Gemeenteblad van Asten
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Asten | Gemeenteblad 2025, 278551 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Asten | Gemeenteblad 2025, 278551 | overige overheidsinformatie |
Natuurbrandbeheersplan Groote Peel
In april 2020 vond een onbeheersbare natuurbrand plaats in de Deurnsche Peel. Deze brand had veel impact op de omgeving. Bewoners moesten tijdelijk hun woning verlaten, er was langdurige rookoverlast en circa 710 hectare natuurgebied is afgebrand. De brand leidde tot verschillende vragen en onderzoeken.
Eén daarvan betrof een onderzoek naar de (bestuurlijke) samenwerking om een onbeheersbare natuurbrand te voorkómen. Uit het onderzoek blijkt dat samenwerking tussen de diverse partijen versterkt moet worden. Daarnaast is vastgesteld dat bij het opstellen van plannen voor natuurgebieden, waaronder de Groote Peel, onvoldoende aandacht is voor brandveiligheid. Dat geldt zowel voor het bepalen van de natuurdoelstellingen als voor het inrichten van deze gebieden en het beheren daarvan. De uitkomsten van dit onderzoek zijn samengevat in het rapport “De Peel in Brand” uit 20201.
Gelijktijdig met het hierboven genoemde rapport heeft de Wageningen University & Research (WUR) een tweede onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek gaat over het beheer en onderhoud van een natuurgebied in relatie tot de brandveiligheid in dat gebied. Centraal staat de vraag hoe het inrichten en beheren van het natuurgebied het ontstaan, de ontwikkeling en de bestrijding van branden beïnvloeden2.
Uit beide onderzoeken blijkt dat het vraagstuk urgent is. Immers: het klimaat verandert, waardoor het risico op natuurbranden toeneemt. Een centrale opdracht vanuit het rapport “De Peel in Brand” is door de commissaris overgenomen en als opdracht neergelegd bij de verschillende gebiedscommissies natuurbrandbeheersing in Noord-Brabant. Deze opdracht is dat een natuurbrandbeheersplan centraal moet staan.
Hiermee is niet gezegd dat natuurbranden altijd voorkomen kunnen worden. Uitzonderlijke situaties zullen er altijd zijn. Maar de natuurbrandbeheersing kan en moet beter.
1.2 Doel natuurbrandbeheersplan
De Gebiedscommissie Natuurbrandbeheersing heeft als doel om een natuurbrand te voorkomen die voor de gebiedscommissie niet meer te accepteren is. Om te kunnen bepalen wanneer zich dit voordoet is dit natuurbrandbeheersplan opgesteld waarin de gedeelde opvatting over het gebied is omschreven in samenhang met de doelstellingen voor brandpreventie en –bestrijding.
Dit is een dynamisch document dat periodiek geactualiseerd moet worden.
1.3 Samenstelling Gebiedscommissie Natuurbrandbeheersing
De gebiedscommissie is een bestuurlijke samenwerking onder voorzitterschap van de burgemeester. De gebiedscommissie bepaalt gezamenlijk welke partijen bestuurlijk vertegenwoordigd moeten zijn.
De gebiedscommissie is verantwoordelijk voor het opstellen van het natuurbrandbeheersplan. Tijdens en na het opstellen bewaakt de gebiedscommissie de voortgang, geeft richting en stelt prioriteiten en neemt beslissingen over bestuurlijke dilemma’s en uitgangspunten. Zo nodig signaleert de gebiedscommissie knelpunten en rapporteert deze aan de commissaris van de Koning in Noord-Brabant.
De gebiedscommissie Groote Peel (hierna: gebiedscommissie) bestaat uit de volgende deelnemers: burgemeester gemeente Asten, provinciehoofd Staatsbosbeheer Noord-Brabant, adviseur natuurbrandbeheersing Veiligheidsregio Brabant Zuidoost, lid dagelijkse bestuur Waterschap Aa en Maas, beleidsmedewerker Integrale Veiligheid gemeente Asten en beleidsmedewerker brandweerzaken gemeente Asten.
Een deel van het gebied ligt in de provincie Limburg. In Limburg zijn de Veiligheidsregio’s regisseur van preventie en aanpak natuurbranden. Daarom vindt er over het natuurbrandbeheersplan afstemming plaats tussen Veiligheidsregio Brabant Zuidoost en Limburg-Noord. De burgemeesters van de gemeente Nederweert en de gemeente Peel en Maas zijn agenda lid van de gebiedscommissie. Afstemming met de buurgemeenten heeft het gehele proces zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau plaatsgevonden.
De gebiedscommissie wordt ambtelijk ondersteund door een vertegenwoordiging van bovengenoemde organisaties. Naar behoefte kan vertegenwoordiging van andere organisaties (tijdelijk) worden toegevoegd.
1.4 Aanpak vanuit meerlaagsveiligheid
Dit plan hanteert een strategie van meerlaagsveiligheid. Deze strategie gaat ervan uit dat je alles aan de voorkant uitwerkt, zodat je zo goed mogelijk in staat bent om een onbeheersbare natuurbrand te voorkomen, te bestrijden en tijdens/na een gebeurtenis snel te herstellen. De strategie is een hulpmiddel om het denken te ordenen en om te komen tot een goede voorbereiding. Hiermee kunnen wij ook toekomstige uitdagingen beter signaleren en daarop handelen. Met deze strategie voorzien wij in nu nog blinde vlekken of nieuwe ontwikkelingen.
Deze strategie bestaat uit vijf aandachtsgebieden. Ondanks dat deze strategie niet één op één overeenkomt met de veiligheidsketen is dit wel voor de gedachtevorming tussen de haakjes toegevoegd:
Onderstaand een extra toelichting op de vijf onderdelen.
Voorkomen: technische maatregelen zoals reguleren grondwaterstand (verdroging), vernatten veengebied/hydrologisch herstel. Tegengaan van stikstofdepositie en grassen zoals varens en pijpenstrootje, Verloofing van bossen. Hieronder valt ook opstellen beleid en daaruit volgende vergunningverlening, toezicht en handhaving. Voorkomen van impact. Voorkomen dat vliegvuur een huis in brand steekt (Firewise).
Bestrijden: voorbereiden op alle handelen tijdens een (dreigende) gebeurtenis: Hieronder vallen het voorbereiden van de leiding en coördinatie: planvorming, bemensing, opleiding, netwerk en faciliteiten. Maar ook het op orde hebben van calamiteitenmateriaal en -materieel en het kunnen toepassen ervan.
Herstellen: het beschikbaar hebben van een herstelplan en -strategie, een werkwijze voor de evaluatie van de gebeurtenis in relatie tot risicomanagement en het oppakken van de leerpunten is geborgd, naast geborgde werkwijze voor de nazorg van betrokken personeel, materieel en materiaal. Voorbereiden op de te verwachten nazorg en afstemming over (schade) meldingen en schadeafhandeling.
Uitwerking van deze strategie is opgenomen in het uitvoeringsplan en wordt ondersteunt door landelijke handreikingen van Brandweer Nederland en de VBNE.
Hoofdstuk 2 beschrijft het gebied, inclusief risico’s en relevante ontwikkelingen. In hoofdstuk 3 zijn de opvattingen over het gebied opgenomen met de doelen en uitgangspunten voor de aanpak. Hoofdstuk 4 beschrijft de scenario’s met een inschatting van de impact. Hoofdstuk 5 beschrijft de te nemen maatregelen om de brandveiligheid in het gebied te vergroten en hoofdstuk 6 gaat nader in op communicatie.
Nederland kent 162 Natura 2000-gebieden. De Groote Peel is één van deze gebieden. Dit hoofdstuk geeft een omschrijving van de Natura 2000-waarden. Daarnaast is aan de hand van de Risico Index Natuurbranden inzicht gegeven in de natuurbrandrisico’s van dit gebied. Ten slotte is een overzicht opgenomen van relevante kaders en plannen die invloed hebben op het gebied.
De Groote Peel vormt tezamen met de nabijgelegen Deurnsche Peel en Mariapeel een min of meer samenhangend restant van het grotendeels verdwenen hoogveengebied De Peel. Deze peelhoogvenen werden grotendeels afgegraven tot op de zandondergrond.
De Groote Peel is het grootste restant van de Peel op de waterscheiding van de Brabantse Aa in het noordwesten en de Limburgse Leubeek in het zuidoosten. Het gebied bestaat uit twee afzonderlijke gedeelten: de Astense Peel in Noord-Brabant en de Ospelse Peel in Limburg. De Astense Peel is vanaf eind 19de eeuw grootschalig afgegraven. Het Natura 2000-gebied is momenteel vooral voor het leefgebied van vogels en herstellend hoogveen van belang. In bijlage 1 is een overzichtskaart van het gebied opgenomen.
In de huidige Groote Peel is in het verleden turf gewonnen, maar het gebied is vervolgens niet in cultuur gebracht. Het Brabantse deel is machinaal verveend waardoor er nauwelijks een puttenstructuur aanwezig is (droger en redelijk toegankelijk). Het Limburgse deel is grotendeels met de hand verveend, waardoor een groot areaal veenputten aanwezig is (natter en ontoegankelijker). Door erosie van de resterende hoge delen is de puttenstructuur vaak onduidelijk en daarmee gevaarlijk om te betreden.
De Groote Peel wordt gekenmerkt door een complex van horsten en slenken. Het gebied kent daardoor een grote landschappelijke afwisseling van open vochtige en droge heideterreinen, pijpestrootjessavannen, struwelen en bosjes en moerassige laagten met veenputten en plaatselijk bossen en natte heide. Door eerdere vernattingsmaatregelen zijn verschillende grote plassen ontstaan. In enkele veenputten vindt veengroei plaats.
In het gebied hebben werkzaamheden plaatsgevonden (door het Waterschap en Staatbosbeheer) ten behoeve van herstel en behoud van het bijzondere hoogveen onder meer met het project Groote Peel Peilopzet en het project LIFE+ Groote Peel (zie bijlage 4). Daarnaast zijn kades aangelegd of verhoogd, zijn stuwen aangelegd en is 17 kilometer waterloop gedempt, afgedicht of afgedamd.
Door deze werkzaamheden en eenzelfde soort werkzaamheden in toekomst en de beoogde peilopzet in de omgeving van de Groote Peel wordt het gebied op termijn natter en daarmee minder brandbaar. Echter droge zomers zullen vanwege klimaatverandering blijven. Daarnaast zal met de huidige stikstof depositie het nog decennia duren voordat de brandbare vegetatie verdwijnt en hersteld is met nieuwe vegetatie.
De vegetatie in de Deurnsche Peel vertoont overeenkomsten met die van de Groote Peel. De variatie in vegetatie in het gebied kan leiden tot verschillende typen vuur, waaronder grondvuur, loopvuur, kroonvuur en vliegvuur. Dit fenomeen werd geïllustreerd door de diverse brandtypen die zich voordeden tijdens de natuurbranden in de Deurnsche en Maria Peel in zowel 2020 als 2022.
Het gebied heeft te maken met:
Verdroging waardoor vegetatie kan afsterven of het hoogveenherstel stagneert en er meer brandstof groeit (bijv. berken, pijpenstrootje, adelaarsvaren).
Ook de landbouw om de Groote Peel heeft te maken met verdroging, het landbouw gebied bestaat uit relatief hooggelegen zandgronden waardoor verdroging (zeker in extreme jaren) een risico voor de agrarische sector. Om de Groote Peel liggen twee belangrijke waterlopen, de Eeuwselse loop en de Aa. Beide waterlopen zijn tijdens de ontginning gegraven om het gebied te ontwateren en geschikt te maken voor agrarisch gebruik. In de zomerperiode stromen deze waterlopen nauwelijks waardoor de waterkwaliteit slecht is.
De risico’s in de Groote Peel zijn vastgesteld aan de hand van de Risico Index Natuurbranden (RIN). Deze werkwijze is in 2013 landelijk beschikbaar gekomen. In 2018 is deze werkwijze voor het laatst herzien en ontwikkeld tot een webbased applicatie, waarin de meeste parameters zijn geautomatiseerd. De definitie van het begrip ‘risico’ binnen de RIN is: ‘de kans dat een eenmaal ontstane natuurbrand zich ontwikkelt tot onbeheersbare proporties’. De RIN kijkt naar de effecten en uitbreidingsmogelijkheden en niet naar de ontstaanskansen. In 2021 is de RIN voor De Groote Peel geactualiseerd.
Natuurgebied De Groote Peel bestaat voornamelijk uit brandbare, verhoogd brandbaar en zeer brandbare vegetatie (bijvoorbeeld pijpenstrootje, adelaarsvaren en veraard veen) met een grote kans op uitbreiding (naar 3 tot 4 zijden).
Aan de randen van het gebied komen waardevolle objecten en gevaarlijke stoffen voor. Het gehele gebied is een Natura2000 gebied en daarmee van hoge ecologische waarde. Rondom het gebied is bewoning gesitueerd en aan de westkant is wat verblijfsrecreatie. Er liggen enkele monumenten zoals bunkers en kazematten. Dagrecreatie komt nagenoeg in het gehele gebied voor waarbij in het zuidelijke gedeelte de bezoekersaantallen middel scoren (seizoensgemiddelde = 80% van totaal aanwezige op drukste dagen). Aan de zuidzijde is een bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer gesitueerd.
In het gebied zelf is geen bluswatervoorziening aanwezig. Het gebiedseigen water wordt bij voorkeur niet gebruikt omdat in droge periodes toch al weinig water aanwezig is en ondiep is vol met begroeiing. Buiten het gebied kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige brandkranen en geboorde putten. De ontsluiting scoort slecht in de RIN aangezien er nauwelijks voor brandweereenheden begaanbare wegen aanwezig zijn.
Het heeft de voorkeur om met de boswachter (als gids) het gebied in te rijden omdat dit veiliger is voor de repressieve dienst en vanwege de natuurwaardes. Dit zorgt wel voor een langere opkomsttijd.
Ontdekking van een brand scoort klein tot middel door de afwezigheid van bewoning en verkenning, ontdekking van een brand zal m.n. door de aanwezige bezoekers en medewerkers gedaan moeten worden.
Terreinbekendheid scoort ‘ruim aanwezig’ aangezien er een bereikbaarheidskaart is, er geoefend wordt met het thema natuurbrand en er natuurbeheerders beschikbaar zijn voor gidsfunctie en CoPI. De volledige risico-inventarisatie is te vinden in bijlage 2.
Naar aanleiding van de Deurnsche en Maria Peel branden van respectievelijk 2020 en 2022 is gezien dat een groot deel van het veraard veen in het verbrandde gebied weg brand. Door het verdwijnen van het veen verdwijnt ook (tijdelijk) het leefgebied van broedvogels.
Een bijkomend risico is het gebruik van landbouwgrond die grenst aan natuurgebieden en/of bebouwde gebieden. Momenteel ontbreken er nog kaders of regelgeving om specifieke eisen te stellen aan dit gebruik. Desalniettemin zijn we ons ervan bewust dat het type gewas dat op deze gronden wordt verbouwd van invloed kan zijn op zowel het ontstaan als de verspreiding van een brand.
Hieronder worden de risico’s, risicoperceptie, feiten en hun onderbouwing op nationaal niveau als volgt beschreven:
Het risico wordt onderstreept door risicoberekeningen3. De kans op natuurbranden en slachtoffers staat in schril contrast met de risiconormering voor bijvoorbeeld externe veiligheid of hoogwater. In de externe veiligheid wordt gerekend met kansen die een factor 100 tot 1000 kleiner zijn dan de kans op een onbeheersbare natuurbrand. Met andere woorden dit is een risico die we bij geen enkele chemische fabriek zouden (kunnen) accepteren.
De urgentie en feiten worden onderbouwd door:
Natuurbranden zullen zich vaker ontwikkelen tot branden die niet meer geblust kunnen worden, maar pas stoppen als er geen brandstof meer is. De toename van het aantal branden, gepaard met een verdere verdichting van Nederland, leidt tot een hoge kans op natuurbranden met veel impact op gezondheid, welzijn, natuur en economie.
Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid 2022
Rijksbrede Risicoanalyse (RbRa) van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid in opdracht van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Deze analyse geeft een overzicht van uiteenlopende dreigingen die de nationale veiligheid van het Koninkrijk der Nederlanden kunnen aantasten.
De (toenemende) urgentie van het thema natuurbranden komt ook terug in de recent gepubliceerde Rijksbrede Risicoanalyse Nationale Veiligheid. Binnen de categorie klimaten natuurrampen worden natuurbranden in deze vernieuwde analyse als enige geclassificeerd als een ‘zeer waarschijnlijk’ scenario. Ook wordt de impact als ‘ernstig’ gezien, resulterend in de hoogste risico-categorie. In het rapport staat dan ook te lezen: “Het is volgens deskundigen daarom niet de vraag of, maar wanneer een onbeheersbare natuurbrand optreedt, waarbij ernstige gevolgen zullen ontstaan”.
De KNMI-klimaatscenario's zijn een vertaling van de wereldwijde klimaatprojecties van het IPCC - het klimaatpanel van de Verenigde Naties - naar Nederland. De vier nieuwe scenario’s schetsen hoe het toekomstige klimaat in Nederland eruit kan zien. Ze vormen de basis voor onderzoek naar de effecten van klimaatverandering en adaptatie aan die verandering.
2.3 Bestaande kaders en plannen
Eén van de belangrijkste kaders voor de inrichting en beheer van het gebied zijn de Natura 2000 beheer- en inrichtingsplannen. Voor de Groote Peel is dat bijvoorbeeld het Natura 2000-beheerplan Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel (139 en 140), van oktober 2017 en het Beheer- en inrichtingsplan (BIP) van het Overlegorgaan.
In deze plannen is vastgelegd hoe het gebied wordt beheerd en op welke wijze dit wordt ingericht om aan de Natura 2000-doelstellingen te voldoen. Voor wat betreft natuurbrandpreventie is het van belang dat in het Natura 2000-beheerplan een natuurbrandparagraaf wordt opgenomen. Deze ontbreekt nu. In deze paragraaf wordt dan vastgelegd wat er in het gebied aan maatregelen getroffen wordt om natuurbranden te voorkomen of te beperken. De basis voor de inhoud van deze paragraaf wordt gelegd door de gebiedscommissie natuurbrandbeheersing met het vaststellen van het Natuurbrandbeheersplan. Vanaf de eerstkomende actualisatie voor de Groote Peel (actualisatie gereed 2026) dient natuurbrandpreventie een integraal onderdeel te zijn van het Natura 2000 beheerplan. Daarnaast zijn er allerlei ontwikkelingen binnen de GGA Vitale Peel. In de uitvoering is het van belang dat er een link wordt gelegd tussen beide uitvoeringsplannen (GGA en Uitvoeringsplan Groote Peel)
Daarmee worden de natuurdoelstellingen en maatregelen aangevuld met die voor brandpreventie en beheermaatregelen die daar aan bijdragen.
Een ander beleidskader voor natuurbrandpreventie is het nog vast te stellen Omgevingsplan van de gemeenten. Ook daarin zullen brandveiligheid- en preventie een plek dienen te krijgen. Dat geldt ook voor de Omgevingsverordening van de beide provincies. In de huidige bestemmingsplannen Buitengebied Asten 2016 en Buitengebied Nederweert, waarbinnen het gebied valt, is er geen aandacht geschonken aan een natuurbrand.
Verder zijn relevante kaders te vinden in:
Door het ontbreken van een normenkader is het lastig voor de gebiedscommissie om goed te bepalen wanneer het risico op natuurbrand en de effecten daarvan onacceptabel zijn waardoor aanvullende beheer- of inrichtingsmaatregelen nodig zijn.
Beheer en inrichtingsmaatregelen waaraan gedacht kan worden die bijdragen aan brandpreventie in de Groote Peel zijn o.a.:
Dit alles is afhankelijk van financiering en klimatologische omstandigheden.
Er zijn inmiddels gesprekken over een normenkader gestart met de ministeries van LNV, BZK en J&V, Veiligheidsberaad, Kring van CdK’s, IPO, VNG Unie van waterschappen. Totdat er een normenkader is zal dit een dilemma blijven en zullen deze kaders in onderling overleg moeten worden bepaald.
Bij ruimtelijke plannen binnen het natuurbrandrisicogebied De Groote Peel, grenzend aan De Groote Peel en/of binnen een contour van 1.5 km De Groote Peel, is het natuurbrandrisico een specifiek onderdeel van de ruimtelijke afweging. Alvorens het college van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verleent of maatwerkvoorschriften stelt vraagt zij de Veiligheidsregio om advies. De kernwaarden van de Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost vormen input voor de omgevingskwaliteit ‘veilige fysieke leefomgeving’. Het zijn principes of kaders waarbij de fysieke leefomgeving zo veilig mogelijk kan worden ingericht.
De inrichting en het beheer van het gebied is bepaald met de uitvoering van het Life+ project. Projecten worden bestuurlijk aangestuurd door het Bestuurlijk Overleg Peelvenen met als deelnemers de provincie, gemeente (Deurne en Asten), Staatsbosbeheer en Waterschap. Het overleg wordt voorgezeten door de gedeputeerde Natuur van Provincie Noord-Brabant. De GGA Vitale Peel (eerder door Integrale gebiedscommissie Peelvenen) fungeert als adviescommissie voor gedeputeerde staten en het bestuurlijk overleg. Uitvoering geschiedt door diverse projectgroepen. In de IGC dienen ‘alle in het gebied betrokken belangen van enig gewicht’ voldoende en op een juiste manier vertegenwoordigd te zijn. Als het gaat over de belangen in relatie tot het thema natuurbranden is dat nog onvoldoende het geval. Zo is bijvoorbeeld de veiligheidsregio niet vertegenwoordigd.
3. Opvattingen over het gebied
De gebiedscommissie natuurbrandbeheersing heeft als doel om een natuurbrand te voorkomen die voor de gebiedscommissie niet meer te accepteren is. Om te kunnen bepalen wanneer zich dit voordoet is dit natuurbrandbeheersplan opgesteld waarin de gedeelde opvatting over de doelstellingen, de inrichting en het beheer van het gebied is omschreven in samenhang met de doelstellingen voor brandpreventie en –bestrijding. Aan de hand van de individuele opvattingen over het gebied komt de gebiedscommissie tot onderstaande opvatting over (brand in) het gebied. De gebiedscommissie stelt beleidsuitgangspunten vast en legt een gezamenlijk doel vast dat er op gericht is om de kans op een onacceptabele natuurbrand te verkleinen tot een acceptabel risico. De vastgestelde doelstellingen en uitgangspunten gebiedscommissie Groote Peel zijn bijgevoegd als bijlage 3.
3.1 Gezamenlijke beleidsuitgangspunten
De gebiedscommissie hanteert de volgende gezamenlijke beleidsuitgangspunten:
De Natura 2000-status van het gebied staat niet ter discussie.
De Natura 2000-status van het gebied staat voor de gebiedscommissie niet ter discussie. Noodzakelijk geachte maatregelen kunnen echter conflicteren met de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-beheerplan of de uitvoering daarvan. De gebiedscommissie richt zich in eerste aanleg op maatregelen die niet conflicteren met Natura 2000-doelstellingen. Mochten deze maatregelen onvoldoende bijdragen aan het gezamenlijke doel, dan moet een afweging gemaakt worden waarvan het resultaat impact kan hebben op de Natura 2000-doelstellingen. In dit geval signaleert de gebiedscommissie dit knelpunt bij de Provincie Noord-Brabant. Daarnaast verzoekt de gebiedscommissie de voorgestelde maatregelen op te nemen in het beheer en inrichting van het gebied, zoals in het Natura 2000-beheerplan.
We onderschrijven dat de ingezette vernatting een positieve bijdrage levert aan brandveiligheid.
In de Groote Peel zijn met de uitvoering van het Life+ programma kades aangebracht en stuwen geplaatst. Deze getroffen maatregelen hebben in delen van de Groote Peel een duidelijk vernattingseffect. Met verfijning van maatregelen wordt blijvend aandacht gegeven aan vernatting. Het volledige effect wordt verwacht over een periode van 5 tot 20 jaar. Vernatting is afhankelijk van neerslag, omdat niet-gebiedseigen water een negatief effect heeft op de ontwikkeling van het veenmos. Klimaatverandering heeft effect op neerslag, dus er zit een onzekerheid in de termijn waarop de vernatting optreedt.
We beschouwen de bestaande woningen en bedrijven aangrenzend aan het gebied als een gegeven.
De gebiedscommissie stelt geen maatregelen voor die leiden tot het beëindigen of verplaatsen van bestaande bewoning of bedrijvigheid. Bij nieuwe ontwikkelingen in of aangrenzend aan het gebied beoordelen we de impact op het natuurbrandrisico en bepalen we of we aanvullende maatregelen nemen om het natuurbrandrisico beheersbaar te houden.
We accepteren brand in het gebied tenzij deze leidt tot slachtoffers, verlies van goederen, langdurige overlast of permanente Natura-2000 schade.
Brand hoort bij het gebied “De Pelen” en dat zal waarschijnlijk ook altijd zo blijven. Voor de gebiedscommissie is een brand onacceptabel wanneer deze leidt tot slachtoffers (bewoners, bezoekers en hulpverleners), verlies van goederen (woningen, bedrijven, Rijksmonumenten, hulpverleningsvoertuigen), langdurige overlast (bijvoorbeeld rook) of permanente Natura-2000 schade. De maatregelen zijn er daarom niet primair op gericht om brand te voorkomen, maar om het risico op een brand met deze gevolgen zo veel mogelijk te verkleinen of overlast te voorkomen.
We gaan voor de korte termijn uit van bestaande middelen en mogelijkheden, tegelijkertijd stimuleren we innovatie.
In het zoeken van maatregelen richt de gebiedscommissie zich op middelen en mogelijkheden die nu realistisch voorhanden zijn. Oplossingen worden ook gezocht in innovatieve maatregelen die een langere doorlooptijd hebben of waar de gebiedscommissie geen of beperkt invloed op heeft. Denk hierbij aan het ontwikkelen van een normenkader of andere innovaties in natuurbrandbestrijding. Op dit gebied functioneert de gebiedscommissie als aanjager.
3.3 Taken en verantwoordelijkheden
We zien de volgende verdeling in taken en verantwoordelijkheden:
De terreinbeheerder is verantwoordelijk voor de nafase (o.a. het bestrijden van nasmeulen). Op landelijk niveau wordt over de verantwoordelijkheidsverdeling in de nafase door betrokken partijen, waaronder Staatsbosbeheer en Brandweer Nederland, nog discussie gevoerd. Tot het moment dat andere besluitvorming plaats vindt, wordt daarom in dit plan als uitgangspunt de werkwijze van 2020 gehanteerd (zie bijlage 4 );
Het traject van de gebiedscommissie Groote Peel is leidend; maar de buurgemeenten worden bij de vaststelling van planvorming betrokken. Zij mogen zelf de afweging maken welke route ze hiervoor bewandelen. Het waterschap Limburg en veiligheidsregio Limburg-Noord zullen ook als agenda lid worden toegevoegd.
In dit hoofdstuk wordt een scenario van een natuurbrand in De Groote Peel beschreven. Hierbij is gebruik gemaakt van een model welke de natuurbrand verspreiding kan voorspellen. Dit model maakt gebruik van de toestand van de vegetatie op dat moment en van ingevoerde meteorologische gegevens. Het gecreëerde scenario dient om een duidelijk beeld te geven van de brandontwikkelingen, uitdagingen en vereiste acties bij een natuurbrand.
Natuurbrandscenario De Groote Peel
‘Het is al enkele weken droog in het zuiden van Nederland. Op een mooie zonnige zomerdag in juli, met temperaturen van boven de 30 graden Celcius, een luchtvochtigheid van 29% en een stevige noord noord-oostenwind van windkracht 5 (+- 30km/u), breekt een brand uit in natuurgebied De Groote Peel.
Om 14.00uur breekt ter hoogte van het 8e Vaartje een brand uit. Door de bovengenoemde parameters verspreidt deze brand zich snel uit in zuidwestelijke richting. In dat gebied ligt o.a. Buitencentrum De Pelen. Daar is het op dat moment druk met bezoekers. De gealarmeerde brandweereenheden kunnen niet voorkomen dat de brand het buitencentrum bereikt. Men richt zich op het helpen evacueren van Buitencentrum De Pelen. De eerste 8 uren worden tegen de 120 gebouwen bedreigd en zo’n 530 hectare natuur betrokken. Het buitencentrum komt onder de rook te liggen. Vliegvuur veroorzaakt brand op het groene dak van het centrum, dat door de droogte is verdord. De hitte en rook bemoeilijken het werk van de hulpdiensten, waardoor paniek ontstaat onder de aanwezige mensen.’
Figuur 1. Natuurbrand verspreidingskaart De Groote Peel, realistisch scenario
Dit scenario illustreert de complexiteit en snelheid waarmee een natuurbrand zich kan ontwikkelen. Daarnaast belicht het de uitdagingen wanneer een natuurbrand in de buurt van bebouwing en mensen komt.
4.1 Maatschappelijke impact en kosten scenario’s
Natuurbranden hebben maatschappelijke impact en leiden tot kosten. In het rapport ‘Scenario’s natuurbranden’4 van Brandweer Nederland van februari 2023 zijn de impact en de kosten ingeschat van drie scenario‘s, die in dat rapport basisscenario, regionaal scenario en bovenregionaal scenario worden genoemd. Deze scenario’s zijn opgesteld op basis van kenmerken van eerdere natuurbranden.
|
Herstelkosten, schade aan vitale infrastructuur, schade aan bouwwerken, letsel, imagoschade, huisvestingskosten, incidentonderzoeken, juridische procedures |
Tabel 1: Overzicht scenario’s, impact en kosten 43
Met behulp van deze schattingen kan bij een daadwerkelijke natuurbrand een eerste inschatting gemaakt worden van de impact en de kosten. Hiermee sluit dit natuurbrandbeheersplan aan bij recente, landelijk ontwikkelde kaders.
In dit hoofdstuk wordt inzicht gegeven welke maatregelen er worden uitgevoerd om aan de gezamenlijk beleidsuitgangspunten en doelstellingen te voldoen. Op basis van de ‘Toolbox Gebiedsgerichte aanpak Natuurbrandbeheersing’ is uitgewerkt welke maatregelen in het gebied worden getroffen. De aanpak kent drie componenten: brandcompartimentering, beheer binnen een compartiment en voorbereiden op en faciliteren van brandbestrijding.
5.1 Uitgangspunten voor de gebiedsgerichte aanpak
De in dit plan opgenomen doelstellingen bereiken we door een gebiedsgerichte aanpak.
Gezamenlijk gaan we voor het zo slim en effectief mogelijk inrichten en beheren van de natuur, met als doel de kans op een onbeheersbare natuurbrand te verkleinen. Het gaat er hierbij om een gebied zelf intrinsiek zo weerbaar mogelijk te maken tegen brand. Brandbestrijdingstactieken en -technieken sluiten daarop aan. Daarbij gaan we uit van de volgende uitgangspunten:
We baseren ons zoveel als mogelijk op de werkzaamheden en aanpassingen zoals deze uitgevoerd zijn in bestaande plannen (Life+ Groote Peel) in dit gebied. We realiseren daarmee ‘werk met werk’ zodat de financiële dekking (grotendeels) al is voorzien. Daarnaast leidt dit tot zo min mogelijk aanpassingen in bestaande plannen en daarbij behorende planningen en vergunningen. Daarmee zijn resultaten op korte termijn haalbaar en zichtbaar. Bovendien worden de natuurdoelstellingen vanuit de Natura 2000-status op deze wijze zoveel als mogelijk gerespecteerd;
5.2 Randvoorwaarden voor de gebiedsgerichte aanpak
Naast uitgangspunten gelden een aantal randvoorwaarden waaraan te nemen maatregelen moeten voldoen:
Defensieve inzet binnen een compartiment met behulp van brandweer- of ander materieel – met name het aanleggen van een zogenaamde ‘stoplijn’ - is enkel mogelijk vanuit een infrastructuur die geschikt en voldoende veilig is voor het betreffende materieel en personeel; Dit is afhankelijk van de weersomstandigheden.
Structureel vegetatie- en brandstofbeheer in het gebied is noodzakelijk. Dit draagt bij aan de weerbaarheid van het gebied tegen brand en vormen de basis voor een succesvolle brandbestrijding. Daarnaast wordt hiermee de kans op langdurige (rook)overlast na een eventuele brand gereduceerd. Hieraan kan tot op zekere hoogte i.v.m. financiële middelen en ecologisch draagbaarheid van het gebied voldaan worden.
Vanuit de voornoemde uitgangspunten en randvoorwaarden is een plan van aanpak tot stand gekomen dat op korte termijn haal- en uitvoerbaar wordt geacht en kan leiden tot een gebied dat zoveel als mogelijk ‘intrinsiek weerbaar’ is tegen een brand en dat daarnaast de bestrijding van een brand ondersteunt. Als referentiekader wordt als eerste de huidige situatie geschetst. Vervolgens wordt beschreven op welke wijze toegewerkt wordt naar het beoogde eindresultaat en daarmee een verbetering van de brandveiligheid in het gebied.
5.3.1 Brandcompartimentering situatie 2023
Op dit moment is er geen compartimentering aanwezig in de Groote Peel. Behalve de N279 die het gebied doorsnijd.
Het heeft de voorkeur om brandweereenheden samen met een boswachter met actuele gebiedskennis het terrein in te gaan.
Tijdens een onbeheersbare brand is het afbrandscenario van een compartiment aannemelijk. Dit kan een op dat moment gekozen tactiek zijn.
5.3.2 Brandcompartimenten; eindresultaat
Dit plan voorziet in de 1e fase het realiseren van de indeling van het gebied in drie compartimenten.
De eerste inzet van de brandweer zal – nadat een offensieve aanpak van de brand niet mogelijk is gebleken – overgaan naar een defensieve tactiek waarbij in eerste instantie de focus op het beschermen van de naastliggende brandcompartimenten is gericht. Tegelijkertijd is er aandacht voor specifieke objecten en andere aandachtspunten in het getroffen brandcompartiment. Als die inzet succesvol is wordt aansluitend en daar waar mogelijk de bestrijding van de brand in het brandcompartiment opgepakt. De mogelijkheden hiertoe binnen de verschillende brandcompartimenten zijn beperkt, divers en afhankelijk van veel factoren.
Ten tijde van het opstellen van dit plan is voortschrijdend inzicht geweest op de compartimentsgrenzen. Hieronder zijn 2 kaarten weergegeven welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn.
De gebiedscommissie is van mening dat het uiteindelijke doel zou moeten zijn om het gebied in 4 – 5 compartimenten in te delen. Het realiseren van 4 – 5 compartimenten zal in fase 2 – 3 worden uitgevoerd. Afhankelijk van de financiering zal gekozen worden voor het aantal compartimenten.
Binnen de compartimenten worden verschillende maatregelen genomen:
Deze maatregelen leiden tot minder onbeheersbare natuurbranden en minder overlast van de omgeving.
Legenda bij kaart Compartimentsgrenzen
|
Tegengaan van branduitbreiding buiten het getroffen brandcompartiment. |
|
|
Het gebied / de vegetatie op deze lijn is zodanig ingericht dat zonder inzet van de brandweer de brand stopt. |
|
|
Mogelijk maken van brandbestrijding met inzet van andere middelen dan tankautospuiten (giertonnen, handcrew e.d.) waarmee de brand op deze lijn mogelijk gestopt wordt. |
|
Beheer binnen de compartimenten
Op de compartimentsgrenzen wordt beheer uitgevoerd om deze te laten voldoen aan de toolbox, zonder recht te doen aan het beeld in het gebied. Denk aan maaien/begrazen, bomen verwijderen, snoeien.
Met het regulier beheer en herstel van de natuur wordt het gebied ook weerbaarder tegen brand. Zo zal heide minder snel branden dan pijpenstrootje. En zal door het verhogen van de waterstand, het aanbod van berk en dennen verminderen. Er zal een balans gezocht moeten worden in hoge bomen (10 mtr) en opslag. Opslag is brandbaar echter de hogere bomen kunnen in de beginfase juist vliegvuur afvangen en de uitbreiding vertragen.
Daarnaast kan brandstof voorkomen worden op de hogere droge delen van het gebied, door daar adelaarsvaren te breken. Deze maatregelen zijn niet eenduidig aan te geven op kaart, dit is weersafhankelijk en wordt per jaar beoordeeld door de beheerder.
Er is sprake van 2 grote en 1 kleinere compartiment. De grootste 2 zijn 765 en 502 ha groot en de kleinste 61 ha.
De groene grenzen vragen eerst aandacht van de brandweer. Aansluitend is brandbestrijding met brandweereenheden in de brandcompartimenten enkel mogelijk over de groene lijnen. Inzet andersoortige middelen (zoals loonwerkers) is in theorie mogelijk, ook over de blauwe lijnen, maar van veel factoren – met name veiligheid personeel – afhankelijk.
Maximaal één volledig brandcompartiment. Er is zeer beperkte kans op verkleinen van het scenario door aanleg ‘stoplijnen’ (zie stippellijnen).
Bij het inschatten van dit scenario is uitgegaan van de ‘gangbare’ weersgesteldheid. De omstandigheden voor en tijdens de brand in april 2020 waren extreem waardoor bij vergelijkbare omstandigheden er een gerede kans bestaat dat dit scenario – ondanks de maatregelen - overschreden wordt. Echter bij de brand in 2022, is het gelukt om met de TS over de blauwe lijnen te rijden. Het is dus erg onvoorspelbaar.
De kosten voor het toegankelijk maken van de kades worden ingeschat op € 250.000 – € 300.000 . Het (structurele) beheer voor dit voorstel past binnen de huidige (externe) budgetten.
Indien gekozen wordt voor 1 van de 2 voorstellen met 4 of 5 compartimenten nu of in de toekomst zal voor zowel het toegankelijk maken (kades verbeteren) als het beheer extra financiering nodig zijn.
Na vaststelling in de gebiedscommissie in oktober 2023, is subsidie aangevraagd. Afhankelijk daarvan kan gestart worden met voorbereiden van de werkzaamheden en uitvoering plaatsvinden.
Daarnaast is het wenselijk om in het nieuwe Natura 2000-beheerplan het beheer ter preventie van brand te benoemen.
Aan de randen van het gebied bevinden zich woningen en bedrijven die met hun perceel direct grenzen aan het gebied. Om deze percelen te beschermen en weerbaarder te maken zijn er mogelijk extra maatregelen in beheer en inrichting noodzakelijk. Dat geldt zowel voor de directe strook aangrenzend aan het perceel als het perceel zelf. Dat vraagt om nauw overleg met en directe betrokkenheid van de eigenaren van deze percelen bij de te nemen maatregelen. Gezamenlijk wordt bepaald in hoeverre maatwerk nodig en/of wenselijk is. Omwonenden dienen daarbij handelingsperspectief te krijgen en te weten wat zij zelf kunnen doen (terreininrichting en vegetatiebeheer) om de kans op het overslaan van een brand van de vegetatie naar een gebouw te verminderen. Maar eveneens vice versa: het beperken van de kans van overslaan van een brand op een perceel naar het natuurgebied.
Het einddoel is een indeling in 4 – 5 compartimenten die in verschillende fases worden gerealiseerd. De gebiedscommissie ziet de termijnen van fasering graag in het uitvoeringsplan terugkomen.
De terreinbeheerder brengt in kaart over welke financiële middelen de terreinbeheerders kunnen beschikken voor de preventie van natuurbranden en voor het nablussen. Voor de uitvoering van de maatregelen in de Groote Peel is vanuit provincie Brabant een opdracht verstrekt en is er budget beschikbaar. Vanuit de Provincie Limburg is echter geen geld ter beschikking gesteld en ontbreekt het aan financiële middelen.
Knelpunten die niet opgelost kunnen worden geeft de gebiedscommissie aan het eind van elk jaar door aan de commissaris van de Koning en Gedeputeerde Staten (gedeputeerde Natuur) met het verzoek deze knelpunten op te lossen.
Eigenaar is verantwoordelijk voor bluswatervoorzieningen en het beheer hiervan.
Er wordt een uitvoeringsplan opgesteld waarin de te nemen maatregelen en een planning in de tijd zijn opgenomen. De maatregelen kunnen zijn preventief beheer, regulier terugkerende werkzaamheden, calamiteitenputten en voorlichting aan gebruikers en inwoners. De voortgang van de te nemen maatregelen wordt bewaakt door de gebiedscommissie en daarom periodiek geagendeerd. Het uitvoeringsplan is een dynamisch document dat continu wordt geactualiseerd en/of bijgesteld.
Voor alle communicatie met betrekking tot het Natuurbrandbeheersplan, en de maatregelen die daaruit voorkomen, is separaat een communicatiestrategie opgesteld. De hoofdlijnen van deze strategie zijn in dit hoofdstuk opgenomen.
De communicatieaanpak is drieledig:
Risicocommunicatie: alle communicatie die wordt ingezet om mensen bewust te maken van het risico wat een natuurbrand met zich meebrengt in de omgeving waar ze wonen, werken en recreëren. Met aandacht voor het bieden van handelingsperspectief bij het voorkomen van een natuurbrand en wat te doen in tijden van een natuurbrand (preventie). Inclusief de communicatie na een natuurbrand (nazorg).
6.2 Communicatie uitgangspunten
Voor de communicatie met betrekking tot natuurbranden heeft VRBZO een communicatiestrategie opgesteld.
Een goede afstemming – met diverse partners – en bundeling van informatie is essentieel voor een efficiënte informatievoorziening. We hanteren daarom de volgende communicatie uitgangspunten:
Eenduidige communicatie. Door middel van goede (proces)communicatie laten we steeds zien dat we werken aan de maatregelen. In de procescommunicatie is elke partner zelf verantwoordelijk. Waarbij we altijd samenhang creëren binnen de verschillende opgaven/maatregelen en een overkoepelende kernboodschap opnemen.
Handelingsperspectief. In alle communicatiemiddelen die worden ingezet om mensen bewust te maken van het risico wat een natuurbrand met zich meebrengt in de omgeving waar ze wonen, werken en recreëren bieden we ook een handelingsperspectief (risicocommunicatie). Denk aan het bieden van handelingsperspectief voor het voorkomen van een natuurbrand.
6.3 Overkoepelende kernboodschap
Belangrijk is dat het voor de burger duidelijk moet zijn dat alle partners samen werken aan één gezamenlijk doel, dus dat ieders inbreng deel uitmaakt van het grote geheel. Voor de communicatie betekent dit dat we werken met een gezamenlijk koepelverhaal (parapluboodschap); een overkoepelende kernboodschap die de afzonderlijke partners gebruiken bij hun individuele communicatieacties.
De intentie is om gezamenlijk op te trekken met respect voor elkaars rol en verantwoordelijkheid, ook in de communicatie. Zo laten we zien dat we gezamenlijk werken aan meer brandveiligheid in het gebied. Gezamenlijkheid is niet altijd vereist, bijvoorbeeld omdat een partner heel specifiek voor een specifieke actie verantwoordelijk is. Zo zal bijvoorbeeld Staatsbosbeheer zelf communiceren over de maatregelen die rondom natuurbeheer en inrichting worden genomen. Soms bevinden partners zich bovendien elders in het krachtenveld dan de gemeente. Gezamenlijke communicatie kan dan zelfs afbreukrisico’s introduceren. Communicatie wordt wel steeds met de samenwerkingspartners afgestemd; zij mogen niet voor verrassingen komen te staan. Bovendien committeert elke partner zich aan de algemene (communicatie)uitgangspunten en de kernboodschap zoals hierboven beschreven.
6.5 Planning en uitvoering communicatie naar belanghebbenden
Crisiscommunicatie: wanneer er branden zijn in de Groote Peel, gelden de afspraken zoals die gelden voor een regulier crisisproces. Crisiscommunicatie is een onderdeel van het proces Bevolkingszorg, wat een gemeentelijk proces is. Daarnaast is de burgemeester eindverantwoordelijk voor de openbare orde en veiligheid waaronder ook het tijdig informeren van inwoners ten tijde van rampen en crisis behoort. De veiligheidsregio kan gemeenten ondersteunen bij crisiscommunicatie, maar het de verantwoordelijkheid hiervoor liggen bij de getroffen gemeente.
Algemene risicocommunicatie over natuurbranden wordt door de VRBZO bij de eerste publieksfasewisseling natuurbrandrisico (zie natuurbrandrisico.nl) van het jaar ingezet. Dit gebeurt meestal in maart of april. Gemeente Asten zal ook de gemeente Peel en Maas en Nederweert hierover informeren.
Gemeenten kunnen gebruik maken van de Toolkit Natuurbrand (Toolkit natuurbrand | Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost (vrbzo.nl)).
Datum:16 januari 2025
Plaats: Asten
Namens de betrokken gemeenten
Burgemeester gemeente Asten
A.(Anke) Van Extel- Van Katwijk
Namens de betrokken gebiedsbeheerders
Hoofd Staatsbosbeheer Noord-Brabant
(i.v.m. afwezigheid digitale ondertekening)
Freek Rebel
Namens Waterschap Aa en Maas
Lid dagelijks bestuur
Ernest de Groot
Namens Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
Regisseur Natuurbrandbeheersing Veiligheidsregio Brabant-Zuidoost
Sander Graumans
Bijlage 2 - Risico Index Natuurbranden (RIN)
Om een inschatting te kunnen maken van de risico’s van een natuurbrand in De Groote Peel is een update uitgevoerd van de (digitale) Risico Index Natuurbranden (RIN). Er is gebruik gemaakt van de landelijke handreiking en de webbased applicatie, waarin de meeste parameters zijn geautomatiseerd. De definitie van het begrip ‘risico’ binnen de RIN is: ‘de kans dat een eenmaal ontstane natuurbrand zich ontwikkelt tot onbeheersbare proporties’. Er wordt dus alleen gekeken naar de effecten en uitbreidingsmogelijkheden en niet naar de ontstaanskansen.
In natuurgebied De Groote Peel geeft de begroeiingsindex in de meeste kilometervakken brandbare vegetatie aan. In betreffende vakken is de aanwezige vegetatie niet slechts “brandbaar” maar vaak ook verhoogd en zeer brandbaar maar is de gemiddelde score lager door de aanwezigheid van water dat “niet brandbaar” scoort. In nagenoeg het gehele gebied is er een grote kans op uitbreiding (naar 3 tot 4 zijden).
Aan de randen van het gebied komen waardevolle objecten en gevaarlijke stoffen voor.
Het gehele gebied is een Natura2000 gebied en daarmee van hoge ecologische waarde.
Rondom het gebied is bewoning gesitueerd en aan de westkant is wat verblijfsrecreatie.
Dagrecreatie komt nagenoeg in het gehele gebied voor waarbij in het zuidelijke gedeelte de bezoekersaantallen middel scoren (seizoensgemiddelde = 80% van totaal aanwezige op drukste dagen).
In het gebied zelf is geen bluswatervoorziening aanwezig, het gebiedseigen water mag niet gebruikt worden, maar buiten het gebied kan gebruik worden gemaakt van de aanwezige brandkranen en geboorde putten.
Bij de opkomst eerste voertuig en peloton wordt over het algemeen geel en rood gescoord. Het eerste voertuig is binnen 15 minuten aan de rand van het gebied, maar gezien de bereikbaarheid in het gebied scoort de opkomst een langere tijd. Een peloton kan na 25 minuten ingezet worden.
Ontdekking van een brand scoort klein tot middel door de afwezigheid van bewoning en verkenning, ontdekking van een brand zal door de aanwezige bezoekers en medewerkers gedaan worden.
Er zijn per kilometer vak meer dan 2 vluchtroutes aanwezig, dat geeft een groen score. Of dit voldoende is voor een bezoeker om zich tijdens een brand in veiligheid te brengen (brand Deurnsche Peel 21 meter per minuut) is de vraag.
Terreinbekendheid scoort ruim aanwezig aangezien er een bereikbaarheidskaart is, er geoefend wordt met het thema natuurbrand en er natuurbeheerders beschikbaar zijn voor gidsfunctie en CoPI.
De ontsluiting scoort slecht aangezien er geen begaanbare wegen aanwezig zijn. Volgens de huidige afspraak heeft het de voorkeur dat de brandweer naar het gebied om daar de boswachter te treffen en onder zijn/haar begeleiding het gebied in te rijden, dit zorgt tevens voor een langere opkomsttijd.
Gezien de brandbare vegetatie en de onmogelijkheid een brand te bestrijden is tijdens droge perioden met voldoende wind de kans op een snelle uitbreiding zeer aannemelijk.
Er zijn daarbij een aantal concrete risico’s te benoemen:
Bijlage 3 – Overdracht nafase natuurbrand
In deze bijlage is aangegeven welke afspraken er gemaakt zijn / welke werkwijze gehanteerd wordt bij de overdracht van het gebied na een brandincident met als doel dat na die overdracht in de z.g. nafase voor alle partijen helder is wie waarvoor verantwoordelijk is en wat men verder van elkaar mag verwachten. Specifiek gaat het daarbij om de overdracht door de brandweer naar de gebiedseigenaar (SBB). Uiteraard worden ook – daar waar relevant – de andere partners bij / na het incident betrokken.
Ten tijde van het opstellen van dit document is de bredere (landelijke) discussie over dit onderwerp nog niet gevoerd en zijn er daarmee ook geen (landelijke) conclusies en daaruit voortvloeiende aanbevelingen / werkwijzen voorhanden. Daarom wordt voor nu als uitgangspunt de werkwijze van 2020 na de Deurnsche peelbrand gehanteerd met dien verstande dat de leerpunten van toen zijn meegenomen.
Bovenstaande kan als consequentie hebben dat deze paragraaf in de toekomst aangepast wordt.
Het moment waarop de feitelijke overdracht van het incident(gebied) plaatsvindt wordt bepaald door het op dat moment hoogst actieve operationeel gremium. (OT-COPI-Motorkapoverleg). Het initiatief tot overdragen kan komen van zowel de brandweer als van Staatsbosbeheer. Over zowel het besluit tot als het specifieke moment van overdracht wordt te allen tijde de (coördinerend) burgemeester van het incident geïnformeerd.
Overdracht van het incident kan enkel plaatsvinden als tenminste aan onderstaande randvoorwaarden is voldaan:
Overdracht vindt fysiek plaats in het bijzijn van de partijen uit het z.g. ‘Nazorgoverleg’. Dit overleg bestaat in beginsel uit vertegenwoordigers van Staatsbosbeheer, Waterschap Aa en Maas, gemeente Asten, gemeente Nederweert en/of Peel en Maas, Veiligheidsregio Limburg Noord en/of Brabant Zuidoost. Van de twee laatstgenoemde partijen participeert tenminste de meest getroffen gemeente / veiligheidsregio. Indien de situatie daar aanleiding toe geeft kunnen andere partijen toegevoegd worden zoals bijvoorbeeld het Waterschap Limburg. Elke partij ‘levert’ een – bij voorkeur ‘dedicated’ – vertegenwoordiger met voldoende mandaat om als case-manager in het team op te treden. De vertegenwoordiger van Staatsbosbeheer treedt op als voorzitter van het overleg. Het overleg komt in eerste instantie in volledige bezetting bijeen. Er worden hierbij tenminste o.b.v. consensus afspraken gemaakt over:
Aanvullende werkafspraken voor specifieke situaties zijn uiteraard mogelijk.
Deze afspraken worden vastgelegd in het z.g. Gebiedsoverdrachtdocument.
Dit document wordt aansluitend – mits van toepassing – ter kennisname gebracht van het ‘Lokaal CrisisTeam’ (LCT) van de betrokken gemeente(n) waarna het onderdeel zal zijn van het Nafasedocument.
De gehele operationele Nafase in het gebied wordt vanaf het moment van overdracht begeleid door het Nazorgoverleg. Hierbij vindt periodiek afstemming plaats over:
Daarnaast bewaakt het overleg de verbinding / samenhang met het LCT en escaleert bij onderwerpen welke binnen het overleg niet kunnen worden opgelost.
Ten slotte begeleidt het overleg ook de verdere afschaling van het incident naar ‘normaal’. Bij deze laatste afschaling is het van belang dat afspraken worden gemaakt over:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-278551.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.