Gemeenteblad van Maasgouw
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasgouw | Gemeenteblad 2025, 35114 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maasgouw | Gemeenteblad 2025, 35114 | beleidsregel |
Beleidsregels verhaal en terug- en invordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering Maasgouw 2025
Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als de inwoner te veel uitkering heeft ontvangen of een uitkering heeft ontvangen waar hij geen recht op had. Ook gaan deze beleidsregels over leningen en bedrijfskapitaal die de gemeente heeft verstrekt op grond van de Participatiewet en het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 en wat de gemeente kan doen als de inwoner zijn aflossingsverplichtingen niet nakomt.
Hoe en wanneer de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal kan terugvorderen, leggen we in deze beleidsregels uit. De regels gaan ook over mogelijkheden om af te zien van terugvordering en over de incasso van vorderingen en van boetes. Het zijn regels op hoofdlijnen. De beleidsregels vullen de hoofdregels over verhaal en over terug- en invordering uit de Algemene wet bestuursrecht, de Participatiewet, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004, de IOAW en de IOAZ aan. Die regels vormen de wettelijke basis voor verhaal, terugvordering en incasso.
Een aantal bepalingen uit deze beleidsregels is ook van toepassing op terugvordering omdat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven aan de gemeente. Daaronder verstaan we ook: het geven van onjuiste informatie, te laat geven van informatie of het niet geven van informatie. In zulke gevallen is terugvordering verplicht.
in deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders, omdat er geen geschikt alternatief is. Dan gebruiken we begrippen die ook in de Participatiewet of in een andere regeling staan. Die begrippen hebben in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet of regeling. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:
Stap één in het proces om uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen, is het nemen van een terugvorderingsbesluit. In dat besluit staat tot welk bedrag de uitkering, de lening of het bedrijfskapitaal wordt teruggevorderd, wat de reden is van de terugvordering en op welke wettelijke grond dat is gebaseerd. De volgende stap is het nemen van een incassobesluit. Dit is een besluit over de manier waarop de vordering terugbetaald moet worden. Dat komt in hoofdstuk 3 aan de orde.
2.1 wanneer vordert de gemeente een uitkering terug?
De wetgever heeft bepaald dat de gemeente een uitkering kan terugvorderen als aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Als het om bijstand gaat, staan die voorwaarden in artikel 58 van de Participatiewet. Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in artikel 25 van de IOAW en de IOAZ. Verder staan in het Bbz nog enkele voorwaarden voor terugvordering van een uitkering en bedrijfskapitaal aan zelfstandigen. Bedrijfskapitaal kan een lening zijn of een bedrag “om niet”. Dit betekent dat het bedrag in principe niet terugbetaald hoeft te worden.
De gemeente is verplicht een uitkering terug te vorderen, als de inwoner deze uitkering tot een te hoog bedrag of ten onrechte heeft gekregen. Het gaat dan om situaties waarin de inwoner verkeerde informatie, geen informatie of te laat informatie heeft gegeven. Dat heeft de wetgever zo bepaald.
In de andere gevallen die de wetgever noemt, mag de gemeente terugvorderen, maar hoeft dat niet. Het is in die gevallen een bevoegdheid die de gemeente op de volgende manier invult: de gemeente vordert een uitkering terug in de gevallen die de wetgever noemt.
In het geval dat om niet verstrekte bijzondere bijstand niet, of niet volledig is besteed aan het doel waarvoor deze werd verstrekt, wordt het besluit tot toekenning herzien (artikel 54 lid 3 PW) en wordt de ten onrechte of teveel betaalde uitkering teruggevorderd.
Ook wordt het op grond van artikel 52 PW verleende voorschot geheel of gedeeltelijk van de inwoner teruggevorderd als een voorschot is verstrekt en er over de betrokken periode geen recht op bijstand bestaat of als het recht op bijstand minder bedraagt dan het verleende voorschot.
Als een inwoner vanwege het verstrekken van verkeerde of onvolledige informatie te veel of ten onrechte uitkering heeft ontvangen, vordert de gemeente alleen het bedrag terug dat de inwoner te veel aan uitkering zou hebben gekregen als hij op tijd de juiste informatie had gegeven.
Gaat het bijvoorbeeld om terugvordering omdat de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven over zijn vermogen? Dan vordert de gemeente alleen het bedrag terug waarmee de vermogensgrens uit de Participatiewet is overschreden.
Voorbeeld: In het geval een belanghebbende heeft samengewoond met een partner en beiden waren gedurende de periode van de verzwegen samenwoning uitkeringsgerechtigd, wordt de terugvordering gematigd tot het verschil tussen de aan beiden verstrekte uitkering naar de norm alleenstaande en de norm gehuwden waar beiden recht op zouden hebben gehad.
Om te kunnen terugvorderen en de vordering te incasseren, maakt de gemeente gebruik van andere bevoegdheden die nodig kunnen zijn om een uitkering terug of in te vorderen. De gemeente:
2.2 wanneer vordert de gemeente bedrijfskapitaal terug
In het Bbz staat dat de gemeente bedrijfskapitaal aan zelfstandigen kan terugvorderen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. De gemeente heeft besloten om in die gevallen terug te vorderen en maakt daarbij gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan.
De gemeente vordert bedrijfskapitaal in de vorm van een lening en de daarover verschuldigde rente ook terug als:
de inwoner uitstel van betaling voor rente en aflossing heeft gekregen en na die periode van uitstel wel aan zijn betalingsverplichtingen kan voldoen. In dat geval vordert de gemeente de achterstallige rente- en aflossingsbedragen terug. Over dat bedrag moet de inwoner wettelijke rente betalen als de inwoner die betalingsachterstand kan worden verweten;
2.3 geldlening anders dan bedrijfskapitaal
Ook hier maakt de gemeente gebruik van de bevoegdheden die in artikel 2.1 staan. De inwoner lost een verstrekte geldlening af conform de aflossingsplicht die de gemeente hem oplegt. De inwoner kan zélf een betalingsregeling voorstellen. Als daarmee de lening binnen een periode van 36 maanden volledig wordt terugbetaald stemt de gemeente met dit voorstel in.
De gemeente merkt de lening aan als direct opeisbaar wanneer:
Het uitgangspunt is, dat de gemeente bedrijfskapitaal, een geldlening en/of uitkering die ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verstrekt, terugvordert. Maar er zijn uitzonderingen denkbaar. Hieronder staan de uitzonderingen beschreven.
Voordat de gemeente een terugvorderingsbesluit neemt, onderzoekt de gemeente of er aanleiding is om helemaal of gedeeltelijk af te zien van terugvordering. De gemeente geeft de inwoner de mogelijkheid om informatie te geven die daarvoor van belang kan zijn. Bij het nemen van een terugvorderingsbesluit houdt de gemeente in ieder geval rekening met de volgende factoren:
De inwoner moet over deze factoren informatie geven, anders kan de gemeente er geen rekening mee houden.
2.4.1 de gemeente reageert te laat op een signaal
Als de gemeente een concreet signaal krijgt waaruit afgeleid kan worden dat de uitkering verlaagd of beëindigd moet worden, dan is de gemeente verplicht om de uitkering op korte termijn aan te passen. Past de gemeente de uitkering niet binnen 6 maanden na dat signaal aan, dan vordert de gemeente de uitkering die vanaf dat moment wordt verstrekt, niet terug.
Met een signaal wordt bedoeld: informatie waaruit de gemeente kan afleiden dat een fout is gemaakt bij het verstrekken van een uitkering en in actie moet komen door de uitkering te wijzigen of te beëindigen.
2.4.2 bruteren of netto terugvorderen
De gemeente moet over de uitkering aan de inwoner loonbelasting en premies volksverzekeringen betalen aan de Belastingdienst. De gemeente kan die belasting en premies verrekenen met de Belastingdienst als het kalenderjaar nog niet afgelopen is. Als de uitkering teruggevorderd wordt in het volgende kalenderjaar, moet de inwoner de afgedragen belasting en premies ook terugbetalen. Dat heet bruteren van de vordering. Als het kalenderjaar voorbij is wordt altijd gebruteerd, tenzij de inwoner geen rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de vordering dan wel de inwoner de vordering niet verweten kan worden.
2.4.3 kleine vorderingen/kruimelbedragen
Het terugvorderen van kleine bedragen kost naar verhouding veel tijd en is niet altijd efficiënt. Daarom ziet de gemeente af van terugvordering als de netto vordering per vordering minder is dan
€ 150,00. Vorderingen onder dat grensbedrag worden dus niet teruggevorderd.
Als de gemeente een uitkering of bedrijfskapitaal heeft teruggevorderd en de inwoner heeft inmiddels zo ver afgelost dat een vordering overblijft van minder dan € 150,00 dan ziet de gemeente af van verdere terugvordering als de inwoner na herhaald verzoek niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.
2.4.4 onaanvaardbare gevolgen/hardheidsclausule
Terugvordering kan onaanvaardbare gevolgen voor de inwoner hebben, als alle omstandigheden daarbij betrokken worden. De gemeente ziet daarom helemaal of gedeeltelijk af van (verdere) terugvordering als de gevolgen daarvan onaanvaardbaar zijn voor de inwoner. Dat vraagt om een individuele benadering en een zorgvuldige afweging die per situatie anders kan uitpakken. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn bijvoorbeeld het effect van terugvordering op:
a. de werksituatie van de inwoner;
b. de gezinssituatie, waaronder de opvoeding van kinderen;
2.4.5 lange tijd (niet) voldoen aan betalingsverplichtingen
De gemeente wil inwoners stimuleren om een vordering af te lossen. Daarnaast wil de gemeente ook voorkomen dat een vordering jarenlang open blijft staan, zonder dat er een reële kans is dat die vordering ooit wordt afgelost. Daarom ziet de gemeente af van verdere terugvordering van een uitkering als de inwoner:
De termijn die in de onderdelen a., b. en c. staat, wordt 120 maanden als de vordering is ontstaan doordat de inwoner niet (of niet tijdig) de juiste informatie heeft gegeven. Het percentage uit de onderdelen a. en b. blijft in die situatie gehandhaafd op 50.
De gemeente past al deze uitzondering niet toe als het gaat om een lening die gedekt is door pand of hypotheek. Maar als de vordering van de gemeente niet volledig op de betreffende bezittingen ver-haald kan worden, dus als verkoop van de bezittingen niet voldoende geld oplevert om de volledige vordering te incasseren, kan de overblijvende vordering wel onder deze uitzondering vallen.
De uitzonderingen zijn ook van toepassing op terugvordering van bedrijfskapitaal.
2.4.6 kwijtschelding bij een schuldregeling
De inwoner met problematische schulden kan in bepaalde gevallen in aanmerking komen voor een schuldregeling. De gemeente werkt mee aan een schuldregeling en scheldt een deel van de vordering kwijt als:
De gemeente werkt niet mee aan een schuldregeling, als:
De gemeente kan het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling intrekken als:
3. vereisten aan het terugvorderingsbesluit
De gemeente deelt de inwoner het besluit om een uitkering of bedrijfskapitaal terug te vorderen of om een boete op te leggen, schriftelijk mee. Daarbij wordt vermeld op welke manier de inwoner de vordering moet betalen. In het terugvorderingsbesluit staat in ieder geval:
Inwoners kunnen een vordering niet altijd direct betalen. De gemeente kan de inwoner uitstel van betaling verlenen (artikel 4.94 Algemene wet bestuursrecht). Een verzoek daartoe dient schriftelijk bij de gemeente te worden ingediend. De inwoner voegt daar documenten en andere stukken bij, waaruit blijkt dat diens financiële ruimte ontbreekt of dat er andere redenen zijn die terugbetaling in de weg staan. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen zijn:
De gemeente neemt binnen 6 weken een besluit over het verzoek van de inwoner.
3.2 de betalingsverplichting van inwoners met een uitkering
Inwoners met een uitkering van de gemeente hebben meestal weinig mogelijkheden om een schuld te betalen. De gemeente houdt daar rekening mee en stelt de maandelijkse betalingsverplichting van de inwoner vast op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vordering op de inwoner wordt verrekend met de uitkering.
Als de inwoner een betalingsvoorstel doet voor een lagere maandelijkse aflossing, kan de gemeente afhankelijk van diens omstandigheden (zie onder 3.1) daarmee instemmen. Als een andere schuldeiser beslag legt op de uitkering, verhoogt de gemeente de maandelijkse betalingsverplichting tot 5% van de toepasselijke bijstandsnorm. De vordering van die andere schuldeiser kan dan niet worden afgelost uit de uitkering en moet wachten totdat de vordering van de gemeente is afgelost. Dit, omdat de vordering van de gemeente op grond van artikel 60 lid 7 PW preferent is.
Gaat de inwoner aan het werk en uit de uitkering? Dan blijft de hoogte van de betalingsverplichting van de aflossing hetzelfde. Dat stimuleert de inwoner om met de aflossing verder te gaan en helpt om de financiële huishouding op orde te houden.
3.3 de betalingsverplichting van inwoners met een ander inkomen
Voor inwoners met een ander inkomen dan een uitkering van de gemeente geldt dat de gemeente de maandelijkse betalingsverplichting vaststelt op minimaal 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Er zijn echter ook specifieke situaties denkbaar (zie onder 3.1) dat de aflossing (tijdelijk) op een lager bedrag dan op 5% van de toepasselijke bijstandsnorm wordt vastgesteld
3.5 gevolgen bij het niet langer voldoen aan de betalingsverplichting
De gemeente maakt gebruik van de bevoegdheid om de kosten van bijstand te verhalen volgens de regels van paragraaf 6.5 van de Participatiewet (artikel 61 tot en met 62 i) en in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
op de persoon die van de bijstandsgerechtigde een schenking kreeg of krijgt. Dit kan alleen als met die schenking ook rekening zou zijn gehouden bij het toekennen van bijstand. Dit gebeurt niet als de belanghebbende op het moment van de schenking nog niet kon weten dat hij bijstand nodig zou hebben (artikel 62f onderdeel a PW);
Verhaal van uitkering op de onderhoudsplichtige ex-partner van een belanghebbende aan wie het college een uitkering verstrekt, vindt plaats naar draagkracht en tot maximaal het bedrag van de bruto verstrekte uitkering.
Bij de vaststelling van de draagkracht/het te verhalen bedrag maakt de gemeente gebruik van de zogeheten Tremanormen (artikel 62a PW). Hiervoor wordt de netto berekening gehanteerd.
4.3 verplichting van de bijstandsgerechtigde
Is er sprake van een recente rechterlijke uitspraak inzake alimentatie (niet ouder dan 18 maanden), die is gebaseerd op een zelfstandig oordeel van de rechtbank, dan wordt deze uitspraak gevolgd door het college.
De gemeente kan de inwoner, zo dit van toepassing is, op grond van de Participatiewet de verplichting opleggen:
Zo incasso zoals onder b. genoemd niet tot resultaat leidt of indien in bijzondere gevallen dit In redelijkheid niet van de bijstandsgerechtigde gevergd kan worden kan de gemeente gebruik maken van zijn bevoegdheden tot zelfstandig verhaal zoals vastgelegd in de PW.
De verplichting van de inwoner om te zorgen dat hij de alimentatie die hij moet krijgen ook daad-werkelijk gaat krijgen heeft absoluut voorrang boven het door ons opstarten van een verhaalsactie. Dit is immers in zijn voordeel: de rechterlijke alimentatieuitspraak blijft ook rechtsgeldig zo bijstandsverlening eindigt.
In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist de gemeente.
Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels verhaal en terugvordering van bijstand, Bbz 2004, IOAW- en IOAZ-uitkering gemeente Maasgouw
Deze treden in werking met ingang van 1 januari 2025.
Tegelijkertijd met de in werking treding van deze beleidsregels worden de eerder door de gemeente vastgestelde beleidsregels ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-35114.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.