Parkeerverordening Zwolle 2026

De raad van de gemeente Zwolle,

• gelezen het voor voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 juni 2025;

• gelet op artikelen 149 en 225 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Besluit vast te stellen de Parkeerverordening Zwolle 2026.

Hoofdstuk 1. Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1.1.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

• a. abonnement: een door het college verleend abonnement, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren in een daartoe aangewezen parkeeraccommodatie;

• b. abonnementhouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een abonnement is verleend;

• c. adres: straatnaam en huisnummer in de gemeente Zwolle conform Wet basisregistratie adressen en gebouwen;

• d. autodelen: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van een auto op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan een huishouden;

• e. bedrijf: een bedrijf of rechtspersoon dat is ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel;

• f. bewoner: degene die op een adres in de binnenstad of in de schilwijken als woonachtig staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen;

• g. binnenstad: het gebied binnen de gemeente Zwolle begrensd door de Stadsgracht, Schuttevaerhaven en Achtergracht;

• h. centrale computer: computer van het bedrijf c.q. de bedrijven waarmee de gemeente Zwolle een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon en/of internet;

• i. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

• j. deelauto-aanbieder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een deelauto ter beschikking stelt;

• k. deelauto-deelnemer: een natuurlijke persoon die een overeenkomst heeft gesloten inzake autodelen;

• l. deelauto-parkeerplaats: de parkeerplaats, aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met onderbord met aanduiding “autodelen” waar een deelauto met deelauto-vergunning mag worden geparkeerd;

• m. houder van een motorvoertuig: degene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt:

  • 1. degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven, of

  • 2. degene die een leasecontract heeft met een erkend autoverhuurbedrijf of in dienst is van een bedrijf op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven en die in het bezit is van dat motorvoertuig, of

  • 3. degene die een contract heeft voor een auto op afroep met een erkend autoverhuurbedrijf op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven en die in het bezit is van dat motorvoertuig;

• n. motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van een brommobiel, zoals bedoeld in artikel 1 van het RVV 1990;

• o. parkeerapparatuur: parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

• p. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

• q. parkeeraccommodatie: parkeerterrein of -garage voor zover deze valt onder het in artikel 2.1. bedoelde aanwijzingsbesluit;

• r. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

• s. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

• t. schilwijken: het gebied binnen de gemeente Zwolle gelegen buiten de binnenstad voor zover dit valt onder het in artikel 2.1. bedoelde aanwijzingsbesluit;

• u. vergunning: een door het college verleende vergunning, waarmee het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- en/of vergunninghouderparkeerplaatsen;

• v. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

• w. vergunninghouderparkeerplaats: een parkeerplaats die:

  • 1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990, of

  • 2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage I van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

Hoofdstuk 2. Aanwijzingsbesluit

Artikel 2.1.

• 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders.

• 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren aan vergunninghouders is toegestaan.

• 3. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, parkeeraccommodaties aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door abonnementhouders.

Hoofdstuk 3. Vergunningen en abonnementen

Artikel 3.1. De vergunningverlening

• 1. Het college kan op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op vergunninghouderparkeerplaatsen en/of parkeerapparatuurplaatsen of een abonnement verlenen voor het parkeren in een parkeeraccommodatie.

• 2. Een vergunning of abonnement kan worden verleend aan:

  • a. de bewoner van het gebied waar vergunninghouderparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in het gebied waar vergunninghouderparkeerplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is om in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

  • c. een deelauto-aanbieder voor het aanbieden van een deelauto.

• 3. De vergunning is geldig voor het parkeren met een motorvoertuig op een vergunninghouderparkeerplaats of een parkeerapparatuurplaats.

• 4. Het abonnement is geldig voor het parkeren met een motorvoertuig in een parkeeraccommodatie.

• 5. Het college kan in het belang van een goede verdeling van de beschikbare ruimte per gebied waar parkeerapparatuur- en/of vergunninghouderparkeerplaatsen en/of parkeeraccommodaties aanwezig zijn nadere regels stellen ten aanzien van onder andere:

  • a. het aanvragen en verstrekken van de vergunning of het abonnement;

  • b. de soorten te verstrekken vergunningen en abonnementen;

  • c. het maximale aantal te verlenen vergunningen en abonnementen;

  • d. het gebied of de plaats waarvoor de vergunning of de parkeeraccommodatie waarvoor het abonnement geldt;

  • e. de tijdstippen waarop de vergunning of het abonnement geldig is;

  • f. de te gebruiken parkeerplaatsen.

• 6. Een vergunning of abonnement wordt voor ten hoogste één jaar verleend en bevat in ieder geval de volgende gegevens:

  • a. de periode waarvoor de vergunning of het abonnement geldt;

  • b. de parkeersector of parkeeraccommodatie waarvoor de vergunning of het abonnement geldt;

  • c. het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning of het abonnement is verleend.

• 7. Het college kan aan een vergunning of abonnement voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte.

Hoofdstuk 4. Intrekken of wijzigen van een vergunning of abonnement

Artikel 4.1.

• 1. Het college kan een vergunning of abonnement intrekken of wijzigen:

  • a. op verzoek van de vergunning- of abonnementhouder;

  • b. als de vergunning- of abonnementhouder nier meer woont of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied waarvoor de vergunning of het abonnement is verleend;

  • c. als zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning of het abonnement;

  • d. als voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen of abonnementen komt te vervallen of wordt gewijzigd;

  • e. als de vergunning- of abonnementhouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichtingen voor de vergunning of het abonnement heeft voldaan;

  • f. als de vergunning- of abonnementhouder handelt in strijd met de aan de vergunning of het abonnement verbonden voorschriften;

  • g. als blijkt dat bij de aanvraag van een vergunning of abonnement onjuiste gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van de juiste gegevens zou hebben geleid tot een weigering van of het verbinden van andere voorschriften aan de vergunning of het abonnement;

  • h. om redenen van openbaar belang.

Hoofdstuk 5. Verbodsbepalingen

Artikel 5.1.

• 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  • a. op een vergunninghouderparkeerplaats;

  • b. op een parkeerapparatuurplaats.

• 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

• 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 5.2.

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze, of met andere middelen, dan die in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven, in werking te stellen.

Artikel 5.3.

• 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een vergunninghouderparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden in strijd met de aan de vergunning verbonden voorwaarden.

• 2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Hoofdstuk 6. Strafbepaling

Artikel 6.1.

• 1. Overtreding van het bepaalde in hoofdstuk 5 van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

• 2. Met de opsporing van overtredingen van deze verordening zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door het college aangewezen ambtenaren belast.

Hoofdstuk 7. Hardheidsclausule

Artikel 7.1.

Het college kan ten gunste van de aanvrager het bij of krachtens deze verordening bepaalde buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8.1. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Parkeerverordening Zwolle 2026"

Artikel 8.2.

• 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2026.

• 2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening 2016.

• 3. Op de vergunninghouders en abonnementhouders die direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening in het bezit waren van een vergunning of abonnement en die daarop geen recht meer hebben door de inwerkingtreding van deze verordening, blijft de Parkeerverordening 2016 en de daarop gebaseerde regelgeving van toepassing tot het moment dat zij in de Basisregistratie Personen niet langer staan ingeschreven op het adres waarvoor de vergunning of het abonnement is verleend.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad gehouden op 16 juni 2025:

P. Snijders, burgemeester

E. Meurs, griffier.