Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen en SMI gemeente Son en Breugel 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel;

Overwegende dat:

  • Het gewenst is dat alle kinderen in de gemeente Son en Breugel deel kunnen nemen aan kinderopvang en dat kinderen voorschoolse educatie krijgen wanneer dat nodig is;

  • Het gewenst is om de kwaliteit van de kinderopvang en de voorschoolse educatie in de gemeente Son en Breugel te waarborgen;

  • In de Algemene Subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel geen specificatie wordt gegeven van de toe te kennen bijdragen voor de voorschoolse educatie

  • Het gewenst is nadere regels vast te stellen voor de subsidieverlening aan kinderopvangorganisaties in Son en Breugel.

Gelet op:

  • artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel;

  • Wet kinderopvang;

  • Besluit kwaliteit kinderopvang

  • Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie

  • Onderwijsachterstandenbeleid (OAB) 2025 Son en Breugel

BESLUIT:

Vast te stellen de hieronder beschreven:

SUBSIDIEREGELING VOORSCHOOLSE VOORZIENINGEN EN SMI GEMEENTE SON EN BREUGEL 2025

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: houder die een aanvraag indient voor één van de subsidies van deze regeling;

  • b.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Son en Breugel;

  • c.

    Doelgroepkinderen: kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar, die woonachtig zijn in Son en Breugel, met een risico op een taal en/of ontwikkelachterstand die in aanmerking komen voor voorschoolse educatie (VE) op indicatie van het consultatiebureau;

  • d.

    Erkend VVE-programma: een programma voor- en vroegschoolse educatie opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut, waarmee op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten aangeboden worden aan kinderen met een ontwikkelachterstand of een risico daarop. Het programma is gericht op het stimuleren van de reken-denk, taal motorische, sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen;

  • e.

    Gastouder(opvang): Bij gastouderopvang vindt er kinderopvang in een gezinssituatie plaats, na tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Een geregistreerde gastouder verzorgt de opvang op het eigen woonadres of op het adres van één van de ouders;

  • f.

    Gastouderbureau: een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt;

  • g.

    Houder: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet 2007 toebehoort, en die met de onderneming een kindcentrum of gastouderbureau exploiteert

  • h.

    Inkomensverklaring: de Verklaring Geregistreerd Inkomen (voorheen IB60-verklaring), een officiële verklaring van de Belastingdienst met de inkomensgegevens (geregistreerd inkomen) van de ouder over een bepaald belastingjaar;

  • i.

    Kindcentrum: een voorziening waar kinderopvang van een kind plaatsvindt, als bedoeld in artikel 1.1. van de wet en is opgenomen in het landelijk register kinderopvang:

  • j.

    Kinderopvang; het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs van die kinderen begint;

  • k.

    Kinderopvangtoeslag: een vergoeding vanuit het Rijk die ouders kunnen aanvragen bij de belastingdienst, als een tegemoetkoming in de kosten van de kinderopvang;

  • l.

    Kindplaats: een beschikbare plaats voor kinderopvang, een plaats in de groep van een geregistreerd kindercentrum waar een kind gelijktijdig met andere kinderen wordt opgevangen (zie artikel 3 voor doelgroepomschrijving);

  • m.

    LRK: landelijk register kinderopvang, als bedoeld in artikel 1.1 van de wet, waarin de geregistreerde kinderopvangvoorzieningen staan;

  • n.

    Monitoring: de ontvanger van subsidie voor VVE levert inhoudelijke en cijfermatige bijdrage aan de monitoring door de gemeente, de Inspectie van het Onderwijs en de organisaties die in opdracht van de gemeente Son en Breugel optreden;

  • o.

    Ouder: ouder in de zin van de wet;

  • p.

    Ouderbijdrage: een verplichte inkomensafhankelijke bijdrage die ouders betalen voor uren kinderopvang die zij afnemen;

  • q.

    Peuter: 2-4 jarige woonachtig in Son en Breugel ingevolge de Basisregistratie Personen (BRP) gemeente Son en Breugel;

  • r.

    Peuteropvang: het aanbod op ontwikkelingsstimulering van de kinderopvang voor peuters van 2 tot 4 jaar door kinderopvangorganisaties gevestigd in de gemeente Son en Breugel, die zijn opgenomen in het landelijk register kinderopvang;

  • s.

    Sociaal Medische Indicatie (SMI): een financiële regeling die ouders de mogelijkheid geeft om gebruik te maken van geregistreerde kinderopvang voor de kinderen, als (één van) de wettelijke ouders of verzorgers door sociale en/of medische redenen tijdelijk niet in staat blijken om voor de kinderen te zorgen. De gemeente ondersteunt het gezin met opvang indien het gezin geen recht op kinderopvangtoeslag heeft en reguliere peuteropvang onvoldoende blijkt.;

  • t.

    Toezichthouder: de toezichthouder als bedoeld in artikel 1.61 van de wet;

  • u.

    VVE: voor- en vroegschoolse educatie, VVE is er opgericht om ontwikkelingsachterstanden bij kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar te voorkomen of te verminderen. Voor kinderen tussen de twee en vier jaar worden de VVE programma’s aangeboden op de dagopvang of peuteropvang (voorschoolse educatie). Voor kinderen vanaf vier jaar worden de programma’s aangeboden in groep 1 en 2 van de basisschool (vroegschoolse educatie).

  • v.

    VE-indicatie: indicatie afgegeven door het consultatiebureau waaruit blijkt dat het kind, dat deze indicatie krijgt, gebaat is bij en recht heeft op voorschoolse educatie;

  • w.

    VNG adviestabel ouderbijdrage; de inkomensafhankelijke adviestabel van de VNG die de hoogte van de ouderbijdrage bepaalt op basis van de hoogte van het (gezamenlijke toetsingsinkomen);

  • x.

    Wet: Wet kinderopvang.

Artikel 2 Doel

Het doel van deze regeling is het door subsidiering bieden van een kwalitatief hoogwaardig aanbod voorschoolse educatie en kinderopvang in de gemeente Son en Breugel, zodat er binnen de gemeente gelijke en optimale ontwikkelkansen zijn voor alle in Son en Breugel wonende kinderen.

Artikel 3 Doelgroep

Het college kent uitsluitend subsidie toe voor een bezette LRK-geregistreerde kindplaats voor kinderen die in de Basisregistratie Personen (BRP) van de gemeente Son en Breugel ingeschreven zijn, in Son en Breugel wonen en behoren tot een van de onderstaande doelgroepen:

  • 1.

    VE peuter: een peuter in de leeftijd van 2,5 jaar tot het moment dat hij uitstroomt naar de basisschool, bij wie het consultatiebureau een inschatting maakt dat er sprake is van een (dreigende) achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taalontwikkeling, of sociaal-emotionele ontwikkeling), waarvan het consultatiebureau inschat dat de peuter extra voorbereiding op de basisschool nodig heeft in de vorm van voorschoolse educatie en daarvoor een indicatie afgeeft;

  • 2.

    VE gewenning peuter: peuter in de leeftijd van 2 tot 2,5 jaar bij wie het consultatiebureau een inschatting maakt dat er sprake is van een (dreigende) achterstand in één of meerdere domeinen van de ontwikkeling (taalontwikkeling of sociaal-emotionele ontwikkeling), waarvan het consultatiebureau inschat dat de peuter extra voorbereiding op de basisschool nodig heeft in de vorm van voorschoolse educatie en daarvoor een indicatie afgeeft. Het consultatiebureau schat voor deze doelgroep in dat het noodzakelijk is dat de peuter al start met de voorbereiding op een volwaardig VE-traject;

  • 3.

    Peuter zonder recht op kinderopvangtoeslag: peuter in de leeftijd van 2,5 jaar tot het moment dat hij uitstroomt naar de basisschool van wie de ouder(s) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en gebruikmaken van een kindplaats;

  • 4.

    SMI-kind zonder recht op kinderopvangtoeslag:

  • Een kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar(dan wel tot hij uitstroomt naar de basisschool) voor kinderdagopvang;

  • Een kind van 4 tot 13 jaar (dan wel de laatste groep basisschool) voor buitenschoolse opvang (BSO),

Van wie de ouder(s) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. En bij wie het college de inschatting maakt dat op basis van de sociale en/of medische (thuis)situatie een kindplaats tijdelijk noodzakelijk is om de thuissituatie te stabiliseren en daarvoor een indicatie afgeeft.

Artikel 4 Aanvrager

Het college kent uitsluitend subsidie VVE en peuterwerk toe aan houders van in de gemeente Son en Breugel gevestigde voorzieningen voor kinderopvang die in het landelijke register kinderopvang (LRK) staan ingeschreven, en activiteiten tot doel hebben zoals beschreven in deze regeling. Voor de subsidie SMI staat houder of gastouder geregistreerd in het LRK, maar hoeft deze niet gevestigd te zijn in de gemeente Son en Breugel.

Artikel 5 Subsidieaanvraag

  • 1.

    De houder kan bij het college een subsidie aanvragen voor een bezette (geplaatste) peuterplaats, een peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE of een SMI-plaats.

  • 2.

    De houder is verplicht om zich bij de subsidieaanvraag te houden aan verplichtingen genoemd in de Algemene Subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel.

  • 3.

    De houder dient de subsidieaanvraag in op basis van de bezette (geplaatste) peuterplaats, een peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE of kindplaats SMI minus de aan de ouders te factureren inkomensafhankelijke ouderbijdrage(n).

  • 4.

    De houder int zelf de ouderbijdrage en is verantwoordelijk voor het bijbehorende risico van niet-betalers.

  • 5.

    Bekostiging vindt uitsluitend plaats via de houder.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

In afwijking van de Algemene subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel kan de aanvraag voor subsidie kinderopvang per maand worden ingediend door middel van een factuur.

Artikel 7 Subsidiabele activiteiten

Het college verleent aan de houder een subsidie voor het werkelijk aantal afgenomen kindplaatsen voor:

  • 1.

    Een peuterplaats: voorschoolse opvang voor peuters van ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

  • a.

    per bezette kindplaats wordt bekostigd maximaal 8 uur per week verdeeld over 2 dagen, maal 40 weken;

  • b.

    voor deze uren geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage van de ouders volgens VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang.

  • c.

    Kosten die boven het gemeentelijk maximumuurtarief peuterplaats komen, worden door de ouders zelf betaald;

  • 2.

    Een peuterplaats VE: voor voorschoolse educatie voor VE peuters voor maximaal 960 uur over een periode van 1,5 jaar. In de praktijk vertaalt zich dit naar 16 uur gedurende 40 weken op jaarbasis, vaak verdeeld over 4 dagdelen van 4 uur. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

  • a.

    ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen kinderopvangtoeslag aan voor de eerste 8 uur;

  • b.

    voor de eerste 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage van de ouders volgens het VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • c.

    de inkomensafhankelijke bijdrage voor de volgende 8 uur wordt betaald door het college.

  • d.

    Kosten die boven het gemeentelijk maximumuurtarief VVE komen, worden door de ouders zelf betaald;

  • 3.

    Een gewenning peuterplaats VE: voor voorschoolse educatie voor VE-gewenningspeuters voor een maximale periode van een half jaar. Het aantal maximaal in te zetten uren is 8 uur per week gedurende 40 weken. Het college stelt daarbij de volgende voorwaarden:

  • a.

    ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag vragen kinderopvangtoeslag aan;

  • b.

    voor deze 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke ouderbijdrage van de ouders volgens VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • c.

    Kosten die boven het gemeentelijk maximumuurtarief VVE komen, worden door de ouders zelf betaald;

  • 4.

    Een SMI-plaats: een subsidie voor gezinnen die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag, die tijdelijk niet in staat zijn de zorg voor hun kinderen te dragen vanwege sociale en/of medische problematiek. Waardoor kinderopvang voor de kinderen noodzakelijk is. Het college biedt deze gezinnen een vergoeding via de kinderopvanglocaties voor het gebruik van kinderopvang. En stelt daarbij de volgende voorwaarden:

  • a.

    de noodzakelijke aantal uren en de bijbehorende kosten van de kinderopvang waarvoor subsidie verleend wordt, wordt door de jeugdarts namens het college bepaalt nadat de ouder(s) zijn gehoord en met ouder(s) is afgestemd op de acties die worden ondernomen om de opvoed – en opgroeisituaties van het kind structureel te verbeteren;

  • b.

    Het college verleent de tijdelijke tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat op grond van de indicatie van de jeugdarts dan wel naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is, maar nooit meer dat vijf dagdelen per week met daarbinnen een maximum van 11 uur op één dag. Voor buitenschoolse opvang geldt een maximum van twee dagen per week.

  • c.

    voor de eerste 8 uur per week geldt een inkomensafhankelijke bijdrage volgens de VNG adviestabelouderbijdrage peuteropvang;

  • d.

    de subsidie wordt verleend voor een periode van maximaal 6 maanden, de jeugdarts bepaalt of het noodzakelijk is om de SMI met nog eens maximaal 6 maanden te verlengen.

  • e.

    voordat het college beslist op de aanvraag voor SMI wordt eerst beoordeeld in hoeverre het eigen netwerk en de eigen omgeving van de aanvrager of voorliggende voorzieningen, kunnen bijdragen aan de opvang van het kind;

  • f.

    binnen de toegekende periode vindt door de jeugdarts een tussentijdse evaluatie plaats;

  • g.

    subsidie voor de kinderopvang wordt verstrekt voor zover kinderopvang plaatsvindt bij kinderopvangvoorziening die geregistreerd is in het landelijke register kinderopvang (LRK);

  • h.

    een eenmalige verlenging is alleen mogelijk wanneer de noodzaak daartoe door het college is vastgesteld;

  • i.

    voor de kosten van kinderopvang wordt het door het Rijk jaarlijkse vastgestelde fiscaal maximumtarief gehanteerd. Kosten die boven het fiscaal maximumuurtarief komen, worden door de ouders zelf betaald;

  • j.

    de hoogte van de tegemoetkoming bedraagt een vergoeding tot maximaal het fiscale uurtarief minus de inkomensafhankelijke eigen bijdrage (voor de eerste 8 uur per week).

  • 5.

    PM-er in de VE; inzet van pedagogisch beleidsmedewerker in de voorschoolse educatie

  • a.

    De subsidie wordt verstrekt voor de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op hbo werk- en denkniveau voor 10 uur per doelgroeppeuter per kindcentrum met voorschoolse educatie.

  • b.

    De peildatum voor het vaststellen van de subsidie betreft het aantal doelgroeppeuters per locatie op 1 januari van het betreffende subsidiejaar.

  • c.

    De inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker is gericht op kwaliteitsverbetering van beroepskrachten en het aanbod van voorschoolse educatie op de locaties waar doelgroeppeuters aan deelnemen.

  • d.

    De pedagogisch beleidsmedewerker wordt ingezet voor de totstandkoming en implementatie van pedagogisch beleid, dan wel coaching van beroepskrachten op de voorschoolse educatie groepen.

  • e.

    Jaarlijks stemmen de gemeente en de houders een gezamenlijke focus af, gericht op specifieke kwaliteitsaspecten van voorschoolse educatie.

Artikel 8 Grondslag van de subsidie

  • 1.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 december voorafgaande aan het subsidiejaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd het volgende vast:

  • a.

    de maximum uurprijs per kindplaats: onder te verdelen in een peuterplaats, een peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE of SMI-plaats;

  • b.

    de inkomensafhankelijke bijdrage, deze is gebaseerd op de VNG adviestabel ouderbijdrage peuteropvang;

  • c.

    het subsidieplafond per subsidiabele activiteit.

  • d.

    De maximum uurprijs voor de PM-er in de VE.

  • 2.

    De grondslag voor de subsidie is het werkelijk aantal bezette kindplaatsen en het werkelijk aantal uren dat hiervan gebruik is gemaakt.

  • 3.

    Het college subsidieert het werkelijk gehanteerde uurtarief door de houder, met een maximum van door het Rijk jaarlijkse vastgestelde fiscaal maximumtarief.

  • 4.

    Het college subsidieert de activiteiten zoals genoemd in artikel 7.

Artikel 9 Verplichtingen ouder

De ouder is, wanneer hij gebruik wil maken van een peuterplaats, een peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE, en SMI gehouden aan de volgende verplichtingen:

  • 1.

    Indien ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag verstrekken zij bij de aanvraag van een kindplaats aan de houder een ondertekende “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag”, in combinatie met inkomensbewijsstukken dan wel inkomensverklaring van beide ouders;

  • 2.

    Gedurende de plaatsing jaarlijks aan houder een Inkomensverklaring van alle ouders te verstrekken;

  • 3.

    Per omgaande aan de houder te melden als hij in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag en;

  • 4.

    een plaatsingscontract aan te gaan met een houder van een in de gemeente Son en Breugel gevestigde voorziening voor kinderopvang die in landelijke register kinderopvang (LRK) staat ingeschreven. Voor SMI geldt dat een houder ook in een andere gemeente gevestigd mag zijn.

  • 5.

    Ouders gaan akkoord met het delen van de VVE indicatie en de voortgang van de ontwikkeling van het kind met de VVE partners. Zonder toestemming kan er géén gebruik worden gemaakt van een gesubsidieerd aanbod voor een VVE-kindplaats.

Artikel 10 Verplichtingen houder

De houder aan wie subsidie is verleend voldoet, in aanvulling op het bepaalde in de Algemene subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel aan de navolgende verplichtingen:

  • 1.

    De houder voldoet aan alle van toepassing zijnde wet- en regelgeving in zake peuteropvang en voorschoolse educatie en buitenschoolse opvang, alsmede hetgeen in deze subsidieregeling is bepaald.

  • 2.

    De houder werkt mee aan de ontwikkeling en uitvoering van het gemeentelijk beleid met betrekking tot de ontwikkeling van jonge kinderen;

  • 3.

    De houder die peuterplaatsen VE aanbiedt in de gemeente Son en Breugel werkt mee aan de totstandkoming en het naleven van nadere afspraken met het college aangaande het bereik en de toegang tot VE, de doorgaande lijn van de voorschoolse naar de vroegschoolse educatie en de resultaten van voor- en vroegschoolse educatie;

  • 4.

    De houder voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    er loopt geen bestuursrechtelijk handhavingsprocedure voor het kinderopvangaanbod binnen de gemeente;

  • b.

    de houder verleent een VE-peuter, een VE gewenning-peuter en een SMI-kind zonder recht op kinderopvangtoeslag voorrang bij de plaatsing van peuters op beschikbaar gekomen kindplaatsen;

  • c.

    de houder werkt aantoonbaar samen met het basisonderwijs zodat sprake is van een doorgaande ontwikkellijn met het basisonderwijs;

  • d.

    de houder zorgt voor een warme overdracht van doelgroeppeuter naar het basisonderwijs;

  • e.

    bij afwijkende of opvallende signalen bij een peuter richt de houder een zorgstructuur in al dan niet met partners, om het kind de juiste ondersteuning en begeleiding te bieden;

  • f.

    de houder werkt proactief samen met zorgaanbieders en netwerken rondom jeugd ter versterking van de lokale ondersteuningsstructuur in de gemeente Son en Breugel;

  • g.

    de houder is alert op structurele absentie van het kind en onderneemt hierop actie;

  • h.

    de houder levert op verzoek van de gemeente beschikbare data aan ten behoeve van monitoring, resultaatafspraken, de Inspectie van het Onderwijs of aan andere door de gemeente aangewezen organisaties.

Artikel 11 Administratieverplichting

  • 1.

    De houder legt, om de subsidie te kunnen ontvangen, de volgende informatie vast in een dossier en maakt dit toegankelijk voor controle door het college:

  • a.

    ondertekende overeenkomst tussen de ouder en de houder;

  • b.

    inkomensverklaringen van de ouder en overige documenten op basis waarvan de toets geen recht op kinderopvangtoeslag is uitgevoerd en de inschaling van de ouderbijdrage heeft plaatsgevonden;

  • c.

    naam, geboortedatum en BSN van de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • d.

    de namen, adres(sen) en BSN van ouders.

  • e.

    de startdatum van de opvang.

  • f.

    het aantal uren opvang per maand.

  • g.

    het uurtarief en de ouderbijdrage.

  • h.

    de aard van de opvang (peuterplaats, een peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE of SMI-plaats);

  • i.

    indien van toepassing de wijziging of einddatum van de opvang;

  • j.

    documenten naar aanleiding van een aanvraag tot wijziging van de ouderbijdrage.

  • k.

    een afschrift van de indicatiestelling van het kind op naam; met akkoord voor het delen van informatie van ouders bij een VVE indicatie.

  • l.

    indien van toepassing een bevestiging van de opzegging van ouders met datum van opzegging en;

  • m.

    een bezettingsoverzicht waarin het aantal gerealiseerde kindplaatsen is opgenomen.

Artikel 12 Toetsing recht op een gesubsidieerde kindplaats

  • 1.

    Tijdens het toetsen of een kind in aanmerking komt voor een peuterplaats, peuterplaats VE, een gewenning peuterplaats VE of SMI-plaats stelt de houder jaarlijks vast of ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Dit doet de houder aan de hand van de ondertekende “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” in combinatie met een Inkomensverklaring van alle ouders.

  • 2.

    Als ouders geen “Verklaring geen recht op kinderopvangtoeslag” willen overleggen, dan verleent het college aan de houder geen subsidie voor de kindplaats die het kind bezet houdt.

  • 3.

    Als de ouder geen inzicht wenst te verschaffen in de hoogte van het inkomen, via een inkomensverklaring of overige documenten waarmee de hoogte van het inkomen kan worden bepaald, kan een kind wel geplaatst worden en ontvangt houder subsidie voor deze kindplaats. De ouder valt dan echter automatisch in de hoogste inkomenscategorie van de VNG adviestabel ouderbijdrage.

  • 4.

    De houder toetst bij de ouders of het kind niet al bij een andere kinderopvangorganisatie een gesubsidieerde kindplaats bezet. Is dat wel het geval, dan is een tweede gesubsidieerde kindplaats voor het betreffende kind niet mogelijk.

Artikel 13 Verantwoording en controle

  • 1.

    Het college kan op elk gewenst tijdstip een controle uitvoeren, desgewenst via een steekproef. Deze controle kan eventueel worden uitgevoerd door een door het college aangewezen accountant. Daarbij zal initieel een steekproef worden gedaan en een aantal dossiers getoetst worden op bijvoorbeeld voorgeschreven inhoud, juistheid van gegevens en op het correct uitvoeren van de toetsing geen recht op kinderopvangtoeslag en de inschaling in de VNG adviestabel ouderbijdrage en de wijze en uitkomst van de toetsing.

  • 2.

    Voor dossiers waar de toetsing door de houder en naleving voorgeschreven inhoud en juistheid van gegevens niet correct heeft plaatsgevonden zal het college de onterecht uitgekeerde subsidie bij de houder terugvorderen.

Artikel 14 Weigeringsgronden

Onverminderd de subsidievoorwaarden als genoemd in de Algemene subsidieverordening 2024 gemeente Son en Breugel en de subsidievoorwaarden in deze nadere regels wordt subsidie geweigerd:

  • 1.

    als bij één van de locaties van de houder in Son en Breugel, vanaf het moment van subsidieaanvraag tot het moment van subsidieverlening, bestuursrechtelijke handhaving van kracht is of wordt;

  • 2.

    als ouders wel recht hebben op kinderopvangtoeslag, maar deze niet hebben aangevraagd, behoudens de tegemoetkoming in de ouderbijdrage na de eerste 8 uur VE zoals omschreven in artikel 7;

  • 3.

    als de kosten voor VE reeds worden gefinancierd door subsidiëring op grond van de sociaal en/of medische indicatie (SMI).

  • 4.

    Het college weigert de subsidie SMI, indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend:

  • a.

    kinderopvangtoeslag;

  • b.

    een vergoeding op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • c.

    een vergoeding op grond van de Wet langdurige zorg;

  • d.

    een bijdrage van de werkgever;

  • e.

    de mogelijkheid voor informele opvang;

  • f.

    andere ondersteuning uit het voorliggend veld waarmee een passende oplossing wordt geboden.

  • g.

    de kinderopvang wordt geëxploiteerd zonder toestemming van het college als bedoeld in artikel 1.46 van de Wet kinderopvang en niet is opgenomen in het LRK

  • h.

    de opvang wordt uitgevoerd door een gastouder zonder tussenkomst van een gastouderbureau of met tussenkomst van een gastouderbureau dat niet is opgenomen in het LRK.

Artikel 15 Overgangsregeling

  • 1.

    Voor de reeds geïndiceerde en geplaatste kindplaatsen (peuterwerk, VE) blijft de subsidieregeling voorschoolse voorzieningen Son en Breugel 2020 met betrekking tot het aantal uren inkomensafhankelijke ouderbijdrage van kracht.

  • 2.

    Deze subsidieregeling is van toepassing op aanvragen voor een tegemoetkoming (subsidie) in de kosten van peuterwerk en VE die op of na de datum van inwerkingtreding zijn ingediend.

  • 3.

    De subsidieregeling voor SMI gaat in per 1 januari 2026.

Artikel 16 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze nadere regels, als toepassing van deze nadere regels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als:

  • Subsidieregeling voorschoolse voorzieningen en SMI gemeente Son en Breugel 2025.

  • 2.

    Deze subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking onder gelijktijdige intrekking van de subsidieregeling voorschoolse voorzieningen Son en Breugel 2020.

  • 3.

    Voor situaties waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

Aldus besloten in de collegevergadering van 3 juni 2025.

Burgemeester en wethouders van Son en Breugel,

De secretaris, Jeroen Wesselink

De burgemeester, Suzanne Otters – Bruijnen

Naar boven