Regeling melden vermoeden misstand en inbreuk op Unierecht Land van Cuijk 2025

Burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk;

 

gelezen het voorstel aan het college van burgemeester en wethouders van 11 juni 2025;

 

gelet op:

  • Arbeidsomstandighedenwet

  • Algemene wet gelijke behandeling

  • EU-richtlijn 2019/1937

  • Wet bescherming klokkenluiders

  • Artikel 5 Ambtenarenwet

  • Algemene wet bestuursrecht

besluiten:

 

  • 1.

    In te trekken de regeling ‘Melding vermoeden misstand 2022’;

  • 2.

    Vast te stellen de ‘Regeling melden vermoeden misstand en inbreuk op Unierecht Land van Cuijk 2025’;

  • 3.

    De regelingen openbaar publiceren conform artikel 8 Bekendmakingswet.

Inleiding

Deze Regeling melden vermoeden misstand en inbreuk op Unierecht, bevat regels en kaders voor het melden van een vermoeden van een misstand. Denk daarbij bijvoorbeeld aan fraude, belangenverstrengeling of misbruik van goederen. De regeling beschrijft tevens de interne en externe procedure bij een melding. Voor situaties die verband houden met privacy en verwerking van persoonsgegevens is er tactisch en strategisch privacy en informatiebeveiligings- en privacy beleid.

 

12.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

    Afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders:

    de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a lid 2 van de Wet bescherming klokkenluiders;

  • b.

    Afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders:

    de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders, bedoeld in artikel 3a lid 3 van de Wet bescherming klokkenluiders;

  • c.

    Betrokken derde:

    een derde die in een werk gerelateerde context verbonden is met een melder of een rechtspersoon die eigendom is van de melder, waarvoor de melder werkt of waarmee de melder anderszins werk gerelateerd verbonden is;

  • d.

    Bevoegde autoriteit:

    een autoriteit die op grond van de wet is aangewezen voor het ontvangen en behandelen van meldingen van een vermoeden van een misstand;

  • e.

    Degene die een melder bijstaat:

    een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een melder adviseert in het meldingsproces in een werk gerelateerde context en wiens advisering vertrouwelijk is;

  • f.

    Melder:

    een natuurlijke persoon (Individu, in of extern) die in de context van zijn werk gerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt of openbaar maakt;

  • g.

    Melding:

    melding van een vermoeden van een misstand;

  • h.

    Meldkanaal:

    organisatie en procedure bij een bevoegde autoriteit voor het ontvangen en in behandeling nemen van meldingen;

  • i.

    Misstand:

    • a.

      een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht, of

    • b.

      een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij

      • 1°.

        een schending of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift door een werkgever zijn vastgesteld, dan wel

      • 2°.

        een gevaar voor de volksgezondheid, voor de veiligheid van personen, voor de aantasting van het milieu, of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten. Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is.

  • j.

    Onderzoekers:

    de persoon of personen aan wie de werkgever het onderzoek naar de misstand opdraagt;

  • k.

    Richtlijn:

    Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 inzake de bescherming van personen die inbreuken op het Unierecht melden;

  • l.

    Schending van het Unierecht:

    Het Unierecht is het geheel van rechtsregels die voortvloeien uit de Europese Unie, inclusief verdragen, verordeningen, richtlijnen en rechtspraak van het Hof van Justitie van de EU. Bij deze regeling gaat het over een handeling of nalatigheid die

    • 1.

      onrechtmatig is en betrekking heeft op Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 van de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen,

  • of

    • 2.

      het doel of de toepassing ondermijnt van de regels in de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen artikel 2 van het in de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen;

  • m.

    Vermoeden van een misstand:

    het vermoeden van een melder dat binnen de organisatie waarin hij werkt of heeft gewerkt of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden, die voortvloeien uit de kennis die de melder bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de melder heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie;

  • n.

    Vermoeden van een onregelmatigheid:

    een op redelijke gronden gebaseerd vermoeden van een onvolkomenheid of ongerechtigheid van algemene, operationele of financiële aard die plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de organisatie en zodanig ernstig is dat deze buiten de reguliere werkprocessen valt en de verantwoordelijkheid van de direct leidinggevende overstijgt;

  • o.

    Vertrouwenspersoon:

    de functionaris die als zodanig benoemd is door de werkgever;

  • p

    Werk gerelateerde context:

    toekomstige, huidige of vroegere werk gerelateerde activiteiten in de publieke of private sector waardoor, ongeacht de aard van die werkzaamheden, personen informatie kunnen verkrijgen over misstanden en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met benadeling als bedoeld in artikel 17da Wet bescherming klokkenluiders, indien zij dergelijke informatie zouden melden;

  • q.

    Werkgever:

    de gemeente Land van Cuijk;

12.2 Informatie, advies en ondersteuning voor de melder

  • 1.

    Een melder kan bij een vermoeden van een misstand:

    • a.

      een adviseur in vertrouwen raadplegen;

    • b.

      de interne of externe vertrouwenspersoon als adviseur in vertrouwen raadplegen; en/of

    • c.

      de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders in vertrouwen raadplegen.

  • 2.

    Degene die de melder bijstaat of een betrokken derde kan bij een vermoeden van een misstand en/of informatie over een schending van het Unierecht de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders in vertrouwen raadplegen.

12.3 Interne melding

  • 1.

    Een interne melding kan gedaan worden door een persoon die bij de organisatie in dienst is of was. Een interne melding kan ook gedaan worden door een sollicitant en een persoon die niet bij de organisatie in dienst is of was, maar die door zijn werkzaamheden wel met de organisatie in aanraking is gekomen.

  • 2.

    Het heeft de voorkeur dat de melder zijn melding intern doet. Maar de melder kan op grond van artikel 12.8 van deze regeling ook direct een melding doen van een vermoeden van een misstand bij een bevoegde autoriteit of de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.

  • 3.

    Een melder met een vermoeden van een misstand kan daarvan melding doen bij de volgende functionarissen:

    • a.

      iedere leidinggevende die binnen de organisatie hiërarchisch een hogere positie bekleedt dan hij;

    • b.

      de interne of externe vertrouwenspersoon (te vinden via LvC-Inside).

  • 4.

    De melder kan op de volgende wijze een melding doen:

    • a.

      schriftelijk;

    • b.

      mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen, of

    • c.

      op zijn verzoek binnen een redelijke termijn door middel van een gesprek op een locatie.

  • 5.

    mondelinge melding wordt geregistreerd door:

    • a.

      Het maken van een gespreksopname in een duurzame en opvraagbare vorm. Hiervoor is voorafgaande instemming van de melder vereist;

      Of

    • b.

      Een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek, waarbij de melder de gelegenheid krijgt om deze weergave te controleren, te corrigeren en voor akkoord te ondertekenen.

  • 6.

    De functionaris, als bedoeld in lid 3, stuurt de melding in overleg met de melder door naar de algemeen directeur/gemeentesecretaris. Gaat de melding over (het handelen van) de gemeentesecretaris, dan stuurt de functionaris de melding door naar het College van B&W.

  • 7.

    De werkgever stuurt de melder binnen zeven dagen na ontvangst van een melding een ontvangstbevestiging van de melding. De ontvangstbevestiging bevat minimaal een zakelijke beschrijving van de melding, de datum waarop deze is ontvangen en een afschrift van de melding.

  • 8.

    Als er sprake is van een strafbaar feit kan de melder aangifte doen bij de politie. Ook als er een melding gedaan is. In sommige gevallen (bij ernstige misdrijven) is dit verplicht.

12.4 Behandeling van de interne melding

  • 1.

    De werkgever registreert de dossierstukken van een melding van een vermoeden van een misstand in de persoonlijke schijf. Als de gemelde misstand betrekking heeft op een schending van het Unierecht, dan vermeldt de werkgever dat.

  • 2.

    De gegevens van de melding worden vernietigd als zij niet langer noodzakelijk zijn. Zolang een onderzoek naar een melding loopt of nadien een melding bij een bevoegde autoriteit is gedaan of een klacht- of gerechtelijke procedure loopt, blijven de gegevens van een melding in ieder geval behouden.

  • 3.

    De werkgever stelt direct na de melding een onderzoek in naar de vermoede misstand, tenzij:

    • a.

      het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden; of

    • b.

      op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.

  • 4.

    De werkgever draagt het onderzoek op aan onderzoekers die onafhankelijk en onpartijdig zijn. De samenstelling van dit onderzoeksteam wordt bepaald in afstemming met de werkgever, en kan zowel intern als extern georganiseerd worden.

  • 5.

    De werkgever informeert de melder schriftelijk dat een onderzoek is ingesteld en door wie het onderzoek wordt uitgevoerd. Dit doet hij direct nadat het onderzoek ingesteld is.

  • 6.

    Als de werkgever besluit geen onderzoek in te stellen, informeert hij de melder schriftelijk binnen twee weken na de melding. Daarbij geeft hij aan waarom geen onderzoek wordt ingesteld. Indien de melder het hier niet mee eens is kan hij / zij een externe melding doen.

  • 7.

    De werkgever beoordeelt of de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders of een bevoegde autoriteit van de melding van een vermoeden van een misstand op de hoogte moet worden gebracht. Als de werkgever de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders of een bevoegde autoriteit op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor wordt geschaad.

  • 8.

    De werkgever informeert de personen op wie een melding betrekking heeft over de melding, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor wordt geschaad.

12.5 De uitvoering van het interne onderzoek

  • 1.

    De onderzoekers stellen de melder in de gelegenheid te worden gehoord. De onderzoekers zorgen voor een verslag, en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de melder. De melder ontvangt het vastgestelde verslag.

  • 2.

    De onderzoekers kunnen ook anderen horen. De onderzoekers zorgen voor een verslag en leggen dit verslag ter goedkeuring en ondertekening voor aan de persoon die gehoord is. De persoon die gehoord is ontvangt het vastgestelde verslag.

  • 3.

    De onderzoekers kunnen binnen de organisatie van de werkgever alle documenten inzien en opvragen die zij voor het doen van het onderzoek redelijkerwijs nodig achten.

  • 4.

    Melders mogen de onderzoekers alle documenten verstrekken waarvan zij het redelijkerwijs nodig achten dat de onderzoekers daar in het kader van het onderzoek kennis van nemen.

  • 5.

    De onderzoekers stellen een concept onderzoeksrapport op en stellen de melder in de gelegenheid daar opmerkingen bij te maken, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan. De melder is tot geheimhouding van het conceptrapport verplicht

  • 6.

    De onderzoekers stellen vervolgens het onderzoeksrapport vast. Zij sturen de werkgever en de melder hiervan een afschrift, tenzij hiertegen ernstige bezwaren bestaan.

12.6 Standpunt van de werkgever

  • 1.

    De werkgever informeert de melder uiterlijk binnen drie maanden na de verzending van de ontvangstbevestiging van de melding schriftelijk over het standpunt met betrekking tot het gemelde vermoeden van een misstand en tot welke opvolging de melding en eventueel het interne onderzoek hebben geleid.

  • 2.

    Als duidelijk is dat de werkgever het standpunt niet binnen drie maanden na de verzending van de ontvangstbevestiging van de melding kan geven, informeert hij de melder daar schriftelijk over. Daarnaast geeft de werkgever feedback over de stappen die al zijn gezet en de procedure die de melder kan verwachten.

  • 3.

    Na afronding van het interne onderzoek beoordeelt de werkgever of de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders of een bevoegde autoriteit van de melding, van het onderzoeksrapport en/of van het standpunt van de werkgever op de hoogte moet worden gebracht. Als de werkgever de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders of een bevoegde autoriteit op de hoogte stelt, stuurt hij de melder hiervan een afschrift.

  • 4.

    De werkgever informeert de personen op wie de melding betrekking heeft op dezelfde manier als de melder, tenzij het onderzoeksbelang of het handhavingsbelang daardoor wordt geschaad.

12.7 Hoor en wederhoor ten aanzien van onderzoeksrapport en standpunt werkgever

  • 1.

    De werkgever stelt de melder in de gelegenheid op het onderzoeksrapport en het standpunt van de werkgever te reageren.

  • 2.

    Als de melder in reactie op het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever onderbouwd aangeeft dat:

    • a.

      het vermoeden van een misstand niet daadwerkelijk of niet deugdelijk is onderzocht; of

    • b.

      in het onderzoeksrapport of het standpunt van de werkgever sprake is van wezenlijke onjuistheden,

  • reageert de werkgever hierop en stelt hij zo nodig een nieuw of aanvullend onderzoek in. Voor dit nieuwe of aanvullende onderzoek gelden dezelfde regels als voor het eerste onderzoek.

  • 3.

    Als de werkgever de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders of een bevoegde autoriteit op de hoogte brengt of heeft gebracht over het onderzoeksrapport en/of zijn standpunt ten aanzien van de melding, stuurt hij ook de reactie van de melder als bedoeld in lid 1 en 2 aan deze instantie toe. De melder ontvangt hiervan een kopie.

12.8 Externe melding

  • 1.

    De melder is niet verplicht om een melding van een vermoeden van een misstand eerst intern te melden. Hij kan daarvan ook direct een externe melding doen. Verder kan de melder ook kiezen voor een externe melding als hij:

    • a.

      het niet eens is met het standpunt van de werkgever of van oordeel is dat de melding ten onrechte terzijde is gelegd of onvoldoende onderzocht is; of

    • b.

      niet binnen drie maanden na de verzending van de ontvangstbevestiging van zijn melding een standpunt heeft ontvangen over zijn interne melding.

  • 2.

    Externe meldingen kunnen gedaan worden bij een bevoegde autoriteit. Bevoegde autoriteiten zijn in elk geval:

    • a.

      het Huis voor Klokkenluiders (www.huisvoorklokkenluiders.nl);

    • b.

      de Autoriteit Consument en Markt (ACM) (www.acm.nl);

    • c.

      de Autoriteit Financiële Markten (AFM) (www.afm.nl);

    • d.

      de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) (www.autoriteitpersoonsgegevens.nl);

    • e.

      De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) (www.dnb.nl);

    • f.

      de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (IGJ) (www.igj.nl);

    • g.

      de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) (www.nza.nl);

    • h.

      de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) (www.autoriteitnvs.nl);

    • i.

      bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aangewezen organisaties en

    • j.

      bestuursorganen, of onderdelen daarvan, die taken of bevoegdheden hebben op een van de gebieden, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de richtlijn.

  • Op de websites van de bevoegde autoriteiten staat de procedure voor het doen van een externe melding.

  • 3.

    De melder kan op de volgende wijze een melding doen:

    • a.

      schriftelijk;

    • b.

      mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen, of

    • c.

      op zijn verzoek binnen een redelijke termijn door middel van een gesprek op een locatie.

  • 4.

    Een mondelinge melding wordt geregistreerd door:

    • a.

      Het maken van een gespreksopname in een duurzame en opvraagbare vorm. Hiervoor is voorafgaande instemming van de melder vereist;

      Of

    • b.

      Een volledige en nauwkeurige schriftelijke weergave van het gesprek, waarbij de melder de gelegenheid krijgt om deze weergave te controleren, te corrigeren en voor akkoord te ondertekenen.

  • 5.

    Indien nodig kan de melder bij de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders informatie inwinnen over het doen van een externe melding en de keuze voor de bevoegde autoriteit.

12.9 Vertrouwelijkheid

  • 1.

    Voor iedereen die betrokken is bij de melding van of het onderzoek naar een vermoeden van een misstand geldt een geheimhoudingsplicht. Die geheimhoudingsplicht geldt voor gegevens waarvan de betrokkenen weten dat het vertrouwelijke gegevens zijn of waarvan zij redelijkerwijs moeten vermoeden dat die gegevens vertrouwelijk zijn. De geheimhoudingsplicht geldt niet als mededeling verplicht is op grond van een wettelijk voorschrift.

  • Vertrouwelijk zijn in elk geval:

    • a.

      gegevens over de identiteit van de melder;

    • b.

      gegevens van degene over wie de melding wordt gedaan of met wie die persoon in verband wordt gebracht;

    • c.

      gegevens van in de melding genoemde derden;

    • d.

      alle informatie die tot de hiervoor onder a, b en c genoemde gegevens herleidbaar is; en

    • e.

      bedrijfsgeheimen in de zin van artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen.

  • 2.

    De werkgever zorgt ervoor dat de informatie over de melding en het onderzoek zodanig wordt bewaard, dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor de personen die bij de behandeling van de melding en het onderzoek betrokken zijn.

  • 3.

    De identiteit van de melder en de informatie aan de hand waarvan direct of indirect de identiteit van de melder kan worden achterhaald, wordt niet bekend gemaakt zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder.

  • 4.

    Als de melder geen toestemming heeft gegeven zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de functionaris bij wie de melder zijn melding gedaan heeft of aan degene die de melder bijstaat. Deze persoon stuurt deze correspondentie direct door aan de melder.

  • 5.

    Als bekendmaking van de identiteit van de melder verplicht is op grond van enig wettelijk voorschrift in het kader van onderzoek door een bevoegde autoriteit of een gerechtelijke procedure, dan wordt de melder daarvan vooraf in kennis gesteld met schriftelijke opgaaf van redenen. Behalve als dit het onderzoek of de gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen.

  • 6.

    De identiteit van de adviseur van de melder of degene die hem bijstaat en van betrokken derden is ook vertrouwelijk. Deze wordt niet bekend gemaakt zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van de melder respectievelijk de adviseur of degene die de melder bijstaat of de betrokken derden.

12.10 Bescherming van de melder en betrokken derden tegen benadeling

  • 1.

    De werkgever zorgt ervoor dat de melder bij zijn werk op geen enkele wijze nadelige gevolgen ondervindt van de melding.

  • 2.

    De melder mag tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, onder de voorwaarde dat hij de melding naar behoren heeft gedaan en bij de melding redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de melding juist is.

  • 3.

    De melder mag tijdens en na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld, onder de voorwaarde dat:

    • a.

      hij bij de openbaarmaking redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de openbaarmaking juist is;

      en

    • b.

      hij voorafgaand aan de openbaarmaking een interne en externe melding heeft gedaan of direct een externe melding heeft gedaan als bedoeld in deze regeling, en hij op basis van de informatie die hij heeft gekregen over de beoordeling en/of opvolging van de melding redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het onderzoek onvoldoende voortgang heeft;

      of

    • c.

      hij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat:

      • i.

        de misstand een dreigend of reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang; of

      • ii.

        een risico bestaat op benadeling bij melding aan een bevoegde autoriteit of een andere bevoegde instantie; of

      • iii.

        het niet waarschijnlijk is dat de misstand doeltreffend wordt verholpen.

  • 4.

    Onder benadeling wordt in ieder geval verstaan het nemen van een voor de melder nadelige maatregel, zoals:

    • a.

      ontslag of schorsing;

    • b.

      een boete zoals bedoeld in artikel 7:650 BW;

    • c.

      demotie;

    • d.

      het onthouden van bevordering;

    • e.

      een negatieve beoordeling;

    • f.

      een schriftelijke berisping;

    • g.

      overplaatsing naar een andere vestiging;

    • h.

      discriminatie;

    • i.

      intimidatie, pesterijen of uitsluiting;

    • j.

      smaad of laster;

    • k.

      voortijdige beëindiging van een overeenkomst voor het leveren van goederen of diensten, en

    • l.

      intrekking van een vergunning.

  • 5.

    Onder benadeling wordt ook verstaan een dreiging met en een poging tot benadeling.

  • 6.

    Als de werkgever na het doen van een melding een voor de melder nadelige maatregel neemt, motiveert de werkgever waarom hij deze maatregel nodig acht. Ook legt hij uit waarom deze maatregel geen verband houdt met de melding.

  • 7.

    De werkgever spreekt personen die zich schuldig maken aan benadeling van de melder daarop aan en kan hen een waarschuwing, een disciplinaire maatregel of een sanctie opleggen.

  • 8.

    Hetgeen in dit artikel is bepaald, geldt ook voor degene die de melder bijstaat en voor een betrokken derde.

12.11 Het tegengaan van benadeling en onderzoek naar benadeling

  • 1.

    De functionaris bij wie de melder zijn melding gedaan heeft, bespreekt samen met de melder welke risico’s op benadeling aanwezig zijn. Ook bespreekt deze functionaris op welke wijze die risico’s kunnen worden verminderd en wat de melder kan doen als hij van mening is dat sprake is van benadeling.

  • 2.

    Als de melder vindt dat er daadwerkelijk sprake is van benadeling, kan hij:

    • a.

      dat bespreken met de functionaris bij wie hij zijn melding gedaan heeft. De functionaris en de melder bespreken welke maatregelen genomen kunnen worden om benadeling tegen te gaan. De functionaris maakt een verslag van deze bespreking en stuurt dit, na goedkeuring door de melder, naar de werkgever; en/of

    • b.

      de werkgever verzoeken om onderzoek te doen naar de wijze waarop er met hem wordt omgegaan; en/of

    • c.

      hierover advies inwinnen bij de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders; en/of

    • d.

      een bejegeningsonderzoek aanvragen bij de afdeling onderzoek van het Huis voor Klokkenluiders.

  • 3.

    De melder, de persoon die voornemens is om een vermoeden van een misstand te melden, degene die de melder bijstaat of een betrokken derde heeft recht op juridische bijstand wanneer hij als gevolg van de melding benadeeld wordt en aan de voorwaarden hiervoor voldoet. Dit geldt zowel tijdens als na de behandeling van de melding bij de werkgever of een bevoegde autoriteit. De juridische bijstand wordt kosteloos verleend en geldt ook voor bemiddeling via mediation. Voorwaarde hierbij is dat de melding verloopt via de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders. Zij beoordelen of rechtsbijstand en/of mediation noodzakelijk is en kunnen een verwijzingsbrief geven voor kosteloze rechtsbijstand van een advocaat of mediator.

  • 4.

    Hetgeen in dit artikel is bepaald, geldt ook voor degene die de melder bijstaat en voor een betrokken derde.

12.12 Rapportage en evaluatie

  • 1.

    De werkgever stelt jaarlijks een rapportage op over de meldingen vermoeden misstand. Deze rapportage bevat in ieder geval:

    • a.

      informatie over de in het afgelopen jaar gevoerde beleid aangaande het omgaan met het melden van vermoedens van misstanden en het in het komende jaar te voeren beleid op dit vlak;

    • b.

      informatie over het aantal meldingen en een indicatie van de aard van de meldingen, de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever;

    • c.

      algemene informatie over eventuele ervaringen met het tegengaan van benadeling van de melder; en

    • d.

      informatie over het aantal verzoeken om onderzoek naar benadeling in verband met het doen van een melding, een indicatie van de uitkomsten van de onderzoeken en de standpunten van de werkgever.

  • 2.

    De werkgever stuurt de rapportage ter bespreking aan de ondernemingsraad.

12.13 Intrekking regeling en inwerkingtreding regeling

De regeling ‘Melding Vermoeden Misstand’ van d.d. 04-08-2022 wordt ingetrokken.

Deze regeling treedt in werking op (datum).

Aldus vastgesteld in de vergadering van 8 juli 2025.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Johan Postma

Secretaris / algemeen directeur

Marieke Moorman

burgemeester

Bijlage 1 Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1 Begripsbepaling

 

d.) Bevoegde autoriteit

De definitie van bevoegde autoriteit volgt uit artikel 2c van de Wet. Een bevoegde autoriteit is een autoriteit die op grond van de wet is aangewezen voor het ontvangen en opvolgen van een melding van een vermoeden van een misstand. In de Wet zijn de volgende bevoegde autoriteiten genoemd:

  • 1.

    de Autoriteit Consument en Markt (ACM);

  • 2.

    de Autoriteit Financiële Markten (AFM);

  • 3.

    de Autoriteit Persoonsgegevens (AP);

  • 4.

    De Nederlandsche Bank N.V. (DNB);

  • 5.

    Het Huis voor Klokkenluiders;

  • 6.

    de Inspectie gezondheidszorg en jeugd;

  • 7.

    de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa);

  • 8.

    de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).

Bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling kunnen nog andere bevoegde autoriteiten aangewezen worden. Welke dat zijn is op dit moment nog niet bekend, maar in de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel wordt gesproken over de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de Inspectie SZW.

 

Deze autoriteiten moeten ieder voor zich een meldpunt inrichten. Als voor de melder niet duidelijk is bij welke instantie hij zijn melding moet doen, dan kan hij daarover altijd advies inwinnen bij de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders.

 

e.) Degene die een melder bijstaat

Hiermee worden onder meer bedoeld vertrouwensadviseurs binnen een organisatie of vakbondsvertegenwoordigers die een melder vertrouwelijk kunnen adviseren bij de melding van een misstand. Het kan ook een rechtspersoon zijn die de melder adviseert. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een stichting waarvoor een vertrouwensadviseur werkzaam is.

 

f.) Melder

Onder melder wordt verstaan de natuurlijke persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt of openbaar maakt. Het gaat daarbij ten minste om werknemers, en degenen die anders dan uit dienstbetrekking arbeid verrichten of hebben verricht zoals zelfstandigen, vrijwilligers en stagiairs. Daarnaast zijn melders in de zin van de regeling: sollicitanten, aandeelhouders, bestuurders, leden van een raad van commissarissen en aannemers, onderaannemers en leveranciers en eenieder die werkt onder toezicht van hen. Ook kan het gaan om mensen die informatie over inbreuken hebben verkregen of een vermoeden van een misstand hebben gekregen in een inmiddels beëindigde werkrelatie, zoals oud-werknemers en gewezen ambtenaren. Zij kunnen allemaal melding doen van een vermoeden van een misstand, die in een werkgerelateerde context plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Daarnaast krijgen zij ondersteuning en rechtsbescherming op grond van de wet.

 

i.) Misstand

Een misstand is volgens de Wet:

  • a.

    een schending of een gevaar voor schending van het Unierecht, of

  • b.

    een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij:

    • 1°.

      een schending of een gevaar voor schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift door een werkgever zijn vastgesteld, dan wel

    • 2°.

      een gevaar voor de volksgezondheid, voor de veiligheid van personen, voor de aantasting van het milieu of voor het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.

  • Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;

Een conflict op het werk is geen maatschappelijke misstand. Een mogelijke maatschappelijke misstand, die geen relatie heeft met het werk valt evenmin onder de definitie van misstand in de zin van deze modelregeling. Bijvoorbeeld als een buurtbewoner een melding doet van het illegaal dumpen van gevaarlijke stoffen door een werknemer van de organisatie.

 

l.) Schending van het Unierecht

Dit betreft een handeling of nalatigheid die onrechtmatig is en betrekking heeft op een van de volgende domeinen van het Unierecht:

  • overheidsopdrachten;

  • financiële diensten, producten en markten, voorkoming van witwassen van geld en terrorismefinanciering;

  • productveiligheid en productconformiteit;

  • veiligheid van het vervoer;

  • bescherming van het milieu;

  • stralingsbescherming en nucleaire veiligheid;

  • veiligheid van levensmiddelen, diervoeders, diergezondheid en dierenwelzijn;

  • volksgezondheid;

  • consumentenbescherming;

  • bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;

  • financiële belangen van de Unie als bedoeld in artikel 325 VWEU;

  • inbreuken in verband met de interne markt als bedoeld in artikel 26, tweede lid, VWEU (vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal) met inbegrip van inbreuken in verband met mededinging;

  • staatssteun, vennootschapsbelasting of constructies die erop gericht zijn een belastingvoordeel te krijgen dat afbreuk doet aan de strekking of het doel van het toepasselijke vennootschapsbelastingrecht.

Als een richtlijn of verordening van de Europese Unie over één van de hiervoor genoemde gebieden geschonden wordt, dan is er sprake van een schending van het Unierecht. Enkele voorbeelden:

  • een werknemer van een organisatie die tot taak heeft om bloed af te nemen bij personen voor medisch onderzoek, ontdekt dat het bloed wordt afgenomen door personen die daarvoor niet opgeleid zijn en niet over de vereiste diploma’s beschikken. Dit is een schending van Richtlijn 2002/98/EG.

  • een partij die inschrijft op een aanbesteding voor de inhuur van personeel door een gemeente, ontdekt dat de procedure niet naar behoren gevolgd wordt en dat er sprake is van een schending van Richtlijn 2009/81/EG.

  • een sollicitant ontdekt dat zijn sollicitatiegegevens langer bewaard worden dan toegestaan is op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).

Verder geldt dat de inbreuk moet plaatsvinden in werkgerelateerde context. De melder moet dus in werkverband geconfronteerd worden met de inbreuk. Dat kan zijn omdat hij zelf werknemer is bij de organisatie, maar ook als hij via een andere partij bij de organisatie werkt of als zelfstandige.

 

m.) Vermoeden van een misstand

Een vermoeden van een misstand moet gebaseerd zijn op redelijke gronden. Dat wil zeggen dat de melder de misstand niet alleen 'van horen zeggen' kent, tenzij het gaat over privacy en informatiebeveiliging. Hij moet zelf dingen gezien of meegemaakt hebben. Of hij heeft zelf stukken (papieren, e-mails, foto's of andere bewijzen) waaruit dit blijkt. Ook uit deze definitie blijkt dat het moet gaan om een misstand in werkgerelateerde context.

 

n.) Vermoeden van een onregelmatigheid

Algemeen

Ten opzichte van de Wet Bescherming Klokkenluiders is de mogelijkheid toegevoegd om intern melding te doen van een vermoeden van een onregelmatigheid.

 

Minder ernstig

Een onregelmatigheid is minder ernstig van aard dan een misstand of een inbreuk. Bij een onregelmatigheid gaat het om een onvolkomenheid of ongerechtigheid die niet zo ernstig is dat daarbij het maatschappelijk belang in het geding is.

 

Reden voor toevoeging

De mogelijkheid intern melding te doen van een vermoeden van een onregelmatigheid is toegevoegd:

  • omdat het in het belang is van zowel werkgever als werknemers indien werknemers hier intern melding van kunnen doen, zodat de werkgever in staat wordt gesteld het betreffende probleem op te lossen; en

  • omdat het in overeenstemming is met het recht op vrije meningsuiting op de werkvloer dat de werkgever een werknemer die intern melding wil doen van een vermoede onregelmatigheid daar de mogelijkheid toe biedt en hem beschermt tegen benadeling in zijn arbeidspositie.

Geen externe melding mogelijk

Indien de melding alleen betrekking heeft op een vermoeden van een onregelmatigheid en niet op een vermoeden van een misstand of inbreuk op het EU-recht, voorziet deze regeling niet in de mogelijkheid een externe melding te doen. De reden hiervoor is dat bij enkel een vermoeden van een onregelmatigheid het maatschappelijk belang niet in het geding is.

 

Redelijke gronden

De definitie vereist onder meer dat het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden.

 

p.) Werkgerelateerde context

Hiermee worden de toekomstige, huidige of vroegere werkgerelateerde activiteiten van de melder bij de werkgever bedoeld. Het moet gaan om activiteiten waardoor de melder, ongeacht de aard van die activiteiten, informatie kan verkrijgen over misstanden. En waarbij de melder te maken kan krijgen met benadeling als hij die misstanden zou melden.

 

Bij werkgerelateerde activiteiten gaat het niet alleen om het verrichten van arbeid, maar kan het ook gaan om dienstverlening, een sollicitatie of aandeelhouderschap.

 

Artikel 2  Informatie, advies en ondersteuning voor de melder

 

Melders hebben, op grond van van de Wet het recht om informatie en advies in te winnen en ondersteuning te krijgen over het vermoeden van een misstand.

 

De melder kan een adviseur of vertrouwenspersoon van de organisatie in vertrouwen raadplegen. Maar hij kan ook de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders raadplegen. Deze afdeling heeft tot taak de melder te adviseren over de te nemen stappen inzake het vermoeden van een misstand en zo nodig te verwijzen naar bijvoorbeeld de juiste bevoegde autoriteit. In de verschillende fasen van de melding kan de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders de melder adviseren en/of ondersteunen bij de te bewandelen weg, een luisterend oor bieden, desgevraagd zicht houden op het proces, adviseren op het gebied van mediation of over hoe de melder de kwestie kan melden bij een bevoegde autoriteit en adviseren over de nazorg.

 

Naast de melder, heeft ook degene die de melder bijstaat en een betrokken derde het recht om zich tot de afdeling advies van het Huis voor Klokkenluiders te wenden voor informatie, advies en ondersteuning over de te ondernemen stappen en hun rechten.

 

Artikel 3 Interne melding

 

Lid 2

Over het algemeen verdient interne melding de voorkeur. Als de melder intern meldt, kan de organisatie vermeende inbreuken en misstanden tijdig ontzenuwen en terechte meldingen direct aanpakken bij de bron. Het draagt in belangrijke mate bij aan het zelfreinigende vermogen van een organisatie. Ook kan de organisatie inbreuken op het Unierecht of misstanden die de reputatie van de organisatie kunnen schaden direct aanpakken.

 

Artikel 9 Vertrouwelijkheid

 

Lid 1

Op iedereen die betrokken is bij de melding of het daaropvolgende onderzoek rust een geheimhoudingsplicht.

 

Alle informatie die direct of indirect te herleiden is tot de melder, de persoon over wie de melding gaat of personen die met hem in verband worden gebracht en van in de melding genoemde derden (zoals collega’s of getuigen), is vertrouwelijk. De vertrouwelijkheid wordt o.a. gewaarborgd door in communicatie over de melding mails beveiligd (versleuteld) te versturen en post aangetekend te verzenden. Ook informatie over bedrijfsgeheimen is vertrouwelijk. Het gaat hierbij wel om bedrijfsgeheimen in de zin van artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen.

 

Artikel 10 Bescherming van de melder tegen benadeling

 

Lid 2

Het verbod op benadeling omvat elke vorm van benadeling tegen een melder van een vermoeden van een misstand, waaronder dreigingen met en pogingen daartoe. De benadeling kan allerlei maatregelen en handelingen betreffen die in de arbeidsrelationele sfeer nadelig of schadelijk zijn voor de kring van beschermden. Schorsing, ontslag of soortgelijke maatregelen zijn de meest vergaande vormen van benadeling. Maar het kan ook om minder vergaande maatregelen gaan, zoals degradatie of het onthouden van promotie, overdracht van taken, loonsverlaging of verandering van locatie van de arbeidsplaats. Ook psychosociale beschadiging, zoals dwang, intimidatie, pesterijen en uitsluiting vallen eronder.

 

Het benadelingsverbod heeft ook betrekking op personen met andere werkgerelateerde relaties zoals aandeelhouders, bestuurders en leveranciers. Daarom worden onder benadelingshandelingen bijvoorbeeld ook begrepen: het intrekken van een licentie of vergunning, opname op een zwarte lijst, vroegtijdige beëindiging of opzegging van een contract voor levering van goederen of reputatieschade.

 

Lid 3

De melder is niet alleen bij een melding aan een werkgever, het Huis voor Klokkenluiders of een andere bevoegde autoriteit of instantie beschermd. Ook bij het openbaar maken van een vermoeden van een misstand is hij op grond van artikel 17e van de Wet beschermd.

 

Om in aanmerking te komen voor rechtsbescherming bij openbaarmaking gelden wel strengere eisen dan bij een melding, namelijk:

  • 1.

    de melder moet voor de openbaarmaking eerst een melding hebben gedaan bij de werkgever en een bevoegde autoriteit of een andere bevoegde instantie, dan wel rechtstreeks bij een bevoegde autoriteit of een andere bevoegde instantie;

    en

  • 2.

    de melder moet redelijke gronden hebben om aan te nemen dat het onderzoek onvoldoende voortgang heeft. De melder kan zich hierbij baseren op de informatie die hij, binnen een redelijke termijn, van de werkgever dan wel een bevoegde autoriteit heeft verkregen over de beoordeling of opvolging van de melding. Als hij binnen die tijd geen bericht heeft gekregen, kan hij zich geen oordeel vormen en ook dan mag hij ervan uitgaan dat het onderzoek onvoldoende voortgang heeft;

    of

  • 3.

    de melder heeft redelijke gronden om aan te nemen dat de misstand of inbreuk een dreigend reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang, dat er een risico bestaat op benadeling of dat het - als hij de misstand of inbreuk zou melden - niet waarschijnlijk is dat de misstand of inbreuk doeltreffend zal worden verholpen. In deze gevallen is voorafgaande melding bij de werkgever, een bevoegde autoriteit of een andere bevoegde instantie geen voorwaarde. Wel geldt ook hierbij de voorwaarde dat de melder redelijke gronden moet hebben om aan te nemen dat de gemelde informatie juist is.

Artikel 11 Het tegengaan van benadeling van de melder en/of vertrouwenspersoon

Lid 2

Als de melder vindt dat er sprake is van benadeling, kan hij verschillende stappen ondernemen. Die zijn in dit artikellid beschreven. Er kan sprake zijn van het inwinnen van intern dan wel extern advies. Of de melder kan een intern of extern onderzoek aanvragen. Dit onderzoek kan de melder ondersteunen in een eventuele rechtszaak of kan een rechtszaak voorkomen. Bijvoorbeeld omdat de werkgever de benadeling opheft naar aanleiding van het onderzoek.

Naar boven