Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020

De raad van de gemeente Asten;

 

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 april 2025;

 

gehoord het advies van de commissie Samenleving en Bestuur van 22 mei 2025;

 

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

Overwegende dat:

 

  • -

    het wenselijk is om in de verordening de basis te leggen voor het gebruik van een normenkader voor toekenning van begeleiding en het stellen van kwaliteitseisen aan het leveren van ondersteuning vanuit een persoonsgebonden budget;

  • -

    het nodig is om in de verordening de rekenmethodiek voor berekening van het persoonsgebonden budget voor begeleiding aan te passen;

Besluit:

 

vast te stellen de Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020.

Artikel I  

 

De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Aan artikel 3.2 van de verordening, worden de volgende leden 4 en 5 toegevoegd:

  • 4.

    De omvang (tijd) van de maatwerkvoorziening begeleiding wordt bepaald aan de hand van een geobjectiveerde systematiek, te weten het vigerende Normenkader Begeleiding Peelgemeenten ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies.

  • 5.

    Het normenkader zoals genoemd in lid 4 wordt opgenomen als bijlage bij de nadere regels.

Toelichting:

Aan artikel 3.2 worden een lid 4 en 5 toegevoegd ter juridische borging van het gebruik van het zgn. Normenkader Begeleiding Peelgemeenten. Dit normenkader is landelijk ontwikkeld door bureau HHM en Factum advies, met betrokkenheid van de Universiteit Twente. De Peelgemeenten zijn betrokken geweest bij het valideren van dit normenkader. De medewerkers van de Peelgemeenten werken al langer met het normenkader (als werkinstructie (versie 1.0)) maar nu het normenkader gevalideerd is (versie 2.0) is het moment daar om de grondslag voor de toepassing hiervan op te nemen in de verordening (en vervolgens het normenkader zelf (versie 2.0) als bijlage toe te voegen aan de Wmo-Nadere Regels maatschappelijke ondersteuning). Door het formeel af te hechten realiseren we ook extra rechtszekerheid voor inwoners die rechters van gemeenten verlangen. Het normenkader laat zich vergelijken met het landelijke Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (bureau HHM) dat we als Peelgemeenten al langer gebruiken en dat ook opgesteld is door bureau HHM.

 

B.

 

Aan artikel 5.1 van de verordening, worden de volgende leden 7 en 8 toegevoegd:

  • 7.

    Ter ondersteuning van de beoordeling of een maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt ingezet, zoals benoemd in lid 3 sub a van dit artikel, kan het college als bijlage in de nadere regels kwaliteitseisen opnemen waaraan professionele dienstverleners zijn gebonden. Een dergelijke set van kwaliteitseisen wordt opgemaakt analoog aan de kwaliteitseisen die het college aan aanbieders oplegt via een gesloten overeenkomst ter verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van zorg in natura.

  • 8.

    In aanvulling op hetgeen bepaald in lid 7 kan het college ook kwaliteitseisen stellen waaraan particuliere inzet moet voldoen.

Toelichting:

Ingevolge artikel 2.3.6 Wmo 2015 moeten gemeenten waarborgen dat pgb’s “veilig, doeltreffend en cliëntgericht” worden verstrekt. Concretiseren van deze begrippen doet de wetgever niet waardoor het veelal zoeken is in de uitvoeringspraktijk naar een goede en gelijke invulling van deze begrippen.

Via toevoeging van de nieuwe leden 7 en 8 wordt de basis gelegd voor het nader concretiseren van de hetgeen bepaald via artikel 2.3.6 lid 2 sub c Wmo 2015. Op basis van deze leden wordt een grondslag ingeregeld voor het college om een set van kwaliteitseisen voor pgb-dienstverleners vast te stellen. Deze kwaliteitseisen worden als bijlage aan de nadere regels toegevoegd. De zienswijze is dat we aan professionele pgb-dienstverleners dezelfde kwaliteitseisen kunnen opleggen als aan de gecontracteerde aanbieders zorg in natura (via de contracten). Via lid 8 wordt de mogelijkheid gecreëerd om ook een set van kwaliteitseisen op te maken waaraan niet professionele dienstverleners moeten voldoen. Deze te stellen eisen zullen passend zijn bij de situatie en de te verrichten inzet door de niet-professionele pgb-dienstverlener waaronder het sociale netwerk van de cliënt (minder strikt).

 

C.

 

Artikel 5.4 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De huishoudelijke ondersteuningsbehoefte van de cliënt wordt uitgedrukt in een budget. Dit budget wordt berekend door de ureninzet te vermenigvuldigen met het tarief voor huishoudelijke ondersteuning.

  • 2.

    De ureninzet voor huishoudelijke ondersteuning wordt bepaald aan de hand van het vigerende Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning, opgesteld door bureau HHM.

  • 3.

    Het geldende tarief voor huishoudelijke ondersteuning is gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorend bij de loonschaal van de functie hulp bij het huishouden in de CAO VVT, zoals deze voor de betreffende periode geldt, vermeerderd met de vakantiebijslag en tegenwaarde van de verlofuren. Minimaal eenmaal per jaar vindt er aanpassing (indexatie) plaats van het tarief.

 

Toelichting:

Artikel 5.4 bepaalde dat het budget voor HO werd vastgesteld via een nader uit te werken puntensystematiek. Deze puntensystematiek werd ontwikkeld in lijn met resultaatgericht beschikken, waarbij het resultaat, en niet de ureninzet, centraal stond. Om te komen tot een budget in de toekenningsbeschikking, werd de ureninzet vanuit het normenkader voor pgb vertaald naar punten. Deze punten correspondeerden weer met een budget. De benadering om het urenbudget te berekenen aan de hand van punten (een tussenstap naar de vaststelling van het budget) wordt thans verlaten. Dit houdt verband met het gewijzigde inzicht om transparanter te zijn in de wijze waarop het budget tot stand komt. Transparantie betekent: het expliciet maken van de benodigde tijd die geïndiceerd wordt.

Een tweede reden voor de wijziging is de volgende. Het normenkader voor pgb, dat de basis vormt voor het puntensysteem, is in 2017 ontwikkeld voor Peelgemeenten door bureau HHM. Dit (lokale) normenkader uit 2017 is goeddeels gelijk aan het landelijke Normenkader HO dat in 2019 door bureau HHM beschikbaar werd gesteld voor gebruik in alle Nederlandse gemeenten en dat in de rechtspraak vervolgens werd geaccepteerd als maatgevend voor de normering van HO. Tot voor kort waren de verschillen tussen ons normenkader voor pgb en het landelijke normenkader details. De verschillen nemen verder toe, nu recent de normering voor wasverzorging in het landelijke normenkader voor HO is aangepast n.a.v. een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB 9-1-2025, ECLI:NL:CRVB:2025:46). Vanuit het oogpunt van rechtmatigheid is het moment daar om voor het pgb voor HO dus (ook) aan te sluiten bij het landelijke normenkader voor HO. Er zijn geen redenen meer om aan te sluiten bij het normenkader uit 2017 dat een voorloper was van het landelijke normenkader van nu.

Zoals gezegd, de verschillen tussen het normenkader voor pgb en het landelijke normenkader zijn klein. Aangezien het HO-budget van elk van de 121 cliënten die het aangaat anders is opgebouwd is niet te becijferen wat het betekent als het landelijke normenkader wordt gehanteerd (bij een nieuwe indicatie of verlenging van de indicatie). De reële inschatting is echter dat de verschillen tussen het oude en het nieuwe kader zodanig miniem zijn, dat de wijziging geen noemenswaardige financiële consequenties heeft voor zowel de individuele cliënt als de gemeenten.

 

D.

 

Artikel 5.6 van de verordening komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Voor pgb gelden, voor zowel begeleiding individueel als begeleiding groep, twee tarieven:

    • -

      een tarief voor de professionele dienstverlener; en

    • -

      een tarief voor particuliere inzet.

  • 2.

    Alleen aan professionele dienstverleners die voldoen aan de bij of krachtens deze verordening gestelde eisen die gelden voor professionele dienstverleners kan het tarief voor een professionele dienstverlener worden toegekend. Dienstverleners die niet voldoen aan deze eisen ontvangen het tarief van de informele dienstverleners mits wordt voldaan aan de eisen die we stellen aan alle dienstverleners.

  • 3.

    De hoogte van het pgb-tarief in geval van begeleiding door een professionele dienstverlener is gelijk aan het tarief zorg in natura dat zou hebben te gelden tussen de gemeente en een gecontracteerde aanbieder in geval van verstrekking in de vorm van zorg in natura.

  • 4.

    De hoogte van het pgb-tarief voor begeleiding in geval van particuliere inzet is gebaseerd op het uurloon van de hoogste periodiek behorende bij FWG 30 van de voor de betreffende periode geldende CAO VVT, plus vakantietoeslag en de tegenwaarde van de verlofuren.

Toelichting:

In het eerste lid wordt toegevoegd dat voor inkoop van ondersteuning bij een dienstverlener pas het pro fessionele tarief kan ontvangen, als deze dienstverlener voldoet aan de voorgeschreven kwaliteitseisen. Aanbieders die zorg in natura bieden dienen immers ook te voldoen aan strikte kwaliteitseisen en zij ontvangen hiervoor een bijpassend tarief. Het zou niet passend zijn als pgb-dienstverleners dit tarief zouden ontvangen, zonder te hoeven voldoen aan (strikte) kwaliteitseisen. Momenteel worden de kwaliteitseisen voor professionele pgb-dienstverleners aangescherpt.

Per 1 januari 2025 hebben we met aanbieders Wmo-begeleiding nieuwe contracten gesloten en hebben we de financierssystematiek veranderd. We bekostigen de begeleiding voortaan op basis van de zgn. p x q (prijs x volume). De systematiek van het financieren op basis van inzet binnen bandbreedtes hebben we losgelaten. Daarom moet lid 2 worden aangepast en is het verwijzen naar “het rekenkundig gemiddelde van …” niet meer correct.

Lid 3: Gaat over hoogte pgb-tarief voor particuliere inzet. De zinsnede “in geval van particuliere inzet” verduidelijkt dat het artikellid enkel van toepassing is op het pgb voor particuliere inzet.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Asten 2020.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Asten van 3 juni 2025.

De raad voornoemd,

griffier,

mr. M.B.W. van Erp-Sonnemans

voorzitter,

A.A.H.C.M van Extel-van Katwijk

Naar boven