Uitvoeringskader collectieve warmteversneller

Uitvoeringskader Collectieve Initiatieven in de Warmtetransitie

Geldend van 01-10-2025 t/m 31-12-2026

 

1 Inleiding

 

 

Het Rijk heeft in het klimaatakkoord afgesproken dat de transitie van aardgas naar duurzame warmte gerealiseerd moet worden met betrokkenheid van bewoners, gebouweigenaren en andere partijen waar de overstap aan de orde is. Gemeenten hebben een regierol gekregen in deze opgave. Dit geldt ook voor gemeente De Fryske Marren. In de Warmtevisie, De Fryske Marren Aardgasvrij, (17 september 2021) is daarom vastgelegd dat alle bestaande gebouwen in de gemeente uiterlijk in 2050 aardgasvrij moeten zijn.

Deze overstap naar een aardgasvrije manier van verwarmen noemen we de warmtetransitie.

 

Voor het slagen van de warmtetransitie is draagvlak onder inwoners essentieel. De Warmtevisie, De Fryske Marren Aardgasvrij, (17 september 2021) schrijft hierover:

 

“Aansluiten bij bewonersinitiatieven: eigen initiatieven worden vanuit de gemeente aangemoedigd en onder-steund . Door samen op te trekken creëren we draagvlak en doen we recht aan de kennis en kunde van onze inwoners. Bewonersgroepen kunnen een centrale rol spelen in de warmtetransitie.“

 

Met dit Uitvoeringskader willen wij voor alle initiatiefnemers, particulier en zakelijk, inzichtelijk maken op wel-ke wijze initiatieven worden ondersteund en welk proces doorlopen wordt. Dit Uitvoeringskader beschrijft hiertoe regels en de te volgen procedure en wordt gebruikt als toetsingskader om vast te stellen of wij mee-werken aan een initiatief en de uitwerking van het plan. Dit Uitvoeringskader is relevant voor collectieve ini-tiatieven die bijdragen aan het aardgasvrij maken van de bebouwde omgeving.

 

Uitgangspunt hierbij is het raadsbesluit van 27 november 2024 om te kiezen voor de rolopvatting van 'recht-matige overheid' op basis van het model van de NSOB (Nederlandse School Openbaar Bestuur) met betrekking tot de warmtetransitie.

 

2 Relatie met ander beleid

 

Met de voorwaarden en uitgangspunten voor collectieve initiatieven in de warmtetransitie bouwt De

Fryske Marren voort op haar eigen beleid, zoals beschreven in de Warmtevisie, en sluit aan op het landelijk en provinciaal beleid. De volgende beleidsuitgangspunten zijn van belang:

 

2.1 Nationaal beleid

  • Klimaatakkoord – “Het Klimaatakkoord is een onderdeel van het Nederlandse klimaatbeleid. Het is een overeenkomst tussen veel organisaties en bedrijven in Nederland om de uitstoot van broeikas-gassen tegen te gaan.” (rijksoverheid.nl)

  • De Warmtewet - De Warmtewet regelt sinds 2014 de levering van warmte aan consumenten en mid-den- en kleinbedrijf voor aansluitingen tot 100 kW. De Autoriteit Consument & Markt (ACM) ziet toe op de uitvoering van de warmtewet.

  • Omgevingswet – bepaalt de ruimtelijke inpassing van collectieve warmtevoorzieningen.

 

2.2 Provinciaal Beleid

  • Energieprogramma Fryslân 2022-2025 - Dit programma beschrijft hoe de provincie, in samenwerking met andere overheden, maatschappelijke organisaties en het Friese bedrijfsleven, de energietransitie vormgeeft.

  • Regionale Energie Strategie (RES) Fryslân- De RES Fryslân beschrijft hoe de regio bijdraagt aan de na-tionale klimaatdoelstellingen, met een focus op de opwekking van duurzame elektriciteit en de warm-tetransitie in de gebouwde omgeving.

  • Programma 4: Ruimte en Klimaat" uit de Begroting 2025 van de provincie Fryslân - Hoewel dit pro-gramma breder is dan alleen de warmtetransitie, speelt de energietransitie een cruciale rol in het rea-liseren van deze ambitie.

  • Frysk Programma Landelijk Gebied - dit programma draagt bij aan de energietransitie door duurzame initiatieven in het landelijk gebied te stimuleren.

  • Actieprogramma Missy Wetterwaarmte 2022-2025 - Dit programma, opgesteld in samenwerking met de gemeenten Terschelling, Leeuwarden, De Fryske Marren, Súdwest-Fryslân en Wetterskip Fryslân, heeft als ambitie de warmtetransitie te versnellen door brede toepassing van collectieve warmtenet-ten en aquathermie in de gebouwde omgeving.

     

3. Definities

3.1 Wat zijn collectieve initiatieven in de warmtetransitie?

Collectieve initiatieven in de warmtetransitie zijn concrete plannen van twee of meer bewoners uit verschil-lende huishoudens, bestuurders of bedrijven met als doel het realiseren van een aardgasvrije bebouwde om-geving met gebruikmaking van een duurzame warmtebron en zonder eigen winstoogmerk, hierna ook wel aangeduid als ‘warmtecollectief’.

Een ‘idee’ is nog geen ‘initiatief’. Ter verduidelijking een voorbeeld van een idee en een voorbeeld van een initiatief:

Voorbeeld idee

Voorbeeld initiatief

Een inwoner meldt gemeente het idee om warmte afkomstig van een potstal te leveren aan een woonwijk.

Meerdere buurtbewoners willen gezamenlijk overstappen op warmte en koude uit de bodem. Hiervoor hebben ze een samenwerking opgestart en ze hebben een locatie op het oog.

 

3.2 Typen initiatieven

Initiatieven kunnen van verschillende omvang zijn, met daarbij andere gevolgen of invloed op de omgeving en bewoners. We onderscheiden in dit Uitvoeringskader drie typen initiatieven. De eisen die gesteld worden, variëren per type initiatief. Hieronder staan de criteria beschreven wanneer wij spreken van een bepaald type initiatief:

 

Kleinschalige initiatieven

Middelgrote initiatieven

Grote initiatieven

Omvang

2 tot 50 woningen of woningequivalenten

50 tot 500 woningen of woningequivalenten

> 500 woningen of woningequivalenten

Rol De Fryske Marren

Bij een succesvol klein initiatief ontwikkelt de gemeente een wijkuitvoeringsplan indien de gemeente dit nodig acht.

 

De gemeente gaat op zoek naar koppelkansen en benut die waar mogelijk.

 

Rol gemeente: rechtmatige overheid op basis van het model van de NSOB (Nederlandse School Openbaar Bestuur).

Bij een succesvol middelgroot initiatief ontwikkelt de gemeente een wijkuitvoeringsplan.

 

De gemeente gaat op zoek naar koppelkansen en benut die waar mogelijk.

 

Rol gemeente: rechtmatige overheid op basis van het model van de NSOB (Nederlandse School Openbaar Bestuur).

Bij een succesvol groot initiatief ontwikkelt de gemeente een wijkuitvoeringsplan.

 

De gemeente gaat op zoek naar koppelkansen en benut die waar mogelijk.

 

Rol gemeente: rechtmatige overheid op basis van het model van de NSOB (Nederlandse School Openbaar Bestuur). Bij aangetoonde haalbaarheid kan het college kiezen voor de rol van samenwerkende overheid.

 

 

3.3 Woningequivalenten

Een woning, ongeacht de grootte, wordt gezien als één woningequivalent (weq). Voor het rekenen met utili-teitsbouw wordt een weq gelijkgesteld aan 130 m2 oppervlakte. Het omrekenen van het totaaloppervlak utili-teitsbouw naar woningequivalenten gaat dus als volgt: Totaaloppervlak utiliteitsbouw/130 = het aantal wo-ningequivalenten.

 

3.4 Wijkuitvoeringsplan (WUP)

Het door initiatiefnemers aangeleverde projectplan dient als input voor het WUP. “De concrete uitwerking van het duurzame warmte-alternatief op wijk/buurt/gebiedsniveau vindt plaats in het wijkuitvoeringsplan (WUP). Hierin trekt de gemeente samen op met actieve bewoners en partijen in de wijk, zoals bewonersinitiatieven dorpsbelangen, lokale energiecoöperaties, ondernemersverenigingen en de woningbouwcorporaties.” (Warm-tevisie, De Fryske Marren Aardgasvrij, 17 september 2021).

Een wijkuitvoeringsplan geeft aan hoe de gemeente de wijkgerichte aanpak in een specifieke wijk of buurt wil (laten) realiseren of coördineren. Dit plan is een programma zoals bedoeld in de Omgevingswet. In het wijk-uitvoeringsplan wordt verder beschreven welke warmteoplossing(en) worden toegepast, vanaf wanneer, en welke maatregelen noodzakelijk zijn om de gewenste situatie te bereiken. Het plan bevat de stappen die on-dernomen moeten worden en wie daarvoor verantwoordelijk is.

 

3.5 Belanghebbenden

De betrokkenheid van belanghebbenden bij een initiatief hangt af van het type initiatief. Bij een kleinschalig wijk- of buurtinitiatief zijn belanghebbenden doorgaans de bewoners en eigenaren van gebouwen in de desbe-treffende wijk of buurt.

Bij een middelgroot of groot initiatief of bij een initiatief dat gebruikmaakt van een grootschalige warmte-bron, zijn niet alleen de potentiële afnemers, maar ook andere partijen in de omgeving van de warmtebron belanghebbenden. Deze partijen kunnen zich zowel binnen als buiten de gemeente bevinden. Verder zijn ook netbeheerders en toezichthoudende instanties, zoals het Waterschap, belanghebbenden.

 

3.6 Duurzame warmtebronnen

Onder duurzame warmtebronnen verstaan we warmtebronnen die substantieel minder broeikasgassen uitsto-ten, berekend over de gehele keten, in vergelijking met het gebruik van fossiele brandstof. Hieronder kunnen vallen lokale (rest)warmte zoals warmte uit de bodem, omgevingswater of bedrijfsactiviteiten.

Andere mogelijke bronnen zijn (vaste) biomassa en groengas. De Warmtevisie, De Fryske Marren Aardgasvrij zegt het volgende over duurzame warmtebronnen:

“Duurzame warmtebronnen worden onderverdeeld in hoog-temperatuur-, midden-temperatuur en laagtem-peratuur bronnen. Van de verschillende hoog-temperatuur bronnen hebben groengas, (vaste) biomassa, hoge temperatuur restwarmte en zonthermie de meeste potentie in De Fryske Marren.”

“Naast de HT-warmtebronnen is er een grote capaciteit aan laagtemperatuurbronnen in De Fryske Marren aanwezig. Er is veel potentie voor aquathermie , bodemwarmte en natuurlijk warmte uit de lucht. Bij deze warmtebronnen wordt elektriciteit gebruikt om de warmte uit de omgeving op te waarderen naar een hogere temperatuur.”

 

“De diepe aarde in De Fryske Marren is in principe geschikt voor diepe- en ondiepe geothermie (Regionale Structuur Warmte Fryslân, 2020). Geothermie is het winnen van midden- en hoog-temperatuur-warmte uit diepe aardlagen (kilometers diep) die gebruikt kan worden voor de verwarming van water in een warmtenet. Voor geothermie is echter een minimum van een paar duizend woningen nodig om voldoende afzet van warm-te te realiseren. Een dergelijke hoeveelheid woningen die dicht bij elkaar staan komt niet in de gemeente voor. Zelfs in Joure en Lemmer is de bouwdichtheid te laag voor een warmtenet op geothermie.”

 

4. Beoordelingscriteria

4.1 Duurzaamheid

Initiatieven moeten gericht zijn op het aardgasvrij maken van de bebouwde omgeving. Er wordt daarbij ge-bruikgemaakt van een duurzame warmtebron. Het systeem wordt efficiënt ontworpen en beheerd om ener-gieverlies te minimaliseren en beschikbare warmtebronnen optimaal te benutten. De totale energievoorzie-ning is gericht op een zo laag mogelijke milieubelasting en draagt bij aan verduurzaming van gebouwen.

 

4.2 Financiën

De ontwikkeling en exploitatie vinden plaats binnen, op basis van een globale haalbaarheidsscan, financieel en juridisch haalbare kaders. Er is aandacht voor stabiliteit en eerlijke verdeling van kosten voor gebruikers. Sub-sidiemogelijkheden worden maximaal meegenomen. Initiatiefnemers hebben geen eigen winstoogmerk.

 

4.3 Techniek

Het systeem wordt flexibel en toekomstbestendig ingericht, zodat het kan inspelen op veranderende omstan-digheden en technologische ontwikkelingen.

 

4.4 Proces

Er wordt ingezet op heldere en open communicatie met alle betrokkenen, met ruimte voor inspraak en be-sluitvorming op relevante momenten. Dit alles conform Wikselwurk! De Fryske Marren-lijn voor inwoners- en overheidsparticipatie.

 

4.5 Organisatie

Er is sprake van een vastgelegde organisatie of samenwerking tussen meerdere inwoners en/of bestuurders en van een maatschappelijk belang. Initiatiefnemers kunnen naar het oordeel van gemeente De Fryske Marren aannemelijk maken dat de samenwerking kans van slagen heeft.

Middels een begroting wordt lokale grip op service en kostenontwikkeling gewaarborgd voor belanghebben-den. De begroting is onderdeel van het projectplan.

 

4.6 Locatie

Het initiatief heeft betrekking op woningen of woningequivalenten in gemeente De Fryske Marren en binnen een logisch geografisch afgebakend gebied. Initiatieven die de gemeentegrenzen deels overschrijden, kunnen naar rato ondersteund worden als de gemeente van oordeel is dat aan de andere voorwaarden in dit uitvoe-ringskader voldaan wordt. Het initiatief mag niet conflicteren met andere initiatieven in het betreffende ge-bied.

 

4.7 Puntensysteem

Aanvragen voor de Subsidie Collectieve Warmteversneller die aan dit Uitvoeringskader gekoppeld is, worden beoordeeld op basis van onderstaand puntensysteem. Bij overschrijding van het subsidieplafond gaan initia-tieven met een hogere totaalscore voor.

 

Criterium

Maximale score

Toelichting & subcriteria

1. Duurzaamheid

10 punten

• Energie-efficiënt ontwerp en minimale verliezen (5 pt)

• Lage milieubelasting van de totale voorziening (5 pt)

2. Financiën

20 punten

• Haalbaarheid overtuigend onderbouwd (5 pt)

• Gunstige kosten voor gebruikers t.o.v. gas (5 pt)

• Eerlijke kostenverdeling (5 pt)

• Actieve inzet op subsidies (5 pt)

3. Techniek

15 punten

• Flexibel ontwerp (5 pt)

• Toekomstbestendig (5 pt)

• Beheersbaarheid en eenvoud van onderhoud (5 pt)

4. Proces

10 punten

• Heldere communicatie met belanghebbenden (4 pt)

• Inspraakmomenten geborgd (3 pt)

• Participatie geborgd (3 pt)

5. Organisatie

20 punten

• Samenwerking bewoners/bestuur geborgd (5 pt)

• Maatschappelijk belang aantoonbaar (5 pt)

• Aannemelijke uitvoeringskans (5 pt)

• Lokale grip op kostenontwikkeling (5 pt)

6. Locatie

10 punten

• Duidelijke geografische afbakening (4 pt)

• Geen conflicten met andere initiatieven (3 pt)

• Aansluiting bij De Fryske Marren (3 pt)

7. Omvang

15 punten

Aantal woningen dat aardgasvrij wordt

Staffels:

• 2–50 woningen → 1–5 pt

• 51–500 woningen → 6–10 pt

• 501–2000+ woningen → 11–15 pt

Score wordt lineair berekend binnen elke staffel

op basis van het aantal weq

 

Scoretabel interpretatie:

Scorebereik

Beoordeling

Advies

85–100

Uitstekend

Zeer kansrijk, ondersteunen indien mogelijk

70–84

Goed

Kansrijk, eventueel met voorwaarden

50–69

Matig

Nog onvoldoende, aanbevelingen nodig

< 50

Onvoldoende

Niet in aanmerking voor ondersteuning

5. Procedure

 

Dit Uitvoeringskader beschrijft de stappen tot vaststelling van het wijkuitvoeringsplan, fase 1 en 2 van onder-staand proces. Fase 3, uitvoering van het wijkuitvoeringsplan, gaat conform het opgestelde plan en wordt in dit Uitvoeringskader niet beschreven.

 

5.1 Stappenplan

 

Fase

Stap

Actie initiatiefnemer

Reactie gemeente

1

Aanmelden initiatief met projectplan

Initiatief kenbaar maken middels het door de gemeente opgestelde online invulformat (zie bijlage). Hierbij kunnen initiatiefnemers gebruikmaken van advies door het Fries Energiehuis. Daarnaast kunnen experts van de gemeente geraadpleegd worden.

Gemeente stuurt een ontvangstbevestiging en toetst het projectplan aan de eisen uit dit Uitvoeringskader.

Voorafgaand aan het indienen maakt de gemeente tijd vrij voor advies, bijvoorbeeld in de vorm van een of meer inloopspreekuren. Geïnvesteerde tijd moet, naar oordeel van de gemeente, opwegen tegen de omvang en verwachte impact van het initiatief. Na succesvolle toetsing van een projectplan nodigt de gemeente de initiatiefnemer uit om een pitch te komen geven.

 

Pitchen

projectplan

Het projectplan wordt op uitnodiging van de gemeente gepitcht (live). Initiatiefnemer heeft de mogelijkheid om vragen te stellen.

De gemeente beoordeelt de pitch en heeft gelegenheid om vragen te stellen. Hierna neemt de gemeente binnen vier weken een besluit over het vervolg. Daarbij zijn twee uitkomsten mogelijk: 1. Initiatiefnemer ontvangt een verzoek om aanpassingen te doen aan het projectplan en dit opnieuw in te dienen; 2. Initiatiefnemer wordt uitgenodigd om een verzoek tot formele samenwerking in te dienen. In beide gevallen wordt initiatiefnemer hierover schriftelijk in kennis gesteld.

 

Formaliseren gemeentelijke ondersteuning.

Bij een positief besluit van de gemeente dient initiatiefnemer schriftelijk een verzoek in tot formele samenwerking met gemeente voor verdere uitwerking initiatief tot wijkuitvoeringsplan.

Gemeente besluit over formaliseren gemeentelijke ondersteuning en hoe deze eruit gaat zien. Deze ondersteuning wordt vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst passend bij het initiatief. Indien de gemeente besluit dat een WUP niet nodig is, begint hier de uitvoering voor initiatiefnemer.

 

2

Opstellen wijkuitvoeringsplan

Deelnemen aan participatiesessies gemeente.

Uitwerking initiatief en wijkuitvoeringsplan zoals afgesproken in het in fase 1 opgestelde projectplan. Organiseren participatiesessies met belanghebbenden.

 

Opstellen onderliggende beleidsdocumenten

 

Gemeente stelt indien nodig additioneel beleid op. Bijvoorbeeld bodemenergieplannen, een warmtekavel, etc.

 

Besluitvorming

 

De gemeente stelt een raadsvoorstel op, met als doel vaststelling van het wijkuitvoeringsplan, en legt deze voor aan de gemeenteraad.

 

3

Uitvoering wijkuitvoeringsplan

Start uitvoering conform wijkuitvoeringsplan. Verder geen onderdeel van dit Uitvoeringskader.

Start uitvoering conform wijkuitvoeringsplan. Verder geen onderdeel van dit Uitvoeringskader.

5.2 Participatie

Initiatiefnemer zorgt voor participatie conform de participatieparagraaf. Gemeente kan hierbij aansluiten vanuit haar publiekrechtelijk verplichte participatiekader.

De participatieparagraaf wordt met input van de omgeving uitgewerkt in het projectplan. De participatiepara-graaf heeft als doel om de omgeving aan het begin van het proces te betrekken bij keuzes en beschrijft:

  • wat de doelgroep(en) voor participatie zijn;

  • welke participatiemomenten plaats gaan vinden en hoe hierover wordt gecommuniceerd;

  • waarover geparticipeerd wordt en wat het mandaat van de participanten is;

  • hoe voortgang wordt teruggekoppeld naar de omgeving.

     

Er is sprake van een voldoende definitieve participatieparagraaf wanneer:

  • deze is goedgekeurd door de gemeente (kaders Wikselwurk!);

  • het conceptplan besproken is met de wijk- en dorpsraden van de dichtstbijzijnde kernen.

Er is sprake van overheidsparticipatie op trede 1-3 van de participatieladder. De gemeente neemt deel aan het participatieproces, heeft hierbij een toetsende rol en kan bijsturen indien dit naar haar oordeel nodig is.

De gemeente is verantwoordelijk voor de participatie en communicatie met betrekking tot de gemeentebrede warmtetransitie. De initiatiefnemer draagt zorg voor de participatie- en communicatieactiviteiten op project-niveau en verantwoordt dit aan de gemeente.

 

5.3 Wijkuitvoeringsplan

Het resultaat van fase 2 is een uitgewerkt wijkuitvoeringsplan conform dit Uitvoeringskader. Dit wijkuitvoe-ringsplan heeft voldoende draagvlak van initiatiefnemers en belanghebbenden (conform Wikselwurk!) en wordt door de gemeente opgesteld en voorgelegd aan het college en de raad ter besluitvorming. Als college en gemeenteraad instemmen met het plan wordt gestart met de uitvoer van het plan (fase 3, geen onderdeel van dit Uitvoeringskader).

 

6. Rolverdeling

 

De gemeente draagt de verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke integratie van het initiatief en geeft hier, met het projectplan als input, vorm en inhoud aan in het wijkuitvoeringsplan. De gemeente baseert zich hierbij op dit Uitvoeringskader en zorgt ervoor dat de richtlijnen uit de warmtevisie in het proces worden geïnte-greerd binnen de kaders van het omgevingsplan.

 

De initiatiefnemer vervult een uitvoerende functie en is verantwoordelijk voor de participatie met betrekking tot het initiatief, conform Wikselwurk! De Fryske Marren-lijn voor inwoners- en overheidsparticipatie. De ge-meente heeft een publiekrechtelijke taak. Als gemeente De Fryske Marren zullen we ons vooral opstellen als procesregisseur.

 

7. Uitzonderingen

 

Collectieve initiatieven die niet voldoen aan alle voorwaarden zoals omschreven in dit Uitvoeringskader, maar die naar het oordeel van de gemeente wel een positieve bijdrage kunnen leveren aan het terugdringen van aardgasverbruik in de bebouwde omgeving, worden in voorkomende gevallen ter beoordeling voorgelegd aan het college.

 

Hierbij valt te denken aan initiatieven die een deel van de oplossing behelzen en daarmee de totaaloplossing een stap dichterbij brengen, zoals aardgasloos koken en aardgasloos tapwater.

 

Burgemeester en wethouders van gemeente De Fryske Marren,

N. L. Agricola, burgemeester

D. Cazemier, gemeentesecretaris

Bijlage 1: Aanmeldformulier

Dit formulier bevat per onderdeel drie invulniveaus afhankelijk van de ontwikkelfase van het initiatief:

3a. Oprichtingsfase (oriënterend), 3b. Voorbereidingsfase (planvorming), 3c. Realisatiefase (uitvoering).

 

 

1. Titel projectplan

  • 3a. Oprichtingsfase: Werknaam met plaatsnaam. (Bijv. “Projectplan Warmtebuurt X”)

  • 3b. Voorbereidingsfase: Titel bevat plaatsnaam + korte doelstelling of technologie.

  • 3c. Realisatiefase: Titel volledig ingevuld incl. realisatiedatum en technologie.

 

 

2. Het warmtecollectief

  • 3a. Oprichtingsfase: Minimaal 2 contactpersonen + korte omschrijving groep.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Aantal actieve leden, achtergrond initiatiefnemers, aard (particu-lier/bestuurders).

  • 3c. Realisatiefase: Volledige omschrijving groepssamenstelling en samenwerkingservaring.

 

 

3. Het warmte-initiatief

  • 3a. Oprichtingsfase: Globale omschrijving: wie, wat, waar, waarom.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Betrokken partijen, type gebied, indicatie aantal woningen, eigendomssitua-tie.

  • 3c. Realisatiefase: Exacte begrenzing, kaart bijgevoegd, precieze aantallen en eigendomstypes.

 

 

4. Technologie

  • 3a. Oprichtingsfase: Voorkeursrichting of verkenningstechnologie (bijv. warmtenet, aquathermie).

  • 3b. Voorbereidingsfase: Gekozen technologie + motivatie.

  • 3c. Realisatiefase: Volledig technisch concept inclusief woningaanpassingen en fasering.

 

 

5. Begroting

  • 3a. Oprichtingsfase: Globale inschatting totale kosten en eerste financieringsbronnen.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Raming per huishouden + beoogde subsidies/leningen.

  • 3c. Realisatiefase: Volledige begroting + dekkingsplan + onderbouwing per post.

 

 

6. Tijdspad

  • 3a. Oprichtingsfase: Verwachte startdatum + globale tijdlijn.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Ingevulde fasering van het project.

  • 3c. Realisatiefase: Volledig tijdspad met mijlpalen en definitieve einddatum.

 

 

7. Communicatieplan

  • 3a. Oprichtingsfase: Wie moet bereikt worden, en hoe? (Doelgroep + kanaal)

  • 3b. Voorbereidingsfase: Belangrijkste communicatiemomenten, middelen, eerste verantwoordelijk-heden.

  • 3c. Realisatiefase: Volledig communicatieplan incl. rollen, tijdlijn, middelen en evaluatiemomenten.

 

 

8. Participatieplan

  • 3a. Oprichtingsfase: Eerste ideeën voor bewonersbetrokkenheid.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Methoden voor ophalen van wensen/feedback + geplande bijeenkomsten.

  • 3c. Realisatiefase: Uitgewerkt participatieplan met ondersteuning, monitoring en evaluatie.

 

 

9. Risicoanalyse

  • 3a. Oprichtingsfase: Korte beschrijving van grootste knelpunten of zorgen.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Eerste risico-inventarisatie met mogelijke maatregelen.

  • 3c. Realisatiefase: Volledige risicoanalyse met mitigerende acties en verantwoordelijkheden.

 

 

10. Evaluatie en monitoring

  • 3a. Oprichtingsfase: Eerste ideeën voor meetbare impact (bijv. aantal huizen van het gas af).

  • 3b. Voorbereidingsfase: Voorlopige KPI’s en methoden van voortgangsbewaking.

  • 3c. Realisatiefase: Volledig uitgewerkte KPI-set, evaluatiecyclus en rapportagestructuur.

 

 

Bijlagen

  • 3a. Oprichtingsfase: Geen verplichting, optioneel conceptnotities of schetsen.

  • 3b. Voorbereidingsfase: Indien beschikbaar: kaart, begroting, technologieomschrijving.

  • 3c. Realisatiefase: Bijlagen vereist: begroting, kaart, conceptcontracten, technische onderbouwing.

 

 

Handtekening Projectteam:

(Handtekening van het projectteam of initiatiefnemers)

 

 

 

Datum:

Naar boven