontbreekt aan collectieve maatschappelijke inspanningen, integendeel: de overname van de sportvelden door VV Woubrugge, de sporthal die al jaren wordt beheerd door het dorp, Woutje Brugge, Koningsdag, de opvang van Oekraïense vluchtelingen en de watersportrecreatiedag zijn voorbeelden van het “gevarieerde verenigingsleven” en de vele “leuke initiatieven” in het dorp.
Een kenmerk bij deze Woubrugse zelforganisatie: zodra een bepaalde voorziening dreigt te verdwijnen, dan staat er vaak (maar niet altijd) een lokale groep mensen op die de voorziening nieuw leven in blaast.
Als relatief grote kern heeft Woubrugge een aantal ‘bovendorpse voorzieningen’ zoals huisarts, tandarts en sinds kort is ook de bibliotheek terug van weggeweest. Verder werd de kroeg behouden voor het dorp door lokale inzet. Daardoor lijkt het erop dat veel ingrediënten voor een vitaal en leefbaar dorp aanwezig zijn, wat men waardeert.
Buiten vereenzaming en vergrijzing geven de cijfers van Woubrugge weer dat er relatief veel mensen zijn die hun gezondheid als goed ervaren, beweegt men bovengemiddeld vaak, is er overwegend weinig overgewicht en ligt het percentage overmatige drinkers rond het gemeentelijk gemiddelde. Gesprekken met inwoners staven deze cijfers.
Wat verder opvalt: vrijwel alle zorgen in het dorp zijn ruimtelijk van aard. Dat heeft mogelijk te maken met de grootscheepse verbouwing in het dorp die op dit moment plaatsvindt. Uit ervaring weten we dat – zodra de fysieke ruimte op orde is, die vaak de hoogste prioriteit geniet onder de inwoners – men ruimte en tijd krijgt om ook na te denken over het sociale domein en wat het dorp nu het dorp maakt.
“Woubrugge is het saaiste dorp van Nederland", had de jongerenwerker opgevangen. "Nou, als we daar verandering in willen brengen, moeten we zelf aan de slag.” Na woorden van die strekking ontstond het idee om een verwaarloosde hoek in Woubrugge om te vormen tot een mooie beweeg- en ontmoetingsplek "voor en door het dorp".
Een groep jongeren, de basisschool en het jongerenwerk schakelden doortastend. Met de gemeente, maar ook met andere lokale partijen in Woubrugge. Het prille idee groeide gestaag uit tot een initiatief waarbinnen vele partners eendrachtig samenwerkten.
Zo kwam er een crowdfundingsactie door de jongeren zelf, sponsorden lokale ondernemers, werkte de school mee met een ontwerpwedstrijd (die gewonnen werd door Daisy), nam een deskundige inwoner het tekenwerk kosteloos voor zijn rekening en werd de locatie gezamenlijk en eigenhandig verbouwd.
Het is opnieuw een voorbeeld waarin de gemeente haar samenwerkende rol pakte. De gemeente blijft tenslotte eigenaar van de openbaar ruimte en – in dit geval – ook het onderhoud ervan. Maar er werd wel samen gedacht, besloten, gedaan en geleerd. En nu is er een toegankelijke plek waar alle jongeren hun beweeghart kunnen ophalen in het Daisypark.
Het buitengebied beslaat qua oppervlak het grootste deel van onze gemeente. Kaag en Braassem maakt onderdeel uit van het Groene Hart. De groene uitstraling van het gebied is dan ook kenmerkend. Een landelijk en agrarisch gebied wordt het ook wel genoemd. De agrariërs in onze gemeente zijn feitelijk de hoeders van ons buitengebied en zorgen voor ons dagelijks eten en drinken (voedselzekerheid). Daar waar mogelijk willen we hen de ruimte geven om te ondernemen, met uitzondering van intensieve veehouderijen (niet-grondgebonden veehouderij). In de huidige situatie zijn bouwvlakken vaak te krap ingetekend rondom bestaande gebouwen, wat uitbreiding belemmert. Moderne bedrijfsvoering vraagt om meer ruimte rondom gebouwen voor o.a. mestverwerking, opslag of duurzame technieken. Te krappe contouren zorgen voor juridische belemmeringen en vertragen innovaties. Heldere en werkbare regels omtrent het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, in lijn met het landelijk beleid, zijn belangrijk om zekerheid te bieden aan agrariërs. Agrarische ondernemers zijn zich bewust van hun maatschappelijke positie en werken aan het verlagen van de eigen afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen.
Wij willen het buitengebied zo open mogelijk houden, maar willen niet de dorpsranden op slot zetten. Hier moet bijvoorbeeld ruimte zijn voor woningbouw. Er moet ook ruimte zijn om energie op een duurzame manier op te wekken. Wij geven daarbij de voorkeur aan het opwekken van energie door middel van wind. Een windturbine vinden wij qua ruimtebeslag efficiënter dan een zonneweide. Windturbines zien wij het liefst op plekken waar het landschap al is aangetast en waar dit ruimtelijk inpasbaar is, zoals langs infrastructuur binnen onze gemeente. We staan niet per se negatief tegenover lokale initiatieven om duurzaam energie op te wekken. Wat betreft recreatie willen we aantrekkelijk zijn voor de eigen inwoner, dan wordt het vanzelf ook aantrekkelijk voor recreanten van buiten de gemeente. We willen voornamelijk inzetten op dagrecreatie (wandelen, fietsen en varen) die wordt ondersteund door daghoreca (een kopje koffie of lunch). Ook moet er ruimte zijn voor kleinschalige verblijfsrecreatie, maar niet in alle delen van het buitengebied. Bijvoorbeeld niet op de bovenlandjes in de Drechtzone. Voor grootschalige verblijfsrecreatie (meer dan 25 recreatiewoningen) is er weinig ruimte in de gemeente, maar we sluiten het niet volledig uit. Voor sommige gebieden is grootschalige verblijfsrecreatie wel op voorhand al uitgesloten vanwege bijvoorbeeld de cultuurhistorische en/of natuurwaarden.
Het buitengebied betreft een uitgestrekt gebied dat opgedeeld kan worden in verschillende sub-gebiedstypen. Binnen het buitengebied onderscheiden wij de volgende gebieden: veenweide, droogmakerij, Wijde Aa zone, Drechtzone, Kagerplassen-gebied en de agrarische linten.
Wat we willen bereiken verschilt per sub-gebiedstype, maar er zijn ook een aantal specifieke uitgangspunten geformuleerd die voor het hele buitengebied gelden.
Nieuwe functies en bovengrondse bestemmingen moeten passen bij de kenmerken van de bodem en het watersysteem. Grondwaterstanden, kwetsbare veenbodems en afwatering zijn leidend bij de locatiekeuze en inrichting.
Activiteiten zoals zelfstandige horeca en (grootschalige) evenementen of recreatie kunnen alleen incidenteel voorkomen. Woningbouw in het buitengebied vindt met name plaats in de sfeer van ‘straatje erbij’.
Nieuwe (niet-agrarische) bedrijfsactiviteiten zijn niet wenselijk en moeten zoveel mogelijk op de bedrijventerreinen gerealiseerd worden.
Nieuwvestiging van een intensieve veehouderij is uitgesloten.
Nieuwe (agrarische) bedrijfswoningen zijn alleen toegestaan als de noodzakelijkheid en doelmatigheid wordt aangetoond. Een tweede (agrarische) bedrijfswoning is daarmee feitelijk uitgesloten.
Er is ruimte voor het voeren van (recreatieve) nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven, mits het de bestaande en landschappelijke structuur en kwaliteit niet schaadt.
Recreatieondernemingen die zich volledig op recreatie richten, bijvoorbeeld een camping, zijn niet gewenst. Dit om te zorgen voor een goede balans tussen agrarische bedrijvigheid en recreatie. Uitzondering hierop zijn vervolgfuncties van bestaande ondernemingen.
Het uitbreiden van het aantal bestaande evenementen, zowel in volume als in aantallen, zijn niet gewenst.
Initiatieven die waarde halen uit reststromen van het boerenbedrijf zoals mest, plantenresten of warmte uit vergisting worden gestimuleerd. Zulke agrarische reststromen kunnen worden ingezet voor energie, bodemverbetering of als grondstof. Dit sluit aan bij duurzame ambities van zowel boeren als de gemeente.

Het westelijke deel van onze gemeente bestaat uit veenweidegebieden, polders en plassen. Het landschap is open door de vele weilanden en de grote hoeveelheid sloten. De natuurwaarde is hierdoor groot: niet zozeer doordat er veel verschillende dier- en plantensoorten te vinden zijn, maar eerder doordat er een aantal unieke soorten leven en broeden zoals de grutto en de wulp. De cultuurhistorische waarde is ook aanzienlijk vanwege de duidelijk zichtbare, oude verkavelingspatronen. Deze verkavelingsstructuur heeft echter ook een keerzijde, want daardoor zijn de mogelijkheden tot schaalvergroting van agrarische bedrijven in het gebied enigszins beperkt. Het gebied ademt rust, ontspanning, natuur en groen. Monumentale molens en karakteristieke kerktorens zijn overal in het gebied zichtbaar. De agrariërs zijn overwegend melkveehouders, maar hebben zich ook bekwaamd in natuurbeheer en kleinschalige recreatie, zoals een bed & breakfast, kleinschalige zorg en het maken en verkopen van streekproducten. Het gebied is autoluw en toegankelijk voor wandelaars, fietsers en de watersporters. De strategische plaatsing van bankjes, uitkijkpunten en aanlegsteigers draagt er aan bij dat mensen het gebied kunnen beleven. Op diverse locaties kunnen ze boten aanleggen, de fiets stallen of een consumptie nuttigen, bijvoorbeeld bij een boerderij of een molen.
Binnen het veenweidegebied bieden we geen ruimte aan activiteiten die de bestaande landschappelijke structuur en kwaliteit kunnen schaden.
Binnen het gebied is er ruimte voor dagrecreatie. Hiermee worden activiteiten bedoeld die gericht zijn op ontspanning in de vrije tijd, zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes die plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag. De dagrecreatie wordt ondersteund door (de bestaande) kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen in het gebied.
Er is ruimte voor lokale innovatieve ontwikkelingen gericht op het tegengaan van bodemdaling door veenoxidatie of door belasting.
Recreatieve of agrarische (neven)activiteiten/ontwikkelingen die een negatieve impact hebben op de icoonsoorten in het veenweidegebied en de voor het gebied kenmerkende biodiversiteit, mogen in principe geen doorgang vinden.
De droogmakerijen zijn grootschalige open polders en worden voornamelijk gebruikt als agrarisch productielandschap. Het primaire grondgebruik is landbouw, zowel akkerbouw als veeteelt. Zoals op de overzichtskaart van dit gebiedstype te zien is maken we onderscheid tussen droogmakerij klei en veen. Een uitgebreide beschrijving en nuancering van die twee sub-gebiedstypen zijn terug te vinden in de gebiedsgerichte programma’s.
Binnen het gebied is ruimte voor schaalvergroting van agrarische bedrijven. Planologisch wordt er daarom, waar mogelijk, ruimte geboden op het gebied van geur, geluid, mestopslag en dierenverblijven. Dit mag echter niet ten koste gaan van het woon- en leefklimaat van omliggende woningen.
Binnen de droogmakerij is er ruimte voor recreatie, met name gekoppeld aan linten langs de Wijde Aa en de Drecht. Het gaat dan om recreatieve routes, met daarbij trekpleisters zoals een agrarisch bedrijf waarbij de recreatie tot een volwaardige tweede hoofdtak is geworden. Deze trekpleisters zijn via de N207 en de N446 goed bereikbaar.
Voorwaarde bij bovengenoemde accenten is dat er ook nadrukkelijk aandacht is voor verhoging van de landschaps- en natuurwaarden. Hiermee bedoelen we:
versterking/verbetering van de gekozen doelsoorten op en rondom de droogmakerij door bijvoorbeeld het creëren van nieuwe ecologische verbindingszones;
een positieve grondhouding ten opzichte van ontwikkelingen die een vergroting van de voor het gebied kenmerkende biodiversiteit teweegbrengen;
schaalvergroting van agrarische bedrijven (dierlijke en plantaardige productiesystemen) en intensivering van de recreatieve activiteiten mogen plaatsvinden wanneer ze duurzaam zijn, een verbetering van de bodemkwaliteit realiseren en/of een versterking/verbetering van de voor het gebied kenmerkende biodiversiteit teweegbrengen;
Vanaf Leiderdorp tot aan Nieuwkoop loopt een lang recreatielint waarbij de verbinding tussen water en land voorop staat. Dit lint loopt langs de zuidoever van de Does, de Kromme Does, de Wijde Aa, het Paddegat, het Braassemermeer en de Leidse Vaart. Het is een doorgaande recreatieroute voor fietsers en wandelaars, met bijbehorende voorzieningen. Zo zijn er bijvoorbeeld horecagelegenheden in de dorpen. De Wijde Aa zone maakt voor een groot deel onderdeel uit van het NatuurNetwerk Nederland en heeft daardoor een belangrijke functie als ecologische verbindingszone. Binnen de Wijde Aa zone is dan ook (extra) ruimte voor natuur(ontwikkeling).
Incidenteel kan een agrarisch bedrijf een volwaardige recreatieve tweede bedrijfstak voeren als dit het waardevolle en open landschap niet schaadt.
E is geen ruimte voor ontwikkelingen in bestaande ecologische verbindingszones die een negatieve impact hebben op de voor het gebied kenmerkende biodiversiteit.
Binnen het gebied is er ruimte voor dagrecreatie. Hiermee worden activiteiten bedoeld die gericht zijn op ontspanning in de vrije tijd, zoals sport en spel, natuurbeleving, amusement en uitstapjes die plaatsvinden binnen een tijdsbestek van een dag.
De Drechtzone is een langgerekt lint met een hoge natuurwaarde. Verspreid langs het lint staan woningen op het bovenland afgewisseld met agrarische bedrijven in de polder. Het is een recreatieve route voor fietsers, wandelaars en watersporters. Veel van de gronden bovenaan de dijk herbergen natuurwaarden. De agrarische bedrijven (zowel akkerbouw als veeteelt) liggen over het algemeen onderlangs de dijk. De bedrijven hebben vooral een agrarische functie, incidenteel hebben zij ook een recreatieve functie. Zo zijn er bed & breakfasts, worden consumpties of streekproducten verkocht in een boerenlandwinkel of kampeermogelijkheden geboden.
Het behoud en waar mogelijk versterken van het specifieke karakter van deze zone.
Er is beperkt ruimte voor recreatie met aandacht voor het behouden van flora en fauna. Bij (voormalige) boerderijen en woningen kunnen natuur en landschapselementen zoals fruitboomgaarden worden aangelegd.
Onderaan de dijk is ruimte voor kleinschalige recreatieve ontwikkeling. Dit betreffen neven- of vervolgactiviteiten bij (voormalig) agrarische bedrijven.
Het saneren van (agrarische) bedrijfsbestemmingen die incidenteel het lint onderbreken ten behoeve van kleinschalige woningbouw (bijv. ruimte voor ruimte) of natuurontwikkeling is wenselijk.
Het gebied de Kagerplassen is een samenhang van natuurlijke veenmeren, die omzoomd worden door een netwerk van kleine rietsloten en vaarten. Het gebied strekt zich uit over verschillende gemeenten. In onze gemeente vallen de wateren Kever, Spijkerboor, Sever, Koppoel, Kleipoel, Hanepoel en het Vennemeer onder het Kagerplassen-gebied. Het unieke aan dit gebied is de onregelmatige verkaveling van de veenweidepolders en een groot aantal molens. In tegenstelling tot andere veenweidegebieden in Zuid-Holland zijn de kavels niet lang en smal, maar blokvormig. Dit duidt op een ontginning uit de vroege middeleeuwen, waarmee dit gebied de oudste veenontginning in het Groene Hart zou zijn. De vele brede poldersloten, bekade boezemwateren en het grote aantal vaak nog functionerende molens herinneren aan de problemen die men hier gehad heeft met de afwatering. Er wordt op dit moment al veel gerecreëerd in dit gebied.
Het karakteristieke landschap inclusief de bijbehorende cultuurhistorische waarden van het Kagerplassen-gebied behouden met extra aandacht voor (het herstellen van) de biodiversiteit.
Behoud van het recreatieve karakter op/rondom de wateren Koppoel en Vennemeer: intensief.
Behoud van het recreatieve karakter op/rondom de andere wateren van het Kagerplassen-gebied: extensief.
Experimenteren met natuurinclusieve recreatie, waarbij we recreatieve ontwikkelingen stimuleren die aansluiten bij de cultuurhistorische geschiedenis en geen afbreuk doen aan de landschappelijke waarden. De opbrengsten van de recreatie worden vervolgens gebruikt om de natuur te onderhouden.
Bij extensieve recreatie blijft de intensiteit van de recreatieve activiteiten beperkt. Deze recreatiegebieden kennen wandel- en fietsroutes of een picknickplaats. Het accent ligt hier voornamelijk op het beleven van de natuur en het landschap. De gebieden zijn beperkt toegankelijk voor voorbijkomende wandelaars, fietsers of per boot. Een enkele voorziening in de vorm van een vlonderpad of vogeluitkijkpunt geeft een extra recreatieve waarde en verhoogt de natuur- en belevingswaarde van het landschap.
Bij intensieve recreatie kunnen mensen verblijven en zijn er activiteiten mogelijk die publiek trekken. Er is horeca aanwezig, voldoende parkeerruimte en verblijfsrecreatie is toegestaan.
In het buitengebied zijn er enkele linten die door de jaren heen zijn ontstaan en zich onderscheiden van het open landschap door een hogere bebouwingsdichtheid. Naast de agrarische activiteiten kennen ze ook woon-, bedrijfs- en recreatieve bestemmingen. Linten die onder dit sub-gebiedstype vallen zijn: Ofwegen, Van Klaverweijdeweg, Zuidweg, Willem van der Veldenweg, Herenweg en Boekhorsterweg.
Binnen deze linten is er naast de agrarische activiteit ook ruimte voor recreatieve activiteiten en woningbouw. Het gaat dan om het incidenteel toevoegen van een woning of het omzetten van voormalige (agrarische) bedrijfsbebouwing. Dit mits er sprake is van een ruimtelijke kwaliteitswinst (bijv. ruimte voor ruimte of het saneren van een bedrijfsbestemming) en/of er gebouwd wordt voor de juiste doelgroepen. Versterking/verbetering van de voor het gebied kenmerkende biodiversiteit wordt ook gezien als ruimtelijke kwaliteitswinst.
Nieuwe (niet-agrarische) bedrijfsactiviteiten zijn binnen deze linten, net als in het gehele buitengebied, niet wenselijk en moeten zoveel mogelijk op de bedrijventerreinen gerealiseerd worden.
In een waterrijke gemeente als Kaag en Braassem verdient water een eigen gebiedstype te zijn. De gemeente kent vele grote wateren: de Kagerplassen (Kever, Spijkerboor, Sever, Koppoel, Kleipoel, Hanepoel en het Vennemeer), het Braassemermeer, de Does, de Kromme Does, de Wijde Aa, het Paddegat, de Leidsche Vaart, de Woudwetering, de Oude Wetering en de Drecht. Al deze wateren hebben hun eigen karakter en kenmerken. Het Kagerplassen-gebied, de Drechtzone en de Wijde Aa zone zijn dan ook sub-gebiedstypen van het gebiedstype Buitengebied en hiervoor zijn contouren opgenomen om specifieke uitgangspunten en ambities vast te stellen met elkaar.
Op onze openbare wateren zijn enkele veerdiensten actief; vaste veerdiensten (Buitenkaag - Kaag, Oude Wetering - Westerdijk, Roelofarendsveen - Woubrugge) en een veerdienst die alleen tijdens de zomermaanden actief is (Oud Ade - Kaag). Deze geven kleur aan onze waterrijke gemeente en zijn van belang voor zowel onze inwoners als voor recreanten.
Het aspect ‘water’ raakt vele disciplines en komt dan ook al veelvuldig aan bod in de Omgevingsvisie. Onderstaand een greep uit de onderwerpen die reeds aangestipt worden verspreid over de Omgevingsvisie:
Hoofdstuk 2 Energie & Grondstoffen: energie uit oppervlaktewater (aquathermie), maar ook drinkwaterleidingen;
Hoofdstuk 3 Natuur, water en lucht: grond- en drinkwater, bodemdaling, verzilting, de waterkwaliteit en daarmee samenhangend de Kaderrichtlijn Water (KRW), de samenwerking met het hoogheemraadschap van Rijnland, het vasthouden van regenwater (klimaatadaptie) en dus ook wateroverlast;
Hoofdstuk 5 Economie: waterberging op bedrijventerreinen;
Hoofdstuk 6 Recreatie: recreatie en watersport;
Hoofdstuk 9 Veiligheid: onderzoek naar hoogwater als gevolg van klimaatverandering;
Hoofdstuk 10 Gebiedstypen: relatie tussen water en land, slotenpatronen, het Kagerplassen-gebied, de Drechtzone en de Wijde Aa zone.
In deze paragraaf zal dan ook niet echt meer de inhoud ingedoken worden. Er zullen enkel wat algemene doelen geformuleerd of herhaald worden.
Het verbeteren van de waterkwaliteit en het voldoen aan de Kaderrichtlijn Water.
Het waarborgen van de kwaliteit en veiligheid van ons grondwater.
De leefomgeving zo inrichten en onderhouden dat we in de toekomst beter om kunnen gaan met klimaatverandering en extremer weer.
Het stimuleren van recreatie en watersport, zolang dit niet voor overlast zorgt.
Een recreatief aantrekkelijk plassengebied met volop mogelijkheden voor watersport.
De relatie tussen het land en het water meer zichtbaar maken bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Bij ongewenste langdurige aanwezigheid van vaartuigen op openbaar water kan de gemeente op basis van de APV een aanwijzingsbesluit nemen om deze te beperken.
Bij ontwikkelingen in en rond het water is het bestaande watersysteem leidend. Functies, inrichting en gebruik moeten passen binnen de natuurlijke waterdynamiek.
Het is wenselijk om spelregels op te stellen voor o.a. recreanten, watersporters en eigenaren van jachthavens. Denk hierbij aan een duidelijk stelsel van ontheffingen voor snelvaren (zowel dag- als jaarontheffingen), duidelijke afspraken met verschillende bevoegdheden over handhaving op het water en het faciliteren en stimuleren van (verblijfs)recreatie in bestaande jachthavens.
Bij het toevoegen van verhard oppervlak dient, op basis van de Waterschapsverordening, watercompensatie plaats te vinden. Hard oppervlak wordt gedefinieerd als een bedekking van de bodem waardoor neerslag niet of maar heel weinig in de bodem kan infiltreren, zoals bestrating en bouwwerken.

De gemeente heeft vier duurzame glastuinbouwgebieden, waarvoor een contour is vastgesteld in de visie van de Greenport Aalsmeer. Dit zijn De Baan en Sotaweg, Geestweg en Floraweg, Tuinbouwgebied Nieuwe Wetering en Tuinbouwgebied Woubrugge. Deze gebieden zijn niet uniform en kennen elk hun eigen karakter. Eerder in hoofdstuk 5 (Economie) wordt er een stand van zaken gegeven met betrekking tot welke processen er binnen de verschillende gebieden lopen. Voorgestelde ontwikkelingen die niet toezien op glastuinbouw, worden voorlopig aangehouden in afwachting van onze toekomstvisie op de verschillende tuinbouwgebieden. Tuinbouwontwikkelingen die passen binnen de regels zijn immers gewoonweg toegestaan en ook wenselijk. Daarom blijft voor nu de algemene ambitie voor de glastuinbouwgebieden staan.
De focus binnen dit gebied ligt op de glastuinbouwactiviteiten. Zo is er bijvoorbeeld geen ruimte voor horeca, verblijfsrecreatie, evenementen, woningbouw en aan huis verbonden beroepen en bedrijven. Dit betekent dat na vaststelling van het nieuwe ruimtelijke plan voor dit gebied een handhavingsvraagstuk kan ontstaan ten aanzien van aanwezige andere functies.
Voor kleine aan glastuinbouw gerelateerde bedrijvigheid en huisvesting van arbeidsmigranten is ruimte.
Bij nieuwbouw of herstructurering van het betreffende glastuinbouwgebied is er in het bijzonder aandacht voor duurzaamheid, de ontsluiting en water. Het bestaande bodem- en watersysteem is daarbij leidend: uitbreiding of herinrichting moet passen binnen de lokale waterhuishouding en mag geen verslechtering van bodemgesteldheid of waterkwaliteit veroorzaken.
Er is ruimte voor glastuinbouwgebieden om zich te ontwikkelen, daarom is er op het gebied van geur, geluid en lichthinder ruimte. Wel moet rekening gehouden worden met een goed woon- en leefklimaat voor de woningen in de naastgelegen kernen.

Binnen onze gemeente zijn de volgende bedrijventerreinen aanwezig: Veenderveld, De Lasso en Drechthoek. Deze terreinen zijn goed bereikbaar en toegankelijk en bieden een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Bij de huidige bedrijventerreinen is er geen ruimte om uit te breiden of te ontwikkelen in het ondernemen, terwijl ondernemers daar wel behoefte aan hebben.
We werken dan ook hard aan de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen:
een marktpartij werkt aan de realisatie van Drechthoek II in Leimuiden.
we blijven de mogelijkheden voor een bedrijventerrein ten westen van de N445 nabij Nieuwe Wetering en Rijpwetering onderzoeken.
aan de Boskade in Hoogmade vindt een integrale herontwikkeling van de braakliggende gronden plaats door middel van het realiseren van bedrijfsverzamelgebouwen als vestigingsplaats voor (lokale) mkb-ondernemers.
Om (bestaande) bedrijventerreinen tot een succes te maken, is het wenselijk om bedrijven zoveel mogelijk te clusteren op deze terreinen en dus te laten verdwijnen uit de kernen, het glastuinbouwgebied en het buitengebied
We bieden ruimte op het gebied van geur, geluid, luchtkwaliteit en lichthinder, zonder dat dit het goede woon- en leefklimaat van de nabijgelegen woningen schaadt.
Aan het opzetten van een Bedrijfsinvesteringszone (BIZ) wordt actief medewerking verleend, net als aan het traject Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO).
Bedrijfsactiviteiten staan centraal. Detailhandel, nieuwe evenementenlocaties, horeca en aan huis verbonden bedrijven en beroepen worden daarom binnen deze gebieden uitgesloten (bijv. kapper, pedicure, schoonheidsspecialist). Dit betekent dat na vaststelling van het nieuwe ruimtelijke plan voor dit gebied een handhavingsvraagstuk kan ontstaan ten aanzien van aanwezige andere functies.
Bedrijfswoningen worden alleen toegestaan als de noodzakelijkheid en doelmatigheid van de woning zijn aangetoond.
Bedrijfswoningen mogen binnen dit gebiedstype niet gesplitst worden.
Woningen voor derden (burgerwoningen) zijn niet toegestaan.
Het (her)ontwikkelen van een bedrijventerrein wordt gekoppeld aan andere functies en opgaven, zoals het lokaal bergen van hemelwater, het stimuleren van duurzame energieopwekking (bijvoorbeeld door het plaatsen van zonnepanelen en/of kleinschalige windinstallaties), het versterken van de biodiversiteit die kenmerkend is voor gebouwde omgeving en het voorkomen van overlast door hitte of droogte.
Bij (her)ontwikkeling van een bedrijventerrein zijn het water- en bodemsysteem sturend: uitbreiding of herinrichting moet passen binnen de lokale waterhuishouding en mag geen verslechtering van bodemgesteldheid of waterkwaliteit veroorzaken.
Bij het (her)ontwikkelen van een bedrijventerrein is bereikbaarheid één van de belangrijkste pijlers. Bereikbaarheid voor zowel de vrachtwagen, personenauto, voetganger, fietser en het openbaar vervoer.

De A4 en de naastgelegen HSL doorsnijden de gemeente. Deze infrastructuur is dan ook sterk aanwezig in het landschap, vooral door de hoge geluidsschermen. Vanaf de buitenkant werkt dit soms vervreemdend en verstoort dit de landelijke rust. Vanaf de snelweg is echter duidelijk zichtbaar dat onze gemeente onderdeel is van het Groene Hart. De bedrijven langs de rijksweg A4 gebruiken hun zichtlocatie optimaal. Op de bedrijventerreinen is immers ruimte voor hogere bebouwing, zendmasten en reclame-uitingen.
Kaag en Braassem kent een gunstige ligging aan de rijksweg A4 en vlakbij de A44. Daarnaast lopen de provinciale wegen N207 (tussen Bergambacht en Hillegom), N445 (tussen Leiderdorp en Roelofarendsveen) en N446 (tussen Leiderdorp en Ter Aar) voor een deel door onze gemeente. De goede ontsluiting van en naar rijks- en provinciale wegen biedt bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden logistieke mogelijkheden.
Ten slotte hebben we nog te maken met enkele beperkingenzones. Allereerst de geluidcontouren van Schiphol. De regels die hiervoor gelden staan in het Luchthavenindelingbesluit (LIB). Voor de gebieden die binnen die zone vallen gelden beperkende bouwvoorschriften en specifieke eisen voor de onderbouwingen van bouwinitiatieven. Het voornemen vanuit het Rijk is dat de contouren die staan opgenomen in het LIB worden aangepast. Voor onze gemeente lijken de contouren vooralsnog kleiner te worden. Deze voorgenomen wijziging maakt dat het makkelijker wordt om bouwinitiatieven van de grond te krijgen in de kernen aan de Vriezekoop en de Herenweg van Leimuiden.
De tweede soort beperkingenzone is de molenbiotoop. Om de molens liggen cirkels van elk 400 meter om het zicht op de molen en diens windvang te beschermen. Binnen een straal van 100 meter gelden nog striktere eisen voor nieuwe bebouwing of beplanting. De regels die hiervoor gelden komen rechtstreeks uit de provinciale omgevingsverordening. Ontwikkelingen binnen de molenbiotoop zijn mogelijk mits de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt.

Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-365627.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.