Programma externe veiligheid

Omgaan met externe veiligheidsrisico's: Handreiking voor gebiedsindeling

1. Inleiding

 

Het uitgangspunt van de Omgevingswet is dat (decentrale) overheden, zoals de gemeente Son en Breugel, bij hun plannen in een zo vroeg mogelijk stadium rekening houden met externe veiligheid. Zo kan de gemeente een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Daarom is het voor de gemeente belangrijk om beleid te hebben op dit gebied: waar zijn welke nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving mogelijk, rekening houdend met externe veiligheid? In dit programma is het beleid rondom externe veiligheid opgenomen.

Externe veiligheid gaat over de risico’s voor mens en milieu bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen en door windmolens. De gemeente heeft te maken met diverse externe veiligheidsrisico’s. Dit betreft onder andere risico’s die samenhangen met het vervoer van

gevaarlijke stoffen over de rijkswegen (A2 en A50), door hogedruk aardgastransportleidingen en de op- en overslag van gevaarlijke stoffen bij risicovolle bedrijven (zoals LPG-tankstations en industriële bedrijven). Dit zijn milieubelastende activiteiten (MBA’s) met externe veiligheidsrisico’s. De risico’s zijn veiligheidsrisico’s voor mensen die zich in de buurt van de milieubelastende activiteit bevinden. Het gaat hierbij om de veiligheid van personen buiten de locatie van de milieubelastende activiteit: externe veiligheid.

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet zal eerder vastgesteld beleid rondom externe veiligheid niet langer aansluiten bij de uitgangspunten van de huidige wetgeving. Hierdoor wordt de gemeente gedwongen om de doelstellingen en ambities rondom het aspect externe veiligheid opnieuw te beoordelen, rekening houdend met het ambitieniveau uit de omgevingsvisie.

Dit is het gevolg van aanzienlijke veranderingen in de wetgeving rondom externe veiligheid. De regels omtrent verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (zoals buisleidingen (Bevb, Revb), basisnet spoor, weg en water (Bevt, Regeling Basisnet) en risicovolle bedrijven (Bevi, Revi)) worden niet langer centraal vastgelegd onder de Omgevingswet. De omgang met en regels betreffende risicocontouren en aandachtsgebieden moeten nu in het decentrale beleid worden vastgelegd, in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en in het omgevingsplan.

Om gerichte planregels te kunnen opnemen in het omgevingsplan en externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te kunnen verantwoorden, kiest de gemeente ervoor om dit programma externe veiligheid op te stellen.

Doel van dit programma

Het doel van het programma externe veiligheid is een veilige leefomgeving in de gemeente. De gemeente heeft beleidsvrijheid om bepaalde functies, gebouwen en locaties en bepaalde activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wel of niet toe te laten in bepaalde delen van de gemeente. In het programma externe veiligheid staan de beleidskeuzes van de gemeente over waar nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn waarbij externe veiligheid een rol speelt. Dit kan zijn bij het toevoegen van nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s of het toevoegen van gebouwen en locatie binnen aandachtsgebieden. Verder is een verantwoordingskader ontworpen wat de gemeente zal toepassen bij de afweging of nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en nieuwe kwetsbare locaties veilig kunnen worden gerealiseerd en of de locatiekeuze geschikt is.

In het verleden heeft de gemeente Son en Breugel niet eerder beleidsstukken gehad in het kader van externe veiligheid. Doordat de Omgevingswet dwingt om voor dit thema decentrale keuzes te maken is dit programma tot stand gekomen.

Voor wie is dit programma bedoeld?

Dit programma is bedoeld voor zowel bestuurders en ambtenaren als burgers en bedrijven. Bij het realiseren van nieuwe en bestaande ruimtelijke ontwikkelingen kunnen initiatiefnemers in dit programma de kaders rondom het thema externe veiligheid terugvinden. Daarnaast bieden ook (bestuurs)partners, zoals de provincie, de Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant (ODZOB), de buurgemeenten, de Veiligheidsregio Zuidoost-Brabant (VRBZO) en Rijkswaterstaat, met dit document een duidelijk beeld van de visie van Son en Breugel op externe veiligheid.

Externe veiligheid in de omgevingsvisie Son en Breugel

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. De gemeente moet ook externe veiligheid meenemen bij de afwegingen voor de omgevingsvisie. Het goed nadenken over de inrichting van een gebied kan mensen die in dat gebied wonen, werken of recreëren beschermen tegen de gevaren van een brand, explosie of een gifwolk. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer.

In het document ‘Omgevingsvisie Son en Breugel, OOg op een zonnige toekomst’, vastgesteld op 19 mei 2022 heeft de gemeente de doelstelling gesteld om een gezonde en veilige leefomgeving te ontwikkelen. In Paragraaf 4.2.3 zijn een aantal doelstellingen in het kader van gezondheid en veiligheid opgenomen. Het voorkomen van onacceptabele situaties met betrekking tot externe veiligheid en volksgezondheid is één van deze doelstellingen.

In dit programma externe veiligheid wordt een concrete invulling gegeven aan dit ambitieniveau. De uitgangspunten in dit programma zullen moeten leiden tot een goede indeling van de gemeente Son en Breugel om te komen tot een gezonde en veilige leefomgeving.

Leeswijzer

Dit programma externe veiligheid is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 wordt de gemeentelijke situatie op het gebied van externe veiligheid weergegeven. Daarnaast worden hierbij de relevante wettelijke kaders en regelgeving gekoppeld aan de specifieke situatie in Son en Breugel, evenals aan milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Vervolgens worden in hoofdstuk 3 de doelstellingen en ambities vertaald naar beleidskeuzes. In hoofdstuk 4 worden deze beleidskeuzes gekoppeld aan gebiedstypen om invulling te geven aan een gezonde en veilige leefomgeving. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 het verantwoordingskader rondom ontwikkelingen in aandachtsgebieden beschreven.

Om de inhoud van dit programma goed te kunnen begrijpen, is het belangrijk om kennis te nemen van de begrippen en systematiek die bij dit thema horen. Daarom geeft bijlage 2 van dit programma een uitgebreide uitleg over de begrippen en systematiek van de Omgevingswet. Daarnaast worden de belangrijkste basisbegrippen van externe veiligheid toegelicht.

2. Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

 

Het is belangrijk om te weten waar de bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zich bevinden binnen de gemeente. Zo heeft de gemeente een duidelijk beeld waar de aandachtsgebieden zich bevinden en waar eventueel het groepsrisico verantwoord dient te worden. Binnen de gemeente zijn diverse milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

  • Locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, dit zijn risicovolle activiteiten conform bijlage VII van het BKL (zoals LPG-tankstations, propaantanks, opslag van verpakte gevaarlijke stoffen en Seveso-inrichtingen);

  • Ondergrondse buisleidingen (o.a. Rotterdam-Rijn Pijpleiding (RRP), Defensie Pijpleiding Organisatieleiding (DPO), hogedruk aardgasleidingen en routering voor de Delta Rhine Corridor (DRC);

  • Wegen, Rijksweg A50 en provinciale weg N620;

  • Waterwegen, Wilhelminakanaal;

  • Hoogspanningslijnen;

  • Duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s.

Register Externe veiligheid (REV)

Figuur 1 Register externe veiligheid (REV)

Op het Register Externe veiligheid (REV) (bron: Atlas Leefomgeving d.d. 2 april 2025) uit figuur 3 zijn de milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s, Basisnet rijkswegen en buisleidingen in Son en Breugel met vastgestelde afstanden van de brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebieden en plaatsgebonden risicocontouren zichtbaar.

Risicovolle bedrijven

Er zijn meerdere locaties met milieubelastende activiteiten (MBA’s) met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven) gesitueerd binnen Son en Breugel. Deze zijn weergegeven op de risicokaart (zie figuur 1). Hierin zijn de plaatsgebonden risicocontouren (PR 10-6 contouren), de brandaandachtsgebieden, explosieaandachtsgebieden en gifwolkaandachtsgebieden opgenomen.

De Seveso-inrichting Imperial Logistics aan Ekkersrijt 7604 en het bedrijf Oqema aan Ekkersrijt 1301 kennen een groot gifwolkaandachtsgebied. De effectafstand van het toxisch scenario kan bovendien verder reiken dan de grenzen van de gifwolkaandachtsgebieden. Beleidsmatig zijn de gifwolkaandachtsgebieden afgekapt op de grens van 1,5 km (zie art. 5.12 lid 4 Bkl). Daarnaast kent ook de Rijksweg A50 een gifwolkaandachtsgebied. Hier wordt in paragraaf 3.4.1 verder op ingegaan.

Bij het toestaan van nieuwe zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties binnen een gifwolkaandachtsgebied moet de risicocommunicatie op orde zijn. Tevens dient het groepsrisico verantwoord te worden aan de hand van het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 van dit programma externe veiligheid. Globaal gaat het om de volgende MBA’s met externe veiligheidsrisico’s activiteiten conform bijlage VII BKL:

  • Aardgasreduceerstations;

  • propaantank tussen de 3 m3 en 13m3;

  • propaantanks groter dan 13m3;

  • ammoniakkoelinstallatie;

  • opslagtank met giftige of bijtende gassen (bijv. chloor);

  • opslag van gevaarlijke stoffen (zowel bedrijven die voorheen Bevi als niet voorheen Bevi waren);

  • LPG-tankstations

Bij sommige MBA’s is de afstand van het plaatsgebonden risicocontour en eventueel een brand-, explosie-, en/of gifwolkaandachtsgebied vastgesteld. Voor andere activiteiten geldt dat de plaatsgebonden risicocontour en/of het aandachtsgebied berekend moet worden (zie bijlage VII van het Bkl). Binnen de verschillende aandachtsgebieden moet de gemeente rekening houden met externe veiligheidsrisico’s per scenario van het aandachtsgebied. Ook moet de gemeente in het omgevingsplan aangeven of er eventueel van brand en/of explosievoorschriftengebieden worden aangewezen. In de gemeente Son en Breugel bevindt zich een groot bedrijventerrein, namelijk Ekkersrijt. Dit bedrijventerrein is verdeeld in Ekkersrijt Oost, Ekkersrijt West en Ekkersrijt Noord-west. Voornamelijk op Ekkersrijt West en Ekkersrijt Noord-west zijn bedrijven gevestigd met MBA’s met externe veiligheidsrisico’s.

Onder de Omgevingswet verandert de drempelwaarde van enkele bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s wanneer deze geregistreerd moeten worden in het Register Externe Veiligheid (zichtbaar worden op de Atlas leefomgeving), inclusief PR 10-6 contour en aandachtsgebieden. Het gaat hier bijvoorbeeld over:

  • Alle propaantanks: momenteel staan alleen de propaantanks groter dan 3m3 op de risicokaart. Nu moeten ook de kleinere tanks geregistreerd worden. Deze zijn inmiddels in beeld op basis van coördinaten (in totaal 4 stuks) en geïnventariseerd middels een toezichtcontrole door de ODZOB. Deze 4 propaantanks worden in bulk geregistreerd in het REV. Dit wordt in 2025 uitgevoerd.

  • PGS 15 opslagen groter dan 2,5 ton: incompleet overzicht van locaties. De maximale veiligheidsafstand bedraagt 20 meter. Momenteel loopt er een onderzoek om deze locaties in beeld te brengen, zodat ze op het REV geregistreerd kunnen worden. Het is onduidelijk wat d

  • Verstikkende en oxiderende gassen welke zijn opgeslagen in een opslagtank: locaties zijn onbekend. De PR-contour bedraagt tussen de 1 en 3 meter. Ook deze zijn nog niet in beeld gebracht. Voor de inventarisatie voor deze activiteit wordt niet projectmatig opgepakt, maar zal in de reguliere VTH-taken worden meegenomen door de ODZOB.

Buisleidingen

Door de gemeente Son en Breugel lopen verschillende buisleidingen

Aardgasbuisleidingen

Door de gemeente Son en Breugel lopen twee hogedruk aardgasleidingen. Een zogenaamde A-leidingen (A-521-07), deze heeft een werkdruk van meer dan 40 bar. Daarnaast loopt er ook een Z-leiding (Z-519-02) door de gemeente Son en Breugel. Deze Z-leiding heeft een werkdruk van tussen de 16 bar en 40 bar. Bij buisleidingen geldt een belemmeringengebied waarin geen bouwwerken mogen worden opgericht, aangezien de ruimte is gereserveerd voor onderhoud aan de leidingen. Voor de Z-leiding is dit gebied vier meter en vijf meter voor de A-leiding. De PR 10-6 contour en de aandachtsgebieden moeten op grond van het Bkl, bijlage VII onder D2 berekend worden voor buisleidingen. De leidingbeheerder levert deze aan het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV).

Productleidingen

Naast aardgasbuisleidingen lopen er ook verschillende zogenaamde productleidingen door de gemeente Son en Breugel. Dit is een zogenaamde RRP-leiding en een DPO-leiding. Door deze buisleidingen worden gevaarlijke stoffen getransporteerd naar Duitsland, Chemelot of naar het defensieterrein in Volkel. Deze buisleidingen hebben een belemmeringsgebied van 5 meter. Hierbinnen mogen geen bouwwerken worden opgericht, aangezien de ruimte is gereserveerd voor onderhoud aan de leidingen. De PR 10-6 contour en de aandachtsgebieden moeten op grond van het Bkl, bijlage VII onder D2 berekend worden voor buisleidingen. De leidingbeheerder levert deze aan het Register Externe Veiligheidsrisico’s (REV).

Structuurvisie Buisleidingen – Delta Rhine Corridor

De structuurvisie buisleidingen 2012 – 2035 is vastgesteld op 12 oktober 2012. De Structuurvisie buisleidingen is een visie van het Rijk waarmee zij voor de komende jaren ruimte wil reserveren voor toekomstige buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen in Nederland. Het gaat daarbij om ondergrondse buisleidingen voor het transport van gassen, olieproducten en chemicaliën. Door transport van gevaarlijke stoffen meer door buisleidingen te voeren wordt het transport over weg en spoor verminderd. Daarnaast wil men een goede basiskwaliteit realiseren van de hoofdinfrastructuur, zodat ruimtelijke versnippering wordt voorkomen.

De nieuwe Delta Rhine Corridor (DRC) uit deze structuurvisie buisleidingen zal de gemeente Son en Breugel doorkruisen. De DRC faciliteert met een bundel van meerdere pijpleidingen ondergronds transport van energiedragers en grondstoffen tussen Rotterdam, Venlo, Moerdijk, Chemelot en Noordrijn-Westfalen voor de industrie. Momenteel wordt er onderzocht of het mogelijk is om op waterstof en CO2 te vervoeren door deze pijpleidingen. Mogelijk wordt nog gekeken om dit uit te breiden naar ammoniak, andere circulaire grondstoffen en een gelijkstroomverbinding. De DRC zal dezelfde route volgen als de RRP2-leiding die nu in het noorden via de Sonniuswijk de gemeente doorkruist.

Figuur 2 Routering Delta-Corridor (bron: Provincie Noord-Brabant)

Op dit moment bevindt het DRC-project in projectfase. Uitgangspunt is dat de ruimtelijke procedures zorgvuldig worden doorlopen met een 2-fase aanpak (verkennings- en projectfase) in samenwerking met regionale overheden. Het initiatief voor de Delta Rhine Corridor ligt bij de private sector. De rol van de Rijksoverheid is het faciliteren van ruimtelijke inpassing en internationale samenwerking. De gemeente Son en Breugel is aangesloten bij het landelijk overleg om o.a. de belangen van de gemeente te vertegenwoordigen.

In de Structuurvisie wordt een hoofdstructuur van verbindingen aangegeven waarlangs ruimte moet worden vrijgehouden (reserveringsstrook voor buisleidingen van nationaal belang). De reden dat het rijk deze structuurvisie heeft vastgesteld is om in de toekomst een ongehinderde doorgang van buisleidingtransport van nationaal belang mogelijk te maken. Er wordt daarbij zoveel als mogelijk aangesloten bij bestaande buisleidingen. De borging van de ruimtelijke reservering van de in de Structuurvisie gekozen verbindingen wordt geregeld in het paragraaf 5.1.6.3. van het Bkl.

Momenteel worden de volgende ruimtelijke regels opgesteld voor de DRC:

  • De reserveringsstrook zoals aangegeven op ministeriële kaarten dient gereserveerd te worden voor toekomstige buisleidingen, in dit geval dient er rekening gehouden te worden met 70 meter. Hierbinnen mogen geen nieuwe bouwwerken worden opgericht (art. 5.135 lid 1 Bkl);

  • Aan weerszijden van een reserveringsgebied ligt een zoekgebied, met een breedte van 250 m, gemeten vanaf de buitenste begrenzing van het reserveringsgebied. Momenteel heeft dit nog geen ruimtelijke consequenties (art. 5.135 lid 2 Bkl)

Wegen

Over de weg worden ook gevaarlijke stoffen vervoerd. Het gaat hier zowel om doorgaand vervoer over rijks- en provinciale wegen als om bestemmingsverkeer over gemeentelijke wegen. De regels over vervoer van gevaarlijke stoffen blijven binnen de Omgevingswet bestaan onder de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. De wegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd in Son en Breugel zijn niet allemaal zichtbaar op het REV omdat het Basisnet alleen de hoofdsnelwegen bevat (de A-wegen) en enkele autowegen (N-wegen). In het geval van de gemeente Son en Breugel geldt dat alleen de A58 en de A50 op de risicokaart zijn geprojecteerd. Voor de transportroutes die niet tot het Basisnet behoren en waarover aanzienlijke hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd worden, moet ook naar externe veiligheid gekeken worden. Dit is o.a. opgenomen in de Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten. In de toelichting van deze beleidsregels verzoekt het ministerie van Infrastructuur en Waterstraat de provincies en gemeenten dit beleid ook op de transportroutes in hun beheer toe te passen.

De volgende wegen zijn in Son en Breugel (mogelijk) van invloed op externe veiligheid.

Rijksweg A50

De Rijksweg A50 (wegvlak B132 en wegvlak B8) loopt door de gemeente Son en Breugel. Beide wegvlakken zijn opgenomen Regeling Basisnet. De A50 Wegvlak B132 kent een PR10-6 contour van 48 meter. De A50 Wegvlak B8 kent een PR10-6 contour van 70 meter. Daarnaast kent zowel gehele Rijksweg A50 een brandaandachtsgebied van 30 meter en een explosieaandachtsgebied van 200 meter. Daarnaast gaat deze Rijksweg ook een gifwolkaandachtsgebied krijgen. Deze wordt echter nog nader bepaald door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat.

Een nieuwe ontwikkeling is de herijking van het Basisnet. Momenteel worden er volgens de Regeling Basisnet 3000 tankwagens met gevaarlijke stoffen vervoerd over het rijksweg A50: Knp. Ekkersweijer - A50 (Eindhoven ) en 1500 tankswagen over de rijksweg A50: afrit 10 (Eerde) - A50 (Eindhoven). Volgens de meest recente realisatiecijfers uit het rapport van Infomil (2021) worden er aanzienlijk meer tankwagens brandbare gassen en ook andere gevaarlijke stoffen (brandbare en giftige vloeistoffen) over de weg vervoerd. Mede door het toenemende vervoer over zowel het spoor als de weg wordt het Basisnet herijkt. Dit kan mogelijk consequenties voor de risicocontouren rondom de A67 in de gemeente Son en Breugel kunnen hebben. Het is nog onduidelijk wat deze consequenties zijn.

Provinciale weg N620

Ook over de provinciale weg de N620, ook wel bekend als de Bestseweg, worden gevaarlijke stoffen vervoerd. In het rapport “Externe veiligheid provinciale wegen” van 5 oktober 2010 is de huidige situatie onderzocht. Tevens is een prognose voor de komende 10 jaar doorgerekend (tot 2020 red.).

Op basis van een inventarisatie die heeft plaatsgevonden ten behoeve van de risicoberekeningen, wordt gesteld dat het transport van gevaarlijke stoffen over deze provinciale weg geen problemen oplevert.

Onder de Omgevingswet worden de provinciale wegen niet gezien als zijnde MBA met externe veiligheidsrisico. Dit betekent dat mogelijke risico’s rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen niet meer afgewogen hoeven te worden bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

Gemeentelijke (doorgaande) wegen

Binnen de gemeente Son en Breugel wordt er over de gemeentelijke doorgaande wegen geen grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen vervoerd. Alleen in het kader van het bevoorraden van (LPG)-tankstations en/of het vullen van propaantanks worden er sporadisch gevaarlijke stoffen vervoerd via de doorgaande weg. Hierbij wordt rekening gehouden om dit vervoer zo min mogelijk door ‘risicoluw gebied’ te laten plaatsvinden.

Onder de Omgevingswet worden de gemeentelijk wegen niet gezien als zijnde MBA met externe veiligheidsrisico. Dit betekent dat mogelijke risico’s rondom het vervoer van gevaarlijke stoffen over gemeentelijke wegen niet afgewogen hoeven te worden bij het realiseren van nieuwe ontwikkelingen.

Waterwegen

In de gemeente Son en Breugel ligt een waterweg waarover gevaarlijke stoffen vervoerd kunnen worden: het Wilhelminakanaal. De vervoersstromen van gevaarlijke stoffen over het Wilhelminakanaal zijn niet relevant qua externe veiligheid omdat ze niet worden genoemd in de monitoring van het Basisnet Water. Het Wilhelminakanaal is volgens het Basisnet een zogenaamde groene waterweg. Daarmee valt deze waterweg niet onder categorie C van Bijlage VII Bkl. Dit betekent dat er geen plaatsgebonden risico bestaat waar rekening mee gehouden dient te worden. Ook is er geen brand/explosieaandachtsgebied. Het Wilhelminakanaal levert dus geen beperkingen op voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in Son en Breugel.

Hoogspanningslijnen

Door de gemeente Son en Breugel lopen hoogspanningslijnen. Deze lopen via het zuiden van de gemeente langs het westen door naar de gemeentegrens met Best en via het oosten naar de gemeentegrens met Meierijstad. Rondom hoogspanningslijnen zijn magneetvelden aanwezig, verschillend in sterkte en afhankelijk van de hoeveelheid elektriciteit die door de lijnen gaat. In Nederland bestaat sinds 2005 voorzorgbeleid bij nieuwe situaties rond hoogspanningslijnen vanwege (mogelijke) gezondheidseffecten. Uit onderzoek is gebleken dat dat er bij een langdurig verblijf bij kinderen tot 15 jaar een verhoogde kans bestaat op het krijgen van leukemie. Het zou in Nederland gaan om één geval van kinderleukemie per 2 jaar. Het gaat dan om magneetvelden waarbinnen het berekende jaargemiddelde hoger is dan 0,4 microtesla. Concreet betekent dit dat er binnen de 0,4 microtesla-zone geen nieuwe woningen, scholen en KDV worden toegestaan. De gemeente Son en Breugel conformeert zich aan het voorzorgbeleid.

De risico’s van hoogspanningslijnen zijn voornamelijk gezondheidsrisico’s en worden daarom niet verder uitgewerkt in het programma externe veiligheid. De omgang met hoogspanningslijnen wordt in het omgevingsplan verder uitgewerkt.

Duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s

Met het oog op de toekomst is het belangrijk om duurzaamheid op te nemen in het programma externe veiligheid. In Nederland worden steeds meer nieuwe ontwikkelingen geïntroduceerd die gericht zijn op duurzaamheid. Sommige van deze duurzame ontwikkelingen kunnen echter externe veiligheidsrisico’s met zich meebrengen. Indien deze duurzame ontwikkelingen een PR10-06-contour hebben en/of een (brand-, explosie- en/of gifwolk)aandachtsgebied omvatten, worden zij ook beschouwd als risicovolle activiteiten.

Mede vanwege het maatschappelijk belang wil de gemeente Son en Breugel deze duurzame ontwikkelingen mogelijk maken, mits de externe veiligheid adequaat wordt gewaarborgd. Voorbeelden van realistische duurzame ontwikkelingen met externe veiligheidsrisico’s zijn:

  • Energieopslagsystemen (EOS): Deze activiteit is niet aangewezen in het Bal als een MBA. Echter kunnen accu’s onstabiel worden, met als gevolg kortsluiting, een thermal runaway en brand, waarbij zeer giftige pyrolyseproducten vrijkomen. De risico’s zijn brand, explosie en het vrijkomen van een gifwolk. EOS’en worden steeds vaker ingezet als oplossing tegen netcongestie. EOS’en hebben vaak een PR10-06-contour en gifwolk- en/of explosieaandachtsgebieden en worden daarom als risicovolle activiteiten beschouwd. Deze veiligheidscontouren moeten worden berekend met behulp van de Rekenmethode Lithiumhoudende energiedragers van het RIVM. Daarnaast stellen wij bij de realisatie van deze EOS’en ook maatwerkvoorschriften vast om de veiligheid te waarborgen, waaronder de verplichting om de PGS 37-1 toe te passen.

  • Het opslaan van lithiumhoudende accu’s/batterijen. Naast de EOS’en worden ook voor andere toepassingen vaak accu’s gebruikt. De opslag van deze accu’s als bedrijfsactiviteit komt hierdoor steeds vaker voor. In Son en Breugel willen wij hier ruimte voor bieden, op de locaties waar dit kan, in het kader van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties . Ook de opslag van lithiumhoudende accu’s heeft vaak een PR10-06-contour en gifwolk- en/of explosieaandachtsgebieden en wordt daarom als risicovolle activiteit beschouwd. Deze veiligheidscontouren moeten worden berekend met behulp van de Rekenmethode Lithiumhoudende energiedragers van het RIVM. Daarnaast stellen wij bij de realisatie van deze EOS’en ook maatwerkvoorschriften vast om de veiligheid te waarborgen, waaronder de verplichting om de PGS 37-2 toe te passen.

  • Het opslaan en toepassen van waterstof: werken met hoge druk, waterstof is zeer licht ontvlambaar en ontbrand bij een lage ontstekingsenergie, explosief bij zuurstof en een ontstekingsbron. Er geldt PR10-06-contour en een brandaandachtsgebied. Deze moeten inzichtelijk worden gemaakt middels een QRA, indien het geen waterstoftankstation betreft.

  • Windturbines: mogelijkheid dat een blad of gondel afbreekt. Daarnaast zijn er indirecte risico’s bij nabijheid van andere MBA’s met externe veiligheidsrisico’s (bijv. een afgebroken rotorblad breekt af en slaat in hogedruk aardgasleiding).

  • Alternatieve opties voor aardgas: brengen per soort risico’s met zich mee (zie: Transitievisie Warmte).

Belangrijk is om binnen de beleidskeuzes op het gebied van de gemeente Son en Breugel en de bijbehorende gebiedstypes ruimte te laten voor deze duurzame ontwikkelingen. Indien dit op een verantwoorde veilige manier kan worden uitgevoerd, zal de gemeente Son en Breugel duurzame ontwikkelingen in ieder gebiedstype mogelijk willen maken. Voor woonwijken geldt dat dit uitsluitend mogelijk is als deze MBA’s met externe veiligheidsrisico’s noodzakelijk is voor het functioneren van de woonwijk.

3. Onze ambities en uitgangspunten

 

De ambitie van de gemeente Son en Breugel laat zich als volgt kort samenvatten

Het gemeentelijke beleid ten aanzien van externe veiligheid is gericht op het beperken van de risico’s, die de burgers in Son en Breugel lopen als gevolg van het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen, met als doel een veiliger woon- en werkklimaat. Door middel van strategische uitgangspunten, uitgewerkt in een programma externe veiligheid met een gebiedsgerichte benadering, wordt gestreefd naar een hoger ambitieniveau

Bestaande situaties:

De gemeente Son en Breugel streeft er naar om alle bestaande risicosituaties in beeld te hebben. In het geval van bestaande MBA’s met externe veiligheidsrisico’s heeft de gemeente Son en Breugel de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • 1.

    Het (pro)actief terugdringen van bestaande (en mogelijk) geaccepteerde risicosituaties in het centrum en in de woonwijken. Bijvoorbeeld het ambtshalve intrekken van vergunningen voor LPG-tankstations, indien er meer dan 3 jaar geen LPG verkocht wordt. Hiermee wordt een veiliger woon- en leefklimaat nagestreefd en mogelijk kan deze ruimte benut worden voor andere doeleinden.

  • 2.

    Het mogelijk terugdringen van overeenkomstig het maatschappelijke belang beoordeelde niet-acceptabele risicosituaties in de overige gebieden. MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden verminderd (aanpassing omgevingsvergunning) dan wel beëindigd (sanering) in situaties, waarbij de risico’s de landelijke normen overschrijden, of indien het maatschappelijke belang daartoe aanleiding geeft.

Nieuwe situaties:

Bij nieuwe situaties wordt gebiedsgericht beleid gevolgd. Dit gebiedsgerichte beleid is uitgewerkt in hoofdstuk 4 van dit programma. Dit beleid ziet er op toe dat we als gemeente ruimte bieden voor de uitbreiding en/of nieuwvestiging van MBA’s met externe veiligheidsrisico’s, daar waar wij dit onder ruimtelijke voorwaarden acceptabel achtte. Hiermee wordt er gestreefd naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Om invulling te kunnen geven aan deze ambities zijn er een aantal uitgangspunten uitgewerkt.

Uitgangspunten rondom bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Een bijzonder aandachtspunt in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is de aanwezigheid van infrastructuur waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Deze vervoersassen zijn niet als een afgebakend gebied te beschouwen omdat ze verschillende gebieden doorsnijden. Denk bijvoorbeeld aan woonwijken, buitengebieden en bedrijventerreinen. Hierdoor wordt het lastig om uniforme eisen te verbinden aan de mogelijkheid om ontwikkelingen te laten plaatsvinden in de nabijheid van diezelfde infrastructuur.

Gebieden die als ‘risicovolle infrastructuur’ worden beschouwd, betreffen locaties die binnen het aandachtsgebied van een weg, een ondergrondse buisleiding of een vaarweg vallen. In de gemeente Son en Breugel zijn dit bijvoorbeeld Rijksweg A50 en A58, Provinciale weg N620 en enkele ondergrondse buisleidingen zoals rondom de Delta Corridor.

De risico’s die hieruit voortvloeien hebben betrekking op het transport van gevaarlijke stoffen. Op de aard en omvang hiervan heeft de gemeente weinig invloed. Daarom kiest de gemeente Son en Breugel om de omgang met deze risico’s te verbinden aan de voorwaarden van de gebiedstypes uit hoofdstuk 4. Concreet betekent dit dat waar bijvoorbeeld veel transport van gevaarlijke stoffen door het gebiedstype ‘Risicoluw’ loopt, de risicoluwe ambities worden gehanteerd. Daarnaast probeert de gemeente Son en Breugel het vervoer van gevaarlijke stoffen door de woonkern zoveel mogelijk te beperken, waar dit mogelijk is. Dit betekent dat het vervoer van gevaarlijke stoffen door het buitengebied of over onze bedrijventerrein moet verlopen. Hiermee probeert de gemeente Son en Breugel de inwoners zoveel te beschermen tegen externe veiligheidsrisico’s.

Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (risicovolle bedrijven)

Voor bestaande risicovolle bedrijven geldt dat de risicocontouren van bestaande (vergunde) en mogelijke uitbreiding zoveel mogelijk wordt beperkt om inefficiënt ruimtegebruik tegen te gaan. Dit wordt gedaan door een gerichte inzet van Best Beschikbare Technieken (BBT), waarbij de PR 10-6 contour (zoveel mogelijk) wordt teruggebracht binnen de eigen perceelgrenzen. Hiermee worden beperkingen voor de aangrenzende percelen opgeheven. In het inrichten van de gebiedstypes is bewust de keuze gemaakt om het bedrijventerrein Ekkersrijt op te splitsen. Hierbij worden de (delen) van het bedrijventerrein dichtbij en rondom woonkernen uitgesloten voor het realiseren van nieuwe activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Daarentegen worden (delen van)

bedrijventerrein waarbij de afstand (acceptabel) groter is wel ingericht om risicovolle activiteiten, mits voldoende veilig, toe te staan.

Hogedruk aardgasleidingen

De gemeente Son en Breugel wordt doorsneden door een grote (A-leiding) en een kleinere (Z-leiding) hogedruk aardgasleiding. Daarnaast zijn er ook een aantal productleidingen waardoor gevaarlijke stoffen wordt vervoerd (RRP en DPO-leiding). Het maatgevend scenario voor aardgastransportleidingen is een fakkelbrand en/of explosie als gevolg van breuk van de leiding (door een externe oorzaak, bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Afhankelijk van de leidingdiameter en gasdruk kan er een fakkel ontstaan van 60 meter tot enkele honderden meters hoog. Door de Gasunie zijn op basis van dit mogelijke scenario de effectafstanden voor verschillende leidingdiameters en drukken bepaald (Scenarioboek externe veiligheid).

De effectafstanden (1% letaal) van de leidingen binnen de gemeente bedragen 50 en 170 meter. De stralingshitte op deze afstand bedraagt 10 kW/m2. Zoals gezegd worden de effectafstanden bepaald op basis van het scenario van een guillotinebreuk. Het gas ontsteekt en er treedt een fakkelbrand op. De kans op een guillotinebreuk is echter zeer klein (kans op een breuk is 5 tot 10 keer kleiner dan een lek). Het meest geloofwaardige scenario is een lek in de buisleiding. Voor de grootste leidingen in Son en Breugel (44 inch) ligt de effectafstand van een lek van de buisleiding op circa 10 meter van de buisleiding, voor de kleinste buisleiding (6,5 inch) ligt deze op de leiding (Tabellen 31 tot en met 34 van de Handreiking verantwoorde brandweeradvisering).

Gelet op de zeer kleine kans op een guillotinebreuk en de naar verhouding hoge kosten die gemaakt moeten worden om de bestaande gebouwde omgeving hiertegen te beschermen, is het niet reëel om hiervoor extra maatregelen op te leggen in het omgevingsplan of omgevingsvergunning.

Ook voor het scenario van een lek van een buisleiding is het niet zinvol maatregelen aan de bestaande gebouwde omgeving op te leggen.

De effectafstand is immers zeer klein (ligt op de buisleiding zelf of op zeer korte afstand), en bebouwing op de buisleiding is al uitgesloten vanwege de vrij te houden belemmeringstrook van 4 of 5 meter. Bij het realiseren van nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen of locaties in aandachtsgebieden van aardgasbuisleidingen moet door middel van het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 blijken welke maatregelen er getroffen dienen te worden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen worden op voorhand uitgesloten binnen brand- en explosieaandachtsgebieden (zie 4.4), tenzij er zwaarwegend belang is om deze toch te realiseren in een aandachtsgebieden. Hierbij geldt dan automatisch dat er in het omgevingsplan een voorschriftengebied wordt vastgesteld.

Delta-Corridor (ondergrondse productlijn pijpen)

Ook de mogelijke komst van de Delta-Corridor zal in het kader van ruimtelijke ontwikkelingen aan de noordzijde van de gemeente een belemmering kunnen vormen. Naast het directe ruimtebeslag van de leidingen is ook het indirecte ruimtebeslag door risicocontouren van invloed op de strookbreedte. Bij het vaststellen van de externe veiligheidscontouren rondom buisleidingen zijn twee waarden van belang: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Bij aanleg van een nieuwe leiding is de exploitant van de leiding er verantwoordelijk voor dat de PR-10-06 per jaar contour van die leiding binnen de belemmeringenstrook blijft. Concreet betekent dit dat het de PR10-06 niet buiten de strook van 70 meter mag komen te liggen. Andersom geldt de grenswaarde ook voor het bevoegde gezag. Deze moet bij het nemen van ruimtelijke besluiten rekening houden met de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico en de aanwezigheid van aanwezige en geplande buisleidingen.

Het groepsrisico heeft betrekking op ontwikkelingen die gelegen zijn binnen het invloedsgebied van de buisleidingen. Het invloedsgebied is momenteel nog niet bekend, aangezien niet duidelijk is welke leidingen er exact komen te liggen en wat voor stoffen er vervoerd zullen gaan worden. Het invloedsgebied zal in ieder geval veel groter worden het PR10-06. Dit invloedsgebied strekt zich uit tot ver buiten de leidingstrook van 70 meter. Dit betekent dat hiermee ook buiten de leidingstrook rekening moet worden gehouden met de effecten van een calamiteit bij een buisleiding. Binnen het invloedsgebied, en dan met name binnen de 100% letaliteitcontour, dient aandacht te worden besteed aan een verantwoorde inrichting van het gebied en de toelaatbaarheid van het aantal aanwezigen.

Uitgangspunten rondom nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

De ambitie van de gemeente Son en Breugel is dat er ruimte moet zijn om nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s toe te staan en om bestaande uit te breiden. Dit kan alleen binnen de gebiedstypes waar dit is toegestaan, om de externe veiligheidsrisico’s voor de bewoners van de gemeente Son en Breugel zo klein mogelijk te houden. Belangrijk bij het realiseren van nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s is dat het alleen kan als dit passende bescherming is en er een goede verantwoording plaatsvindt. Voorwaarde hierbij is dat de PR 10-6 contour binnen de perceelgrens blijft of niet over locaties waar BKGL, KGL en ZKG zijn toegelaten. Hierdoor wordt voorkomen dat (beperkt) kwetsbare gebouwen of zeer kwetsbare gebouwen zich kunnen vestigen binnen de PR 10-6 contour van milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Er kunnen dan geen nieuwe saneringssituaties ontstaan.

Wenselijk is dat nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zo ver mogelijk van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties plaatsvinden. Daarom zijn de bedrijventerreinen in verschillende gebiedstypes gesplitst. De meest (nieuwe) MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden hierdoor zover mogelijk van de woongebieden af gerealiseerd. Nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s worden in eerste instantie op Bedrijventerrein intensief gesitueerd (zie hoofdstuk 4). Daarnaast zou eventueel het gebiedstype Buitengebied ook risicovolle activiteiten kunnen toestaan, mits deze passend zijn binnen de (bestaande) agrarische activiteiten (bijv. propaantanks).

In gebiedstype Risicoluw (zie hoofdstuk 4) zijn nieuwe MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en de uitbreiding van bestaande activiteiten niet toegestaan, tenzij deze onlosmakelijk verbonden zijn aan het goed functioneren van het woongebied. Hier moet dan een zwaarwegend belang voor de realisatie van de activiteit met externe veiligheidsrisico’s gelden. Verder moet er een passend beschermingsniveau worden gerealiseerd volgens het verantwoordingskader in hoofdstuk 5.

Zeer kwetsbare gebouwen worden niet toegestaan in brand- en explosieaandachtsgebieden

De beleidskeuze van de gemeente Son en Breugel is om geen nieuwe zeer kwetsbare gebouwen toe te staan in een brand- of explosieaandachtsgebied, tenzij er sprake is van zwaarwegende belangen voor de realisatie ervan. Dit geldt ook voor het functie wijzigen van bestaande (beperkt) kwetsbare gebouwen naar zeer kwetsbaar gebouwen/functies. Zeer kwetsbare gebouwen in aandachtsgebieden wordt beschouwd als onnodig onveilig, omdat de gevolgen ernstig kunnen zijn als mensen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bovendien is het niet in overeenstemming met de kernwaarden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (VRBZO) (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden1) . Zeer kwetsbare gebouwen zijn wel toegestaan in het gifwolkaandachtsgebied gezien de grootte van dit gebied, mogelijke scenario’s en daarbij behorende beschermingsmaatregelen. Daarnaast dient ten allen tijden de risicocommunicatie in orde te zijn op het moment dat er zeer kwetsbare gebouwen worden gerealiseerd in gifwolkaandachtsgebieden

Mogelijke ontwikkellocaties voor (nieuwe) zeer kwetsbare gebouwen bevinden zich voornamelijk in de gebiedstypes Risicoluw. (Nieuwe) activiteiten met externe veiligheidsrisico’s zijn hier niet toegestaan, waardoor er in de toekomstige geen mogelijkheid bestaat dat deze zeer kwetsbare gebouwen in (nieuwe) aandachtsgebieden komen te liggen.

Voorschriftengebied

De beleidskeuze van de gemeente Son en Breugel is om een brand- of explosieaandachtsgebieden niet in het omgevingsplan aan te wijzen als brand- en explosievoorschriftengebieden, tenzij dit wettelijk verplicht is (bijvoorbeeld bij het realiseren van nieuwe zeer kwetsbare gebouwen). De gemeente Son en Breugel kiest voor de uitzonderingsregel in artikel 5.14 lid 3 van het Bkl om af te wijken van het aanwijzen van voorschriftengebieden. Er is hierbij geen onderscheid tussen de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. Deze keuze ondersteunt de gemeente Son en Breugel voornamelijk om meer aantrekkelijke ruimte te creëren om aan de verdichtingsopgave te voldoen. Echter, bij nieuwe ontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt er te allen tijde rekening gehouden met externe veiligheidsrisico’s en het bereiken van passende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5.

De aanwijzing van voorschriftengebieden vindt plaats in het omgevingsplan, op de locaties waar dit wettelijk verplicht is volgens het Bkl.

Groepsrisico

Bij nieuwe (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in aandachtsgebieden dient de gemeente rekening te houden met het groepsrisico. De initiatiefnemer / ontwikkelaar heeft de mogelijkheid om zelf te beslissen over het uitvoeren van een groepsrisicoberekening bij een nieuwe ontwikkeling. De initiatiefnemer / ontwikkelaar dient bij ontwikkellocaties in aandachtsgebieden echter wel altijd aan te tonen dat er passende bescherming is gewaarborgd middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5. Wanneer deze gebouwen of locaties geplaatst worden in een aandachtsgebied, dienen er maatregelen te worden getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen of op die locaties. Daarnaast moet beschouwd worden of het aantal doorgaans aanwezige personen beperkt kan worden en of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen of op die locaties beperkt is. Daarnaast wordt bij nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving de VRBZO in de gelegenheid gesteld om advies te geven over zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van noodhulpdiensten. Bij nieuwe ontwikkelingen van (zeer) kwetsbare gebouwen en kwetsbare locaties in het aandachtsgebied, wordt verwezen naar de kernwaarden van de VRBZO (zie website van de VBRZO onderwerp omgevingsvisie kernwaarden). Daarnaast wordt verwezen naar het standaard en maatwerkadvies van de VRBZO omtrent nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving (zie brochure maatwerk of standaardadvies op de website van de VRBZO). Verder adviseert de VRBZO over omgevingsveiligheid bij nieuwe initiatieven in de gemeente Son en Breugel. Om een afwegingskader voor de gemeente te bieden om personen op (beperkt) kwetsbare locaties binnen aandachtsgebieden te beschermen, wordt verwezen naar de Handleiding Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties.

Uit het verantwoordingskader in hoofdstuk 5 volgen elementen voor een juiste verantwoording van het groepsrisico.

 

4. Gebiedsgericht beleid

 

Binnen onze gemeente moeten we regelmatig besluiten over de realisatie van nieuwe ontwikkelingen. Daar komt dan ook de vraag bij: In hoeverre is het externe veiligheidsrisico acceptabel en/of onder welke voorwaarden is realisatie mogelijk? Ter beantwoording van deze vragen hebben we risicogerichte beleidsuitgangspunten voor externe veiligheid opgesteld, met een bijhorend afwegingskader.

Uitbreiding of nieuwvestiging risicovolle activiteiten

Voor de omgang met risicovolle activiteiten maken we onderscheid tussen vijf categorieën aan gebieden (zie tabel 4.1 voor een gebiedsgerichte indeling van de gemeente). Ekkersrijt leent zicht best voor risicovolle activiteiten, natuurlijk wel met een aantal ruimtelijke voorwaarden. Echter hebben niet alle locaties op Ekkersrijt even zwaar industrieel karakter. Dit willen we in de toekomst behouden, zodat er ruimte blijft voor bedrijvigheid zonder grote milieu-impact en functiemenging. Daarom delen we Ekkersrijt in de categorieën op: Bedrijventerrein zware industrie, Bedrijventerrein intensief en Bedrijventerrein extensief. De indeling wordt gemaakt aan de hand van de verschillende categorieën risicovolle activiteiten die we kennen vanuit bijlage VII van het Bkl. De A-categorie MBA’s (meldingsplichtige activiteiten) zullen vrij licht risicovol van karakter zijn. Daarom passen deze, onder voorwaarden, prima op de wat minder industriële locaties binnen Ekkersrijt. De categorie B en zeker E MBA’s (cat. B is vergunningsplichtig met vaste afstanden en cat. E vergunningsplichtig met te berekenende afstanden) komen vaak voor in zware industrieën en daarmee zijn deze MBA’s ook een risicovoller.

De rest van het dorp (centrum, diverse woonwijken en buitengebied) is ook niet bedoeld voor industriële bedrijvigheid, gezien de hoge populatiedichtheid. De woonkernen zijn bedoeld voor wonen, werken en recreëren waarbij de veiligheid en gezondheid gegarandeerd moet worden. In het buitengebied en woonkernen staan we de uitbreiding of nieuwvestiging van risicovolle activiteiten in de eerste instantie niet toe. Voor de risicovolle activiteiten die nodig zijn voor het functioneren van het gebied, maken we aan de hand van een gedegen afweging, eventueel een uitzondering, zoals nutsvoorzieningen of duurzame ontwikkelingen in het kader van de energietransitie (EOSen), dit wordt duidelijk in tabel 4.1 .

Tabel 4.1 geeft een algemeen beeld van de bestaande bedrijventerreinen en overige gebiedstypen en in hoeverre we daar de uitbreiding of nieuwvestiging van risicovolle activiteiten toestaan.

Tabel 4.1 gebiedsgerichte risicoprofielen

Gebiedstype

 

Uitbreiding of nieuwvestiging risicovolle activiteiten

Beperkingen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

A. Bedrijventerreinen zware industrie

Ekkersrijt Noord-West

Risicovolle activiteiten onder A, B en E van bijlage VII Bkl toegestaan. Ook duurzame ontwikkelingen met PR10-06 contour en aandachtsgebieden toegestaan.

Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen niet toegestaan. Geen nieuwe (bedrijfs)woningen toegestaan

B. Bedrijventerrein intensief

Ekkersrijt West, Science Park Eindhoven

Risicovolle activiteiten onder A en B van bijlage VII Bkl toegestaan. Ook duurzame ontwikkelingen met PR10-06 contour en/of aandachtsgebieden toegestaan.

Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen niet toegestaan. Geen nieuwe (bedrijfs)woningen toegestaan

C. Bedrijventerrein extensief

Ekkersrijt Oost, Woonboulevard Ekkersrijt

Risicovolle activiteiten onder A van bijlage VII Bkl toegestaan, mits er geen brand- en/of explosieaandachtsgebied van toepassing is op de activiteit. Ook duurzame ontwikkelingen met PR10-06 contour en enkel een gifwolkaandachtsgebied toegestaan.

Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen niet toegestaan. Geen nieuwe (bedrijfs)woningen toegestaan

D. Risicoluw gebied

Centrumgebied, alle woonwijken en overige verblijfsgebieden (wonen, werken, recreëren, maatschappelijk)

Geen risicovolle activiteiten onder bijlage VII Bkl toegestaan, met uitzondering van risicovolle activiteiten en duurzame ontwikkelingen met een PR10-06 contour die gelieerd zijn aan het functioneren van het gebied (bijvoorbeeld gasdrukmeet- en - regelstations, of EOS).

Niet van toepassing

E. Buitengebied

 

Risicovolle activiteiten zijn toegestaan mits gelieerd aan agrarische hoofdactiviteit

Niet van toepassing

Aanvullend gelden er beperkingen voor de ligging van de zones voor externe veiligheid die een risicovolle activiteit kent. Daarnaast moet een risicovolle activiteit ook voldoen aan de algemene regels uit hoofdstuk 4 van het Bal en/of de beoordelingsregels uit hoofdstuk 8 van het Bkl.

Algemene regels voor het plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar

We bieden onze inwoners en bezoekers een basisbeschermingsniveau. Bij nieuwe risicovolle

activiteiten hanteren we daarom de volgende uitgangspunten:

  • Deze contour reikt maximaal tot de eigen perceelgrens of niet over gronden waar BKGL, KGL en ZKG zijn toegestaan.

  • Bestaande, geprojecteerde en nieuwe zeer kwetsbare gebouwen en kwetsbare gebouwen en locaties zijn niet toegestaan binnen deze contour (grenswaarde).

  • Bestaande, geprojecteerd en nieuwe beperkt kwetsbaar gebouwen en locaties zijn binnen deze contour niet toegestaan tenzij er wordt voldaan aan voorwaarden (zie tabel 4.2) (standaardwaarde).

Algemene regels voor aandachtsgebieden brand, explosie en gifwolk

Bij nieuwe risicovolle activiteiten houden wij rekening met de bescherming van groepen mensen en beperken we het aantal mensen dat wordt blootgesteld aan de gevaren van die activiteiten. Daarbij hanteren we de volgende uitgangspunten:

  • Het brandaandachtsgebied reikt maximaal tot de grens van het bedrijventerrein of het buitengebied en mag niet gelegen zijn over risicoluw gebied.

  • Het explosieaandachtsgebied reikt maximaal tot de grens van het bedrijventerrein of het buitengebied en mag niet gelegen zijn over risicoluw gebied.

  • De gifwolkaandachtsgebied mag niet gelegen zijn over risicoluw gebied.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkeling nabij risicovolle activiteiten

Bij ruimtelijke ontwikkelingen met zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen of locaties en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties nabij een risicovolle activiteit passen we zonebeleid toe. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende zones:

  • Plaatsgebonden risicocontour 10-6

  • Brandaandachtsgebied

  • Explosieaandachtsgebied

  • Gifwolkaandachtsgebied

Wij geven daarbij invulling aan de wettelijke verplichtingen. Dat houdt in dat wij geen eisen stellen aan ruimtelijke ontwikkelingen buiten deze zones. Ook stellen wij geen eisen aan ruimtelijke ontwikkelingen nabij risicovolle activiteiten die van rechtswege (vanuit het Bkl) geen dergelijke zones toegewezen krijgen, zoals vervoer van gevaarlijk stoffen over gemeentelijke en provinciale wegen.

In tabel 4.2 staat aangegeven in hoeverre gebouwen en locaties waar mensen verblijven zijn toegestaan binnen een bepaalde zone. Er zijn daarbij vier varianten:

  • 1.

    Toegestaan . Dit is een activiteit die vanuit externe veiligheidsoogpunt verantwoord is. Hieraan worden geen aanvullende voorwaarden gesteld.

  • 2.

    Toegestaan, mits . Dit is een activiteit die vanuit externe veiligheidsoogpunt verantwoord is, mits er middels het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5 aangetoond wordt er sprake is van een passende bescherming.

  • 3.

    Niet toegestaan, tenzij . Dit is een activiteit die vanuit externe veiligheidsoogpunt niet verantwoord is. Afwijking hiervan is enkel mogelijk wanneer er sprake is van andere zwaarwegende belangen, veiligheidsmaatregelen in overweging worden genomen en er expliciete goedkeuring wordt gegeven door het college en eventueel de raad.

  • 4.

    Niet toegestaan . Dit is een activiteit die vanuit externe veiligheidsoogpunt niet verantwoord is.

Tabel 4.2 Zonebeleid ruimtelijke ontwikkelingen

 

Plaatsgebonden risicocontour 10-6 per jaar

Zeer kwetsbaar gebouw

 

Niet toegestaan (grenswaarde Bkl)

Kwetsbaar gebouw

 

Kwetsbare locatie

 

Beperkt kwetsbaar gebouw

 

Niet toegestaan, tenzij (standaardwaarde Bkl)

Beperkt kwetsbare locatie

 

Brandaandachtsgebied

Zeer kwetsbaar gebouw

Niet toegestaan

Kwetsbaar gebouw

 

Toegestaan, mits passende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5

Kwetsbare locatie

 

Beperkt kwetsbaar gebouw

 

Beperkt kwetsbare locatie

 

Explosieaandachtsgebied

Zeer kwetsbaar gebouw

Niet toegestaan

Kwetsbaar gebouw

 

Toegestaan, mits passende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5

Kwetsbare locatie

 

Beperkt kwetsbaar gebouw

 

Beperkt kwetsbare locatie

 

Gifwolkaandachtsgebied

Zeer kwetsbaar gebouw

 

 

Toegestaan, mits passende bescherming volgens het verantwoordingskader uit hoofdstuk 5

Kwetsbaar gebouw

 

Kwetsbare locatie

 

Beperkt kwetsbaar gebouw

 

Beperkt kwetsbare locatie

 

5. Verantwoordingskader – Stappenplan afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden Provincie Noord-Brabant

 

Volgens artikel 5.15 van het Bkl moet de gemeente in het omgevingsplan bij de realisatie van beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen, evenals beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties binnen een brand-, explosie- en/of gifwolkaandachtsgebied, rekening houden met het groepsrisico. Om hieraan te voldoen, kan de gemeente conform artikel 5.15, lid 2 van het Bkl, op twee manieren invulling gevengeen beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaten in aandachtsgebieden;

  • 1.

    waar het omgevingsplan beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties toelaat, waarborgt de gemeente:

  • a.

    dat maatregelen zijn getroffen ter bescherming van personen in die gebouwen en op die locaties; of

  • b.

    dat het aantal doorgaans aanwezige personen of de tijd dat die aanwezig zijn in die gebouwen en op die locaties beperkt is.

De gemeente kiest er bewust voor om binnen bepaalde gebiedstypes onder deze voorwaarden wel beperkt kwetsbare en kwetsbare gebouwen en locaties toe te staan binnen aandachtsgebieden. Nieuwe zeer kwetsbare gebouwen in brand- en explosieaandachtsgebieden worden uitgesloten. Indien de gemeente nieuwe (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties wil toe staan in een aandachtsgebied moet worden aangetoond of er passende bescherming middels maatregelen gewaarborgd wordt. Een andere mogelijkheid is het aantal personen (of tijdsduur) binnen het aandachtsgebied beperken.

Om aan te tonen of er passende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden maakt de gemeente Son en Breugel gebruik van het stappenplan ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ van de provincie Noord-Brabant. Sinds 1 januari 2024 is het stappenplan incl. invoermodule te vinden via de website van de provincie Noord-Brabant (www.brabant.nl/stappenplangroepsrisico).

Verantwoording van het groepsrisico; zowel binnenplans als buitenplans

Uit de gebiedsindeling van dit programma kan blijken dat een ontwikkeling niet is toegestaan. Dit moet bij de inwerkingtreding van het omgevingsplan ook blijken uit de planregels volgens het omgevingsplan. Als een activiteit niet (geheel) mogelijk is op basis van het omgevingsplan, kan een initiatiefnemer een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) aanvragen of verzoeken om een wijziging van het omgevingsplan.

Waaraan moet een BOPA voldoen?

Het bevoegd gezag kan een vergunning voor een BOPA alleen verlenen als deze in ieder geval voldoet aan:

  • een evenwichtige toedeling van functies aan locaties; en

  • de instructieregels voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het Besluit kwaliteit leefomgeving (afdeling 5.1 Bkl); en

  • de beleidskeuzes en EV-gebiedstypes uit dit programma.

De instructieregels uit hoofdstuk 5 van het Bkl zijn dus alsnog van toepassing en er moet dus ook rekening worden gehouden met het groepsrisico, indien er een ontwikkeling gerealiseerd wordt in het brand- en explosieaandachtsgebied. Om bij een BOPA aan te tonen of er passende bescherming geboden kan worden aan de nieuwe populatie of dat de populatie beperkt kan worden, wordt er gebruik gemaakt van het stappenplan ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ van de provincie Noord-Brabant. Opgemerkt wordt dat wanneer met een BOPA een zeer kwetsbaar gebouw mogelijk wordt gemaakt in een aandachtsgebied, het ook verplicht is om een voorschriftengebied aan te wijzen. Voorschriftengebieden kunnen ook met een BOPA aangewezen worden.

Gemotiveerd afwijken van het programma externe veiligheid

Dit programma geeft vanuit externe veiligheid richting aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Vanuit die optiek is dit programma op onderdelen strenger dan de maximale wettelijke mogelijkheden op het gebied van externe veiligheid. Naast een gezonde en veilige woonomgeving heeft de gemeente veel meer ambities. In de totaalafweging of een initiatief wenselijk is, kan de gemeente afwijken van de bovenwettelijke ambities uit dit programma. Dit dient door de initiatiefnemer onderbouwd te worden. Deze onderbouwing bevat zowel de redenen waarom het initiatief meerwaarde heeft voor de gemeente getoetst aan de ambities uit de omgevingsvisie. Daarnaast moet worden aangetoond dat er sprake is van een passende bescherming volgend uit het stappenplan ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ van de provincie Noord-Brabant.

 

Bijlage 1 Afkortingenlijsten

Afkorting

Betekenis

ODZOB

Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant

VRBZO

Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost

MBA

Milieubelastende activiteit

EV

Externe veiligheid

Ow

Omgevingswet

Bkl

Besluit kwaliteit leefomgeving

Bal

Besluit activiteiten leefomgeving

Bbl

Besluit bouwwerken leefomgeving

DSO

Digitaal Stelsel Omgevingswet

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevi

Besluit externe veiligheid inrichtingen

Bevb

Besluit externe veiligheid transportroutes

BRZO

Besluit risico’s zware ongevallen

PGS

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

BBT

Best beschikbare technieken

PR10-05

Plaatsgebonden risico van 1 op 100.000 per jaar

PR10-06

Plaatsgebonden risico van 1 op 1.000.000 per jaar

BAG

Brandaandachtsgebied

EAG

Explosieaandachtsgebied

GAG

Gifwolkaandachtsgebied

GR

Groepsrisico

BKWG

Beperkt kwetsbaar gebouw

KWG

Kwetsbaar gebouw

ZKWG

Zeer kwetsbaar gebouw

BKWL

Beperkt kwetsbare locatie

KWL

Kwetsbare locatie

EOS

Energieopslagsysteem

 

Bijlage 2 Wettelijk kader

Het beleid uit dit programma is gebaseerd op en getoetst aan de bepalingen uit de Omgevingswet en uit de vier Algemene Maatregelen van Bestuur. Op grond van artikel 3.1 van de Omgevingswet stelt de gemeenteraad een omgevingsvisie vast welke de volgende zaken bevat: de kwaliteit van de leefomgeving, de voorgenomen ontwikkeling, het gebruik, beheer en de bescherming van het grondgebied, de hoofdzaken van het voor de fysieke leefomgeving te voeren integrale beleid. Het programma externe veiligheid is de beleidsuitwerking die volgt uit de omgevingsvisie.

in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan instructieregels, beoordelingsregels, regels voor monitoring en regels over omgevingswaarden voor het Rijk en decentrale overheden. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) zijn algemene regels gesteld of voor activiteiten in de fysieke leefomgeving een melding of omgevingsvergunning nodig is: milieubelastende activiteiten die externe veiligheidsrisico’s opleveren.

Figuur 3 De vier AMvB’s bij de Omgevingswet

 

Omgevingsvisie, programma’s en omgevingsplan

De omgevingsvisie bevat het belangrijkste beleid voor de fysieke leefomgeving. Bij het afwegen van dit beleid moet ook externe veiligheid meegenomen worden bij de afwegingen om te komen tot de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie geeft de beschermingsdoelstellingen in hoofdlijnen weer. Het bevoegd gezag kan de mensen beschermen tegen de gevolgen van een ongeval met gevaarlijke stoffen door een gebied zo in te richten dat de mensen die er verblijven zijn beschermd. Bescherming betekent in deze context: het voorkomen en beperken van slachtoffers en schade als gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen en de mogelijke risico’s bij windturbines.

Om de gewenste kwaliteit van de fysieke leefomgeving te bereiken, kunnen decentrale overheden een programma opstellen met beleid en maatregelen. Om het strategisch ambitieniveau vanuit de omgevingsvisie op het gebied van externe veiligheid te vertalen naar doelmatige beleidskeuzes, wordt er gekozen om een programma externe veiligheid op te stellen. Het programma is een flexibel instrument dat de overheid kan toepassen in verschillende fasen van de beleidscyclus. Het instrument programma is een beleidsdocument, net als de omgevingsvisie.

De instructieregels voor programma's staan in hoofdstuk 4 van het Bkl. Regels voor programma's bij het overschrijden van omgevingswaarden staan in hoofdstuk 2 van het Bkl. Programma's zijn bedoeld voor de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van de concrete maatregelen om doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Ze bevatten het uitvoeringsgerichte, (multi)sectorale of gebiedsgerichte beleid. Ze kunnen strategische beleidselementen bevatten, maar bevatten vooral niet-strategisch beleid. Daarnaast is het kenmerk van de omgevingsvisie dat deze voor tientallen jaren wordt opgesteld. Een programma kan op korte termijn (bijvoorbeeld vijf jaar) herzien en aangepast worden, indien het bevoegd gezag dit nodig acht. (IPLO, sd)

Het programma externe veiligheid bevat de volgende onderdelen:

  • de uitwerking van het beleid voor ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming en behoud van de fysieke leefomgeving in relatie tot externe veiligheid (artikel 3.5, onder a, Omgevingswet)

  • maatregelen om aan omgevingswaarden om passende beschermingsniveaus voor de burgers rondom milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s te realiseren. (artikel 3.5, onder b, Omgevingswet)

De omgevingsvisie en het programma externe veiligheid kennen de volgende samenhang:

Parameter

Omgevingsvisie

Programma (externe veiligheid)

Karakter

Strategisch, integraal, politiek-bestuurlijk

Uitvoeringsgericht, sectoraal, strategische elementen mogelijk

Inhoud

Ontwikkeling, gebruik, beheer, bescherming, en behoud van de fysieke leefomgeving als geheel

Uitwerking beleid op het gebied van externe veiligheid (kan ook voor andere milieuthema’s)

Samenhang tussen domeinen

Eén integraal ontwikkelingsbeleid voor de fysieke leefomgeving

Gericht op een beleid voor één domein (externe veiligheid), kan zorgen voor coördinatie tussen andere domeinen

Horizon

Langer termijn (meer dan 10 jaar)

Kortere termijn (+/- 5 jaar)

Werking

Basis voor het handelen van het visievaststellend bestuursorgaan en voor programma's

Basis van beleidskeuzes en inzet van maatregelen ter bescherming van de fysieke leefomgeving

Juridische status

Bindt enkel het visievastellend kader

Bindt het beleidskader rondom een domein (externe veiligheid)

Vaststelling

Gemeenteraad

College van burgemeester en wethouders

Op het moment dat het College van burgemeester en wethouders het programma externe veiligheid vaststelt, biedt dit beleidsdocument de basis om gerichte planregels op te stellen in het Omgevingsplan. Daarnaast biedt dit programma externe veiligheid handvatten in de transitieperiode van een tijdelijk omgevingsplan naar een definitief omgevingsplan in uiterlijk 2032. Het omgevingsplan bevat de gemeentelijke regels voor de fysieke leefomgeving, waaronder dus ook voor het aspect externe veiligheid. Zo stelt de gemeente in het omgevingsplan onder meer regels op voor o.a. de volgende aspecten:

  • het aanwijzen van voorschriftengebieden;

  • het aanwijzen van andere veiligheidscontouren (bijvoorbeeld reserveringsstroken, contouren munitieopslagen)

  • het koppelt de fysieke omgeving aan de verschillende gebiedstypes middels werkingsgebieden(zie hoofdstuk 4);

  • het al dan wel niet toestaan van nieuwe milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s;

  • het al dan wel niet toestaan van zeer kwetsbare gebouwen, kwetsbare gebouwen en locaties en beperkt kwetsbare gebouwen en locaties.

Begrippenkader externe veiligheid

Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Het doel van deze nieuwe wet is het bundelen en vereenvoudigen van de huidige wet- en regelgeving met betrekking tot de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke ordening. Zo zijn 26 wetten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving gebundeld tot één Omgevingswet. Er komt een Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) waar overheden, belanghebbenden en initiatiefnemers snel kunnen zien wat in de fysieke leefomgeving is toegestaan (Aan de slag met de Omgevingswet, sd). Hierdoor wordt het voor burgers en bedrijven makkelijker om vergunningen aan te vragen voor bijvoorbeeld het bouwen van woningen, bedrijfspanden, het aanleggen van wegen en andere ruimtelijke ordeningsprojecten (Rijksoverheid, sd).

Verschillende zaken veranderen door de komst van de Omgevingswet. Gemeenten ontwikkelen een omgevingsplan, welke de bestaande bestemmingsplannen en de beheersverordening vanuit de Wet ruimtelijke ordening vervangt. Daarnaast heeft iedere gemeente een gemeentelijke omgevingsvisie: de toekomstige ontwikkelingen en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving op lange termijn worden hierin vastgelegd. Externe veiligheid vormt ook een onderdeel in de omgevingsvisie: wanneer is een gebied veilig, rekening houdend met bestaande milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s en ontwikkelingen in de toekomst. Beleid over externe veiligheid volgt uit het programma externe veiligheid. In het programma staat de verdere beleidsuitwerking en de uitwerking van concrete maatregelen om de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. (IPLO, sd)

De wet- en regelgeving over externe veiligheid was versnipperd over meerdere wetten, besluiten en ministeriële regelingen. De volgende besluiten zijn nu volledig geïntegreerd in de Omgevingswet:

  • Besluit en regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

  • Besluit en regeling externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

  • Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Regeling Basisnet

  • Besluit en regeling risico's zware ongevallen (Brzo)

  • Registratiebesluit externe veiligheid

De omgang en rijksregels in het kader van de verschillende milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s (buisleidingen, basisnet, risicovolle bedrijven) worden niet centraal meer vastgelegd onder de Omgevingswet. De omgang en regels rondom met risicocontouren en aandachtsgebieden worden in het decentrale beleid vastgelegd, namelijk: in de omgevingsvisie, het programma externe veiligheid en het in het omgevingsplan.

Om gerichte planregels te kunnen schrijven in het Omgevingsplan en om externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen op een goede manier te verantwoorden kiest de gemeente Son en Breugel om dit programma externe veiligheid op te stellen.

Omgevingsveiligheid

Onder de Omgevingswet wordt niet enkel van externe veiligheid gesproken, maar nieuw is het meer omvattende begrip omgevingsveiligheid. Externe veiligheid valt hieronder, maar omgevingsveiligheid gaat ook over rampen en crises en het voorkomen, beperken en bestrijden ervan, de mogelijkheid van personen om zichzelf in veiligheid te brengen en geneeskundige hulpverlening (artikel 5.2 Bkl). De veiligheidsregio’s hebben hier een adviserende rol (zie bijlage 4). In dit programma externe veiligheid worden deze zaken niet behandeld, daarom spreken we van externe veiligheid en niet van omgevingsveiligheid.

Milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s

Risicobronnen zijn onder de Omgevingswet milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s. In bijlage VII van het Bkl zijn activiteiten aangewezen als milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s:

  • Activiteiten met gevaarlijke stoffen bij bedrijven (dit omvat verschillende milieubelastende activiteiten uit het Bal)2;

  • Het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen (spoor, weg, water);

  • Buisleidingen met gevaarlijke stoffen, welke zijn aangewezen als milieubelastende activiteit in het Bal;

  • Windturbines;

  • Luchthavens en defensieterrein;

  • Civiele en militaire munitieopslagen.

De MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het BKL zijn alle activiteiten waar externe veiligheid moet worden beschouwd bij ruimtelijke ontwikkelingen. De grootte van de plaatsgebonden risicocontouren (PR10-6 ) en aandachtsgebieden (hierna uitgelegd) zijn in deze bijlage VII per activiteit bepaald. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende categorieën:

  • A: Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • B: Activiteiten met vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

  • C: Activiteiten met bij ministeriële regeling vastgestelde afstanden voor het plaatsgebonden risico

  • D: Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico zonder vergunningplicht

  • E: Activiteiten met te berekenen afstanden voor het plaatsgebonden risico met vergunningplicht

De aard, omvang en het risicoprofiel bepaald onder andere de categorie indeling van een activiteit. Bij de te berekenen PR10-6 contouren en aandachtsgebieden zijn gaat het om vaak de activiteiten met de grootste externe veiligheidsrisico’s.

De regels rondom het veilig beheer, gebruik en onderhoud van de MBA’s met externe veiligheidsrisico’s zijn opgesteld per activiteit en zijn terug te vinden in het Bal. Daarnaast dienen alle MBA’s met externe veiligheidsrisico’s uit bijlage VII van het Bkl worden opgenomen in het Register Externe veiligheid (REV), de vervanger van de Risicoregister gevaarlijke stoffen (RRGS).

Plaatsgebonden risico

Dit is de kans dat één persoon per jaar overlijdt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt is dat deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats bevindt. De ruimtelijke waarden voor het plaatsgebonden risico zijn terug te vinden in het Bkl. Deze waarden worden vertaald in afstanden die tot locaties en gebouwen in acht moeten worden genomen of waarmee rekening moet worden gehouden. Hier hoort een plaatsgebonden risicocontour bij: binnen de contour is het risico groot, buiten de contour is het risico kleiner. Dit noemen we de PR 10-6 contour. De afstanden van het plaatsgebonden risico zijn vastgestelde afstanden, berekende afstanden en de kans die geaccepteerd is als veilig: één op de miljoen per jaar. Binnen deze PR10-6 contour zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen toegestaan.

Aandachtsgebieden

Aandachtsgebieden zijn gebieden rond locaties met milieubelastende activiteiten met externe veiligheidsrisico’s die inzichtelijk maken waar mensen binnenshuis, zonder aanvullende maatregelen onvoldoende beschermd zijn tegen de gevolgen van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen kunnen er zich levensbedreigende gevaren voor personen in gebouwen voordoen. Er is onderscheid gemaakt tussen drie soorten gevaren: warmtestraling (brand), overdruk (explosie) en concentratie giftige stoffen in de lucht (gifwolk),

Figuur 4 (RIVM, 2021)

Daarom zijn er drie typen aandachtsgebieden gedefinieerd (zie figuur 7):

  • Brandaandachtsgebied (BAG);

  • Explosieaandachtsgebied (EAG);

  • Gifwolkaandachtsgebied (GAG).

De grenswaarden van de aandachtsgebieden zijn geregeld in het Bkl. Voor de bepaling ervan is uitgegaan van de bescherming die nieuwbouw en rampenbestrijding bieden. De aard en de omvang van een aandachtsgebied wordt bepaald door de effecten van een scenario, niet door de kans. Een aandachtsgebied kan kleiner worden door het toepassen van de best beschikbare technieken (BBT) bij de MBA met externe veiligheidsrisico’s. Voor een overzicht van de vaste afstanden van aandachtsgebieden bij enkele milieubelastende activiteiten, zie de tabel in bijlage 3 (RIVM, 2021).

Figuur 5 (Oostkracht 10, 2022)

Externe veiligheidsafstanden

Voor een groot aantal activiteiten met externe veiligheidsrisico’s gelden vaste afstanden. Deze zijn te vinden in het Bal of in het Bkl. De afstanden uit het Bal gelden vanaf het bij de activiteit aangegeven meetpunt tot de begrenzing van de locatie waar de activiteit plaatsvindt. Onder bepaalde voorwaarden gelden de afstanden in plaats daarvan tot beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties in de omgeving (gevel van een gebouw bijvoorbeeld). De begrenzingen staan in artikel 5.9 van het Bkl. De afstanden uit het Bkl gelden vanaf het bij de activiteit in bijlage VII aangegeven meetpunt(en) tot (zeer / beperkt) kwetsbare gebouwen en (beperkt) kwetsbare locaties in de omgeving.

Voorschriftengebieden

Het bevoegd gezag besluit op grond van artikel 5.14 Bkl of een (deel van het) brand- of explosieaandachtsgebied wordt aangewezen als brand- of explosievoorschriftengebied. In het voorschriftengebied gelden aanvullende bouweisen voor nieuwbouw en vervangende nieuwbouw van zeer kwetsbare, kwetsbare en beperkt kwetsbare gebouwen, of gelijkwaardige maatregelen. De aanvullende bouweisen staan in artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Het doel van deze maatregelen is om mensen binnenshuis beter te beschermen tegen de gevolgen van een brand of explosie, veroorzaakt door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Op grond van artikel 5.14 lid 3 Bkl kan de gemeente afwijken van het aanwijzen van een brand- of explosievoorschriftengebied.

Aanvullende regels:

  • Een brandaandachtsgebied van het basisnet wordt verplicht aangewezen als brandvoorschriften-gebied als daar met de huidige regelgeving een plasbrandaandachtsgebied geldt;

  • Locaties voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen (ook de functiewijziging van bestaande gebouwen naar zeer kwetsbaar gebouw) binnen een aandachtsgebied worden verplicht aangewezen als voorschriftengebieden.

Groepsrisico

Dit is de kans op het overlijden van een groep van tien of meer personen per jaar als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Binnen aandachtsgebieden moet het bevoegd gezag rekening houden met het groepsrisico. Dit gebeurt bij het ontwikkelen van nieuwe beperkt kwetsbare, kwetsbare en zeer kwetsbare gebouwen en beperkt kwetsbare en kwetsbare locaties. “Rekening houden met” betekent dat het bevoegd gezag afwegingsruimte heeft over hoe ze omgaat met de omgeving van een risicovolle bron met de kans op maatschappelijke ontwrichting. Het doel is een integrale afweging van alle betrokken belangen. Het gaat hierbij ook om milieu en gezondheid. De centrale vraag luidt: wat acht het bevoegde gezag veilig en hoe motiveert ze dit?

Kwetsbaarheid van gebouwen en locaties

In bijlage VI van het Bkl staan drie categorieën gebouwen en locaties waarvoor de regels bescherming bieden:

  • 1.

    Zeer kwetsbaar (alleen gebouwen)

  • 2.

    Kwetsbaar (gebouwen en locaties)

  • 3.

    Beperkt kwetsbaar (gebouwen en locaties)

In het omgevingsplan neemt de gemeente regels op ter bescherming van deze gebouwen en locaties vanwege externe veiligheidsrisico’s. De volgende zaken komen aan de orde bij het bepalen van de kwetsbaarheid van locaties en gebouwen: het aantal personen dat gelijktijdig aanwezig is, de aanwezigheidsduur van personen en de zelfredzaamheid van de aanwezige personen. De gebouwen worden alleen beschermd voor de gebruikersfunctie van het gebouw. Deze moet blijken uit het omgevingsplan of uit de omgevingsvergunning waarbij die functie mogelijk wordt gemaakt.

Een gebouw is zeer kwetsbaar als de aanwezige personen zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Bijvoorbeeld: een basisschool, gevangenis, woonfunctie voor 24-uurszorg. Voorbeelden van kwetsbare gebouwen en locaties zijn alle gebouwen met een woonfunctie en alle locaties waar grote evenementen of recreatief nachtverblijf voor meer dan vijftig personen plaatsvindt. Gebouwen en locaties zijn kwetsbaar als er veel personen een groot deel van de dag aanwezig zijn: sportfunctie, kantoorfunctie, hogescholen. Alle overige gebouwen en locaties zijn beperkt kwetsbaar.

Rondom de kwetsbaarheid van de populatie buitenshuis is er een handleiding Omgevingsveiligheid mensen op buitenlocaties op 12 december 2019 gepubliceerd door de ‘Werkgroep Risico’s mensen buiten’3. De handleiding wordt door de VRBZO gebruikt worden voor de advisering aan de gemeente, bij de voorbereiding, planning en uitvoering van activiteiten in de buitenlucht in de nabijheid van een risicobron.

In de Omgevingswet ontbreekt een dergelijk landelijk afwegingskader voor mogelijke maatregelen om de veiligheid voor mensen op buitenlocaties te verhogen, zowel voor kleine als grote incidenten met gevaarlijke stoffen. Mensen op buitenlocaties zijn niet beschermd door een gebouw en worden daarom blootgesteld aan meer warmtestraling, overdruk en hogere concentraties giftige stoffen. Bij het realiseren voor buitenlocaties waarbij beperkt kwetsbare locaties, kwetsbare locaties wordt gerealiseerd dient er rekening gehouden te worden met eventuele attentie- en/of aandachtsgebieden. Om de afweging te maken of een ontwikkeling van een buitenlocatie veilig kan worden ingericht dient het ‘Stappenplan veiligheid mensen op buitenlocaties’, gepubliceerd in de ‘Handleiding Omgevingsveiligheid Mensen op Buitenlocaties’, versie 3.1, 12 december 2019, gebruikt te worden.

 

Bijlage 3 Borging van externe veiligheid bij besluitvorming

Een van de uitgangspunten van de Omgevingswet is dat overheden bij hun plannen zo vroeg mogelijk kijken naar veiligheid. Zo kunnen zij een brand, ramp of crisis voorkomen of de gevolgen ervan beperken. Op basis van de beleidskeuzes die gemaakt zijn in dit programma externe veiligheid (zoals bij de verschillende gebiedstypes) dienen er gerichte regels opgesteld te worden rondom de omgang met externe veiligheidsrisico’s. Deze regels moeten landen in het omgevingsplan. Op basis van deze regels in het omgevingsplan kan vooraf bepaald worden of de desbetreffende activiteit of ruimtelijke ontwikkeling past in het voorgestelde plangebied. Deze omgevingsplanregels moeten ertoe leiden dat het externe veiligheid binnen de Gemeente Son en Breugel bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe vergunningaanvragen in een zo vroeg mogelijk stadium geborgd wordt.

Verantwoordingsplicht groepsrisico bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en vergunningverlening

Bij het realiseren van een ruimtelijke ontwikkeling (binnen een aandachtsgebied) dient voor het milieuthema externe veiligheid een verantwoording groepsrisico4 geschreven te worden. Door gebruik te maken van het stappenplan uit hoofdstuk 5 komt men tot passende bescherming. De genomen maatregelen en de afweging hiervan moet worden onderbouwd in de ruimtelijke onderbouwing.

Op het moment dat er een aanvraag voor een omgevingsvergunning binnen komt zal het aspect Externe veiligheid ook beoordeeld moeten worden. Dit zal moeten gebeuren op het moment dat er een omgevingsvergunning wordt aangevraagd voor een nieuwe activiteit in een aandachtsgebied of wanneer er aan nieuwe activiteit wordt aangevraagd waarbij er nieuwe aandachtsgebieden, PR-contouren en/of veiligheidsafstanden worden gecreëerd.

Externe veiligheid bij ruimtelijke ontwikkelingen

Iedere nieuwe gebiedsontwikkeling is anders. Een verantwoordingskader met generieke regels dat voor alle nieuwe ontwikkelingen geldt is niet waterdicht om standaard tot passende bescherming te komen. Bij nieuwe gebiedsontwikkelingen in het aandachtsgebied wordt, conform de methodiek van de Omgevingswet, een intaketafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over passende bescherming in het plangebied. Specialisten van verschillende relevante onderwerpen nemen deel aan de intaketafel, waaronder een specialist externe veiligheid. Ook is het belangrijk om de VRBZO te betrekken bij de intaketafel op het moment dat er een initiatief wordt ontwikkeld in het aandachtsgebied van een MBA met externe veiligheidsrisico’s. Op deze manier kan er in het voortraject al een inschatting worden gemaakt over de zelfredzaamheid, bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van de ruimtelijke ontwikkeling in het aandachtsgebied. Om te bepalen wanneer en of de VRBZO wil aansluiten is er een ‘stappenplan Omgevingsveiligheid’ ontwikkeld door de VRBZO. Deze is bijgevoegd in bijlage 3.

De bouw (of uitbreiding) van een (nieuwe) risicobron

Bij het initiatief voor een nieuwe risicobron of uitbreiding van een bestaande risicobron, moet worden bepaald wat de omvang van het aandachtsgebied is. De omvang van het aandachtsgebied wordt bepaald aan de hand van bijlage VII van het Bkl. Hierin staan vaste afstanden waar rekening mee gehouden dient te worden of wanneer deze afstanden berekend dienen te worden. Wanneer de omvang van het aandachtsgebied is bepaald, moet worden beoordeeld of het aandachtsgebied past in het omgevingsplan. Dit is het geval als de gemeente in het omgevingsplan ruimte heeft gereserveerd voor toekomstige MBA’s met externe veiligheidsrisico’s en aandachtsgebieden, zoals bij de gebiedstypes bedrijventerrein Intensief en buitengebied. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Ook het Rijk en de provincie hebben de mogelijkheid om via een projectbesluit direct aanpassingen te maken in het omgevingsplan.

De bouw van een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie

Bij het initiatief voor een (beperkt/zeer) kwetsbaar gebouw of locatie moet beoordeeld worden of de ontwikkeling past in het omgevingsplan. Passen betekent in eerste instantie dat het omgevingsplan de ruimtelijke ontwikkeling (bijv. woningen of een school) toestaat in hetbetreffende gebied. Daarnaast kunnen er voorwaarden zijn gesteld aan de bouw van het kwetsbaar gebouw op het gebied van bescherming, zoals bijvoorbeeld geldt voor het bouwen van zeer kwetsbare gebouwen in een aandachtsgebied (voorschriftengebied).

Wanneer het omgevingsplan de bouw van het betreffende type gebouw toestaat, moet worden nagegaan of het gebouw in een aandachtsgebied is beoogd en of dit aandachtsgebied is aangewezen als voorschriftengebied. Het voorschriftengebied is altijd van toepassing voor zeer kwetsbaar gebouwen (zoals een ziekenhuis of kinderdagverblijf) wanneer deze in een brand- of explosieaandachtsgebied zijn voorzien.

Als het voorschriftengebied is aangewezen, betekent dit dat er bouwmaatregelen gelden voor het te bouwen gebouw (artikel 4.90 tot en met 4.96 van het Bbl, zie stappenplan ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’). Wanneer geen voorschriftengebied is aangewezen, gelden voor (beperkt) kwetsbare gebouwen en locaties niet direct de aanvullende bouweisen. Wel dient het stappenplan ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ doorlopen te worden, hieruit kan alsnog volgen dat er aanvullende bouweisen (of andere maatregelen) gelden.

Naast de aanwijzing van een voorschriftengebied, kan het omgevingsplan andere doel- en of middelvoorschriften bevatten waaraan de initiatiefnemer moet voldoen om de vergunning verleend te krijgen. Wanneer de initiatiefnemer in zijn plan kan aantonen aan de voorwaarden uit het omgevingsplan te kunnen voldoen, kan de omgevingsvergunning worden verleend. Wanneer een initiatiefnemer een activiteit wil aanvragen die niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden beoordeeld of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan.

Externe veiligheid en vergunningverlening

Ook bij het verlenen van een omgevingsvergunning is het belangrijk om in een voorstadium een goede afweging te maken of de aangevraagde activiteit past binnen de bestaande bebouwde omgeving. Het toevoegen van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico kan grote gevolgen hebben voor de omgeving. Conform de methodiek van de Omgevingswet wordt er een omgevingstafel ingericht om via een integrale benadering consensus te bereiken over ‘afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’ in het plangebied en of de aangevraagde activiteit wenselijk is. Deze omgevingstafel kent dezelfde structuur als de intaketafels, zoals deze worden georganiseerd bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Indien consensus bereikt wordt over het realiseren van een nieuwe MBA met externe veiligheidsrisico’s zal de vergunningaanvraag beoordeeld moeten worden door de vergunningverlener.

De instructieregels voor het beoordelen van de vergunningaanvraag staan in artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving). De Gemeente Son en Breugel kan de vergunning verlenen, weigeren of aanvullende maatregelen eisen (op basis van artikel 5.26 Omgevingswet en de instructieregels uit artikelen 8.7 t/m 8.25 Bkl). Daarnaast is het belangrijk dat het groepsrisico verantwoord wordt aan de hand van het stappenplan “afweging groepsrisico binnen aandachtsgebieden’.

Rekening houden met Omgevingsplan

Bij het beoordelen bij een vergunningaanvraag wordt door de gemeente rekening gehouden met het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer de activiteit niet past binnen het omgevingsplan, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Het kan hierbij zowel gaan om de aanvraag van een vergunning voor een risicobron als van een (beperkt, zeer) kwetsbaar gebouw of locatie.

Als de activiteit past in het omgevingsplan, dient bepaald te worden of er een PR 10-6 contour en/of een aandachtsgebied is (vaste afstand uit bijlage VII Bkl of berekenen).

Actualiseren vergunning

Bij een nieuwe vergunning worden bestaande rechten in stand gehouden tenzij actualisatie nodig is. Artikel 5.38 Omgevingswet verplicht de gemeente om regelmatig de toereikendheid van de vergunning te bezien (actualiseren). Dit biedt de emeente de mogelijkheid de vergunning te actualiseren wanneer deze bijvoorbeeld niet meer voldoet aan de laatste stand der techniek (artikel 4.22 lid 2 onder c). Met deze mogelijkheid kan de gemeente bronmaatregelen afdwingen om zo de bestaande of nieuwe omgeving te beschermen tegen eventuele effecten van een calamiteit bij een MBA met externe veiligheidsrisico’s.

Bescherming van bestaande bedrijven na vergunningverlening tegen de gevolgen van een veranderende omgeving

Alle activiteiten (dus ook nieuwe woonbebouwing) dienen te passen binnen de gestelde grenzen van het omgevingsplan (8.9, derde lid, Bkl). Wanneer dat niet het geval is, kan (door de gemeente) worden bekeken of de benodigde extra ruimte mogelijk te maken is door aanpassing van het omgevingsplan. Als er al een bestaand aandachtsgebied is zal het bevoegd gezag daar rekening mee moeten houden in de aanpassing van het omgevingsplan (5.3 en 5.15 Bkl).

Als het omgevingsplan wordt aangepast moet de Gemeente bij vergunningverlening aan een bedrijf rekening houden met het (aangepaste) omgevingsplan.

 

Bijlage 4 Stappenplan Omgevingsveiligheid VRBZO

Collectieve advisering omgevingsveiligheid Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost in het kader van art. 5.11 en 5.15 Bkl

  • 1.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in een aandachtsgebied (brand-, explosie- en gifwolkaandachtsgebied) of attentiegebied wordt aangevraagd.

  • 2.

    Iedere activiteit, gebouw en evenement dat in de directe omgeving van een natuurgebied wordt aangevraagd.

  • Hier wordt nog nadere invulling aan gegeven.

  • 3.

    Initiatieven met betrekking tot het regionaal risicoprofiel, waaronder:

  • Windturbines

  • Gevolgbeperking overstroming en klimaatadaptatie

  • Evenementen

  • Gebruik van gebouwen

  • Voorkomen rookoverlast binnen-opslag en buitenopslag

  • Risicocommunicatie

  • Milieu

  • 4.

    Initiatieven met betrekking tot de energietransitie (o.a. zonneparken, trafohuisjes, EOS, elektrische schepen, aanvullen) en nieuwe technieken/ technologieën/activiteiten waarvan risico’s m.b.t. fysieke veiligheid en gezondheid nog onbekend zijn;

  • 5.

    Basisadvisering repressieve voorzieningen: De veiligheidsregio wil adviseren bij alle objecten waarbij afgeweken wordt van de uitgangspunten uit de ‘Adviesleidraad bluswatervoorzieningen en bereikbaarheid’5 en/of de ‘bruidsschatregels’ ten aanzien van bluswater en bereikbaarheid. Bij de overige ontwikkelingen dient de handreiking te worden overgenomen en kan advies worden gevraagd bij de veiligheidsregio.

  • Daarnaast wil de veiligheidsregio adviseren over repressieve voorzieningen die worden geplaatst bij (complexe) gebouwen die het brandweeroptreden mogelijk moeten maken. Dit geldt in ieder geval voor de volgende objecten:

  • Gebouwen hoger dan 20 meter;

  • Gebouwen met meervoudig ruimtegebruik (bijv. woongebouw boven tunnel of parkeergarage);

  • Gebouwen met een inzetdiepte van meer dan 60 meter;

Ontwikkelingen die invloed hebben op bereikbaarheid voor hulpdiensten, zoals publieks- en/of verkeer aantrekkende voorzieningen (bijv. een evenemententerrein, een schouwburg, scholen, bioscopen, stadion, de grotere stations voor openbaar vervoer, evenementenhal, etc.), bouwwerkzaamheden en/of tijdelijke of permanente wegafsluitingen;

Naar boven