Omgevingsvisie gemeente Kampen

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel over de Omgevingsvisie gemeente Kampen;

gelet op artikelen 3.1, lid 1 en 16.26 van de Omgevingswet en artikel 160, lid 1 onder b Gemeentewet, die bepalen dat:

a. de gemeenteraad voor het gehele grondgebied van de gemeente één omgevingsvisie vaststelt;

b. het college bevoegd is om beslissingen van de gemeenteraad voor te bereiden;

c. afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is waarin staat dat iedereen bij de gemeenteraad een zienswijze mag indienen.

B E S L U I T :

Artikel I

In te stemmen met de ontwerp Omgevingsvisie gemeente Kampen zoals die is te lezen in bijlage A bij dit besluit.

Artikel II

In te stemmen met de concept Omgevingseffectrapportage (OER) inclusief de nota van beantwoording zienswijzen Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD), zoals die is te lezen in bijlage B van dit besluit.

Artikel III

De ontwerp omgevingsvisie en de concept omgevingseffectrapportage ter inzage te leggen voor een periode van zes weken.

Artikel IV

De gemeenteraad te informeren.

Bijlage A

Omgevingsvisie gemeente Kampen

Colofon

Omgevingsvisie Kampen is tot stand gekomen in samenwerking met de gemeente Kampen en opgesteld door bureau RUIMTEVOLK. Het copyright van de beelden, kaarten en foto’s berust bij RUIMTEVOLK tenzij anders aangegeven. Hoewel aan de inhoud en samenstelling van dit rapport de grootst mogelijke zorg is besteed, is het mogelijk dat informatie onjuist of onvolledig is. RUIMTEVOLK en gemeente Kampen aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor de volledigheid en juistheid van de gegeven informatie. 

mei 2025

Voorwoord

Voor u ligt de nieuwe Ontwerp omgevingsvisie voor de gemeente Kampen voor 2050. Met dit document zetten we een heldere stip op de horizon: wat voor gemeente willen we in 2050 zijn, hoe gaan we om met onze belangrijkste opgaven en hoe vertaalt dit zich op verschillende plekken in de gemeente? Deze vragen beantwoorden wij in deze omgevingsvisie in nauwe samenspraak met (maatschappelijke) partners, ondernemers, de provincie, het waterschap en, uiteraard, de inwoners van de gemeente Kampen. 

Wij hebben de inwoners gedurende het hele proces op verschillende wijzen betrokken. Zo stonden we op de markt, gingen langs in dorpshuizen, gingen we op een bustour en bereikten we de jeugd via de digitale ‘swipocratie’. Samen schetsten we een toekomstbeeld en werken dit uit tot onze omgevingsvisie. Wij zijn dankbaar voor deze grote betrokkenheid vanuit de samenleving, die een waardevolle bijdrage heeft geleverd aan de omgevingsvisie.

Met deze nieuwe omgevingsvisie kiezen wij voor een sterke gemeente Kampen, met een bloeiende gemeenschap en economie waar brede welvaart, duurzaamheid en evenwichtige groei hand in hand gaan. We zetten in op vitale wijken en bieden woonmogelijkheden voor iedereen. We kiezen voor een groene en waterrijke omgeving, met toekomstbestendige landbouw en in balans met het bodem- en watersysteem. 

Kortom, deze omgevingsvisie is een uitnodiging aan iedereen om mee te werken aan de toekomst van de gemeente Kampen. Samen bouwen we verder aan een gemeente waar het goed wonen, werken en leven is voor iedereen!

[handtekening]

Erik Faber

Wethouder

Leeswijzer

In de omgevingsvisie schetst de gemeente Kampen een beeld van hoe de stad, haar dorpen en omliggende gebieden er in 2050 uit zullen zien. Deze visie geeft duidelijkheid over de ambities van de gemeente Kampen, en biedt houvast voor de keuzes die nodig zijn om deze ambities te realiseren. De omgevingsvisie raakt allerlei onderwerpen: waar en hoe gaan wij fijn wonen in de gemeente Kampen, hoe zit het met onze economie, ondernemers en duurzame energie-opwek, hoe gaan wij om met milieu, water en bodem? Hoe zorgen wij ervoor dat de gemeente Kampen in 2050 een gezonde en leefbare leefomgeving is, waar er ook fijn gecreëerd kan worden en de rijke cultuurgeschiedenis nog voelbaar is? 

Deze visie hebben wij opgesteld samen met inwoners, ondernemers, instellingen en andere overheden. Ook is de omgevingsvisie een oproep aan alle betrokkenen om actief bij te dragen aan deze toekomst, door middel van eigen initiatieven. Samen maken we Kampen een prettige plek om te wonen, werken en recreëren, ook in 2050.

Lees meer over waarom en hoe een omgevingsvisie is opgesteld in hoofdstuk  1.

We beginnen niet bij nul. We bouwen voort op de Koers van Kampen, waarin de belangrijkste thema’s voor Kampen zijn opgesteld voor 2050. Hieruit blijkt dat sociale samenhang cruciaal is, en voorzieningen en plekken voor ontmoeting dichtbij moeten zijn. Ook moet de gemeente Kampen haar rijke cultuurhistorie en identiteit koesteren, met oog voor het onderhoud en verduurzaming van haar monumenten. Er moet ruimte zijn voor lokale, innovatieve energie-initiatieven, en er moet rekening gehouden worden met het water- en bodemsysteem voor een toekomstbestendig Kampen. Tenslotte is een vitaal platteland cruciaal, met een balans van functies in het landelijk gebied. Dit vormde de basis voor het Verhaal van Kampen, waarin de uitdagingen voor de gemeente Kampen tot en met 2050 zijn beschreven.

Lees meer over het Verhaal van Kampen in hoofdstuk 2.

Het toekomstverhaal van de gemeente Kampen in 2050…

Kampen is uitgegroeid tot een gemeente waar brede welvaart centraal staat en waar bodem en water de leidraad vormen voor ruimtelijke ontwikkeling. Kampen in 2050 is een plek waar brede welvaart, evenwichtige groei en duurzaamheid hand in hand gaan. De gemeenschap heeft haar unieke karakter behouden maar is volledig meegegaan met de tijd en heeft geen last meer van hittestress en wateroverlast. Wie zich in Kampen begeeft, ziet een gemeente die bloeit door haar verbondenheid met water, haar sterke sociale infrastructuur en de balans tussen erfgoed en innovatie. 

Lees meer over het toekomstverhaal in hoofdstuk 3 of kijk op de visiekaart in bijlage 8

Om toe te werken naar dit toekomstverhaal, hebben we drie hoofdambities opgesteld. 

Vitale, veerkrachtige mensen en gemeenschappen

Een bloeiende samenleving met een sterke sociale basis vraagt om een robuust voorzieningenaanbod. We zetten in op warme dorps- en wijkharten om voorzieningen en ontmoetingsplekken voor jong en oud te creëren. Ook staat een gezonde leefstijl voorop, waarbij het van belang is dat er voldoende groene ruimtes zijn voor spelen, sporten en ontspannen. Een vitale gemeenschap heeft ook een bruisende binnenstad, als centrum voor cultuur, horeca en evenementen. Wij zijn trots op onze historische binnenstad en haar verleden als Hanzestad, en maken de cultuurhistorie van Kampen, de dorpen en het landschap beleefbaar.

Ruimte voor goed wonen en een bruisende lokale economie

We zorgen voor leefbare en gemengde wijken met voldoende woningen voor iedereen, vooral voor jongeren, ouderen en mensen die zorg nodig hebben. Tussen 2032 en 2050 komen er circa 3.850 nieuwe woningen bij, met aandacht voor betaalbare woningen en doorstroming op de woningmarkt. Wij zoeken ruimte voor nieuwe woningen in de bestaande stad en dorpen, met uitbreidingslocatie Reeve-Noord met kwalitatief dorpshart en kleinschalige uitbreiding aan de rand van dorpen. Het selecteren van nieuwe woningbouwlocaties houdt rekening met lokale kwaliteiten zoals water, bodem en cultuurhistorie. In het buitengebied behouden we de kwaliteit van leven en kijken we naar de behoefte aan extra woningen.

We stimuleren een sterke economie met aandacht voor modern vakmanschap in het MKB, de maakindustrie, handel en duurzame initiatieven. Bestaande werklocaties, vooral van lokale bedrijven, kunnen uitbreiden. We combineren wonen en werken aan de randen van bedrijventerreinen en benutten de ruimte optimaal met verdichting en vergroening. We investeren in goede bereikbaarheid met kwalitatief openbaar vervoer, fietsroutes en autoluwe zones. Station Kampen-Zuid wordt een innovatiehub met onderwijs, bedrijvigheid en woningen voor studenten en jongeren. De binnenstad wordt toekomstbestendig met geclusterde horeca en winkels.

Op weg naar een waterrijke en groene aarde en leefomgeving

We ontwikkelen met respect voor onze natuurlijke omgeving, met een focus op wat wél kan, waarbij water en bodem leidend zijn. Waterveiligheid staat voorop, met voldoende ruimte voor wateropvang en aandacht voor knelpunten. Nieuwe ontwikkelingen zijn klimaatadaptief en duurzaam, met slimme combinaties van waterberging, natuur en landschap.

In het landelijk gebied is de landbouw een belangrijke economische drager. Samen met de sector zoeken we naar duurzame landbouw en alternatieve verdienmodellen. We stimuleren hergebruik van gebouwen en verduurzamen bestaande wijken en dorpen. Groen en water krijgen extra aandacht, met groene overgangen tussen stad en buitengebied. We verbeteren de waterbeleving en beschermen de biodiversiteit.

We lopen voorop in duurzame energieopwekking, met voorrang voor lokale initiatieven. Bestaande bedrijventerreinen verduurzamen we met oog voor de circulaire economie. Zo zorgen we voor een gezonde balans tussen een levendige stad, een vitaal buitengebied en een sterke natuur.

Lees meer over de hoofdambities in hoofdstuk 4

Niet alles kan overal… 

De gemeente Kampen bestaat uit vele kernen, buitengebieden en andere locaties met ieder hun eigen kwaliteiten en opgaven. Daarom vertalen wij de hoofdambities in ruimtelijke keuzes voor elk gebied. Wij maken onderscheid in de volgende gebieden: 

  • Stad en grote dorpen (Kampen, IJsselmuiden en Reeve) 

  • Kleine dorpen (‘s-Heerenbroek, Grafhorst, Wilsum en Zalk) 

  • Werklocaties (Koekoekspolder, bedrijventerreinen en Zuiderzeehaven) 

  • Buitengebied (rivierengebied, kleipolders en veenpolders inclusief de buurtschappen De Zande, Kampereiland, Hogeweg en Zuideinde)

Lees meer over de ruimtelijke keuzes per gebied in hoofdstuk 5

Samen aan de slag aan het Kampen van 2050

Deze omgevingsvisie hebben wij opgesteld samen met bewoners, maatschappelijke en regionale partners en de provincie Overijssel. De ruimtelijke en maatschappelijke opgaven voor de gemeente Kampen overstijgen de grenzen van de gemeente, en daarom is het essentieel dat wij deze samenwerking voortzetten. Dit geldt voor onze bloeiende lokale economie, maar ook voor onze energie- en wateropgaven is het van belang dat wij slim omgaan met complexe, grensoverstijgende uitdagingen. Daarom gaan wij samen aan de slag bij onze gemeente. 

Onze visie voor de gemeente Kampen is een levend document. De veranderende wereld vraagt ons om regelmatig terug te blikken op deze visie en het bij te stellen voor nieuwe opgaven die op onze gemeente af komen. 

Lees meer over de uitvoering van de omgevingsvisie in hoofdstuk 6.

Let op: De omgevingsvisie gaat over het gehele grondgebied van de gemeente Kampen. Wanneer we in dit document Kampen schrijven, bedoelen we de hele gemeente. Wanneer het gaat over de stad Kampen, dan vermelden we dit expliciet. Alle hoofdstukken in deze omgevingsvisie zijn afzonderlijk van elkaar te lezen. U kunt daarom dubbelingen tegenkomen.

1 Inleiding

De gemeente Kampen is in 2024 gestart met het ontwikkelen van de nieuwe omgevingsvisie. Dit is een langetermijnvisie voor de hele fysieke leefomgeving van de gemeente. De omgevingsvisie geeft op hoofdlijnen richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de stedelijke gebieden, dorpen, buurtschappen en het buitengebied van Kampen. De omgevingsvisie beschrijft de huidige kwaliteiten en formuleert een aanpak op de huidige en toekomstige opgaven, met thematische en gebiedsgerichte uitwerkingen en bijbehorende aanpak. Hiermee biedt de omgevingsvisie belanghebbenden en initiatiefnemers straks duidelijke handelingsperspectieven en een duidelijk toetsingskader. De gehanteerde tijdshorizon voor de omgevingsvisie van Kampen is 2050. 

Bij het opstellen van de omgevingsvisie worden de uitgangspunten en wensen voor de fysieke leefomgeving vanuit verschillende thema’s in beeld gebracht. Daarmee kunnen tegenstellingen of juist opgaven en belangen die elkaar (kunnen) versterken, vroegtijdig worden geïdentificeerd en worden gebruikt voor een wenkend toekomstbeeld. Denk hierbij aan de relatie tussen de fysieke leefomgeving en sociaal maatschappelijke opgaven of het creëren van een gezonde en veilige leefomgeving. Dit krijgt allemaal een plek in de omgevingsvisie. 

Verder bouwen op Koers Kampen 2040

In 2023 stelde de gemeenteraad De Koers Kampen 2040 vast. Deze koers is een toekomstbeeld voor de hele gemeente Kampen die samen met de raad, de bewoners, ondernemers en organisaties is opgesteld. De Koers Kampen 2040 is niet het eindpunt, maar het beginpunt van een continu gesprek tussen gemeenteraad en samenleving. 

Aan de hand van diverse participatiemiddelen voerden we het gesprek over de toekomst nu verder. Het doel hiervan is het verdiepen en uitwerken van De Koers Kampen 2040. Dit betekent dat we niet alleen antwoord geven op het ‘wat’, maar ook op ‘waar’ willen we bepaalde ontwikkelingen en ‘hoe’ gaan we dit doen. Deze ruimtelijke uitwerking maken we voor de hele gemeente én per gebied en vindt u in dit voorliggende document. 

1.1 Omgevingsvisie en Omgevingswet

De omgevingsvisie is een beleidsinstrument voor gemeenten als onderdeel van de Omgevingswet. De Omgevingswet gaat over de ruimte waarin mensen wonen, werken en ontspannen. In de basis is het een bundeling van een groot aantal voorgaande wetten en regelingen over de fysieke leefomgeving. Maar veel belangrijker nog: de wet biedt lokale overheden meer integrale afwegingsruimte in regels en beleid en dus meer mogelijkheden om in overleg te gaan over plannen en initiatieven.  

Elke gemeente is verplicht een omgevingsvisie op te stellen voor het gehele eigen grondgebied. Een omgevingsvisie moet een integrale en strategische visie op hoofdlijnen zijn, gericht op de lange termijn en voor het hele grondgebied van de gemeente. Niet alleen gemeente Kampen stelt een omgevingsvisie op, maar ook het Rijk, provincies en gemeenten in Nederland zijn wettelijk verplicht om een omgevingsvisie op te stellen. 

De omgevingsvisie die we voor Kampen maken is zelfbindend. Dit betekent dat de omgevingsvisie alleen verplichtingen schept voor de gemeente als opsteller van het document. De omgevingsvisies van het Rijk en van de provincies werken dus niet rechtstreeks door in de omgevingsvisie van de gemeente. Wel zijn er veel opgaven waaraan we werken die gemeentegrensoverstijgend zijn en die daarom om een gemeenteoverstijgende aanpak en/of regionale samenwerking vragen. De uitgangspunten uit de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en Provinciale Omgevingsvisie (POVI) van Overijssel dienen hierbij als vertrekpunt. Deze (boven)lokale richtlijnen, beleid en wetgeving bepalen gezamenlijk de bewegingsruimte waarbinnen de Kampse omgevingsvisie vorm moet krijgen. Van het waterschap ontvingen we als input voor de langetermijnvisie een ‘position paper'. Ook zal de omgevingsvisie wat betreft de verschillende belangrijke thema’s zorgvuldig worden afgestemd op ander beleid en vice versa. In de volgende figuur laten we de samenhang van de verschillende beleidsstukken op lokaal en bovenlokaal schaalniveau zien. 

Naast het traject van de omgevingsvisie waren er binnen gemeente Kampen ook voortdurend parallelle trajecten van beleid in ontwikkeling. In de afgelopen periode was dat het geval op het gebied van wonen, havenontwikkeling en ruimtelijke economie, mobiliteit, landelijk gebied en energie. Ook zal er de komende jaren weer nieuw beleid ontwikkeld worden. Door de dynamische aard van de omgevingsvisie kunnen we de komende jaren regelmatig doelen en ambities bijstellen wanneer dit nodig blijkt te zijn.

1.2 Hoe en met wie maakten we deze omgevingsvisie?

We beschouwen deze omgevingsvisie als een verhaal van ons allemaal. Juist daarom hebben we gedurende het ontwikkelproces met inwoners, ondernemers, maatschappelijke organisaties, alle ambtelijke afdelingen, het bestuur, mede overheden als buurgemeenten, waterschap, provincie en de politiek nagedacht en samengewerkt. Dat deden we in de vorm van digitale ophaalmomenten, fysieke werkateliers en reflectiegesprekken. In 3 fasen - gevolgd door een besluitvormende fase - is toegewerkt naar de omgevingsvisie voor de gemeente Kampen. 

Vertrekpunt: water en bodem leidend

In de ontwikkeling van de Omgevingsvisie Kampen 2050 hebben we een fundamentele keuze gemaakt: water en bodem vormen het leidende vertrekpunt voor al onze ambities en plannen. Dit betekent dat het bodem-watersysteem een doorslaggevende rol speelt in de wijze waarop we onze gemeente inrichten en ontwikkelen. Het vormt de onderlegger van de ruimtelijke puzzel.

Deze aanpak is essentieel om Kampen veerkrachtiger te maken in het licht van de klimaatverandering en om de druk op onze waardevolle biodiversiteit te verminderen. Door het water en de bodem als basis te nemen voor ruimtelijke ontwikkelingen, creëren we een fundament voor een gezonde en veerkrachtige economie, een sterke maatschappij en een aantrekkelijke leefomgeving – ook voor toekomstige generaties.

Het hanteren van water en bodem als leidraad stelt ons in staat om, ondanks een veranderend en grillig klimaat, te blijven leven, wonen en werken in een veilige omgeving met een gezonde bodem en voldoende schoon water. Hierbij volgen we als gemeente vooralsnog de belangrijke kaders die worden gesteld door het Rijk, de provincie Overijssel en het waterschap. Deze bovenlokale richtlijnen zijn van cruciaal belang voor de afwegingen die we op lokaal niveau maken, zodat we een duurzame en toekomstbestendige ontwikkeling van Kampen kunnen waarborgen.

Fase 1: Verhaal van Kampen

In de eerste fase maakten het Verhaal van Kampen: een samenvattend en beeldend document dat het (historisch) fundament van de gemeente vormt. Langs drie thema’s (mensen, ruimte en economie, aarde en omgeving) beschreven we de opgaven, trends en ontwikkelingen en de vertrekpunten voor de omgevingsvisie voor 2050. 

Fase 2: Toekomstbeelden

Op basis van de vertrekpunten uit het Verhaal van Kampen ontwikkelden we drie fictieve toekomstbeelden. Elk toekomstbeeld, bestaande uit een kaartbeeld, toelichtende tekst en sfeerbeelden, schetste een voorstelbare toekomst voor de gemeente Kampen in 2050. Aan de hand van deze toekomstbeelden en de keuzes die hierin naar voren werden gebracht, voerden we vele gesprekken met onze inwoners en haalden we reacties op met digitale peilingen (Swipocratie en burgerpeiling).  

Fase 3: Toekomstverhaal van Kampen

Met de grote hoeveelheid opbrengsten uit de participatieronde in de eerste fase werd in deze fase een toekomstverhaal voor de gemeente Kampen in 2050 opgesteld. Deze bestond uit drie hoofdambities met bijbehorende strategische keuzes en een visiekaart voor de gemeente. Tijdens de Avond van Kampen en online reactiemogelijkheden met onder andere een interactieve kaart konden inwoners wederom reageren, op basis waarvan de hoofdambities en visiekaart verder zijn aangescherpt.Vervolgens zijn, op basis van de hoofdambities en strategische keuzes uit het Toekomstverhaal, een gebiedsgerichte uitwerking gemaakt voor de verschillende deelgebieden in de gemeente (stad en grote dorpen, kleine dorpen, werklocaties, buitengebied en buurtschappen: ieder met eigen ‘sub’deelgebieden). Deze uitwerking is wederom fysiek (tijdens een reizende expositie op diverse locaties in de gemeente) en digitaal voorgelegd aan de inwoners en vervolgens verder aangescherpt. 

Participatie: samen nadenken over de leefomgeving van morgen

De omgevingsvisie daagt ons als gemeente, mede-overheden als provincie en waterschap, inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties uit om samen te werken aan de leefomgeving van morgen. We streven daarbij naar een gedeelde en breed gedragen visie. Daarom hebben we tijdens de totstandkoming van deze omgevingsvisie op vele momenten inzichten, perspectieven en verhalen met elkaar gedeeld. Een aantal belangrijke momenten waren:

  • *Straatgesprekken en Swipocratie toekomstbeelden*  (september - oktober 2024): aan de hand van de toekomstbeelden gingen we in het najaar op 11 locaties de straat op om inwoners te vragen mee te denken over de keuzes die aan de hand van de Toekomstbeelden in beeld werden gebracht. Daarnaast werden op basis van deze Toekomstbeelden 34 stellingen gemaakt voor de digitale Swipocratie: een laagdrempelige enquêtevorm waarmee we onder andere veel jongeren bereikten en in totaal maar liefst 1483 reacties ophaalden. 

  • *Avond van de gemeente Kampen en digitaal platform*  (december 2024 - januari 2025): tijdens de Avond van Kampen legden we de concept-visiekaart, hoofdambities, en strategische keuzes voor aan zo’n 100 inwoners, ondernemers en vertegenwoordigers van belangenverenigingen. Op hetzelfde moment werd het digitale platform gelanceerd. Ook hier kon men reageren op de visiekaart, hoofdambities en strategische keuzes, onder andere aan de hand van interactieve kaarten. 

  • *Reizende expositie, bustour en digitaal platform* (maart 2025): tijdens de reizende expositie ging de 75% versie van de omgevingsvisie, inclusief de gebiedsgerichte uitwerkingen, op reis door de gemeente. Op 7 locaties verspreid door de gemeente kon men zo’n twee weken de expositie met posters bezoeken en een reactie achterlaten. Daarnaast was op elke plek een inloopmoment waar men ook in gesprek kon gaan met de gemeente over de omgevingsvisie. Daarnaast vonden, onder grote belangstelling, 3 bustours door de gemeente plaats waar men bijgepraat kon worden over de omgevingsvisie. Ten slotte vond, ook in deze ronde, consultatie onder inwoners plaats via het digitale platform.

De resultaten van het participatietraject rondom het opstellen van deze omgevingsvisie zijn te vinden in bijlage 7.

1.3 Milieu- en omgevingseffecten in beeld

De verschillende ambities en keuzes die in deze omgevingsvisie worden gemaakt, leggen allemaal hun beslag op de beperkt beschikbare ruimte in de gemeente Kampen. Een omgevingseffectrapport geeft milieu en leefomgeving een volwaardige plaats in het besluitvormingsproces over de omgevingsvisie gemeente Kampen. Dit doet een OER door de effecten op de leefomgeving ten gevolge van een voornemen en mogelijke alternatieve invullingen (toekomstbeelden) daarvan op hoofdlijnen te beschrijven. Een OER gaat naast de traditionele milieuthema’s ook in op leefomgevingsthema’s als integrale gezondheid, klimaatadaptatie, energietransitie, circulariteit en sociaaleconomische aspecten.

Het doel van het OER bij de Omgevingsvisie Kampen 2050 is om, voorafgaand aan de besluitvorming, alle relevante beslisinformatie breed en integraal in beeld te brengen en dit mee te laten wegen bij de te maken keuzes in de visie. Het OER draagt zo bij aan transparante besluitvorming en laat met een integrale afweging zien of er voor alle ambities, opgaven en beoogde ontwikkelingen in Kampen voldoende ruimte is en welke effecten de te maken keuzes hebben op de leefomgeving. Aan de hand van verschillende toekomstbeelden (de mogelijke 'manieren' waarop het voornemen kan worden gerealiseerd) worden in het OER de effecten in beeld gebracht. Ook geeft het OER inzicht in strijdigheid, danwel meekoppelkansen tussen ambities, opgaven en beoogde ontwikkelingen. Het OER is een strategisch onderzoek dat hoofdlijnen van de omgevingsvisie beoordeeld op impact op de leefomgeving. Het OER bevat daarom geen onderzoek naar concrete initiatieven in detail.

We hebben ervoor gekozen om het proces van de omgevingsvisie en het OER gelijktijdig op te laten lopen. Op deze manier konden keuzes en ambities in de 75%-versie van de omgevingsvisie al beoordeeld worden op hun effecten en is de uiteindelijke omgevingsvisie op onderdelen aangescherpt om ongewenste effecten op het milieu en de omgeving van de gemeente Kampen dempen.

Onzekerheden

Toekomstige ontwikkelingen in dit gebied staan voor belangrijke keuzes. Enerzijds zijn er ambities voor economische groei, woningbouw en verbetering van de infrastructuur. Anderzijds vraagt de bescherming van weidevogels en waardevolle natuurgebieden, waaronder Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland, om zorgvuldige afweging. Het is dan ook van cruciaal belang te realiseren dat we mogelijk tegen grote belemmeringen en wezenlijke risico's in realisatie van bepaalde ambities aanlopen indien deze significante negatieve effecten hebben op deze beschermde natuur.

2 Het verhaal van Kampen

In de gemeente Kampen in 2050 bouwen we op de fundamenten van de afgelopen eeuwen. Dit zijn de lokale bodem- en wateromstandigheden die door natuurlijke en menselijke processen zijn gevormd, maar ook de sociale basis die is gelegd door generaties van inwoners, ondernemers en bezoekers. In dit hoofdstuk duiden we bondig het historische fundament en DNA van de gemeente, ingedeeld langs de drie hoofdthema’s zoals die benoemd zijn in Koers Kampen 2040: mensen, ruimte & economie en aarde & omgeving. Ook beschrijven we de positie van de gemeente Kampen binnen de regio en sluiten we af met de belangrijkste opgaven voor deze omgevingsvisie samengevat. Deze onderdelen staan uitgebreider beschreven in het Verhaal van Kampen in bijlage 3.

2.1 Het DNA van de gemeente Kampen

Mensen 

Vele generaties inwoners, ondernemers en bezoekers geven een plek een bepaalde betekenis. Ook in de gemeente Kampen, waar haar inwoners bekend staan om hun gastvrijheid, eigenheid en gemeenschapsgevoel. Men is trots op hun stad en haar rijke historie, trots op het omliggende buitengebied en haar agrariërs, trots op hun relatie tot het water van de IJssel, in tijden van zowel voor- als tegenspoed. 

In de late Middeleeuwen kende Hanzestad Kampen haar ultieme bloeiperiode, vanwege de strategische ligging en de handelsmentaliteit van de inwoners. Grote delen van de binnenstad van Kampen – zoals we die nog steeds kennen – zijn in die tijd bebouwd, maar ook IJsselmuiden, Grafhorst en Wilsum kregen in de 13de en 14de eeuw al stadsrechten. Sindsdien heeft de gemeente Kampen veel verschillende groepen ondernemende inwoners gehad, zoals Zuiderzeevissers, Ommelandvaarders, fabrieksarbeiders, stadsboeren en militairen. 

De gemeente Kampen kent ook een religieuze geschiedenis, wat onder andere blijkt uit de jarenlange aanwezigheid van de Theologische Universiteit. Deze geschiedenis heeft vandaag de dag nog steeds invloed op verschillende gemeenschappen in de gemeente Kampen. Met name in de kleinere kernen zijn veel inwoners kerkgezind en is het gemeenschapsgevoel erg sterk. Ook los van de protestantse kerk is dit het geval, het verenigingsleven in Kampen bloeit al jarenlang volop. 

Veel inwoners zijn zich van de rijke geschiedenis bewust. Op die manier ademt de historie door in het Kampen van nu. Een rode lijn is misschien wel dat de inwoners en bestuurders van deze gemeente altijd een hoge mate van ondernemerschap en onafhankelijkheid hebben gekend. Kampen doet het graag op haar eigen manier en is bereid om de schouders eronder te zetten. Deze mentaliteit vormt een stevige basis voor onze visie op 2050. 

Ruimte en economie 

In de late Middeleeuwen – vanaf het begin van de 13de eeuw – begon Kampen op te bloeien als een van de belangrijkste Hanzesteden. In die tijd maakte de IJssel deel uit van een cruciale Europese handelsroute. Dankzij de strategische ligging aan de monding in de Zuiderzee kon Kampen uitgroeien tot een overslagpunt voor goederen zoals wol, graan en hout. Ook werd de Hanzestad groot in de visserij. Echter, in de 17de en 18de eeuw kreeg Kampen het economisch zwaarder, onder andere vanwege de verzanding van de IJssel. Daarnaast begonnen Hollandse steden meer (wereld)handel naar zich toe te trekken. Kampen bleef een regionaal handelscentrum, maar verloor de economische voorspoed die het in de Hanzetijd had. 

De industriële revolutie en centralisering van de 19de eeuw bracht veel veranderingen in Nederland, zo ook in Kampen. De onafhankelijke stad ging deel uitmaken van het Koninkrijk, waarbij de bestuurlijke macht zich steeds meer in Brussel en later in Amsterdam centraliseerde. Ook de economische structuur veranderde: Kampen zette in op de tabaksindustrie (sigaren) en de maakindustrie (potten en pannen). Daarnaast werd het een echte garnizoensstad, vanwege de ligging aan de IJssellinie en de komst van een grote kazerne met officiersopleiding voor het nationale leger. 

In de 20ste eeuw veranderde en verbreedde de economische koers van Kampen. De tabaksindustrie verdween geleidelijk uit de stad. In de Koekoekspolder ontstond de glastuinbouw. Op nieuwe werklocaties kwamen bedrijven in de voedselverwerking en metaalbewerking. Daarnaast groeide de dienstensector, vooral in het (hoger) onderwijs en de zorg. Ten slotte zag de gemeente kansen om zich meer te focussen op het aantrekken van bezoekers, mede door het rijke cultuurhistorische verleden te benutten. 

Aarde en omgeving 

De historische vorming van landschap van de gemeente Kampen is nauw verbonden met de aanwezigheid van het water. De IJssel heeft altijd een centrale rol gespeeld in het sturen van de landschapsstructuur, en de dynamiek van de rivier bepaalde daarmee het karakter van het stroomgebied – waar het gebied rondom het huidige Kampen altijd deel van uitmaakte. Vanaf de 14de eeuw begonnen bewoners van het gebied steeds meer ingrepen te doen in het landschap. Zo werden er dijken aangelegd om weerstand te bieden aan de overstromingen van de IJssel, en werden de moerassige veengebieden ontgonnen en ingepolderd. Op deze manier is de historische veenpolder Mastenbroek ontstaan – één van de oudste polders van Nederland – maar ook de laagveenontginning bij Kamperveen. Door deze ontginningen ontstonden nieuwe landbouwgronden. 

Langs de IJssel zien we de uiterwaarden, dijken en oude stroomruggen, met daarlangs historische bebouwing. In de delta van de IJssel ontstonden het Kampereiland, de Mandjeswaard en de Zuiderzeepolders; het bijzondere landschap op deze plekken wordt nog steeds gekarakteriseerd als een open agrarisch weidelandschap met een onregelmatig verkavelingspatroon en terpboerderijen.

Het huidige landschap van de gemeente Kampen is een weerspiegeling van zowel de historische strijd tegen het water, als nieuwe ontwikkelingen waarbij de relatie met het watersysteem nog steeds centraal staat. Denk aan de forse groei van het stedelijk gebied, de grootschalige ingrepen in het kader van ruimte voor de rivier (aanleg van het Reevediep) en de schaalvergroting van de landbouw in het buitengebied, de inpassing van grootschalige infrastructuur. 

2.2 De gemeente Kampen in de regio

De gemeente Kampen bevindt zich in een netwerk van spoor-, wandel-, fiets-, water- en autowegen. Vanaf station Kampen rijdt het Kamperlijntje, een keer per half uur tussen station Kampen, Kampen-Zuid en station Zwolle. Zo staat de gemeente Kampen per trein in nauwe verbinding met de rest van Nederland. De busverbindingen vanuit Kampen richten zich met name tot de buurten en omliggende kernen, zoals Staphorst, Hasselt, Dronten en Urk. 

De IJssel vormt de ader tussen de stad Kampen en IJsselmuiden, dat aan de noordzijde uitmondt tot het Kattendiep en de grens met de provincie Flevoland. De belangrijkste autoverkeersader is de N50, die Kampen verbindt met Emmeloord aan de noordzijde en met Wezep, Hattemerbroek, Hattem en Zwolle aan de zuidzijde. Verder verbindt de N764, ook wel de Zwolseweg, Zwolle via Kampen het toekomstige dorp Reeve. 

Tevens maakt Kampen deel uit van de regio Zwolle, samen met 21 andere gemeenten, ondernemers, maatschappelijke organisaties en onderwijsinstellingen binnen de provincies Overijssel, Drenthe, Gelderland, Flevoland. Binnen deze regio wordt er samengewerkt op het vlak van onder andere regionale woningbouwafspraken, leefbaarheid, innovatie en duurzaamheid. Ook werkt Kampen mee samen met de gemeente Meppel en Zwolle aan de Port of Zwolle, met de Zuiderzeehaven als belangrijke schakel in de logistieke toegangspoort van Regio Zwolle richting Noord- en Oost-Nederland en via de sluis Kornwerderzand, Noord- en Oost-Europa.

2.3 Opgaven

Het DNA van Kampen en de Koers van Kampen 2040 vormen een solide basis voor deze omgevingsvisie. Op een aantal thema’s zijn echter nog keuzes te maken om vorm te geven aan de ruimtelijke puzzel van de toekomst. Voor het leggen van die puzzel is het van belang goed zicht te hebben op *huidig beleid, trends en ontwikkelingen*. In dit hoofdstuk vatten we de belangrijkste opgaven die hieruit voortkomen samen.

Mensen

  • Het *aantal inwoners in Kampen groeit*: de relatieve groei van de gemeente Kampen is dubbel zo groot als de relatieve groei voor heel Overijssel en Nederland. De grootste drijver achter deze bevolkingsgroei is de hoge natuurlijke aanwas. Tegelijkertijd neemt het aandeel 65+’ers fors toe en stijgt de gemiddelde levensverwachting. Kortom, de  *woningbouwopgave* moet aansluiten bij deze  *veranderende demografische behoeften*.  

  • Deze demografische veranderingen hebben ook impact op de gemeenschappen van Kampen. Het *versterken van de sociale basis* vormt daarom een belangrijke opgave. Samen met de oplopende kosten in het sociaal domein, wordt de rol van geloofsgemeenschappen, het verenigingsleven en informele ontmoetingen nog belangrijker. 

  • Het *ondersteunen van maatschappelijke voorzieningen* – met name voor jongeren in de gemeente Kampen – is daarom van groot belang. Landelijk zien we een trend dat de druk op maatschappelijke voorzieningen ertoe leidt om deze in toenemende mate te clusteren. Het *bevorderen van een gezonde, veerkrachtige samenleving* is van groot belang voor een sterk en sociaal Kampen. De fysieke en mentale gezondheid van de samenleving is hierin zeer bepalend. Het *stimuleren van ontmoeting in de openbare ruimte* vormt daarom een belangrijke opgave, met name voor jongeren. 

  • In het centrum van Kampen wordt gewerkt aan een *toekomstbestendige en vitale binnenstad*. Om dit te versterken en behouden, vormen het herbestemmen van winkelleegstand en het aanbieden van een divers winkelaanbod belangrijke opgaven. Ook liggen er kansen om erfgoed in te zetten als vliegwiel en inspiratie voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De binnenstad is immers een *beschermd stadsgezicht* en een belangrijke recreatieve trekker. Tegelijkertijd biedt de binnenstad aantrekkelijke mogelijkheden om goed te kunnen wonen. De rijke historie van Kampen is nauw verbonden met de ligging aan de rivier en het verbeteren van de relatie tussen de stad en de IJssel vormt dan ook een belangrijke opgave. 

Ruimte en economie

  • Er ligt een opgave in het bouwen aan *toekomstige wijken, dorpen en kernen door integrale gebiedsontwikkeling*. Tot 2032 ligt er een opgave van 3.000 woningen bestaande uit onder andere een grote behoefte aan nultredenwoningen, geclusterde woonvormen en zorggeschikte woningen in de buurt van voorzieningen. Dit heeft te maken met de verwachte bevolkingsgroei, migratie, vergrijzing en huishoudverdunning. *Betaalbaarheid*  blijft een opgave in de volkshuisvesting; de 30‑40‑30 regel (sociaal, betaalbaar, overig) is vastgelegd in de Woondeal West-Overijssel en blijft overeind. De woningbouwambitie tussen 2032 en 2050 moet bij deze opgaven aansluiten.  

  • Daarnaast worden de mogelijkheden voor eventuele toekomstige uitbreidingslocaties verkend. Hierbij geeft ‘*water en bodem leidend*’ sturing aan de (on)mogelijkheden voor bouwlocaties. Sommige locaties, zoals de zogeheten 'bottlenecks', moeten we reserveren voor eventuele toekomstige rivierverruiming.  

  • Om toekomstbestendige wijken te realiseren, is het ook van belang te blijven werken aan de *verduurzaming van de huidige gebouwde omgeving*. In de kernen liggen grote opgaven op het gebied van de energietransitie in de bestaande woningvoorraad (aardgasvrij, elektrificering, netcongestiebestendig bouwen) en klimaatadaptatie van de bebouwde omgeving.  

  • Op weg naar een *toekomstbestendige en duurzame economie*  brengen verduurzaming, digitalisering en internationalisering een vernieuwingsopgave voor de Kampense werklocaties met zich mee. Dit betekent onder andere het verduurzamen en revitaliseren van de huidige bedrijventerreinen en worden ook mogelijke toekomstige inbreidingslocaties verkend waar  *duurzame woon-werkgebieden* kunnen ontstaan. Daarnaast ligt er een *uitbreidingsopgave van 18-25 hectare voor nieuwe werklocaties*.  

  • Om de bereikbaarheid te vergroten krijgen het OV, deelvervoer en actieve mobiliteit (fietsen, wandelen) een steeds belangrijkere rol in het mobiliteitssysteem. Omdat het duurzamer, gezonder, veiliger en minder ruimte-intensief is dan autoverkeer, benaderen we de mobiliteitsopgave volgens *het STOMP-principe* (stappen, trappen, openbaar vervoer, Mobility as a Service en privé-auto). Om hier invulling aan te geven zijn het ontwikkelen van ‘hubs’ rond de stations* en het  *stimuleren van het fietsgebruik* (ook in het kader van Kampen Fietsstad) belangrijke opgaven. 

Aarde en omgeving

  • In het kader van het *versnellen van verduurzaming* is het doel om in 2035 *energieneutraal* te zijn en een volledig *circulaire economie* te zijn in 2050. Conform lokale en regionale afspraken, wordt de opwek van hernieuwbare energiebronnen hoofdzakelijk via *zon-op-dak* ingevuld, en verder met het zonnepark aan de Verkavelingsweg in IJsselmuiden, de vier windturbines op industrieterrein Haatland, twee windturbines aan de Oslokade in Kampen en zeven  windturbines in het gebied Kampen Zuid. 

  • Bij grootschalige duurzame energieopwekking uit wind en zon stimuleren we de betrokkenheid van collectieve lokale energie-initiatieven zodat zij lokaal eigendom kunnen realiseren. 

  • Om *netcongestie* op het laagspanningsnet tegen te gaan, zullen er tot 2040 meer dan 200 transformatorhuisjes geplaatst moeten worden in de openbare ruimte van Kampen.  

  • Met betrekking tot de *warmtetransitie* is het doel om als gemeente in 2050 volledig van het aardgas af te zijn. De meeste wijken zullen een all-electric warmtevoorziening krijgen, aangezien er weinig haalbare kansen liggen voor collectieve warmtevoorzieningen.  

  • Het werken aan een *toekomstbestendige natuurlijke omgeving*  is cruciaal in de omgang met het veranderende klimaat als gevolg van de opwarming van de aarde. In 2050 moet de gemeente Kampen klimaatbestendig zijn.  

  • De *leidende werking van water en bodem* betekent onder andere de opgaven van het vergroten van de wateropvang (in het bijzonder in de gebieden met een groot plaatsgebonden overstromingsrisico), het versterken van dijken en het toetsen van alle mogelijke ruimtelijke ontwikkelingen aan het bodem- en watersysteem. In het stedelijk gebied ligt er een opgave voor meer groen in de stad, goede wateropvang en het ‘ontstenen’ van wijken. Dit sluit aan bij het behoud van een *veilige, gezonde leefomgeving*, waarbij het tegengaan van het ‘*hitte-eiland effect*’ een belangrijke rol speelt. 

  • In de gemeente Kampen is *droogte* en het *vasthouden van voldoende water* in bepaalde delen van het landschap een stevige opgave. De gevolgen van verdroging worden extra duidelijk in de (veen)gronden waar bodemdaling optreedt. Om de verdroging tegen te gaan, moet worden gezocht naar de mogelijkheden voor het nemen van maatregelen voor het remmen van wegzijging en het vergroten van het *wateropvangend vermogen* door het aanleggen van *klimaatbuffers*

  • De grote ruimtevraag van de stapeling van klimaat-, stikstof- en wateropgaven staat op gespannen voet met de agrarische sector als economische drager van het buitengebied. Het *behouden of ontwikkelen van goede (en nieuwe) verdienmodellen voor een toekomstbestendig, vitaal platteland*  vormt daarmee ook een uitdagende opgave, niet alleen voor het platteland, maar ook voor de glastuinbouw in de Koekoekspolder. Ook is het vinden van een goede balans tussen (nieuwe vormen van) landbouw, natuur, energie, stikstof, bodem, water en recreatie essentieel. Hierbij ligt een transformatieopgave voor *Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)*, waarbij gewenste functiewisselingen ondersteund en verrommeling van het buitengebied voorkomen kan worden. 

  • We werken ook aan de *biodiversiteit en natuurwaarden*, bijvoorbeeld in de gebieden waar de biodiversiteit al hoog is, de PAGW-focusgebieden en de overgangsgebieden rond Natura2000, waar tevens een *stikstofopgave* ligt. Daarnaast ligt er een opgave in het *compenseren van natuur* waar dit nodig is (bijvoorbeeld voor woningbouw) door het ontwikkelen van natuurlijke habitats en het stimuleren van kansen voor *natuurverbindingen* door bijvoorbeeld het ecologisch beheer van dijken.  

  • Bij voorkeur moeten deze opgaven gecombineerd worden met het *beschermen en herstellen van cultuurhistorische landschapselementen*. Hierin kan voor agrariërs, als beheerders van natuur en landschap, een bijzondere rol zijn weggelegd. Samen met hen werken we aan de transitie van de agrarische sector in onze gemeente.  

  • Het *koesteren van het cultuurhistorisch erfgoed* is een opgave zowel in de stad, als op erven en in landschappen in het buitengebied. De gemeente ligt deels in Nationaal Landschap IJsseldelta, dat wordt gewaardeerd om de bijzondere combinatie van landbouw, natuur en cultuurhistorie. Het  *behouden en versterken van het unieke landschap*, samen met het creëren van recreatieve routestructuren, is daarom van groot belang.

3 Toekomstverhaal gemeente Kampen 2050

Wie zich in 2050 in de gemeente Kampen begeeft, ziet een gemeenschap die haar koers voor 2040 niet alleen heeft vastgehouden, maar heeft versterkt. Kampen is uitgegroeid tot een gemeente waar brede welvaart centraal staat en waar bodem en water de leidraad vormen voor ruimtelijke ontwikkeling. Kampen in 2050 is een plek waar brede welvaart, evenwichtige groei en duurzaamheid hand in hand gaan. De gemeenschap heeft haar unieke karakter behouden, is volledig meegegaan met de tijd en heeft geen last meer van hittestress en wateroverlast. Wie zich in Kampen begeeft, ziet een gemeente die bloeit door haar verbondenheid met water, haar sterke sociale infrastructuur en de balans tussen erfgoed en innovatie.  

Brede welvaart en sterke gezonde samenleving

In 2050 draait het in Kampen om brede welvaart voor iedereen. Niet alleen economische groei staat centraal, maar vooral de mens. Dit betekent investeren in een fijne en gezonde leefomgeving waar jong en oud elkaar ontmoeten en naar elkaar omkijken. De samenleving is sterk en hecht, georganiseerd op wijk- en dorpsniveau. Warme wijk- en dorpsharten kenmerken de gemeenschappen. Inwoners kennen elkaar en kijken naar elkaar om. Spontane ontmoetingen en initiatieven die de sociale verbondenheid versterken worden gestimuleerd, zowel in de stad als in de omliggende dorpen. In een tijd van vergrijzing en toenemende eenzaamheid is dit belangrijker dan ooit. De sociale infrastructuur speelt een belangrijke rol in het stimuleren van zelf- en samenredzaamheid. Wijkcentra en dorpshuizen zijn fijne ontmoetingsplaatsen gebleven, of juist geworden, met activiteiten die jong en oud verbinden. Deze centra dragen bij aan een sterke gemeenschap waar het goed leven is voor iedereen.

In verbinding met het landschap

Als gemeente Kampen zijn we trots op ons waterrijke en groene buitengebied, waar de IJssel, polders, meren en riviertjes een uniek en open landschap vormen. Dit landschap, gelegen midden in de toeristische regio de IJsseldelta, met brede vergezichten, lange kavels, en een netwerk van sloten en weteringen, heeft een sterke agrarische identiteit maar biedt ook volop ruimte voor natuur en recreatie. De combinatie van water en groen maakt ons buitengebied een geliefde plek voor inwoners en bezoekers om tot rust te komen en te genieten van de natuur. Daarnaast zijn de historische polders, dijken en waterwerken waardevolle elementen die het karakter van onze gemeente weerspiegelen en behouden moeten worden voor de toekomst. In 2050 zien we een groene en waterrijke omgeving waarin de landbouw toekomstbestendig is en in balans is met het bodem- en watersysteem. Het buitengebied van Kampen biedt dan ruimte aan duurzame en klimaatrobuuste landbouw, recreatie en natuur, waarbij water een verbindend element blijft. Daarnaast krijgen verduurzaming en vergroening in het bebouwd gebied meer aandacht en ondersteunen de waterwegen en groene zones zowel de biodiversiteit als de leefkwaliteit. 

De kracht van bodem en water

De ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Kampen zijn goed afgestemd op bodem en water. Het buitengebied, met Kampereiland, Mastenbroek en Kamperveen, toont hoe agrariërs en bewoners het landschap hebben versterkt en hoe Kampen heeft leren leven met water. Naast (agrarische) bedrijvigheid staan recreatie, gezondheid en ontspanning centraal, met nieuwe natuurgebieden en waterrijke zones die uitnodigen tot bewegen en genieten. Water speelt van oudsher een sleutelrol in de ontwikkeling van het buitengebied, van vroegere inpolderingen tot recente projecten zoals Reevediep. Ook in de toekomst blijft het buitengebied zich ontwikkelen, met uitdagingen zoals de transitie naar toekomstbestendige landbouw, versterking van waterbeheer en bodembehoud, duurzame energieopwekking, circulaire bedrijventerreinen en herstel van water- en natuurkwaliteit. 

Vitale wijken, divers en betaalbaar wonen

In de gemeente Kampen is er plaats voor iedereen. Onze wijken zijn vitaal en bieden diverse woonmogelijkheden, van gezinswoningen tot seniorenwoningen en appartementen, met geïntegreerde zorg en welzijn dichtbij huis. Dankzij slimme planning en innovatieve bouwmethoden is wonen betaalbaar gebleven. Ook zorgen we ervoor dat ouderen fijn oud kunnen worden in hun vertrouwde omgeving. Door te investeren in ontmoetingsplekken en passende zorg- en woonactiviteiten in samenwerking met zorg- en welzijnsorganisaties blijven ouderen actief deelnemen aan de samenleving en behouden ze hun onafhankelijkheid. Samen met onze inwoners geven we vorm aan de toekomst, met respect voor de historische waarden van onze stad en dorpen. We creëren ruimte voor duurzame ontwikkeling en innovatie en kiezen ervoor om richting 2050 meer verschillende typen woonmilieus toe te voegen. Denk hierbij aan compacte, duurzame woningen op passende plekken, bijvoorbeeld rond de mobiliteitshubs, meer de hoogte in met verticaal groen en met veel aandacht voor leefbaarheid en veiligheid in de context van een veranderend klimaat. In 2050 is Kampen een aantrekkelijke gemeente waar iedereen fijn kan wonen, werken en leven. 

Nieuwe dynamiek in Reeve en Kampen Zuid

We creëren een evenwichtige mix van wonen, werken, voorzieningen en groen. Met voldoende betaalbare woningen voor zowel lokale als regionale starters. Reeve is in 2050 een compleet dorp geworden, met een unieke mix van dorps karakter en stedelijke faciliteiten. Het gebied rondom Kampen Zuid, strategisch gelegen als knooppunt tussen het westen en de regio Zwolle, heeft zich ontwikkeld tot een innovatief centrum. Hier verbinden onderwijs en arbeidsmarkt elkaar. Het gebied is een dynamische plek geworden waar wonen, werken en studeren samenkomen.

Een historische binnenstad en een modern hart

De historische binnenstad van Kampen heeft in 2050 haar unieke karakter behouden, maar is volledig meegegaan met de tijd. Erfgoed is gekoesterd en slim doorontwikkeld. Historische panden hebben nieuwe functies gekregen die aansluiten bij de behoeften van een moderne samenleving. Smalle straatjes en pleinen combineren een levendig horeca- en winkelgebied met moderne en toekomstbestendige woonplekken. Toeristen en bewoners vinden hier een balans tussen geschiedenis en innovatie, rust en reuring. De combinatie van historische charme en moderne voorzieningen maakt de binnenstad van Kampen een aantrekkelijke plek om te wonen, te werken en te bezoeken.

Een sterke lokale economie met betrokken ondernemers

In 2050 bloeit het midden- en kleinbedrijf (MKB) in Kampen dankzij duurzame bedrijfsvoering en sterke wortels in de gemeenschap. We koesteren ons MKB en stimuleren innovatie en groei, waarbij de gemeente een cruciale rol speelt in de regionale economie. We verbreden ons economisch profiel met recreatie en toerisme langs de IJssel, terwijl onze agrariërs bijdragen aan een duurzaam buitengebied. Bereikbaarheid is essentieel, met investeringen in openbaar vervoer, fietsverbindingen en mobiliteitshubs. Kampen staat bekend om betrokken ondernemerschap, waarbij het bedrijfsleven bijdraagt aan de leefbaarheid en samenleving. Ondernemers ondersteunen verenigingen, evenementen en maatschappelijke voorzieningen, wat zorgt voor een hechte en diverse samenleving met sterke sociale cohesie. We profileren ons als historische Hanzestad en versterken onze positie als toeristische bestemming. We zetten in op een sterke lokale en regionale economie door het huidige economische profiel te versterken en ruimte te bieden voor werken, innovatie en productiviteit. We investeren in extra bedrijventerreinen in de Melmerpolder, rekening houdend met de transitie naar een circulaire economie en de eventuele tweede Zuiderzeehaven.

Klimaatdoelen gehaald

Wij willen de wereld schoner achterlaten dan we die hebben gekregen. Kampen heeft in 2050 haar klimaatdoelen gehaald. Dit doen wij door energiebesparing,door schone energie op te wekken en over te stappen van aardgas naar duurzame warmtebronnen. Wij werken aan een klimaatbestendig Kampen voor wateroverlast, overstromingen, hitte en droogte. Wij willen in 2050 een circulaire samenleving waarin grondstoffen hun waarde behouden en kringlopen zo kort mogelijk zijn. 

Gezonde en veilige leefomgeving



De gemeente streeft naar een gezonde leefomgeving. Een omgeving die zo gezond mogelijk is en die uitnodigt tot een gezonde leefstijl en bescherming biedt tegen negatieve omgevingsinvloeden. Hierbij wordt de omgevingskwaliteit (lucht, geluid, bodem, geur, trillingen, lichthinder) per saldo behouden. Waar nodig en mogelijk wordt de milieukwaliteit verbeterd. Voor verschillende milieuaspecten gelden landelijke en Europese regels. Bij nieuwe ontwikkelingen zetten we in op een goede omgevingskwaliteit als onderdeel van een gezonde leefomgeving. Dat betekent het voorkomen of beperken van geluidsoverlast vanwege verkeer en van risico’s en overlast door bedrijvigheid. 

Een veilige leefomgeving is een fundamenteel aspect van een aantrekkelijke en toekomstbestendige gemeente Kampen. Dit gaat verder dan alleen de afwezigheid van directe dreigingen. We streven naar een integrale benadering van veiligheid, waarbij we zowel de fysieke als de sociale dimensie in ogenschouw nemen.

Binnen de fysieke veiligheid ligt de focus op het voorkomen of beperken van rampen en ongevallen. Externe veiligheid is hierbij een belangrijk aandachtspunt, evenals de veilige inrichting van onze fysieke omgeving bij evenementen. Daarnaast anticiperen we op de uitdagingen die klimaatverandering en de energietransitie met zich meebrengen, zoals het beheersen van overstromingsrisico's.

Naast deze aspecten van fysieke veiligheid, hechten we groot belang aan sociale veiligheid. Dit omvat de inrichting van de openbare ruimte die bijdraagt aan een positieve persoonlijke veiligheidsbeleving en het voorkomen van criminaliteit. Door een omgeving te creëren die overzichtelijk, goed onderhouden en sociaal verbonden is, werken we aan een Kampen waar iedereen zich veilig en thuis voelt.

4 Drie strategische hoofdambities omgevingsvisie Kampen 2050

De Koers Kampen 2040 biedt koers voor het toekomstbeeld voor de gemeente Kampen die samen met de raad, de bewoners, ondernemers en organisaties is opgesteld. De Koers Kampen 2040 is niet het eindpunt, maar het beginpunt van een continu gesprek tussen gemeenteraad en samenleving. 

Op basis hiervan voerden we de afgelopen periode het gesprek over de toekomst met als doel: verdiepen en uitwerken van De Koers Kampen 2040. Dit betekent niet alleen antwoord op het ‘wat’, maar ook op het ‘waar’ en ‘hoe’ van bepaalde ontwikkelingen. 

De input van de eerste en tweede gespreksronde gebruikten we om een aantal belangrijke keuzes te maken en aan te scherpen. Deze keuzes maken we zo concreet en scherp mogelijk en hierin benaderen we de ruimtelijke opgaven op een integrale manier. We hebben hiervoor drie hoofdambities opgesteld, die samen het fundament van de nieuwe omgevingsvisie van de gemeente Kampen vormen.

Wie zich in 2050 in de gemeente Kampen begeeft, ziet een gemeenschap die haar koers voor 2040 niet alleen heeft vastgehouden, maar heeft versterkt. Kampen is uitgegroeid tot een gemeente waar brede welvaart centraal staat en waar bodem en water de leidraad vormen voor ruimtelijke ontwikkeling. De gemeente Kampen in 2050 is een plek waar leefbaarheid, evenwichtige groei en duurzaamheid hand in hand gaan. De gemeenschap heeft haar unieke karakter behouden, is volledig meegegaan met de tijd en heeft geen last meer van hittestress en wateroverlast. Een gemeente die bloeit door haar verbondenheid met water, haar sterke sociale infrastructuur en de balans tussen historie en innovatie. 

De volgende strategische hoofdambities zijn geformuleerd:

  • a.

    Vitale, veerkrachtige mensen en gemeenschappen 

  • b.

    Ruimte voor goed wonen en een bruisende lokale economie 

  • c.

    Op weg naar een waterrijke en groene aarde en leefomgeving

Deze strategische hoofdambities lichten we hieronder toe en zijn vervolgens uitgewerkt in uitgangspunten en ruimtelijke principes op gebiedsniveau. Hierin zijn de gebiedskwaliteiten, -potenties en ons ruimtelijk karakter leidend.

4.1 Vitale, veerkrachtige mensen en gemeenschappen

Deze hoofdambitie in het kort: we kiezen voor…

  • *Nabijheid van voorzieningen*: Clustering van voorzieningen (onderwijs, sport, cultuur, zorg, winkels) in Kampen, IJsselmuiden en Reeve. Dorpsharten in de dorpen met een ontmoetingsplek, basisschool en mogelijk andere (kleinschalige) voorzieningen. 

  • *Leefbaar en sociaal*: Versterken van de sociale basis door ontmoeting en samenhang te stimuleren. Minimaal één Multifunctionele Accommodatie (MFA) in de stad en grote dorpen en een ontmoetingsplek per dorp. Meer ontmoetingsplekken voor jongeren. 

  • *Passend onderwijs en zorg*: Centraal aanbod in Kampen, Reeve en IJsselmuiden, met regionale samenwerking. In de kleine kernen een ontmoetingspunt en basisschool, en waar mogelijk een (kleinschalig) welzijnspunt. 

  • *Gezonde leefstijl*: Groene ruimtes voor spelen, sporten en ontspannen. Aantrekkelijke ommetjes. 

  • *Bruisende binnenstad*: Centrum voor cultuur, horeca en evenementen. Gastvrije sfeer, bestrijding van leegstand in combinatie met een woonfunctie. Evenementen met regionale aantrekkingskracht.  

  • *Koesteren van identiteit*: Behoud en herbestemming (behoud door ontwikkeling) van (religieuze) monumenten. Bescherming en beleefbaar maken van de cultuurhistorie van Kampen, de dorpen en het landschap. 

  • *Versterken IJsseldelta*: Investeren in de cultuurhistorische waarden van het Nationaal Landschap IJsseldelta. 

  • *Ontmoetingsplekken*: Inzetten op (informele) ontmoetingsplekken in de dorpen en buurtschappen. 

  • *Jongeren*: Specifieke aandacht voor (informele) ontmoetingsplekken voor jongeren.

Onze strategische keuzes richting 2050

  • *Bouwen is sociaal investeren*. We bouwen verder aan sterke gemeenschappen en zorgen samen voor een *brede sociale basis*  met verbinding tussen welzijn, ontmoeting, cultuur, onderwijs, kinderopvang, sport, vrijwilligers, informele zorg en mantelzorg. Met de grote vergrijzingsopgave die de komende jaren op ons afkomt én het groeiende tekort aan zorgpersoneel, moeten we investeren in de zelfredzaamheid van onze inwoners en gemeenschapskracht. 

  • Wij kiezen ervoor de *sociale basis verder te versterken*  door het stimuleren van ontmoeting en sociale samenhang tusseninwonersin *warme dorps-, en wijkharten*. Elke wijk en elk dorp in de gemeente heeft in 2050 ruimte voor een dorps- of wijkhart met een passend niveau aan (kleinschalige) voorzieningen. In principe betekent dit dat in elk dorps- of wijkhart plek is voor een ontmoetingsplek en een waar haalbaar en wenselijk een basisschool, welzijnspunt en andere dagelijkse voorzieningen. Met dorps- en wijkharten bedoelen wij plekken die bijdragen aan ontmoeting en zodoende onderdeel zijn van de *sociale infrastructuur*, waar zorg- en welzijnsactiviteiten, sportieve en/of culturele activiteiten kunnen plaatsvinden .  

  • We zetten ons in voor het *verbeteren van de luchtkwaliteit*  in onze gemeente. Hiertoe ondertekenden we eerder het *Schone Lucht Akkoord*, waarmee we samen met 12 provincies en meer dan 100 gemeenten streven naar 50% gezondheidswinst in 2030 ten opzichte van 2016. 

  • De schaal van de ontmoetingsplek hangt af van de grootte van de kern. Wij richten ons op het faciliteren van minimaal één *multifunctionele accommodatie (MFA)* voor de binnenstad van Kampen, schilwijken van Kampen, Reeve en IJsselmuiden. We zetten in op minimaal één *ontmoetingsplek* voor de dorpen Grafhorst, 's-Heerenbroek, Wilsum en Zalk. Deze ontmoetingsplekken kunnen verschillen in vorm en grootte op basis van behoefte en draagkracht en kunnen ruimte bieden aan bijvoorbeeld geloofsgemeenschappen of het verenigingsleven. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven vanuit de gemeenschap om in buurtschappen, waaronder De Zande, Hogeweg, Zuideinde en Kampereiland, te voorzien in de behoefte aan informele ontmoetingsplekken. Het initiatief voor de realisatie en het beheer van deze ontmoetingsplekken, die zich zowel binnen als buiten bevinden, ligt primair bij de gemeenschappen zelf.  

  • Ook faciliteren wij plekken voor *spontane ontmoetingsmogelijkheden*  in de openbare ruimte. Dit doen we door groene ruimtes te creëren voor spelen, bewegen, sporten en ontspannen, en door uitnodigende ommetjes in de directe omgeving hieraan te koppelen. Zo stimuleren we een *gezonde leefstijl* voor al onze bewoners. Bij deze ontmoetingsmogelijkheden investeren wij specifiek in het het uitbreiden van faciliteiten en informele  *ontmoetingsplekken voor jongeren*, waarbij wij samenwerken met inwoners en maatschappelijke organisaties en oog houden voor de sociale veiligheid. Ook verkennen we hoe de inrichting van in en rond openbare plekken bij kan dragen aan de spontane ontmoeting.

  • Voor grootschalige voorzieningen kiezen we voor het *clusteren van een breed en complementair aanbod aan voorzieningen* (bijvoorbeeld onderwijs, sport, cultuur, detailhandel, zorg) in Kampen, IJsselmuiden en Reeve. We vinden het belangrijk dat deze voorzieningen toegankelijk en laagdrempelig zijn en relatief snel bereikbaar voor alle inwoners. Hierbij hebben wij oog voor een *passend onderwijs- en zorgaanbod*, waarbij we ook op regionale schaal kijken en samenwerken. 

  • In de dorpen Grafhorst, 's-Heerenbroek, Wilsum en Zalk kiezen we in plaats van aanwezigheid voor *nabijheid van grootschalige voorzieningen* en zoeken we met de partners in de samenleving naar slimme oplossingen om bepaalde grootschalige voorzieningen ook voor deze dorpen bereikbaar te houden. Dit betekent niet dat we de bestaande voorzieningen zomaar laten verdwijnen. Wel zijn we ons ervan bewust dat het door externe factoren niet te voorspellen is of alle voorzieningen wel in stand kunnen blijven. 

  • Wij ontwikkelen de binnenstad van Kampen verder door als *bruisend centrum voor cultuur, horeca en evenementen*. Dit betekent dat we in de binnenstad de juiste voorwaarden scheppen om er prettig te verblijven en te wonen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het werken aan een *gastvrije binnenstad* waar men ongehinderd kan wandelen en verblijven, maar ook het tegengaan van overlast en leegstand, het ondersteunen van herbestemming van bijvoorbeeld (religieus) erfgoed (erfgoed als ‘vliegwiel’ voor nieuwe ontwikkelingen) en het *vergroten van de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het water*. Daarnaast trekken we bezoekers naar Kampen door evenementen te faciliteren die zowel voor de *lokale als regionale bezoeker* interessant zijn. We maken dit onder andere mogelijk door het inzetten op *mobiliteitshubs* voor bewoners en bezoekers in de schilwijken aan de rand van de binnenstad. 

  • Tevens zetten we in op het verduurzamen en het vormgeven aan de *energietransitie* (van het aardgas af) van de binnenstad en de zorgvuldige inpassing hiervan in relatie tot de erfgoedwaarden.  

  • We zijn trots op onze *monumenten, het beschermd stadsgezicht, diverse landschappen, het buitengebied, leven met het water, maritiem erfgoed, immaterieel (religieus) erfgoed en hiermee de historische gelaagdheid van Kampen*. We willen deze in een zo goed mogelijke staat behouden voor toekomstige generaties en onderdeel laten zijn van de huidige samenleving. Het versterken van de cultuurhistorische waarden van de *Hanze-identiteit*  en de *onderscheidende karakters van dorpen* zijn leidend bij toekomstige ontwikkelingen. Wij zetten dan ook in op het verduurzamen van monumenten en herbestemming waar nodig en wenselijk. Hierbij zoeken we naar de juiste balans tussen de moderniseringsbehoeften en het behoud van cultuurhistorische waarden. In het buitengebied versterken wij de cultuurhistorische waarden van het *Nationaal Landschap IJsseldelta*

4.2 Ruimte voor goed wonen en een bruisende lokale én regionale economie

Deze hoofdambitie in het kort: we kiezen voor…

  • *Leefbare en gemengde wijken*: Wijkgerichte aanpak met gevarieerde wijken en voldoende woningen voor alle doelgroepen, met name jongeren, ouderen en zorgvragers (nabij voorzieningenclusters). 

  • *Geregisseerde groei*: Tussen 2032 en 2050 zetten we in op een groei van circa 3.850 woningen met focus op betaalbare woningen en doorstroming. 

  • *Reevedelta als ontwikkelgebied*: Woningbouw in Reevedelta tot 2035, daarna Reeve-Noord, met een kwalitatief dorpshart, rekening houdend met water en bodem. 

  • *Gebiedsgerichte woningbouw*: Inbreiding en (kleinschalige) uitbreiding per dorp, rekening houdend met de lokale kwaliteiten, water, bodem en cultuurhistorie. 

  • *Buitengebied*: Behoud van de kwaliteit van leven op erven, dorpsranden en buurtschappen. Naar behoefte ook maatwerk voor extra woningen.  

  • *Sterke en duurzame economie*: Focus op modern vakmanschap in MKB, maakindustrie, handel, energietransitie, circulaire economie en duurzame bouw. Ook met kansen voor kennisindustrie voor verbreding van de werkgelegenheid. 

  • *Lokale bedrijven*: Uitbreiding van bestaande werklocaties, met name voor lokale (familie)bedrijven. 

  • *Gemengde woon-werkmilieus*: Combineren van wonen en werken aan de randen van bedrijventerreinen. 

  • *Ruimtelijke kwaliteit*: Beter benutten van de ruimte, verdichten waar mogelijk, vergroenen en wateropvang vergroten. 

  • *Goede (regionale) bereikbaarheid*: kwalitatieve en frequente OV-assen, doorfietsroutes, autoluwe zones in de binnenstad met mobiliteithubs aan de rand. 

  • *Station Kampen-Zuid als aantrekkelijke innovatiehub*:  onderwijs, bedrijvigheid en studenten- en jongerenhuisvesting op een plek. 

  • *Toekomstbestendige binnenstad*: clusteren van horeca- en detailhandelfuncties, en waar mogelijk en wenselijk herbestemming. 

  • *Inzet op recreatie en natuurbeleving*: doorontwikkelen recreatief ‘parelsnoer’ langs de IJssel.

Onze strategische keuzes richting 2050

  • We gaan in Kampen *geregisseerdgroeien met kwaliteit*. Tussen 2023 en 2032 zijn er reeds woningbouwplannen voorzien voor het realiseren van 3.000 woningen. We willen het betaalbaar woningaanbod in onze gemeente vergroten en deze woningbouwplannen moeten (minimaal tot 2032) dan ook uit tweederde betaalbaar[1] bestaan. Ook zetten we in op het bevorderen van doorstroming op de woningmarkt. 

  • In de periode 2032 tot 2050 zetten we in op een *groei van circa 3.850 woningen*[2], verdeeld over de tijd met circa 1.950 woningen in de periode 2032-2040 en circa 1.900 woningen tussen 2041-2050. Met deze groei geven we antwoord op de lokale woonvraag vanuit autonome ontwikkeling én voegen we daarbovenop nog extra woningen toe[3]. We willen hiermee zowel de slagingskansen van lokale en regionale woningzoekenden vergroten, vormgeven aan de toenemende woonvraag van ouderen vanwege vergrijzing en doorstroming bevorderen. Met het *aantrekken van nieuwe inwoners* richten we ons met name op extra arbeidskrachten, maar zetten we ook in op meer draagvlak voor voorzieningen. In onze nieuwbouwontwikkelingen zetten we in op circulair en energieneutraal bouwen.  

  • Onze focus ligt op het realiseren van *gevarieerde en vitale wijken en dorpen*, die samen- en zelfredzaamheid, sociale cohesie en gezond leven stimuleren. Dat betekent ook dat wij voldoende woningen bouwen die aansluiten bij de veranderende woningvraag. Denk aan *nieuwe (woon)zorgconcepten* nabij nieuwe en bestaande dorps- en wijkharten. Hierbij is er *speciale aandacht voor de huisvesting van diverse urgente aandachtsgroepen zoals benoemd door het Rijk*. Deze aandacht vertaalt zich in de inzet op *kleinereen levensloopbestendige woningen*. Dit zijn appartementen (gestapelde bouw), maar ook kleine grondgebonden woningen of bijvoorbeeld kangoeroewoningen, waarbij twee zelfstandige wooneenheden onder een dak bevinden. 

  • We gaan ruimte voor woningbouw benutten *zowel binnen het bestaand verstedelijkt gebied (inbreiding) als aan de randen (uitleglocaties)*. Binnen het bestaand verstedelijkt gebied en bestaande dorpscontouren zetten we in op verdichting: bijvoorbeeld de omgeving rondom de stations Kampen en Kampen Zuid. We zetten in op het ontwikkelen van kleinere woonruimtes en kavels en stimuleren geclusterde en collectieve woonvormen. Zo kunnen we optimaal gebruik maken van de bestaande bebouwde omgeving, bevorderen we draagvlak voor onze voorzieningen, en houden we ruimte in het buitengebied voor andere functies. We schromen niet om op geschikte verdichtingslocaties *de hoogte in te gaan*. Dit vinden we nodig om én voldoende woningen toe te kunnen voegen én goede kwalitatieve openbare ruimte en groen te behouden. Verdichting in bestaand stedelijk gebied is een integrale opgave. De woningbouwopgave moet in balans zijn met de ruimte voor *openbaar groen* (belangrijk voor zowel welzijn als sociale cohesie), *waterberging* en  *(publieke) mobiliteit*. We zoeken daarom ook naar mogelijkheden rondom het invoeren van gereguleerd parkeren in meer wijken in combinatie met *mobiliteitshubs*.[4] Vanzelfsprekend kiezen we voor *bebouwing die past bij de schaal en cultuurhistorische uitstraling (en de waarden van het beschermd stadsgezicht) van het bebouwd gebied*. Ook kijken we naar de mogelijkheden die vrijkomende monumenten hierin bieden. Met het oog op klimaatverandering, gezondheid en het versterken van de biodiversiteit kiezen we voor het toevoegen en versterken van verticaal en horizontaal groen in bebouwd gebied. 

  • Voor de stad en ieder dorp zijn locaties op *basis van het water- en bodemsysteem* geschikt bevonden voor nieuwe woningen en zetten we in op ‘bodem- en waterbewust’ bouwen. Dit betekent dat in de stad Kampen en in de kern Wilsum op (langere) termijn alleen nog ruimte is voor inbreiding. In IJsselmuiden, Zalk en ‘s-Heerenbroek zien we (op termijn) nog mogelijkheden voor zowel uitbreiding als inbreiding. Voor Reeve zien we op termijn ruimte voor inbreiding in fase 1 en ruimte voor verdere uitbreiding (fase 2). Bij iedere inbreiding of uitbreiding geldt dat we er goed op letten dat de uitbreiding *past bij de huidige omvang van het bestaande gebied, het versterken van het (historische) dorpse karakter, behoud van voldoende groen, de nabijheid van voorzieningen en de aanwezige archeologische waarden*

  • Het zwaartepunt van onze grootste uitbreidingsontwikkelingen ligt op termijn mogelijk op een *gebiedsontwikkeling in Reeve-Noord*, waar het merendeel van de woningen uit onze ambitie zal landen. Dit is nodig om ook in de lokale (en bovenlokale) woonbehoefte op de lange termijn te kunnen voorzien. Bij deze ontwikkeling vormt het bodem- en watersysteem de basis, dit vraagt om extra inspanningen. Hier heeft de gemeente Kampen reeds ruime ervaring mee. We bouwen daarom waterbewust, zorgen voor voldoende maatregelen voor waterveiligheid, voldoende ruimte voor waterberging en zorgen ervoor dat de negatieve effecten op weidevogels zoveel mogelijk worden beperkt en/of gecompenseerd.

  • Nieuwe woningen en wijken worden op *duurzame wijze gebouwd* met aandacht voor duurzaamheid, groen,water en mobiliteit. Dit geldt ook voor de openbare ruimte. Ook bestaande woningen worden verduurzaamd om bij te dragen aan een *gezonde leefomgeving*. Hierbij zetten we in op het maximaal benutten van de daken voor het opwekken van zonne-energie. In 2050 is onze woningvoorraad aardgasvrij.Hierbij hebben we bijzondere aandacht voor het *verminderen van energiearmoede*. Om ook in de binnenstad energiearmoede te voorkomen is het onderzoeken van een  *zorgvuldige inpassing van de energietransitie in relatie tot de cultuurhistorische waarden* van de binnenstad van belang.  

  • Naast nieuwbouw verkennen we hoe we de *bestaande woningvoorraad*, en ander vastgoed, kunnen benutten voor nieuwe woningen. Bijvoorbeeld door optoppen, woningsplitsing, transformatie, slimme verkaveling en meervoudig ruimtegebruik.  

  • *Landbouw blijft de voornaamste economische- en identiteitsdrager van het buitengebied*. In samenwerking met de landbouwsector gaan we op zoek naar mogelijkheden voor *duurzame (kringloop)landbouwvormen en verdienmodellen* die passen bij het unieke landschap en bodem- en watersystemen van de diverse deelgebieden. We zetten in op agrarisch gebruik met herstel en vergroten van de draagkracht van het landschap: in samenwerking met de sector en andere overheden zoeken we naar mogelijkheden om agrariërs te stimuleren te kiezen voor passende vormen van landbouw en/of andere verdienmodellen die bijdragen aan een langetermijnperspectief.  

  • We werken aan een duurzame, vitale toekomst voor het landelijk gebied door mogelijkheden te verkennen voor andere, passende (economische) activiteiten in het buitengebied. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om recreatieve functies (die tevens bijdragen aan het ontlasten van onze natuurgebieden), en bijvoorbeeld het verkennen van de mogelijkheden voor het toevoegen van woonfuncties in het kader van *Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)*. We voeren een  *actief beleid* rondom VAB om te zorgen voor een aantrekkelijk, leefbaar en veilig buitengebied. Dit betekent dat leegstand, ondermijning en verval zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij dergelijke ontwikkelingen wordt altijd goed gekeken naar de relatie met bijvoorbeeld mobiliteit en voorzieningen.  

  • We maken werk van een *duurzame en sterke lokale en regionale economie*. Dit doen we door in te zetten op de energietransitie, de circulaire economie, duurzame bouw, de maakindustrie, een toekomstbestendige agrarische sector en de kenniseconomie. De werkgelegenheid binnen de gemeente is momenteel relatief beperkt. De bereikbaarheid van banen blijft belangrijk. We zetten in op het *behouden van voldoende, passende ruimte* op de werklocaties zodat er ook in de toekomst ruimte is om te (blijven) ondernemen in de gemeente Kampen en hiermee ook voor werkgelegenheid te zorgen. We hebben hierbij aandacht voor leefbaarheid: zwaardere milieucategorieën plaatsen we niet bij woongebieden, en reeds aanwezige bedrijvigheid met hoge milieucategorieën verplaatsen we bij voorkeur naar werklocaties verder van de woonwijken, zoals de haven. 

  • Indien mogelijk zetten we op bepaalde plekken - zoals rondom station Kampen en in het overgangsgebied tussen Haatland en de woonwijken - in op *functiemenging*. Wecombineren in deze gebieden wonen met publieksvriendelijke bedrijvigheid en innovatieve dienstverlening. Ook gaan we hittestress tegen en vergroenen en verduurzamen we onze bestaande bedrijventerreinen.  

  • We *onderzoeken de nut en noodzaak voor de ontwikkeling van de Tweede Zuiderzeehaven*. We reserveren hiervoor ruimte zolang er nog geen besluit is genomen over de ontwikkeling van een nieuwe haven. Dit onderzoek verkent kansen, risico’s en alternatieven en moet een zo volledig mogelijk en objectief beeld van de maatschappelijke baten en lasten en de brede welvaartseffecten van een nieuwe haven in Kampen opleveren. Op basis hiervan kunnen afwegingen vanuit het eigen grondgebied worden gemaakt. 

  • Daarnaast voegen we *extra bedrijventerrein* toe, wat expliciet wordt aangegrepen om de toekomstige economische ontwikkeling en concurrentiekracht[5] te faciliteren en hiervoor met name startende en groeiende bedrijven met een *lokale binding* en bedrijven zorgen voor *lokale werkgelegenheid* en passen bij de *lokale skills* van onze inwonersmeer ruimte te geven. Deze bedrijven zijn niet alleen belangrijk voor de economie, maar ook voor de leefbaarheid in de gemeente Kampen en bieden ze werkplaatsen aan Kampenaren met een afstand tot de arbeidsmarkt. Hiernaast maken we ruimte voor bedrijven die binnen onze regionale economie een rol van betekenis spelen. We onderzoeken nog hoeveel ruimte hiervoor precies nodig is. We denken hierbij aan gebieden direct grenzend aan onze huidige werklocaties, bij Spoorlanden in IJsselmuiden en in de Melmerpolder bij Haatland in Kampen. Bij deze ontwikkelingen houden we rekening met de maatregelen die in dit gebied genomen moeten worden voor een robuust en toekomstbestendig watersysteem. 

  • We houden hierbij rekening met de extra ruimte die nodig is voor de transitie naar een *circulaire economie en verduurzaming* en verkennen of we combinaties kunnen maken met de agrarische bedrijvigheid in dit gebied om zo tot een duurzaam, innovatief en economisch sterk gebied te komen. In de eventuele uitbreiding van het bedrijventerrein in de Melmerpolder (N50 oversteken) houden we daarnaast ook rekening met voldoende ruimtereservering voor bedrijvigheid ondersteunend aan de eventuele tweede Zuiderzeehaven. 

  • Een belangrijke randvoorwaarde voor de ontwikkeling en verduurzaming van bestaande en nieuwe bedrijventerreinen is de *beschikbaarheid van voldoende capaciteit op het elektriciteitsnet*. Hier ligt een belangrijke opgave voor de toekomst. De ambitie is daarnaast dat Kampen wordt aangesloten op het waterstofnetwerk.

  • We ontwikkelen *innovatiehubs op goed bereikbare plekken*. Dit zijn plekken waar onderwijs, bedrijvigheid (zoals zakelijke dienstverlening, ZZP’ers en start-ups) en mogelijkheden voor jongerenhuisvesting samenkomen: het zijn ‘brandpunten’ van ontwikkelingen en activiteiten. We zorgen ervoor dat de innovatiehubs onderling, en in relatie tot voorzieningen in bijvoorbeeld de binnenstad, elkaar goed aanvullen. Zo voorkomen we dat gebieden en voorzieningen met elkaar gaan concurreren. We ontwikkelen daarom heldere profielen voor beide gebieden om toekomstige initiatieven aan te kunnen toetsen.  

  • In de *Koekoekspolder* zetten we in op het *behoud van de huidige glastuinbouwsector*, maar we bieden geen extra nieuwe uitbreidingsruimte buiten de planologische mogelijkheden in de concentratiegebieden voor glastuinbouw. Om de bodemdaling in de naastgelegen Mastenbroekenpolder te remmen en daarmee het behoud van de glastuinbouwsector in het gebied op korte termijn te kunnen garanderen, vernatten we het gebied tussen de Mastenbroekerpolder en Koekoekspolder als bufferzone. Dit bestrijdt, in ieder geval op de kortere termijn, de bodemdalingsproblematiek.[6] Tegelijkertijd onderzoeken we met alle betrokken partijen het toekomstperspectief voor de Koekoekspolder op langere termijn. 

  • Een randvoorwaarde voor onze ambities op het gebied van wonen en werken is een optimale bereikbaarheid en toegankelijkheid. Zowel binnen de gemeente als met de regio. Binnen de gemeente hanteren wij het *STOMP-principe*  (Stappen, Trappen, Openbaar vervoer, Mobility as a service en Privé-auto). Dit doen we onder meer door in te zetten op goede wandel- en fietspaden en kwalitatieve, frequente OV-assen te ontwikkelen, complementair aan de treinverbinding. Onderdeel van deze aanpak is een gastvrije binnenstad door middel van *autoluwe zones* en waar mogelijk verlaagde parkeernormen bij nieuwe woningbouwontwikkelingen (zoals verdichting). Hierbij moet ook aandacht zijn voor het voorkomen van een waterbedeffect, waardoor de parkeeroverlast verschoven wordt naar andere wijken. Om de *parkeerdruk in de binnenstad te verlichten*, worden aantrekkelijke parkeermogelijkheden op loopafstand gefaciliteerd. Dit faciliteren wij in de vorm van *mobiliteitshubs*, waar er ook de mogelijkheid is om over te stappen naar andere vervoermiddelen zoals de fiets of openbaar vervoer. Tegelijkertijd zijn wij ook bewust van goede bereikbaarheid voor ondernemers en voorzieningen in de binnenstad en zorgen we ervoor dat voorzieningen voor iedereen toegankelijk zijn. 

  • We verkennen de mogelijkheden en haalbaarheid van een *extra (pont)verbinding over de IJssel* aan de noordzijde van Kampen, wat mogelijk voordelen kan bieden voor zowel de automobilist en landbouwverkeer als de (recreatieve) fietser, alsook beperking van de intensiteit van het gemotoriseerd verkeer op de Molenbrug en Stadsbrug. In het verlengde hiervan onderzoeken we de mogelijkheden voor een *rondweg* om IJsselmuiden om het verkeer van onder andere de Koekoekspolder om de woongebieden heen te leiden. Hierbij zal zowel de *nut en noodzaak als de haalbaarheid* moeten worden verkend. De koppeling van deze weg aan de toekomstige ontwikkeling van woningen en werklocaties in het gebied speelt hierbij een centrale rol.  

  • Om onze werklocaties in Kampen en het dorp Reeve goed te kunnen blijven ontsluiten, wordt de *N50 verbreed*. In het verlengde hiervan wordt op de langere termijn ingezet op een verdere verbreding vanaf Kampen-Zuid tot knooppunt Hattemerbroek en op en vanaf de Eilandbrug richting Emmeloord.Daarnaast zetten we ons in om, in samenwerking met de Provincie Overijssel, de bereikbaarheid en verkeersveiligheid op de  *N764* te borgen door de groei van de verkeersintensiteit te dempen. 

  • We zetten we inop goede fietsverbindingen tussen Kampen, de dorpen, onze werklocaties en kernen in omliggende gemeenten. Ter verbetering van dit regionale fietsnetwerk streven we naar het realiseren de missende schakel in de *regionale doorfietsroute tussen Dronten, Kampen en Zwolle* en op een nieuwe, losliggende fietsverbinding over de IJssel bij de Molenbrug om de fietser te scheiden van het landbouwverkeer. 

  • We zetten binnen de gehele gemeente in op het verbeteren van de  *verkeersveiligheid*. We hebben de ambitie om onze inwoners te stimuleren om meer gebruik te maken van de (elektrische) fiets en willen daarom onze fietsroutes zo aantrekkelijk mogelijk maken. Met name in het buitengebied en op de werklocaties hebben we extra aandacht voor verkeersveiligheid. 

  • Door de stevige groei van het aantal inwoners wordt het draagvlak voor hoogwaardige voorzieningen op het gebied van cultuur,  detailhandelhoreca en maatschappelijke voorzieningen  groter. Zo versterkt de binnenstad van Kampen haar centrumfunctie, en kan de binnenstad in de toekomst een divers aanbod aan voorzieningen aanbieden.

4.3 Op weg naar een waterrijke, groene aarde en omgeving

Deze hoofdambitie in het kort: we kiezen voor…

  • *Water en bodem leidend*: Nieuwe ontwikkelingen moeten aansluiten bij de natuurlijke omstandigheden (gezonde en vitale bodem, reliëf, water) met focus op wat ‘wél kan’. Slimme combinaties van waterberging, natuur, landschap en klimaatadaptatie worden gezocht. 

  • *Waterveiligheid vergroten*: Voldoende ruimte voor waterveiligheid en behoud van de afvoercapaciteit van de IJssel nu en in de toekomst. Extra aandacht voor 'bottlenecks' (plekken waar de rivier nu relatief weinig ruimte heeft): hier ruimte behouden voor eventuele dijkversterkingen in het geval waterveiligheidsmaatregelen in de toekomstnodig blijken, bijvoorbeeld ten gevolge van hogere peilen in het IJsselmeer. 

  • *Ruimtelijke ontwikkeling en klimaat*: Grote ruimtelijke ontwikkelingen koppelen aan klimaatopgaven (waterberging, natuur, tegengaan droogte en drinkwater). Nieuwe woon- en werklocaties moeten klimaatadaptief en duurzaam zijn. 

  • *Vitaal platteland*: Gebiedsgerichte keuzes maken in het landelijk gebied, met de landbouw als belangrijkste economische drager. Samen met de landbouwsector zoeken naar duurzame landbouw en alternatieve verdienmodellen.

    *Passende ontwikkelingen*: Actief VAB-beleid voeren met, hergebruik van gebouwen stimuleren. 

  • *Duurzame wijken en dorpen*: Huidige wijken en dorpen verduurzamen en vergroenen. Maximaal daken benutten voor zonne-energie en streven naar een aardgasvrije woningvoorraad in 2050. 

  • *Groen en blauw in bebouwd gebied*: Extra aandacht voor groen-blauwe maatregelen in wijken en dorpen. Waterberging en gebruik van hemelwater door woningen en bedrijven. Groene overgangen creëren met stads- en dorpsrandzones, klimaatbuffers en uitloopgebieden. 

  • *Waterbeleving verbeteren*: Meer ruimte voor recreatie rond het water, zowel langs de IJssel als in de binnenstad van Kampen. 

  • *Biodiversiteit beschermen*: Zorgvuldig omgaan met Natura2000-gebieden. Natuurinclusief en klimaatadaptief bouwen in wijken en dorpen. Dijken en watergangen benutten als ecologische verbindingen. 

  • *Duurzame energie*: Voorop lopen in duurzame energieopwekking, met voorrang voor lokale initiatieven. Passende maatregelen zoeken op gebiedsniveau en de energie-infrastructuur aanpassen. Bestaande bedrijventerreinen verduurzamen met oog voor de circulaire economie.

Onze strategische keuzes richting 2050

  • In de ruimtelijke inrichting zijn het *bodem- en watersysteem leidend*. Op deze manier kunnen we ook in de toekomst, ondanks een veranderend en soms grillig klimaat, blijven leven, wonen en werken in een veilige omgeving met een gezonde bodem en voldoende schoon water. Nieuwe ontwikkelingen sluiten zo veel mogelijk aan bij het bodemtype, het reliëf en de watersystemen in deze gebieden. We leggen hierbij de focus op wat ‘wél kan’ en zoeken naar slimme combinaties van waterberging, natuur, landschap en klimaatadaptatie bij de inrichting van onze gemeente. 

  • *Water* is het *structurerende element* in het landschap van de gemeente Kampen. Water is namelijk altijd een belangrijk richtinggevend element geweest in de ontwikkeling van onze gemeente, denk aan de inpoldering van Mastenbroek en Koekoek, maar ook de nieuwe verbinding voor meer ruimte voor het water; Reevediep. In de gemeente moeten we blijven werken aan de  *waterveiligheidsopgave* ten gevolge van mogelijk veranderende afvoeren op de IJssel en mogelijk hogere waterstanden op de IJssel.Daarom wordt op verschillende plekken in de gemeente ruimte gecreëerd om wateropvang te realiseren. Hierbij wordt zorgvuldig omgegaan met ruimte ten behoeve van eventuele toekomstige waterveiligheidsmaatregelen rond *‘bottlenecks’* in de IJssel en het Reevediep. Daarnaast zien we kansen de kreken op Kampereiland in te zetten voor waterveiligheid en tevens voor versterking van groen-blauwe dooradering. Zones langs de grotere Kaderrichtlijn Water (KRW-)gangen, gaan gepaard met een meer natuurlijk inrichting. Zo werken we mee aan ontwikkelingen die bijdragen aan de KRW-opgave om schoon oppervlaktewater te realiseren. 

  • We beschermen en benutten de *bodemkwaliteiten*. Dit betekent dat we voldoen aan de landelijke  *bodemkwaliteitseisen* en de *aardkundige en archeologische waarden* van de bodem beschermen, maar ook dat we binnen dit kader juist de kansen die een gezonde bodem biedt voor  *klimaatadaptatie*, zoals bodemenergie, benutten. 

  • Ontwikkelingen in Kampen gaan niet ten koste van de  *waterkwaliteit*. Huishoudelijk en vergelijkbaar afvalwater zamelen we in en voeren we af naar de RWZI. Ook *scheiden wij zoveel mogelijk vuil en schoon water* zodat er minder overstortingen naar het watersysteem plaatsvinden, water geïnfiltreerd kan worden en verdroging tegengegaan kan worden. *Hemelwater* wordt tevens zo min mogelijk afgevoerd naar de RWZI en wordt bij woningen en bedrijfsgebouwen zoveel mogelijk opgevangen en voor laagwaardig gebruik benut. Bovendien streven we naar een energieneutrale afvalwaterketen die het milieu zo min mogelijk belast. Waar mogelijk maken we gebruik van thermische energie uit afvalwater en oppervlaktewater. We voorkomen daarnaast dat  *stedelijk afvalwater* een probleem wordt voor de volksgezondheid. In overleg met de bronnen proberen we het ontstaan van afvalwater zoveel mogelijk te voorkomen. We streven naar zo min mogelijk overstortingen en andere indirecte lozingen ter bescherming van de volksgezondheid en om de waterkwaliteit niet onnodig te belasten. We scheiden vuil water zo veel mogelijk van schoon water en staan daarbij open voor nieuwe, bewezen technieken. 

  • Urgente klimaatopgaven, zoals waterberging en hittestress,worden *gekoppeld aan de grote ruimtelijke ontwikkelingen*. Zo worden de nieuwe uitbreidingen van werklocaties en de uitleglocaties zoals Reeve-Noord klimaatinclusief en duurzaam ingericht. Ook stimuleren we waterbewust bouwen door de *terpen* op Kampereiland te benutten voor nieuwe ontwikkelingen en verkennen we de mogelijkheden voor het aanleggen van verhoogde wegen, zodat het gebied bij overstroming bereikbaar blijft.  

  • We houden bij deze verduurzamingsplannen rekening met de beperkingen van het elektriciteitsnet. We gaan uit van *netbewust bouwen* met een proactieve benadering ten aanzien van de energie infrastructuur, waarbij pieken worden afgevlakt. Bijvoorbeeld door het gebruik van bodemwarmte, koude-warmteopslag en zeer-lage temperatuur aquathermie. De energievoorziening wordt al in de planvorming ingepast en er wordt ruimte gereserveerd voor de benodigde toekomstige energie infrastructuur. Op basis van een bodemenergieplan wordt ervoor gezocht dat gebruikers van bodemwarmte elkaar niet in de weg zitten. Deze aanpak heeft effect voor de boven- en ondergrondse infrastructuur.  

  • We zijn trots op het groen en de natuur binnen en buiten onze dorpen en wijken, en zetten in op *behoud, bescherming en versterking*  van deze *natuurwaarden*. Groengebieden dragen bij aan gezondheid, wateropslag, verkoeling en biodiversiteit, en functioneren als klimaatbuffers. Daarom werken we mee aan het realiseren van bijvoorbeeld de noodzakelijke natuurontwikkeling en de onderzoeken van het drinkwaterbedrijf naar de *mogelijkheden voor drinkwaterwinning* in de Koppelerwaard, in lijn met landelijke en/of provinciale doelstellingen. 

  • We weten hoe de *grondwatersituatie* in ons gebied is door waar zinvol te meten en te monitoren. De natuurlijke grondwatersituatie willen we zo min mogelijk verstoren. Dat betekent onder andere dat we bij hoge grondwaterstanden in binnenstedelijk gebied niet infiltreren. Perceeleigenaren zijn in principe zelf verantwoordelijk voor de verwerking van overtollig grondwater. In geval van structureel te hoge of te lage grondwaterstanden, kijkt de gemeente samen met het waterschap of in het openbaar gebied doelmatige maatregelen zijn te treffen.

  • Ons buitengebied heeft een grote recreatieve kracht, met haar landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. We beschermen belangrijke natuurgebieden en versterken de beleving van het landschap door  *natuurvriendelijke en beleefbare recreatie*. Langs de IJssel en in het polderlandschap creëren we enkele herkenbare, aantrekkelijke recreatieve hotspots waar bezoekers kunnen genieten van de natuur en het water.  

  • Tegelijkertijd worden de dijken, door inzet op natuurvriendelijk beheer, benut als *ecologische verbindingen* voor plant en dier. Speciale aandacht gaat hierbij uit naar verbindingen met de omliggende polderlandschappen en de toegang tot het water. Hierbij vormen de verbondenheid met andere leefgebieden, de mate van menselijke activiteit en het groen en voldoende rust- en verblijfplaatsen voor diersoorten bijzondere aandachtspunten.

  • We zetten in op *het landschap en de cultuurhistorie* van Kampen in samenwerking met onze partners en landeigenaren door de beleving van het IJssellandschap te vergroten. Hierbij leggen we nadruk op de zichtbaarheid en toegankelijkheid van cultuurhistorische elementen, zoals het stadsfront, dorpen en dorpslinten, ontginningsstructuren, waterwegen, historische dijken, terpen, enzovoort. Door deze elementen beter te verbinden met recreatieve routes en informatievoorziening, brengen we de rijke geschiedenis van Kampen tot leven voor bewoners en bezoekers. Zo zorgen we voor een harmonieuze balans tussen natuur, historie en gebruik.

  • We streven naar *natuurinclusieve enklimaatbestendige inrichting* van onze *wijken, dorpen en buurtschappen*, met voldoende groen dat werkt als een spons bij hevige regenval. Ook hebben we aandacht voor grondwatertekorten en te hoge grondwaterstanden in de openbare ruimte. Zo behouden we het groene, karakteristieke beeld van Kampen en zorgen we voor een gezonde leefomgeving.

  • In alle dorpen hebben we aandacht voor het *vergroten van het openbaar groen*, in het kader van het verminderen van hittestress, maar ook om ecologische verbindingen te versterken. Hierbij vormen de verbondenheid met andere leefgebieden, de mate van menselijke activiteit en het groen en voldoende rust- en verblijfplaatsen voor diersoorten bijzondere aandachtspunten. Ook besteden we extra aandacht aan de ontwikkeling van *groene overgangen* in de vorm van stads- en dorpsrandzones, klimaatbuffers en uitloopgebieden die een verbinding vormen tussen de wijken, dorpen en het buitengebied.

  • We gaan op zoek naar manieren om *duurzame energieopwek* zo goed mogelijk in te passen binnen de gemeente en we faciliteren lokale, innovatieve initiatieven. Dit doen we in lijn met de provinciale doelstellingen en plannen voor duurzame energieopwekking. Hiervoor kijken we naar passende maatregelen op gebiedsniveau. Een randvoorwaarde voor duurzame energieopwek in onze gemeente is de aanpassing van onze energie-infrastructuur om netcongestie tegen te gaan. Hiervoor moet ruimte worden gereserveerd.  

  • Ook op de huidige bedrijventerreinen zien we kansen voor verduurzaming. Daarom willen wij als gemeente *verduurzamingsmaatregelen en circulariteit op bedrijventerreinen* faciliteren.

5 Gebiedsgerichte uitwerking

De gemeente Kampen bestaat uit een grote verscheidenheid van kernen, buitengebieden en andere locaties. In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke keuzes van de drie hoofdambities doorvertaald voor de verschillende gebieden in de gemeente. We maken onderscheid in de volgende deelgebieden:

Stad en grote dorpen

Binnenstad Kampen

Schilwijken Kampen

Buitenwijken Kampen

IJsselmuiden 

Reeve

Kleine dorpen 

‘s-Heerenbroek

Grafhorst

Wilsum 

Zalk 

Werklocaties

Koekoekspolder

Bedrijventerreinen

Zuiderzeehaven

Buitengebied en buurtschappen

Kleipolders (incl. Kampereiland)

Veenpolders (incl. Hogeweg en Zuideinde)

Rivierenlandschap (incl. De Zande)

NB: Melmerpolder valt in meerdere deelgebieden, omdat hier meerdere landschappen en functies bij elkaar komen.

5.1 Stad en grote dorpen

Kenschets:

De gemeente Kampen kent in 2050 drie grote kernen: Kampen,  IJsselmuiden en Reeve. De Stad en grote dorpen bieden een gevarieerd woningaanbod met veel voorzieningen zoals sport, ontmoeting en winkels. Terwijl  Kampen en IJsselmuiden hun eigen identiteit en historische ontstaansgeschiedenis hebben, is Reeve sinds 2021 een nieuw dorp in de gemeente dat ontstaan is gekoppeld aan de aanleg van het Reevediep.

In Kampen maken wij onderscheid tussen de binnenstad, de schilwijken en de buitenwijken. De historische binnenstad van de stad Kampen vormt het kloppend hart voor lokale en regionale voorzieningen zoals horeca, cultuur en detailhandel. Dit gebied kenmerkt zich door de historische gebouwen die het stadsgezicht langs de IJssel vormen. Historische bouwwerken als de stadspoorten en kerken en de nog altijd goed herkenbare structuur van de stadsvesting herinneren aan de rijke (Hanze)historie van Kampen. Om de historisch zeer waardevolle binnenstad beleefbaar te houden voor bewoners en bezoekers, is het van belang dat er blijvend wordt ingezet op de binnenstad als bruisend centrum voor cultuur, horeca en evenementen in zorgvuldig evenwicht met het koesteren van de vele erfgoedwaarden van de Hanzestad. 

Onder de schilwijken worden Brunnepe, Hanzewijk/Greente, Kampen-Zuid, Bovenbroek en het gebied rondom station Kampen geschaard. Het betreft de (van oorsprong) oudste wijken van Kampen die direct om de binnenstad zijn gelegen. Deze wijken staan, mede door hun historische ontwikkeling, voor vergelijkbare opgaven, zoals het tegengaan van hittestress, overlast bij zware buien, mobiliteitsopgaven ten opzichte van de binnenstad en kansen voor verdichting en woon-zorgconcepten. 

De buitenwijken bestaan uit de Flevowijk, Cellesbroek, Hagenbroek, De Maten, De Venen en Het Onderdijks (inclusief Stationskwartier). De buitenwijken staan voor vergelijkbare opgaven, zoals het toevoegen van meer woningen door middel van inbreiding, maar ook het goed aansluiten op eventuele uitbreidingen op zowel groen, infrastructureel als sociaal vlak.

Het dorp IJsselmuiden is het grootste dorp in de gemeente. Dit dorp heeft zijn naam te danken aan zijn ligging aan de monding van de IJssel. Sinds 2001 is IJsselmuiden onderdeel van de gemeente Kampen. Hoewel IJsselmuiden nog altijd een duidelijk eigen dorp vormt ten opzichte van Kampen, zijn het verleden en heden van Kampen en IJsselmuiden al zeer lang nauw met elkaar verbonden als gevolg van de brug tussen de twee kernen die al in de Middeleeuwen werd aangelegd. De lange historie van het dorp is met name goed terug te zien in de historische bebouwing langs de Dorpsweg, op de hogere rivierduin waarop het dorp oorspronkelijk ontstond. Het dorp kent een sterke gemeenschapszin, wat zich met name uit in de vele actieve kerkgemeenschappen. Aan de rand van IJsselmuiden, bij de Zwolseweg aan de IJssel, ligt Station Kampen, met een regelmatige treinverbinding met Zwolle, ook wel het ‘Kamperlijntje’ genoemd. Voor IJsselmuiden liggen er onder andere uitdagingen met betrekking tot de binnenstedelijke verdichting door middel van inbreiding in combinatie met het borgen van de bereikbaarheid, leefbaarheid en voldoende groen en water.

Reeve is een nieuw dorp in de gemeente dat ontstaan is tegelijk met de aanleg van het Reevediep. Hier zal een aanzienlijk deel van de woningbouwopgave van de gemeente landen tot en met 2035. Dat betekent ook dat er gezien het grote aantal nieuwe bewoners aandacht moet zijn voor voldoende voorzieningen, infrastructuur en mogelijkheden tot sport en recreatie. 

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de stad Kampen (binnenstad, schil- en buitenwijken) en dorpen IJsselmuiden en Reeve in het algemeen:

Impressie van de gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de stad en grote dorpen. [ter info: de bovengenoemde keuzes in tekst worden straks in korte beschrijvingen en aanpijlingen toegevoegd aan deze 3D-tegel voor een zo helder mogelijk beeld].

  • Wij kiezen voor de *geregisseerde groei van de stad Kampen en de dorpen IJsselmuiden en Reeve*. Dit vertaalt zich in een verstedelijkingsopgave en het vergroten van het woningaanbod in bestaande en toekomstige wijken. Hierbij kiezen we voor zowel *inbreiding, transformatie als uitbreiding* om aan de woonbehoefte te voldoen.  

    • Bij woningbouwontwikkelingen sluiten we aan op de veranderende woonbehoefte. Dit houdt in dat we doelgericht bouwen voor de huisvesting van jongeren, ouderen en zorgvragers. Deze aandacht vertaalt zich in de inzet op *kleinereen levensloopbestendige woningen*.  Dit zijn appartementen (gestapelde bouw), maar ook kleine grondgebonden woningen of kangoeroewoningen, waarbij er twee zelfstandige wooneenheden onder een dak bevinden. In lijn met nationale en regionale afspraken moet het programma voor nieuwe woningen daarnaast voor 30% uit sociale huur, 40% uit middenhuur en betaalbare koop en 30% uit overige woningbouw bestaan.  

    • Bij alle woningbouwontwikkelingen zetten we in op woningbouw met een bijdrage aan *brede welvaart en leefbaarheid*. Op deze manier zoeken we met nieuwe woningbouwontwikkelingen ook naar een maatschappelijke meerwaarde voor ons stedelijk gebied, bijvoorbeeld door te vergroenen, verduurzamen of de leefbaarheid te verbeteren.  

    • Nieuwe woningen en wijken worden op *duurzaam en natuurinclusief gebouwd* met aandacht voor lage emissies, biodiversiteit en water(kwaliteit).  

    • Bij de ontwikkeling van nieuwe woningen wordt rekening gehouden met de *schaal en het karakter van de stad of het dorp* en de *nabijheid van voorzieningen*.  

    • Bij de keuze voor nieuwe woningbouwlocaties bouwen wij enkel op locaties die geschikt zijn op basis van het *water- en bodemsysteem* in het kader van ‘waterbewust’ bouwen.

  • Voor *inbreiding en transformatie in bestaande wijken*  geldt dat dit moet passen binnen het karakter en de ruimte in de wijken. Dit leidt tot een nadruk op de schilwijken en het gebied rond de Trekvaart in IJsselmuiden.  

    • Bij inbreiding en transformatie benutten we de *bestaande woningvoorraad* optimaal, door mogelijkheden te onderzoeken voor optoppen, woningsplitsing, transformatie, slimme verkaveling en meervoudig ruimtegebruik. Hierbij houden we rekening met de toenemende druk op de openbare ruimte: we borgen het behoud van voldoende open ruimtes en ruimtelijke kwaliteit. Voor parkeren geldt dat wij rondom (toekomstige) mobiliteitshubs de parkeernorm indien mogelijk omlaag brengen.

  • Voor *uitbreiding* zetten we in op *diverse woningbouwlocaties* tot 2050. Tot 2035 zal een aanzienlijk deel van de huidige woningopgave landen in Reeve-delta. Voor de periode tussen 2035 en 2050 onderzoeken we diverse locaties, met Reeve-Noord als voornaamste onderzoeksgebied. We voeren regie op de beoogde uitbreidingslocaties waar reeds voorkeursrecht is gevestigd en vestigen waar nodig voorkeursrecht. Zo voorkomen we grondspeculatie en kunnen we blijven inzetten op betaalbare woningen. Dit wordt nader toegelicht in het uitvoeringshoofdstuk. 

  • We zetten ons in om de bestaande woningvoorraad, zowel koop- als huurwoningen, toekomstbestendig te maken. We faciliteren en ondersteunen waar mogelijk initiatieven voor de opwek van (zonne-)energie en hanteren voor de warmtetransitie een *gebiedsgerichte aanpak*. Het streven is hierbij om in 2040 voor alle wijken kansrijke alternatieven te hebben gevonden voor aardgas, zodat we in 2050 als gemeente volledig aardgasvrij zijn. 

  • Wij vinden het belangrijk dat alle inwoners toegang hebben tot een  *compleet voorzieningenaanbod*. Allereerst biedt de binnenstad van Kampen een hoogwaardig (regionaal) voorzieningenniveau met onderwijs, cultuur, horeca, detailhandel en overige commerciële functies. Wij bieden ruimte in elke wijk in 2050 voor een complementair *wijkhart*, met in ieder geval een *fysieke ontmoetingsplek* (dorpshuis of plek die multifunctioneel gebruikt wordt) en waar mogelijk een welzijnspunt. Daarnaast beschikken wijkharten, afhankelijk van de bestaande situatie, in de wijken en grote dorpen zoveel mogelijk over dagelijks voorzieningen waar zorg- en welzijnsactiviteiten, sportieve en/of culturele activiteiten kunnen plaatsvinden. Ook hebben we in de wijkharten speciale aandacht voor (informele) ontmoetingsplekken voor jongeren.  

    • Met oog op het groeiende inwoneraantal van Reeve de komende jaren, zijn (extra) voorzieningen op termijn wel wenselijk. In Reeve kiezen we er daarom voor om voldoende *ruimte te reserveren* voor de ontwikkeling van een *toekomstig dorpshart*. Hierbij wordt ook rekening gehouden met een mogelijke toename van inwoners door uitbreiding naar Reeve-Noord. Aandacht voor het beperken van de barrièrewerking van het spoor tussen Reeve en Reeve-Noord is hierbij noodzakelijk.

  • Wij stimuleren een *gezonde leefstijl* door kwalitatieve groene ruimtes te creëren voor spelen, sporten en ontspannen. In de inrichting van de openbare ruimte maken we keuzes die dit gebruik faciliteren. De openbare ruimte richten we zo toegankelijk mogelijk in voor mindervaliden en maken we waar nodig dementievriendelijk. Ook creëren wij ommetjes die het landschap beleefbaarder maken. 

  • We streven naar *natuurinclusieve enklimaatbestendige inrichting* van onze *wijken en dorpen*, met voldoende groen dat werkt als een spons bij hevige regenval, de biodiversiteit versterkt en hittestress verlaagt. Hierbij streven we naar een *groene dooradering* die ook de  *(stads)ecologie* ten goede komt, bijvoorbeeld door watergangen natuurinclusief in te richten. Hierbij zetten we in op de  *hoofdgroenstructuur*, maar benutten we ook hierbuiten kansen voor het toevoegen van (kleinschalig) groen. We werken dit uit in een Natuurdoelenplan. 

  • We richten onze openbare ruimte in volgens het *STOMP-principe*.  

    • Dat wil zeggen dat we allereerst *voldoende veilige en comfortabele wandel- en fietsroutes* zijn met zo min mogelijk omrijafstand richting voorzieningen. Zo zorgen we ervoor dat het sneller is om de fiets te pakken, dan met de auto te gaan - in het bijzonder richting het centrum.  

    • Ook faciliteren wij *kwalitatieve, frequente OV-assen*  complementair aan beide treinverbindingen. Deze zullen onder andere vanuit de stations Kampen en Kampen-Zuid rijden richting Zwolle, Genemuiden en Dronten, aangevuld met stadsdiensten en een (vraagafhankelijk) publiek vervoer voor bijvoorbeeld reizigers met een indicatie. Zo vergroten wij niet alleen de bereikbaarheid tussen de binnenstad en de schil- en buitenwijken, maar ook de nabijgelegen kernen.  

    • Voor parkeren geldt dat wij rondom (toekomstige) mobiliteitshubs en bij nieuwe woningbouwontwikkelingen de *parkeernorm* waar mogelijk omlaag brengen. 

    • Hiernaast houden wij rekening met *voldoende laadinfrastructuur* voor elektrische mobiliteit in de wijken van Kampen, IJsselmuiden en Reeve, om bij te dragen aan de transitie naar duurzamere vormen van mobiliteit.

  • We zetten ons in voor een *kwalitatieve, regionale doorfietsroute naar Dronten en Zwolle*. In het kader hiervan wordt de huidige missende schakel in deze route aangelegd door een doorfietspad aan te leggen parallel aan de N50.  

  • Om de verkeersveiligheid en doorstroming op de N50 te verbeteren, ook met oog op de toekomstige groei van Reeve en Kampen, kiezen we op de korte termijn voor een *verbreding van de N50 naar 2x2 rijstroken tussen Kampen en Kampen-Zuid*. Daarnaast zetten we ons op de langere termijn in voor een  *verdere verbreding tussen Kampen-Zuid tot knooppunt Hattemerbroek*  en op en vanaf de Eilandbrug richting Emmeloord. Hiervoor verkennen we de komende jaren samen met Rijkswaterstaat de mogelijkheden.Daarnaast zetten we ons in om, in samenwerking met de Provincie Overijssel, de bereikbaarheid en verkeersveiligheid op de  *N764* te borgen door de groei van de verkeersintensiteit te dempen.  

  • We verkennen de mogelijkheden en haalbaarheid van een *extra (pont)verbinding over de IJssel* aan de noordzijde van Kampen, wat voordelen kan bieden voor zowel de automobilist, landbouwverkeer als de (recreatieve) fietser, alsook beperking van de intensiteit van het gemotoriseerd verkeer op de Molenbrug en Stadsbrug. 

  • In het kader van een gastvrije binnenstad zal worden onderzocht of de *verkeersintensiteit op de stadsbrug* tussen Kampen en IJsselmuiden kan worden *verlaagd*. Hierbij zal worden gekeken naar de mogelijkheden om op de brug eenrichtingsverkeer in te stellen of om de brug alleen toegankelijk te maken voor OV, fietser en voetganger. Dit biedt mogelijk ook kansen om in de toekomst de verkeersdruk op de Zwolseweg te verlagen en daarmee meer verblijfskwaliteit toe te voegen aan het waterfront van IJsselmuiden. We realiseren dat een gastvrije, autoluwe binnenstad enkel mogelijk is als het in samenhang is uitgevoerd met het gehele mobiliteitssysteem in de gemeente Kampen én er rekening gehouden wordt met zowel de bereikbaarheid voor hulpdiensten als de mobiliteitsmogelijkheden voor ouderen en inwoners met een fysieke beperking. 

  • Wij verbeteren de *verkeersveiligheid* binnen de wijken van Kampen, IJsselmuiden en Reeve.  

  • Aansluitend aan nationaal beleid wil de gemeente Kampen *klimaatneutraal zijn in 2050*. Dit betekent enerzijds dat wij ons energieverbruik moeten verminderen, en tegelijkertijd onze energievoorziening op een duurzamere wijze moeten opwekken. Ook zetten we in op het *verduurzamen van de gebouwde omgeving* en aardgasloze woonwijken in 2050.  

  • We zoeken naar passende locatie voor *voldoende boven- en ondergrondse ruimte* voor voorzieningen die nodig zijn om deze energie- en warmtetransitie te realiseren. Denk hierbij aan trafohuisjes en warmteoverdrachtstations.  

  • Tevens zijn wij bewust van de huidige druk op het elektriciteitsnet en willen we *netcongestie in de toekomst zo veel mogelijk beperken*.

  • We voorkomen dat *stedelijk afvalwater* een probleem wordt voor de volksgezondheid. We streven naar zo min mogelijk overstorten en andere indirecte lozingen ter bescherming van de volksgezondheid en om de waterkwaliteit niet onnodig te belasten. We scheiden vuil water zoveel mogelijk van schoon water en staan daarbij open voor nieuwe, bewezen technieken. 

  • Bij alle ontwikkelingen in de stad Kampen en dorpen IJsselmuiden en Reeve wordt ingezet op een zo veilig mogelijke inrichting van de openbare ruimte. Dit betekent dat deze minimaal moet passen binnen de geldende wet- en regelgeving op onder andere het gebied van *brandveiligheid, externe (water)veiligheid, geur, geluid, water-, bodem- en luchtkwaliteit*. Waar nodig en mogelijk wordt dit breder afgewogen dan enkel de wettelijke kaders. In de inrichting van de openbare ruimte wordt altijd rekening met voldoende ruimte voor hulpdiensten en streven we ernaar geen kwetsbare objecten te realiseren binnen brand- en/of explosieaandachtsgebieden. Wat betreft luchtkwaliteit zetten wij in op de doelstellingen voor 2030 zoals beschreven in het Schone Lucht Akkoord.  

Gebiedsspecifieke keuzes voor de binnenstad van Kampen richting 2050:

  • Wij versterken de binnenstad van Kampen als *aantrekkelijk, levendig en dynamisch stadshart voor cultuur, horeca en evenementen*. Dit betekent dat we in de binnenstad de juiste voorwaarden scheppen om er prettig te verblijven. Wij zetten daarom in op een *hoogwaardige verblijfskwaliteit*, met een clustering van horeca, detailhandel en overnachtingsmogelijkheden die passen bij het karakter van de stad Kampen.  

  • Tevens is de binnenstad ook een plek waar gewoond wordt. We verkennen mogelijkheden voor *extra woningen in en aan de randen van de binnenstad* door verdichting en transformatie van bestaande gebouwen. Tegelijkertijd verkennen we ook mogelijkheden voor wonen in aanloopstraten naar het centrum en boven winkels. We onderzoeken ook de mogelijkheid om de parkeernorm voor nieuwe woningen te verlagen. Bij deze woningbouwontwikkelingen hebben we vanzelfsprekend aandacht voor een *goede balans tussen inwoners, bezoekers en verkeer, en tussen bebouwing en groen-blauwe structuren*.

  • Wij koesteren de *(Hanze)identiteit van Kampen*, waarvan de sporen nog in grote mate aanwezig zijn in het *beschermd stadsgezicht van de binnenstad* en door de terugkeer van de Kogge. Dit stadsgezicht beschermen we wanneer we bouwen of transformeren in de binnenstad. Zo behouden en benutten we de cultuurhistorische identiteit van Kampen bij alle ontwikkelingen. 

  • We koesteren de Hanze-identiteit van Kampen door ondersteuning te bieden bij *herbestemming en doorontwikkeling van erfgoed*. Bij herbestemming wordt er gekeken naar mogelijke afstemming met behoeften van bewoners. Duurzaamheid en de energietransitie integreren we zorgvuldig in de binnenstad, met respect voor de erfgoedwaarden. 

  • De *cultuurhistorische kwaliteit en de historische structuren* van de binnenstad vormen de basis voor toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen. De historie van Kampen moet zichtbaar en beleefbaar zijn voor inwoners en bezoekers. 

  • Het verduurzamen en het vormgeven van de *energietransitie*  van de binnenstad is hier ook onderdeel van. Dit moet zorgvuldig worden ingepast in relatie tot de bestaande erfgoedwaarden. 

  • In het kader van het vergroten van de leefbaarheid en belevingswaarde zetten wij in op een *gastvrije, autoluwe binnenstad*. Door middel van  *mobiliteitshubs* in de schilwijken worden aantrekkelijke parkeermogelijkheden gefaciliteerd nabij de binnenstad, om het verkeer in de binnenstad te beperken. Bij deze gastvrije binnenstad hoort ook een duurzame logistieke bevoorrading. Hierbij zetten we in op kleinere, efficiënter beladen emissieloze voertuigen, waar mogelijk in combinatie met een *logistieke (binnenstad)hub*

  • Tegelijkertijd zetten wij ons in op het versterken van de fysieke toegankelijkheid door aantrekkelijke alternatieven te bieden voor de auto. Dit doen wij onder andere door sterke verbindingen tussen de stad en de omliggende wijken voor langzaam verkeer zoals voetgangers en fietsers. Hierbij is er oog voor rolstoelvriendelijkheid en verkeersveiligheid. Wij reserveren ruimte voor noodzakelijk autoverkeer zoals logistiek of nooddiensten, en werken samen met ondernemers en andere betrokkenen om ervoor te zorgen dat zij hun bedrijvigheid kunnen behouden. 

  • Wij vinden dat de binnenstad een fijne plek voor beweging, ontspanning en ontmoeting moet zijn voor elke inwoner en bezoeker. Daarom zetten wij in op een binnenstad waar men ook goed kan *wonen*: een *veilige en gezonde leefomgeving* waarin aandacht is voor sociale veiligheid en het beperken van overlast. We richten de ruimte toegankelijk in voor mindervaliden en maken deze waar mogelijk dementievriendelijker. Ook houden wij in het bijzonder rekening met voldoende (informele) ontmoetingsplekken voor jongeren. 

  • We besteden aandacht aan het vergroenen van de (relatief stenige) binnenstad om zowel *hittestress* als *wateroverlast*  zoveel mogelijk tegen te gaan en de leefbaarheid in de binnenstad te verbeteren. 

  • Door de groei van het aantal inwoners wordt het draagvlak voor hoogwaardige voorzieningen op het gebied van *cultuur,  detailhandelhoreca en maatschappelijke voorzieningen*  groter. Zo versterkt de binnenstad van Kampen haar centrumfunctie, en kan de binnenstad in de toekomst een divers aanbod aan voorzieningen aanbieden. 

  • We *vergroten de toegankelijkheid en beleefbaarheid van het water*, met oog voor de eventueel benodigde ruimte voor de waterveiligheidsopgave. Concreet betekent dit dat we de recreatieve potentie van de IJssel benutten door herkenbare, aantrekkelijke recreatieve hotspots, aan de rand van de binnenstad, waar inwoners en bezoekers kunnen genieten van zowel de historische binnenstad als het water. Ook verkennen wij mogelijkheden voor toeristische vaarverbindingen tussen Kampen en de dorpen.

Gebiedsspecifieke keuzes voor de schilwijken van Kampen richting 2050:

  • We zien in de schilwijken relatief veel mogelijkheden voor  *verdichting en inbreiding*, zoals inhet gebied rond de Trekvaart in IJsselmuiden, het gebied ten zuiden van het centrum van Kampen en rond station Kampen. Wanneer wordt bijgebouwd binnen het bestaande stedelijk weefsel, zetten we ons in om ervoor te zorgen dat dit gepaard gaat met het toevoegen van zoveel mogelijk *(kwalitatief) groen*. Tevens zoeken wij hierin een balans met andere faciliteiten in de openbare ruimte, borgen het behoud van voldoende open ruimtes en ruimtelijke kwaliteit en zoeken we hierbij goede afstemming met HWBP-project Mastenbroek-IJssel. 

  • We zetten in op het realiseren van *ouderenwoningen en woonzorgconcepten* in de schilwijken, omdat deze dicht bij de voorzieningen zijn gelegen. Dit betekent ook dat we ambiëren om de openbare ruimte *zo toegankelijk mogelijk in te richten voor mindervaliden* en waar nodig *dementievriendelijker*  te maken.  

  • We besteden in de schilwijken waar dit van toepassing is extra aandacht aan *leefbaarheidsopgaven* en het bevorderen van de  *sociale veiligheid*.  

  • We zetten in de schilwijken in op het ontwikkelen van één of meerdere *mobiliteitshubs* waar bewoners en bezoekers aan de binnenstad kunnen parkeren om zo de hoeveelheid autobewegingen in de gastvrije binnenstad te beperken. Bij deze mobiliteitshubs komen *verschillende vervoersvormen* samen: (deel)auto’s, (deel)fietsen en overstapmogelijkheden op het openbaar vervoer. Bij voorkeur liggen deze mobiliteitshubs in de directe nabijheid van de oost-west OV-as. Ook het toevoegen van *‘pick-up points’ voor pakketjes* vormt hier een kans. 

  • Ook *station Kampen in IJsselmuiden* zien we als een belangrijke mobiliteitshub waar openbaar vervoer (trein en OV-as), deelmobiliteit en parkeren samenkomen. Door hier de juiste condities te scheppen, zetten we de deur open voor de ontwikkeling van het stationsgebied tot een *innovatiehub* waar de koppeling wordt gelegd met woon-werkgebied Kop van Spoorlanden. Zo ontstaat een goed bereikbare en aantrekkelijke plek waar de focus voor woningbouw in combinatie met werken komt te liggen op relatief hoge dichtheden van kleinere woningen voor studenten, jongeren en andere een- of twee-persoonshuishoudens. Hier houden we rekening met mogelijke belemmeringen zoals milieucontouren. 

  • We besteden aandacht aan het vergroenen van de (relatief stenige) schilwijken om zowel *hittestress* als  *wateroverlast* zoveel mogelijk tegen te gaan en de leefbaarheid in deze wijken te verbeteren. 

  • We koppelen de vergroening in de schilwijken daarnaast nadrukkelijk aan een kwaliteitsimpuls voor de openbare ruimte waarin *(spontane) ontmoeting* wordt gefaciliteerd, gezien de *relatief hoge eenzaamheid* die wordt gerapporteerd in deze wijken. Ook moedigt het aan tot meer *beweging* in de buitenlucht om zo de gezondheid van de inwoners te vergroten.

Gebiedsspecifieke keuzes voor de buitenwijken van Kampen richting 2050:

  • Waar mogelijk kiezen we in de buitenwijken voor *verdichting en inbreiding*, maar we zien hiervoor in algemene zin in deze wijken wat minder mogelijkheden met oog op bereikbaarheid. Wanneer wordt bijgebouwd binnen het bestaande stedelijk weefsel, zetten we ons in om ervoor te zorgen dat dit gepaard gaat met het toevoegen van zoveel mogelijk *(kwalitatief) groen* en het behoud van voldoende open ruimtes en ruimtelijke kwaliteit. Dit kan bijvoorbeeld door middel van het opwaarderen van bestaand groen. 

  • We kiezen voor goede *aansluitingen van stadsuitbreidingen*  als Venekwartier en Oeverwal op de bestaande buitenwijken. Het gaat hierbij zowel om goede fiets- en wandelverbindingen als aansluiting van de groen- en waterstructuren. Wanneer wordt uitgebreid zetten we ons in om ervoor te zorgen dat dit hierbij voldoende *(kwalitatief) groen* wordt gerealiseerd. 

  • We zetten ons groen/blauwe raamwerk in om te zoeken naar *nieuwe, kansrijkewandelverbindingen* om vanuit de buitenwijken de verbinding te leggen naar het buitengebied voor korte ommetjes vanuit de wijken, bijvoorbeeld naar de groene stadsrandzones ten oosten van de N50 en IJsselmuiden.  

  • Ook *station Kampen-Zuid* wordt verder ontwikkeld tot mobiliteitshub waar openbaar vervoer (trein en OV-as), deelmobiliteit en parkeren samenkomen en daarmee kansen ontstaan voor de ontwikkeling tot  *innovatiehub* waar onderwijs, bedrijvigheid (zoals zakelijke dienstverlening, ZZP’ers en start-ups) en wonen samenkomen. De ambitie - die we in gesprekken met onze mede-overheden en andere partners willen agenderen - is om de frequentie van de sprinterverbinding te verhogen naar vier keer per uur voor goede bereikbaarheid voor bewoners in bestaande en toekomstige wijken richting Zwolle en de Randstad. 

5.2 Kleine dorpen

Kenschets:

De gemeente Kampen kentKleine dorpenGrafhorst,  Wilsum's-Heerenbroek en  Zalk. Deze dorpen worden gekenmerkt als rustige, landelijke woonomgevingen waarin de gemeenschapszin sterk aanwezig is en het groen altijd nabij is. 

Hoewel het in 1333 stadsrechten kreeg, kan *Grafhorst*  tegenwoordig vanwege de grootte het best als lintdorp worden gezien. Het is gelegen op een rivierduin aan de Kamperzeedijk en het Ganzendiep, een zijtak van de IJssel ten noorden van de kernen Kampen en IJsselmuiden. De geschiedenis van het dorp gaat ver terug: het verkreeg al in 1333 stadsrechten. Momenteel telt Grafhorst ongeveer 1.080 inwoners, die met name wonen langs het lint van de Grafhorsterweg. Het dorp beschikt momenteel over diverse voorzieningen en verenigingen, zoals een basisschool, een kerk en een schaatsvereniging. Ook wordt het voormalig kerkgebouw van de Hervormde Kerk sinds 2021 gebruikt als multifunctioneel dorpshuis ‘De Herberg’. 

Het dorp Wilsum is gebouwd op een rivierduin langs de noordoever van de IJssel. Wilsum verkreeg omstreeks 1321 stadsrechten, maar is in karakter altijd een dorp gebleven. De oudste bebouwing van het dorp bevindt zich langs de zuidrand aan de Dorpsweg, vanaf waar pittoresk uitzicht over de uiterwaarden van de IJssel te beleven is. Momenteel zijn er ongeveer 885 personen woonachtig in Wilsum. Verder zijn er onder andere twee kerken, basisschool IKC De Regenboog, een voetbalvereniging en een muziekvereniging.

's-Heerenbroek maakt sinds 2001 onderdeel van de gemeente Kampen. Het dorp kent meerdere clusterbebouwingen met boerderijen gebouwd op de terpen. Van oorsprong verdeeld over twee dorpen, ‘s-Heerenbroek en Veecaten, en was met name georiënteerd langs de Zwolseweg. Tegenwoordig is Veecaten als buurtschap onderdeel van 's-Heerenbroek. Het dorp heeft zich in de jaren erna met name ten noorden van de Zwolseweg ontwikkeld langs de Bisschopswetering en zijstraten. Nieuwbouwbuurt Zwolle-Stadshagen grenst nabij de oostzijde van 's-Heerenbroek aan de gemeente Kampen. 's-Heerenbroek beschikt over diverse verenigingen en voorzieningen, zoals basisschool IKC Prinses Juliana, een voetbalvereniging en verenigingsgebouw ‘De Kandelaar’. In de zomer is 's-Heerenbroek verbonden met Zalk aan de overzijde van de IJssel door middel van een pont.

Aan de overkant van de IJssel van 's-Heerenbroek ligt het dorp  Zalk. Dit historische dorpbehoort sinds 2001 bij de gemeente Kampen. Het dorp ligt achter de winterdijk van de IJssel op een hogergelegen rivierduin. Het beschikt over fraaie historische bebouwing, met name gesitueerd rond het Kerkplein. Momenteel heeft Zalk onder andere een basisschool, multifunctioneel centrum, een sportvereniging en vier kerken. Ten noorden van het dorp ligt in de uiterwaard het Zalkerbos, een zeer oud en daarmee historisch waardevol bos.

In de toekomst is het van belang dat de kleine dorpen fijne en gezonde leefomgevingen blijven, waar de bereikbaarheid van voorzieningen en het woningaanbod toereikend zijn. We zetten in op een vitaal landelijk gebied met daarin dorpen die klimaatbestendig zijn ingericht, waar de rijke cultuurhistorie wordt gekoesterd, de sterke gemeenschapszin in stand blijft en de beleefbaarheid van het landschap wordt vergroot. 

Gebiedsspecifieke keuzes voor de kleine dorpen richting 2050:

Impressie van de gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de kleine dorpen. [ter info: de bovengenoemde keuzes in tekst worden straks in korte beschrijvingen en aanpijlingen toegevoegd aan deze 3D-tegel voor een zo helder mogelijk beeld].

  • In de kleine dorpen Grafhorst, 's-Heerenbroek, Wilsum en Zalk zorgen we ervoor dat er *betaalbare woningen zijn voor de bewoners van nu en de toekomst*. Daarom zetten wij ons in op zowel *inbreiding* als *kleinschalige uitbreiding*, passend bij de schaal, karakter en de behoefte van het dorp.  

    • Bij woningbouwontwikkelingen sluiten we aan op de veranderende woonbehoefte. Dit houdt in dat we doelgericht bouwen voor de huisvesting van jongeren, ouderen en zorgvragers. Deze aandacht vertaalt zich in de inzet op *kleinereen levensloopbestendige woningen*. 

    • Binnen de dorpscontouren kijken we naar mogelijkheden voor optoppen, woningsplitsing, transformatie, slimme verkaveling en meervoudig ruimtegebruik.  

    • Tegelijkertijd zetten we in op kleinschalige uitbreiding aan de dorpsranden waarmee we op een kwalitatieve manier woningen toevoegen en zo de  *dorpsranden aantrekkelijk afronden*.  

    • Bij iedere inbreiding of uitbreiding geldt dat we er goed op letten dat het  *past bij de huidige omvang van het dorp, het versterken van het (historische) dorpse karakter, behoud van voldoende groen en de nabijheid van voorzieningen*. Daarnaast borgen het behoud van voldoende open ruimtes en ruimtelijke kwaliteit. 

  • Voor ieder dorp kijken we welke locaties op *basis van het water- en bodemsysteem* geschikt zijn voor nieuwe woningen en zetten we in op ‘bodem- en waterbewust’ bouwen. Dit betekent dat er in Wilsum op (langere) termijn alleen nog ruimte is voor inbreiding. In Zalk en ‘s-Heerenbroek zien we (op termijn) nog mogelijkheden voor zowel uitbreiding als inbreiding.  

  • Nieuwe woningen en wijken worden op *natuurinclusieve, duurzame wijze gebouwd* met aandacht voor duurzaamheid, groen en water. Ook bestaande woningen worden verduurzaamd om bij te dragen aan een *gezonde leefomgeving*. Hierbij zetten we in op het maximaal benutten van de daken voor het opwekken van zonne-energie en streven we ernaar dat onze woningvoorraad in 2050 aardgasvrij is.  

  • Elk dorp heeft een *dorpshart met een passend niveau aan (kleinschalige) voorzieningen*. We zetten in op minimaal één *ontmoetingsplek* voor de dorpen Grafhorst, 's-Heerenbroek, Wilsum en Zalk. Deze ontmoetingsplekken kunnen verschillen in vorm en grootte op basis van behoefte en draagkracht. Ook zetten we in op waar mogelijk een basisschool. 

  • Ook richten wij plekken voor *spontane ontmoetingsmogelijkheden*  in de openbare ruimte in. In het kader van langer thuis zelfstandig wonen, is het voor ouderen belangrijk dat ze uitgenodigd worden om te bewegen. Dit doen we door groene ruimtes te creëren voor spelen, bewegen, sporten en ontspannen, en door uitnodigende ommetjes in de directe omgeving hieraan te koppelen. De openbare ruimte richten we zo toegankelijk mogelijk in voor mindervaliden en maken we waar nodig dementievriendelijk.  

  • Voor andere grootschalige voorzieningen kiezen we in plaats van aanwezigheid voor *nabijheid van voorzieningen* en zoeken we met de partners in de samenleving naar slimme oplossingen om bepaalde voorzieningen ook voor deze dorpen bereikbaar te houden. Dit betekent niet dat we de bestaande voorzieningen zomaar laten verdwijnen. Wel zijn we ons ervan bewust dat het door externe factoren niet te voorspellen is of alle voorzieningen wel in stand kunnen blijven. 

  • Wij stimuleren een gezonde leefstijl door groene ruimtes te creëren voor spelen, sporten en ontspannen en gezonde voedselomgeving. Wij kiezen ervoor om de groenstructuren tussen de dorpen en het landschap te verbeteren. Hierbij is er aandacht voor de natuurbeleving van de inwoners en bezoekers, en koppelen wij de structuren zo veel mogelijk aan fiets- en wandelverbindingen en ontmoetingsplekken. Op deze manier creëren wij ommetjes die het landschap beleefbaarder maken. Ook hier is er extra aandacht voor (informele) ontmoetingsplekken voor jongeren.  

  • Ook in de kleine dorpen streven we naar een *natuurinclusieve en klimaatbestendige inrichting*, met voldoende groen dat werkt als een spons bij hevige regenval en tevens de biodiversiteit versterkt. Ook moedigen wij bewonersinitiatieven aan die bijdragen aan de klimaatbestendigheid. Bij het openbaar groen streven we naar een *groene dooradering* die ook de *(stads)ecologie* ten goede komt, bijvoorbeeld door watergangen natuurinclusief in te richten. 

  • Wij zetten ons op op *aantrekkelijke en veilige (door)fietsroutes*  vanuit de kleine dorpen naar Kampen, IJsselmuiden en Reeve. Zo houden wij de voorzieningenclusters nabij en stimuleren we tegelijkertijd ook beweging. Bovendien verbindt de kwalitatieve, frequente OV-as kernen zoals Grafhorst met de grote kernen.  

  • Aansluitend aan nationaal beleid streeft de gemeente Kampen *klimaatneutraal zijn in 2050*. Dit betekent enerzijds dat wij ons energieverbruik moeten verminderen, en tegelijkertijd onze energievoorziening op een duurzamere wijze moeten opwekken. Ook vraagt het aandacht voor het *verduurzamen van de gebouwde omgeving* en het aardgas vrij zijn in 2050. Doordat de woningen in de kernen van diverse bouwperiodes aanwezig zijn, is vaak maatwerk nodig.  

  • We zoeken naar passende locatie voor *voldoende boven- en ondergrondse ruimte* voor voorzieningen die nodig zijn om deze energie- en warmtetransitie te realiseren. Denk hierbij aan trafohuisjes en warmteoverdrachtstations. 

  • Bij alle ontwikkelingen in Grafhorst, Wilsum, ‘s-Heerenbroek en Zalk wordt ingezet op een zo veilig mogelijke inrichting van de openbare ruimte. Dit betekent dat deze minimaal moet passen binnen bestaande wet- en regelgeving. op onder andere het gebied van *brandveiligheid, externe veiligheid, geur, geluid, water-, bodem- en luchtkwaliteit*. Waar nodig en mogelijk wordt dit breder afgewogen dan enkel de wettelijke kaders Daarnaast houden we in de inrichting van de openbare ruimte altijd rekening met voldoende ruimte voor hulpdiensten. Wat betreft luchtkwaliteit zetten wij in op de doelstellingen voor 2030 zoals beschreven in het Schone Lucht Akkoord.  

  • Ookzetten we in op het behoud van voldoende open ruimte, een  *‘groene binnentuin’* tussen ‘s-Heerenbroek en Zwolle Stadshagen. In de toekomst wordt dit gebied uitgesloten voor uitbreidingslocaties van woningbouw.  

  • We voorkomen dat *stedelijk afvalwater* een probleem wordt voor de volksgezondheid. In overleg met de bronnen proberen we het ontstaan van afvalwater zoveel mogelijk te voorkomen. We streven naar zo min mogelijk overstortingen en andere indirecte lozingen ter bescherming van de volksgezondheid en om de waterkwaliteit niet onnodig te belasten. We scheiden vuil water zo veel mogelijk van schoon water en staan daarbij open voor nieuwe, bewezen technieken.

5.3 Werklocaties

Kenschets:

De werklocaties zijn van *economisch belang* voor de gemeente, maar ook voor de regio Zwolle. De bedrijventerreinen Haatland(haven), Zuiderzeehaven, Melmerpark, RW50, Spoorlanden, Zendijk en tuinbouwgebied de Koekoek bieden ruimte aan een  *breed economisch profiel* met (maak)industrie, (haven)logistiek, bouw en de landbouw als voorname sectoren. De meeste banen bevinden zich in de collectieve dienstverlening, de industrie, de handel en de zakelijke dienstverlening. Hiernaast bevinden zich in de gemeente een relatief lager aantal banen in de landbouw, recreatie & toerisme en in de overige dienstverlening (SvL, 2022). 

Hoewel er zich in de gemeente Kampen ca. 23.800 banen bevinden (SvL, 2022), kenmerkt de gemeente zich niet per definitie als een echte ‘werkgemeente’, daarmee bedoelen we dat de *werkgelegenheid relatief beperkt*  is. Het aandeel bedrijventerreinen (afgezien van de landbouwpercelen) beslaat momenteel met haar 363 ha. dan ook ca. 3% van de totale gemeentelijke grond. De agrarische sector, met haar landbouwgronden beslaat 11138 ha (70% van het totaal) en de glastuinbouw in de Koekoekspolder 127 ha (bijna 1%). 

Zoals gezegd is de werkgelegenheid binnen de gemeente relatief beperkt en is het onzeker of werkgelegenheid in de toekomst binnen de gemeente de komende jaren toe of afneemt (SvL, 2022). We vinden - in het kader van brede welvaart - de  *bereikbaarheid en het behoud van banen* binnen onze gemeente en ook in de regio een belangrijk uitgangspunt. Daarom ligt er een opgave voor om het *ondernemers- en vestigingsklimaat aantrekkelijk en toekomstbestendig* te maken. Huidige trends en ontwikkelingen laten zien dat er richting de toekomst werk aan de winkel is op weg naar een *toekomstbestendige en duurzame economie*. Verduurzaming, digitalisering, regionalisering en internationalisering brengen een vernieuwingsopgave voor de Kampense werklocaties met zich mee. Hierbij worden ook mogelijke toekomstige inbreidingslocaties verkend waar *duurzame woon-werkgebieden* kunnen ontstaan, zoals bij Kop van Spoorlanden. 

Daarnaast ligt er door de groeiende economie toenemende ruimtevraag en daarmee een *uitbreidingsopgave van 18-25 hectare* voor nieuwe werklocaties. Dit gaat zowel over ruimte voor uitbreiding van bestaande bedrijven als over nieuwe bedrijven die een plek zoeken. Daarbovenop wordt momenteel ook vanuit een *toekomstbestendige haveneconomie* de mogelijke uitbreiding van de haven in de Melmerpolder verkend. Dit heeft een aanzienlijk ruimtebeslag dat concurreert met de het ruimtegebruik van onder meer de agrarische sector en opgaven die ruimte vragen zoals de klimaatadaptatie, de energietransitie, bereikbaarheid en natuurontwikkeling en het ligt nabij N2000 gebieden.

In de Koekoekspolder, het laagst gelegen deel van de gemeente, is sinds de definitieve droogmaking van het gebied een kassengebied ontstaan. Vandaag de dag bevinden zich in dit glastuinbouwgebied diverse *innovatieve tuinbouwbedrijven* die volop bezig zijn met *duurzame voedselproductie* op een in toenemende mate energieneutrale manier. Door de lage ligging van het gebied vindt *wegzijging* vanuit de naastgelegen Mastenbroekerpolder naar de Koekoekspolder plaats. Dit zorgt ervoor dat in het gebied moet worden bemaald, maar het draagt ook bij aan de verdroging van het veen in de Mastenbroekerpolder, waardoor  *bodemdaling* plaatsvindt. Er ligt voor de komende jaren daarom een opgave om een duurzaam toekomstperspectief voor zowel het gebied als de tuinbouwsector te ontwikkelen. 

Tot slot liggen er binnen de gemeente Kampen kansen voor het versterken van de *vrijetijdseconomie*. Bijvoorbeeld door het toevoegen van meer overnachtingsmogelijkheden, horeca en recreatieve nevenfuncties..

Ondanks dat alle bedrijventerreinen een *eigen profiel*  hebben, zijn er enkele duidelijke overkoepelende keuzes te benoemen voor alle bedrijventerreinen. Gezien het onderscheid in maat, schaal en karakter worden daarnaast nog keuzes nader gespecificeerd voor de Koekoekspolder, bedrijventerreinen en de Zuiderzeehaven. 

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de werklocaties in het algemeen:

  • We koesteren het diverse aanbod aan bedrijvigheid in onze gemeente. We zetten in op het *behouden van voldoende, passende ruimte* op de werklocaties zodat er ook in de toekomst ruimte is om te (blijven) ondernemen in de gemeente Kampen. Hierbij zetten we in op de *energietransitie, de circulaire economie, duurzame bouw en de maakindustrie, een toekomstbestendige agrarische sector* en zien we kansen voor de *kennisindustrie*.  

  • We faciliteren bedrijven die passen bij de kwaliteiten die we als aantrekkelijke en sterke gemeente willen bieden. We bieden ruimte voor bedrijven die bijdragen aan de *circulaire economie in 2050* en kijken hierbij ook hoeveel *werkgelegenheid* die bedrijvigheid meebrengt. 

  • We benutten de bestaande ruimte optimaal en verhogen de ruimtelijke kwaliteit. Dit doen we door aan de slag te gaan met *herstructurering, revitalisering, intensivering, verduurzaming, vergroening en verblauwing*  op alle werklocaties in de gemeente Kampen. Ook stimuleren we meervoudig ruimtegebruik, bijvoorbeeld door het benutten van de ruimte op daken voor zonne-energie of groen en het oplossen van parkeeropgaven.  

  • Als gemeente nemen wij een faciliterende rol op ons om bestaande bedrijventerreinen te verduurzamen. Met het oog op het doel naar een *circulaire economie in 2050*, moeten we voldoende ruimte reserveren voor functies zoals (afvalverwerking, recycling, hergebruik grondstoffenstromen etc.). Ook faciliteren wij de ontwikkeling dat werklocaties van het gas af aan gaan om deel te nemen aan de warmtetransitie. Ook hebben we de ambitie om een aansluiting te krijgen op het waterstofnetwerk. 

  • Ook op onze werklocaties streven we naar een *gezonde leefomgeving* en stimuleren we een *gezonde leefstijl*  door meer kwalitatieve groene ruimtes, wandel- en fietspaden en de inzet op groenblauwe maatregelen die bijdragen aan het tegengaan van hittestress. 

  • Voor alle werklocaties geldt dat wij investeren in de (regionale) bereikbaarheid en verkeersveiligheid van en naar de werklocaties. Als gemeente zetten we in op een *betere fiets- en ov-bereikbaarheid en -veiligheid*naar en op de werklocaties (vanuit het STOMP-principe). Hiertoe stimuleren we als gemeente *initiatieven voor deelmobiliteit* op de werklocaties. Daarnaast kiezen we voor het  *verbeteren van de verkeersveiligheid* op de terreinen voor fietsers en wandelaar.  

  • Met het oog op de transitie naar *duurzame mobiliteit*  werken we aan een toereikende *laadinfrastructuur* op de werklocaties, zowel voor de (vracht)auto als voor de fiets. 

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor bedrijventerreinen Haatland, Rijksweg 50 (RW50), Spoorlanden, Zendijk:

afbeelding binnen de regeling

Impressie van de gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de bedrijventerreinen. [ter info: de bovengenoemde keuzes in tekst worden straks in korte beschrijvingen en aanpijlingen toegevoegd aan deze 3D-tegel voor een zo helder mogelijk beeld].

  • Bedrijventerreinen zijn van belang voor een gezonde economie en aantrekkelijk vestigingsklimaat. Ook dragen ze bij aan voldoende arbeidsplaatsen binnen de gemeentegrenzen. Om dit in de toekomst zo te houden, is extra ruimte nodig. We ramen voor 2050 een *geleidelijke uitbreidingsopgave van 18-25 hectare* voor nieuwe werklocaties. We denken hiervoor aan het zoekgebied direct grenzend aan onze huidige werklocaties in de *Melmerpolder, Spoorlanden-Oost en Spoorlanden-Zuid*.  

  • De duurzame ontwikkeling van *Melmerpolder* biedt kansen om bij te dragen aan de ambitie voor een energieneutrale gemeente in 2035 en het toewerken naar een circulaire samenleving in 2050 door ruimte voor een moderne infrastructuur voor nieuwe energie, elektriciteitsopwekking (zon, wind) en -transport.

  • Hoe en waar deze uitbreiding exact vorm krijgt, wordt de komende jaren verder verkend. Ons uitgangspunt bij deze nieuwe ontwikkelingen is het *bodem- en watersysteem als basis* en is het een randvoorwaarde dat deze nieuwe locaties *goed en veilig ontsloten* worden. Hierbij ligt het accent op de ontwikkeling van circulaire bedrijfsvoering en laten we de gezondheid en externe veiligheid voor omwonenden en omliggende ondernemers zwaar meewegen en verkennen of we combinaties kunnen maken met de agrarische (en andere) bedrijvigheid in dit gebied. 

  • Deze uitbreidingsruimte gaat zowel over ruimte voor uitbreiding van bestaande bedrijven als over nieuwe bedrijven die een plek zoeken. We faciliteren hiervoor met name bedrijven met een *lokale binding*  en bedrijven die zorgen voor *lokale werkgelegenheid*  en passen bij onze *lokale skills* en daarmee onze  *regionale rol*. Deze bedrijven zijn niet alleen belangrijk voor de groeiende lokale en regionale economie, maar ook voor de leefbaarheid en vitaliteit van de hele gemeente.  

  • Bij nieuwe bedrijfsvestigingen en uitbreidingen van bedrijven die gebruik maken van *arbeidsmigranten* hebben we ook aandacht voor de toenemende *huisvestingsvraag en leefbaarheids- en sociale vraagstukken*.

  • We zetten samen met ondernemers en andere partners in op *verduurzaming van de bedrijventerreinen* in de gemeente. Als partner van bedrijven in de energietransitie willen we voldoende ruimte faciliteren voor energieopslag en duurzame energiebronnen. Ook onderzoeken we hoe we ruimte kunnen bieden aan innovatie op het gebied van circulariteit.

  • Bij *herstructurering en transformatie* van werklocaties benutten we het momentum om *gelijktijdig investeringen te doen in andere maatschappelijke opgaven*. Bijvoorbeeld op het gebied van klimaatadaptatie, gezondheid en de energietransitie. We maken werk met werk en streven ernaar om herstructurering en transformatie te combineren met een impuls aan de ruimtelijke kwaliteit. 

  • We investeren in samenwerking met ondernemers in *vergroening van de openbare ruimte en daarmee in de verblijfskwaliteit*. Hiermee anticiperen we op de gevolgen van klimaatverandering en zorgen we voor een fijne werkomgeving en aantrekkelijk vestigingsklimaat. 

  • We zetten in op het *optimaal benutten van de (schuif)ruimte* op de bestaande werklocaties. Wij behouden de huidige milieuruimte en sturen op de ‘juiste bedrijf op de juiste plek’. In dit kader verkennen de komende jaren ook hoe we verschillende functies samen kunnen brengen in *gecombineerde woon-werkmilieus* aan de randen van bedrijventerreinen nabij woonwijken. We onderzoeken samen met de aanwezige ondernemers de mogelijkheden voor een verkleuring naar woningen en/of publieksvriendelijke bedrijvigheid. We hebben hierbij nadrukkelijk aandacht voor de gezondheid(srisico’s) van de bewoners van de nieuwe woon-werkgebieden en de woonwijken nabij de bedrijventerreinen.Vanzelfsprekend voldoen deze ruimtelijke ontwikkelingen aan geldende normen voor luchtkwaliteit, geur- en geluid en externe veiligheid en hebben we oog voor de ondergrond, bereikbaarheid en energie-infrastructuur. 

  • Wij zetten in op *verdichting en knooppuntontwikkeling rond Station Kampen Zuid* in de vorm van een innovatiehub waar onderwijs, bedrijvigheid (zakelijke dienstverlening, ZZP’ers, start-ups) en mogelijkheden voor studenten, jongeren en andere een- of tweepersoonshuishoudens. We zetten ons in om van dit gebied een aantrekkelijke bestemming te maken. 

  • We voorkomen dat *stedelijk afvalwater* een probleem wordt voor de volksgezondheid. In overleg met de bronnen proberen we het ontstaan van afvalwater zoveel mogelijk te voorkomen. We streven naar zo min mogelijk overstortingen en andere indirecte lozingen ter bescherming van de volksgezondheid en om de waterkwaliteit niet onnodig te belasten. We scheiden vuil water zo veel mogelijk van schoon water en staan daarbij open voor nieuwe, bewezen technieken.

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de Koekoekspolder:

afbeelding binnen de regeling

Impressie van de gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de Koekoekspolder. [ter info: de bovengenoemde keuzes in tekst worden straks in korte beschrijvingen en aanpijlingen toegevoegd aan deze 3D-tegel voor een zo helder mogelijk beeld].

  • In de *Koekoekspolder* zetten we samen met de glastuinbouwondernemers in op het *behoud van de huidige glastuinbouwsector*. We bieden geen extra nieuwe uitbreidingsruimte buiten de bestaande contouren van het gebied.  

  • Om het behoud van de sector op de korte termijn te garanderen, zetten we in op het vernatten van de *bufferzone* tussen de Mastenbroekerpolder en de Koekoekspolder. Daarvoor zijn verschillende maatregelen mogelijk, zoals drukdrainage, een vernauwd slotenpatroon, het (deels) onder water zetten van het gebied of het gebied (deels) afdekken met een kleilaag. Gezamenlijk met (overheid)partners in het gebied wordt bepaald welke van deze maatregelen worden getroffen. Door vernatting van de randzone wordt de wegzijging van water uit de Mastenbroekerpolder naar de Koekoekspolder zo veel mogelijk geremd. Het water blijft zoveel mogelijk in de Mastenbroekerpolder om verdroging (en daarmee veenoxidatie) tegen te gaan. Daarnaast kan in de bufferzone goed *meervoudig ruimtegebruik* worden toegepast: bijvoorbeeld door het gebied ook in te zetten voor nieuwe natuur, recreatieve routes, etc. 

  • Omdat een deel van deze bufferzone in de gemeente Zwartewaterland zou liggen, wordt hiervoor nadrukkelijk de *samenwerking* gezocht met onze partners. Het water uit de bufferzone kan tevens in tijden van droogte worden gebruikt om verdroging in Polder Mastenbroek tegen te gaan. 

  • In de Koekoekspolder zelf wordt langs de randen ingezet op maatregelen om de toename van kwel ten gevolge van de bufferzone op te vangen, bijvoorbeeld door aanleg van een *drainerende greppel (‘kwelsloot’)* of een drainagebuis.  

  • Tegelijkertijd *onderzoeken we met alle betrokken partijen het toekomstperspectief* voor de Koekoekspolder op lange termijn. Want we zijn ons ervan bewust dat - gezien de lage ligging en de impact hiervan op de omgeving - de toekomst van het glastuinbouwcluster in de Koekoekspolder gepaard gaat met onzekerheid. Dit kan impact hebben op bedrijfsperspectieven voor de ondernemers in dit gebied en de werkgelegenheid. *Het behouden van voldoende mogelijkheden om te ondernemen, schaal, duurzame energievoorziening en bodemdaling in combinatie met waterhuishouding vormen grote opgaven*. De komende jaren gaan we gericht met de sector, ketenpartners, mede-overheden en andere belanghebbenden verkennen hoe we het toekomstperspectief vorm gaan geven en op welke koers we inzetten.  

  • De glastuinbouw in de Koekoekspolder heeft potentie om een belangrijke rol in het *energiesysteem van de toekomst* vervullen. Te denken valt aan inzet van flexibel vermogen om de pieken en dalen in het energiesysteem te dempen. De bestaande duurzame warmtebronnen hebben mogelijk de potentie om in de toekomst een rol te vervullen bij de warmtetransitie. In het warmteprogramma benoemen we de potentie van geothermie voor uitkoppeling van warmte naar woonwijken ten oosten van de Ijssel en onderzoeken we of de gemeente, conform de nog vast te stellen Wet Collectieve Warmte, daar gebruik van wil maken.

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de Zuiderzeehaven:

Impressie van de gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de Zuiderzeehaven. [ter info: de bovengenoemde keuzes in tekst worden straks in korte beschrijvingen en aanpijlingen toegevoegd aan deze 3D-tegel voor een zo helder mogelijk beeld].

  • Met een onderzoek zoeken we antwoord op de vraag *hoe een nieuwe haven bijdraagt aan het behalen van onze ambities en wat de kansen, risico’s en alternatieven zijn*. Het onderzoek naar de *nut en noodzaak van havenuitbreiding* is een eerste stap en moet een zo volledig mogelijk en objectief beeld van de maatschappelijke baten en lasten en de brede welvaartseffecten van een nieuwe haven in Kampen opleveren. Op basis hiervan kunnen afwegingen vanuit het eigen grondgebied worden gemaakt voor gewenste economische ontwikkelingen. 

  • De ruimte binnen de huidige Zuiderzeehaven is ver uitgegeven. De betekenis van de locatie zit vooral in de keten van bedrijven die gebruik maken van de haven en verbonden zijn met bedrijven in de Zuiderzeehaven (onderdeel van de Port of Zwolle). Op energie en klimaat scoort Zuiderzeehaven relatief goed door de aanwezigheid van windenergie, acties op vlak van warmte/koude-opslag en investeringen in zonne-energie. We zien mogelijkheden hierop *extra stappen te stimuleren evenals op vlak van vergroening, een gezond en aantrekkelijk werkklimaat en bereikbaarheid*.

5.4 Buitengebied en buurtschappen

Kenschets van het deelgebied:

De gemeente Kampen beschikt over Buitengebied inclusief buurtschappenmet een rijkdom aan *cultuurhistorische en landschappelijke waarden*. Het buitengebied is op basis van het landschappelijk karakter in meerdere deelgebieden op te delen, ieder met een eigen ontstaansgeschiedenis, uiterlijke verschijning, dynamiek en (ruimtelijke) opgaven. We onderscheiden daarom, op basis van zowel het landschappelijk karakter als het water-en bodemsysteem, binnen de gemeente drie landschapstypen: *de kleipolders, de veenpolders en het rivierenlandschap*. Voor alle deelgebieden geldt dat de landbouw de *voornaamste identiteitsdrager* vormt, maar in ieder deelgebied vormt zij een eigen samenspel met zowel het water- en bodemsysteem als de andere vormen van landgebruik als natuur, recreatie en wonen. Dit betekent dat in de drie deelgebieden in soms andere opgaven en kansen voor toekomstige ontwikkelingen voorkomen, bijvoorbeeld als het gaat om de  *landbouwtransitie*.

De *kleipolders* omvatten het Kampereiland, de Mandjeswaard en de Melmerpolder. De polders zijn gelegen in de monding van de IJssel en bestaan uit *vruchtbare zand en kleiafzettingen*, die tussen de IJssel, Ganzendiep en de Goot als zandplaten aan elkaar groeiden tot de eilanden zoals we die nu kennen. Door de ligging in de monding kende het gebied van Kampereiland en de Mandjeswaard vroeger een *krekensysteem*: deze zijn tegenwoordig grotendeels gedempt, met het Noorddiep als voorname uitzondering. Op de vruchtbare gronden in het gebied ontstond een landbouwgebied met vooral veel melkveebedrijven. Het waterbergingsgebied ligt buiten de primaire keringen en wordt met een regionale kering beschermd. Het is daarmee relatief *overstromingsgevoelig* (kans 1/100 jaar op overstroming en kans 1/500 jaar op inundatie). De bebouwing heeft zich van oudsher op *hoge, droge terpen* ontwikkeld vanwege de invloed van de Zuiderzee. Op één van die terpen is de  *buurtschap Kampereiland* ontstaan, bestaande uit onder andere een ontmoetingscentrum, kerk en basisschool. De kleipolders zijn door de bijzondere ontwikkelingsgeschiedenis een landschappelijk en cultuurhistorisch waardevol gebied en van grote betekenis voor weidevogels. Voornaamste opgaven in de kleipolders richting 2050 is de omgang met waterveiligheid, het werken aan de landbouwtransitie, de uitbreidingen van woon- en werkgebieden en het blijvend beschermen van de weidevogels.

De *veenpolders* bestaan uit de Mastenbroekerpolder, Kamperveen en Polder Dronthen. Het zijn van oudsher *laaggelegen, natte gebieden* waar moerassen voorkwamen. Door het hoge grondwater en kwel kon zich een veenpakket ontwikkelen. In de Mastenbroekerpolder, één van de oudste droogmakerijen van Nederland, werd al in de 14e eeuw begonnen met ontginning ten behoeve van turfwinning en beweiding. Het kenmerkt zich door een (zeer oude) rationele verkaveling met smalle sloten en weteringen en een weide openheid. Kamperveen kent een vergelijkbaar karakter en ontstaansgeschiedenis, maar kent een smallere, minder kaarsrechte verkaveling met meer sloten. In de veenpolders van Kamperveen bevinden zich de *buurtschappen Zuideinde en Hogeweg*, met kerken en basisscholen. De oude veenpolders, in het bijzonder Mastenbroek, zijn landschappelijk en cultuurhistorisch zeer waardevol en vormen belangrijke *weidevogelgebieden*. De combinatie van de oorspronkelijk zeer natte condities in de gebieden en het kunstmatig laag houden van de waterstanden in het gebied zorgen voor  *veenoxidatie*: het veen verdroogt en krimpt in, waarbij CO2 vrijkomt en *bodemdaling* optreedt, met (toekomstige) schade voor de landbouw, natuur, bebouwing en infrastructuur tot gevolg. Samen met de landbouwtransitie, de uitbreidingen van woon-en werkgebieden en het blijvend beschermen van de weidevogels vormt dit de voornaamste opgave voor het gebied richting 2050.

Het *rivierenlandschap* omvat alle buitendijkse gebieden rond de IJssel, Reevediep, Ganzendiep en het binnendijkse gebied langs de IJssel rond Wilsum, Zalk en De Zande. Het is een *kleinschalig maar dynamisch landschap*, bestaande uit uiterwaarden, oeverwallen, stroomruggen, dijken, zijtakken van de rivier en kolken. Het buitendijkse gebied van het rivierlandschap maakt onderdeel uit van de  *Natura2000-gebieden* Rijntakken, Ketelmeer en Vossemeer en Veluwerandmeren. Het Reevediep maakt onderdeel uit van Natuur Netwerk Nederland. In deze gebieden staan de (rivier)natuurwaarden centraal, maar er ligt ook een  *grote recreatieve aantrekkingskracht*. Binnendijks speelt de landbouw de voornaamste rol, met een relatief *kleinschalige, onregelmatige blokverkaveling met afwisselend landgebruik* en een rijkdom aan cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen. In het rivierenlandschap ligt daarnaast *buurtschap De Zande*, een aantrekkelijke woongemeenschap dat zich langs en vanaf de dijk heeft ontwikkeld. Voornaamste opgaven voor het rivierenlandschap is het beschermen van de natuurwaarden in combinatie met het accommoderen van recreatie, het blijven werken aan waterveiligheid, het werken aan de landbouwtransitie, de uitbreidingen van woon- en werkgebieden en het blijvend beschermen van de weidevogels. 

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor het buitengebied in het algemeen:

  • We kiezen voor een *toekomstbestendig buitengebied* waarin zowel *water en bodem* als het *(agrarisch) cultuurhistorisch landschap* leidend zijn in ruimtelijke keuzes.Dit betekent dat gezocht wordt naar een  *balans* tussen de landbouw als economische en historische drager van het gebied en de draagkracht van het natuurlijke, lokale bodem- en watersysteem. *Landbouw blijft de voornaamste economische- en identiteitsdrager van het buitengebied*. Hierbij zoeken we nadrukkelijk de *samenwerking* met zowel de (agrarische) ondernemers in ons buitengebied als met andere overheden en partners en gaan graag gezamenlijk aan de slag met deze *landbouwtransitie*. De kaders hiervoor worden nog nader uitgewerkt in de Gebiedsgerichte aanpak landelijk gebied.  

  • Samen, en in lijn met de aanpak van de provincie Overijssel, gaan we op zoek naar mogelijkheden voor passende *duurzame (kringloop)landbouwvormen en (langetermijn) verdienmodellen*, zoals *natuurinclusieve en regeneratieve landbouw* en *agrarisch natuurbeheer* en manieren om agrariërs te stimulerenhiervoor te (kunnen) kiezenDe kansen en mogelijkheden hiervoor verschillen op basis van het agrarisch en landschappelijk karakter en het bodem- en watersysteem en worden daarom in de drie deelgebieden nader uitgewerkt. 

  • Aan de randen van de stad en onze dorpen kiezen we voor de ontwikkeling van  *stads-en dorpsrandzones*, een zachte overgang van stad en dorp naar het buitengebied. Dit zijn groene overgangen op de grens van bebouwd gebied en het buitengebied die onder andere dienen als *klimaatbuffers en uitloopgebieden*. Hier worden groene zones beoogd waar agrarisch gebruik welkom is en waar men onder andere aantrekkelijke ommetjes kan maken vanuit de kernen, water wordt opgevangen en op kleine schaal duurzame energie kan worden opgewekt. Het karakter en de precieze invulling van deze stads-en dorpsrandzones kan per kern verschillen. Een voorbeeld van zo’n zone is het Tussenland bij IJsselmuiden en de Koekoekspolder, waar de mogelijkheden worden verkend voor een groen tussengebied met wateropvang, waar ook de bufferzone ten zuidoosten van de Koekoekspolder onder zou vallen. 

  • We zetten ons in om de *groenblauwe dooradering* van het buitengebied te vergroten met als doel een aaneengesloten groenblauw netwerk te creëren ten behoeve van wateropvang, ecologie en klimaat.  

  • We werken aan het *verkleinen van de barrièrewerking* voor migratie in ecologische verbindingen. Hierbij gaat het, naast het werken aan het aaneengesloten groen blauwe netwerk, bijvoorbeeld om het aanbrengen van  *faunavoorzieningen* bij infrastructuur bijvoorbeeld de N50, waar dit noodzakelijk is.  

  • We blijven werken aan het *op niveau houden en vergroten van de waterveiligheid* binnen de gemeente. Hierbij zetten we in op meerlaagsveiligheid bestaande uit drie lagen: preventie, een robuuste ruimtelijke inrichting en crisismanagement. Hiervan hebben de eerste twee lagen een ruimtelijke component:  

    • Wat betreft *preventie* zorgen we ervoor dat, in het kader van het *Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)* en in samenwerking met onder andere het waterschap, de *veiligheidsnormen*  van onze primaire waterkeringen op peil zijn en blijven. Op korte termijn betekent dit in ieder geval het versterken van de IJsseldijk tussen Zwolle en IJsselmuiden binnen *HWBP-project Mastenbroek-IJssel*. Tussen 2032 en 2041 zullen daarnaast ook verkenningen starten voor de versterkingen van de andere (primaire) waterkeringen binnen de gemeente.  

    • Voor het werken aan een *robuuste ruimtelijke inrichting*  stimuleren we initiatieven die bijdragen aan het versterken van ruimtelijke structuurdragers (zie ook gebiedsspecifieke keuzes voor het rivierenlandschap) en het (op kleine schaal) bouwen op deze hogere, drogere delen. Rond IJsselmuiden kan hiervoor voor een aanzienlijk deel de bestaande hoogte van de historische rivierduin worden gebruikt. Zo kunnen particuliere initiatieven bijdragen aan het sluiten van een deel van een secundaire dijk (hoogte) in het rivierenlandschap. Op Kampereiland zetten we in op *waterbewust bouwen en boeren.

  • We zetten in op het beschermen van de *cultuurhistorische waarden* en het vergroten van de belevingswaarde van het  *Nationaal Landschap IJsseldelta* dat in alle drie de landschapstypen is gelegen. Hierbij leggen we in het buitengebied nadruk op de zichtbaarheid en toegankelijkheid van cultuurhistorische elementen en structuren als de dorpslinten, ontginningsstructuren, waterwegen, historische dijken, terpen, enzovoort. Door deze elementen beter te verbinden met recreatieve routes en informatievoorziening, brengen we de rijke geschiedenis van Kampen tot leven voor bewoners en bezoekers. Zo zorgen we voor een harmonieuze balans tussen natuur, historie en gebruik. 

  • In gemeente Kampen zetten we ons in om verrommeling in het buitengebied tegen te gaan door een *actief beleid rondom Vrijkomende Agrarische Bebouwing (VAB)* te voeren voor een veilig buitengebied. We verkennen mogelijkheden voor andere, passende activiteiten en woonfuncties in het buitengebied, eventueel door sloopmeters van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) (elders en/of op de huidige plek) in de gemeente in te zetten voor woningbouwinitiatieven rondom het stedelijk gebied en de dorpen. Leegstand, ondermijning en verval worden zo veel mogelijk voorkomen, terwijl de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Dit draagt bij aan een aantrekkelijk, veilig en leefbaar buitengebied, passend bij de uitstraling van het buitengebied van de gemeente Kampen. De wensen voor de invulling van VAB-locaties worden in samenwerking met bewoners en gebruikers opgesteld en in goed evenwicht met de omgeving en het agrarisch gebruik.  

  • Voor *grootschalige duurzame energie-opwek* geldt dat zonnevelden groter dan twee hectare op landbouwgrond en natuurgrond niet meer zijn toegestaan volgens provinciaal beleid, behalve, onder voorwaarden, op water en langs hoofdinfrastructuur. We stellen een aantal voorwaarden in de beleidsnotitie energie opwekken met Kamper Kwaliteit. Deze gaan in op bijvoorbeeld een percentage aan lokaal eigendom, het terugvloeien van opbrengsten naar de lokale omgeving en de omgeving heeft een actieve rol bij de ontwikkeling en exploitatie. 

  • Voor *kleinschalige duurzame energieopwek* benutten wij de (relatief grote) daken in het buitengebied maximaal voor zonne-energie. Daarnaast geldt dat, in lijn met het provinciaal beleid, goed ingepaste  kleinschalige initiatieven in het landschap mogelijk zijn. Hierbij gaat het om windturbines met een lage ashoogte (‘erfmolens’), zonnevelden op agrarische erven en zonnevelden van lokale initiatieven in de stads-en dorpsranden tot 2 hectare.  

  • We zetten in het buitengebied in op het *behoud en verbeteren van het verblijfskarakter, de bereikbaarheid* en *vergroten van de verkeersveiligheid*.  

    • We blijven ons inzetten om een goede autobereikbaarheid in dit meer autoafhankelijke gebied te garanderen, maar werken juist ook aan de bereikbaarheid per (elektrische) fiets. We versterken het fietsnetwerk voor zowel inwoner als recreant en hebben hierbij oog voor de veiligheid, bijvoorbeeld in relatie tot het landbouwverkeer. 

    • We onderzoeken de mogelijkheden voor het verbeteren van *veilige, efficiënte routes voor landbouwverkeer* in de deelgebieden zelf, maar ook de verbindingen tussen de deelgebieden en richting omliggende gemeentes. 

    • We nemen waar nodig en mogelijk maatregelen om in het buitengebied (van met name Kamperveen en Mastenbroek) *doorgaand (sluip)verkeer* over de lokale ontsluitingswegen te voorkomen.

  • In het buitengebied moet hemelwater op een alternatieve manier worden verwerkt. Bij een vervangingsopgave voor de systemen of bij nieuwe lozingen bekijken we nadrukkelijk decentrale systemen waarbij het goed functioneren op de lange(re) termijn een belangrijk criterium is.

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de kleipolders (incl. buurtschap Kampereiland)

afbeelding binnen de regeling
  • We kiezen voor kleipolders, buiten de Melmerpolder,waarvan de karakteristiek wordt bepaald door een *balans van landbouw, natuur en waterveiligheid*, met als voornaamste reden de buitendijkse ligging van het Kampereiland en de Mandjeswaard en het overstromingsrisico dat dit met zich meebrengt. Hierbij besteden we aandacht aan het versterken van de weerbaarheid van de inwoners en ondernemers van het gebied bij overstromingssituaties. 

  • We gaan zorgvuldig om met de ruimte en maken hierbij strategische keuzes als het gaat om het plaatsen van de juiste drager (functie) op de juiste plek. 

  • Gezien het relatief hoge overstromingsrisico (kans 1/100 op overstroming en kans 1/500 op inundatie) op Kampereiland en in de Mandjeswaard en in lijn met de  Beleidslijn Grote Rivieren, kiezen we voor *’waterbewust bouwen en boeren*.  

    • Nieuwe bebouwing op het Kampereiland kan alleen door *waterbewust bouwen*. Kaders hiervoor worden nader uitgewerkt in de Gebiedsgerichte aanpak landelijk gebied. 

    • Bestaande bebouwing buiten de terpen mag gehandhaafd blijven.  

    • Waar nodig worden *maatregelen op gebouw- en erfniveau* genomen die schade voorkomen bij een eventuele overstroming. De verantwoordelijkheid en het initiatief hiervoor liggen bij de bewoners en ondernemers in het gebied.

  • We willen kansen voor *kreekherstel* op het Kampereiland benutten.  

    • Nadere uitwerking is nodig om te bezien of gronden in de nabijheid kunnen worden benut om de bestaande *erven waterveilig te maken* en waar mogelijk en wenselijk uit te breiden of om één of meerdere *wegen in het gebied op hoogte te leggen* om blijvend te kunnen gebruiken bij een eventuele overstroming. In de toekomst zal ook moeten worden bekeken of het (verder) op hoogte leggen van de N765 en N50 in het gebied noodzakelijk is.  

    • Daarnaast speelt het kreekherstel een belangrijke rol in het vergroten van de biodiversiteit en het vasthouden van water in het gebied. Door gronden van voormalige kreken te benutten voor deze opgave ontstaan *nieuwe groenblauwe structuren* die passen in het cultuurhistorische karakter van het landschap. En daaropvolgend biedt het kansen voor recreatie en toerisme. 

    • Gezien de hogere archeologische verwachtingswaarden in het gebied hebben we bij kreekherstel aandacht voor een zorgvuldige omgang met de  *archeologische waarden*.

  • We zorgen voor *zorgvuldige bescherming van de cultuurhistorische kleipolders*. We zetten daarom in op het beschermen van  *historische landschapselementen en structuren*, zoals de onregelmatige verkaveling, kronkelende polderdijkjes, weteringen, oude riviergeulen, erfbeplanting en terpen. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen alleen worden toegelaten wanneer deze aantoonbaar geen afbreuk doen aan de *landschappelijke kwaliteit*, in het bijzonder aan de genoemde landschapselementen.  

  • We bieden agrariërs de *(planologische) ruimte om te werken aan de landbouwtransitie* en een toekomstbestendig buitengebied. Passend binnen de landschappelijke kaders betekent dit in het geval van de kleipolders de inzet op het behoud van de *onregelmatige blokverkaveling*  van graslanden met terpen als verspreide hoogten in het gebied. Gezien de gunstige condities voor de landbouw in het gebied door de vruchtbare slibafzettingen is *schaalvergroting*,passend binnen de wet- en regelgeving mogelijk. Nieuwvestiging is in beginsel niet mogelijk omdat de voorkeur voor grondovername ligt bij de huidige agrarische ondernemers in het gebied, bijvoorbeeld om *extensivering*  mogelijk te maken. 

    • Ook voor *natuurontwikkeling* geldt dat deze passend moet zijn binnen het landschappelijk karakter. Bij voorkeur wordt natuurontwikkeling/groenblauwe dooradering *ingepast in de vorm van landschapselementen* die goed passen in de kleipolders, zoals ecologische inrichting van de polderdijkjes, natuurvriendelijke oevers langs watergangen of kruidenrijke graslanden.

  • We kiezen voor een zo goed mogelijke *bescherming van de weidevogels* in de kleipolders bij eventuele negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op de weidevogelpopulatie of compenseren deze.  

  • We kiezen voor het *behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid* in buurtschap Kampereiland. 

    • Ook voor het buurtschap Kampereiland, dat op een terp is gelegen, geldt dat nieuwe bebouwing alleen *waterbewust* gerealiseerd kan worden. Voor woningbouw op de terp passen we *maatwerk* toe en hebben bij het toetsen van nieuwe initiatieven aandacht voor de maat, schaal en karakter van het dorp. Ook hebben we hierbij, gezien de hogere archeologische verwachtingswaarden in het gebied, aandacht voor een zorgvuldige omgang met de  *archeologische waarden*

    • We behouden het *warme dorpshart* van Kampereiland rond de basisschool en het ontmoetingscentrum.

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor de veenpolders (incl. buurtschappen Hogeweg en Zuideinde):

afbeelding binnen de regeling
  • We kiezen voor veenpolders waarvan de karakteristiek wordt bepaald door een  *balans van landbouw, water en bodem*. De voornaamste reden hiervoor is de bodemdaling door veenoxidatie die in het gebied plaatsvindt. We gaan zorgvuldig om met de ruimte en maken strategische keuzes als het gaat om het plaatsen van de juiste drager (functie) op de juiste plek. 

  • In veenpolders nemen we, in samenwerking met onze partners en de ondernemers in het gebied, *maatregelen om de bodemdaling door veenoxidatie zo veel mogelijk te remmen*. Door ontwatering en wegzijging daalt de bodem in zowel de Mastenbroekerpolder als in Kamperveen met aanzienlijke CO2-uitstoot en mogelijk schade aan infrastructuur, bebouwing en landbouwpercelen tot gevolg. Met name in de Mastenbroekerpolder, op de grens met de Koekoekspolder, is de problematiek aanzienlijk en leiden de omstandigheden nu al tot suboptimale landbouwrendementen. We maken daarom een aantal keuzes om deze bodemdalingsproblematiek tegen te gaan.

    • In de Mastenbroekerpolder en delen van Kamperveen wordt richting 2050 ingezet op het *verhogen van het waterpeil* en worden waar nodig maatregelen getroffen, zoals drukdrainage, een vernauwd slotenpatroon, het (deels) onder water zetten van het gebied of het gebied (deels) afdekken met een kleilaag.  

    • Aan de rand van de Mastenbroekerpolder, op de grens met de lagergelegen Koekoekspolder, kiezen we voor een *bufferzone*. Zo wordt de wegzijging van water naar de Koekoekspolder zo veel mogelijk voorkomen en blijft het water in het gebied om verdroging (en daarmee veenoxidatie) tegen te gaan. Omdat deze bufferzone deels in de gemeente Zwartewaterland zou liggen, wordt hiervoor nadrukkelijk de samenwerking gezocht. Bij de nadere uitwerking van deze bufferzone, waarin maatregelen bepaald worden, worden, in *samenwerking met gebiedspartners*, eventuele negatieve effecten zoveel mogelijk gemitigeerd.  

    • Initiatieven van agrarische ondernemers die bijdragen aan het vasthouden van water in het gebied en daarmee de veenoxidatie tegengaan, worden gestimuleerd. Kaders voor maatregelen worden nader uitgewerkt in de Gebiedsgerichte aanpak landelijk gebied.

  • We zorgen voor *zorgvuldige bescherming van het cultuurhistorische veenlandschap*. We zetten daarom in op het beschermen van  *historische landschapselementen en structuren*. In de Mastenbroekerpolder gaat het bijvoorbeeld om de kaarsrechte, rationele verkaveling, de weteringen en rechte wegen, de openheid en verspreide boerderijen inclusief erfbeplanting op terpen. Ook Kamperveen wordt gekenmerkt door de openheid, maar kent een smallere, meer rechthoekige verkaveling met meer sloten en heeft een minder kaarsrechte structuur. Ruimtelijke ontwikkelingen in Mastenbroek en Kamperveen worden alleen toegelaten wanneer deze aantoonbaar geen afbreuk doen aan of bijdragen aan de *landschappelijke kwaliteit*.  

    • We bieden agrariërs de *ruimte om te werken aan de landbouwtransitie* en een toekomstbestendig buitengebied, maar wel passend binnen de landschappelijke kaders. Om de grote opgaven met betrekking tot water en bodem een plek te bieden, gaan we verkennen hoe we in de toekomst in dit gebied omgaan met *schaalvergroting en nieuwvestiging*. Hierin nemen we mee de ruimte die ontstaat wanneer agrariërs in het gebied ermee stoppen. We zien kansen om uit te werken in een gebiedsgerichte aanpak voor grondovername door de huidige agrarische ondernemers in het gebied, bijvoorbeeld om *extensivering* mogelijk te maken of om in te zetten voor de water-en natuuropgaven in het gebied. 

    • Samen met de agrariërs in de veenpolders en onze partners doen we onderzoek naar *alternatieve gewassen of veesoorten* die beter passen bij het natte karakter van het gebied.

    • Ook voor *natuurontwikkeling* geldt dat deze passend moet zijn binnen het landschappelijk karakter. Bij voorkeur wordt natuurontwikkeling/groenblauwe dooradering ontwikkeld die geen afbreuk doet aan het open karakter van het landschap, zoals natuurvriendelijke oevers langs watergangen of kruidenrijke of natte graslanden. Hiervoor liggen in het bijzonder kansen langs KRW-watergangen zoals de Kamperwetering (Trekvaart) en Binnen Wetering. 

  • In Kamperveen ligt een *zoekgebied voor de opwek van windenergie* op basis van de programmeringsafspraken uit het Provinciaal Programma Energiestrategie Onderzoek levert de mogelijkheden voor de inpassing van deze windturbines, waarbij het de voorkeur heeft dit te  *koppelen aan het poldergrid* zodat het goed aansluit op de landschappelijke structuur.. 

  • We kiezen voor een zo goed mogelijke *bescherming van de weidevogels* in de veenpolders bij eventuele negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld bij opwek van windenergie, op de weidevogelpopulatie of compenseren deze. 

  • We kiezen voor het *behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid* in de buurtschappen Hogeweg en Zuideinde. 

    • We behouden de *warme dorpsharten* van Hogeweg en Zuideinde. In beide buurtschappen koesteren we de basisscholen als dorpsharten en zetten we in op het toevoegen van een aantrekkelijk ontmoetingspunt in de openbare ruimte, gekoppeld aan deze voorzieningen. 

    • We beschermen de *doorzichten in de linten* van beide buurtschappen om de beleving van het omliggende landschap te behouden. 

    • Voor woningbouw passen we *maatwerk* toe en hebben bij het toetsen van nieuwe initiatieven aandacht voor de maat en schaal van de buurtschap en het behoud van de karakteristieke lintstructuur. Daarnaast zien we erop toe dat geschikte locaties worden gekozen in samenhang met het bodem- en watersysteem.

Gebiedsspecifieke keuzes richting 2050 voor het rivierenlandschap (incl. buurtschap De Zande):

afbeelding binnen de regeling
  • We kiezen voor een rivierenlandschap waarvan de karakteristiek wordt bepaald door een *afwisseling en symbiose van landbouw, natuur en recreatie*. Gezamenlijk vormen zij de dragers van het gebied. We gaan zorgvuldig om met de ruimte en maken hierbij strategische keuzes als het gaat om het plaatsen van de juiste drager (functie) op de juiste plek. 

  • We zorgen voor *zorgvuldige bescherming van het cultuurhistorische rivierenlandschap*. We zetten daarom in op het beschermen van  *historische landschapselementen en structuren*, zoals de kronkelwaard en het Zalkerbos bij Zalk, de dekzandruggen, kolken, (dwars)dijkjes, erfbeplanting en de IJsselhoeven. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen alleen worden toegelaten wanneer deze aantoonbaar geen afbreuk doen aan de *landschappelijke kwaliteit*, in het bijzonder aan de genoemde landschapselementen.  

    • We bieden agrariërs de *ruimte om te werken aan de landbouwtransitie* en een toekomstbestendig buitengebied, maar wel passend binnen de landschappelijke kaders. In het geval van het rivierenlandschap betekent dit bijvoorbeeld inzet op het behoud van de  *onregelmatige, kleinschalige blokverkaveling* met een afwisseling van graslanden, hoogstamfruitboomgaarden en hier en daar akkerbouwpercelen. Om de grote opgaven met betrekking tot water en bodem een plek te bieden, gaan we verkennen hoe we in de toekomst in dit gebied omgaan met *schaalvergroting en nieuwvestiging*. Hierin nemen we mee de ruimte die ontstaat wanneer agrariërs in het gebied ermee stoppen. We zien kansen om uit te werken in een gebiedsgerichte aanpak voor grondovername door de huidige agrarische ondernemers in het gebied, bijvoorbeeld om *extensivering* mogelijk te maken of om in te zetten voor de water-en natuuropgaven in het gebied. 

    • Nabij IJsselmuiden wordt ingezet op de versterking van de hoger gelegen  *zandruggen van de rivierduinenals ruimtelijk dragende structuur* van IJsselmuiden en omgeving, bijvoorbeeld door middel van aanleg en/of herstel van beplanting, boomgaarden, bosjes en (kleinschalig) bouwen in de vorm van (nieuwe) erven en landgoederen. Zo ontstaat een duidelijker *contrast* tussen de zandrug en de open (rivier)kom ten westen van de zandrug, dat zich onder andere karakteriseert door weteringen, vochtige weides en hooilanden, en polder Mastenbroek (veenpolders) ten oosten van de zandrug. 

    • Ook voor *natuurontwikkeling* geldt dat deze passend moet zijn binnen het landschappelijk karakter. Bij voorkeur wordt natuurontwikkeling/groenblauwe dooradering *ingepast in de vorm van landschapselementen* die goed passen in het rivierenlandschap, zoals houtwallen, singels, poelen en knotwilgen.

  • We kiezen voor een zo goed mogelijke *bescherming van de weidevogels* in het rivierenlandschap bij eventuele negatieve effecten van ruimtelijke ontwikkelingen op de weidevogelpopulatie of compenseren deze.  

  • Langs de IJssel zetten we in op het ontwikkelen van een *recreatief parelsnoer* om de potentie van het gebied voor recreatie beter te benutten. Dit betekent het ontwikkelen van meer *recreatieve ‘parels’*  langs de IJssel inclusief zijtakken en nabijgelegen kolken, zoals pontjes of kleinschalige strandjes, en deze onderling beter te verbinden met  *fiets- en wandelroutes over de dijken en door de uiterwaarden*  (het ‘snoer’). Het ruimte bieden aan herbestemming van agrarisch gebruik naar recreatieve functies in het kader van het VAB-beleid behoort hierbij tot de mogelijkheden. Het bewaren van een *goede balans tussen rust en reuring* bij de ontwikkeling van een recreatief parelsnoer is een belangrijk uitgangspunt: we willen eventuele overlast voorkomen, zowel voor inwoners als voor de natuur. 

  • We kiezen voor *zorgvuldige bescherming van Natura2000-gebieden* Rijntakken, Ketelmeer en Vossemeer en Veluwerandmeren. Hiervoor werken we samen met onze partners en houden we de monitoring van de natuurgebieden nauwgezet in de gaten. 

    • Voor alle Natura2000-gebieden geldt dat we in de nabije omgeving inzetten op het terugbrengen van de (stikstof)uitstoot wanneer blijkt dat dit vanwege de negatieve impact op de natuur nodig is.  

    • Voor alle Natura2000-gebieden geldt dat we ons inzetten om de grondwateronttrekkingen in de nabije omgeving zoveel mogelijk terug te dringen om verdroging van de natuur te voorkomen. 

    • Voor Natura2000-gebied Rijntakken, dat in de gemeente Kampen samenvalt met de uiterwaarden langs de IJssel, geldt dat gezocht dient te worden naar een zorgvuldige balans tussen de natuurwaarden en het (door)ontwikkelen van het eerdergenoemde recreatieve parelsnoer (balans rust en reuring).

  • Langs het Ganzendiep en in het gebied tussen het Vossemeer/Keteldiep benutten we kansen voor (verdere) natuurontwikkeling als  *natuurcompensatie* voor de bouw van woningen en werklocaties elders in de gemeente. We zoeken hierbij naar mogelijkheden om de natuurcompensatie, bijvoorbeeld voor weidevogels, zo effectief mogelijk in te zetten als compensatie voor de verstedelijking. We compenseren altijd het liefst zo lokaal mogelijk, maar zijn ons er ook van bewust dat de natuurwaarden die verloren gaan ten gevolge van verstedelijking niet vanzelfsprekend op een andere (nabijgelegen) locatie gecompenseerd worden. 

  • We zetten, in samenwerking met de beheerders van de dijken, zoveel mogelijk in op het creëren van *ecologische verbindingen langs de dijken*. Dit doen we door middel van kruidenrijke taluds met aangepast maaibeheer. Zo ontstaan kilometers lange natuurverbindingen voor fauna. 

  • We kiezen voor een *zorgvuldige omgang met de ruimte nabij waterkeringen*. Dit doen we om er zeker van te zijn dat er voldoende ruimte wordt gereserveerd voor extra ruimte voor de rivier in de vorm van bijvoorbeeld toekomstige dijkversterkingen. Hiervoor hebben we bijzondere aandacht nabij zogeheten *‘bottlenecks’* langs de IJssel en het Reevediep, waar we zones parallel aan de waterkering vrijwaren van (nieuwe) bebouwing.  

  • We zetten in het rivierenlandschap in op het *vergroten van de sponswerking* van de bodem om verdroging tegen te gaan. In het rivierenlandschap omvat dit met name het vergroten van de *infiltratie in de dekzandruggen* en het *verminderen van de afvoer via de sloten* langs de IJssel om verdroging tijdens lage IJsselstanden zoveel mogelijk te voorkomen. Met name het gebied rondom Zalk is hiervoor gevoelig, omdat hier geen wateraanvoer mogelijk is. Om de wateropvang te vergroten wordt onderzocht of *het grondwaterpeil verhoogd kan worden* in de dekzandruggen en drainage kan worden verwijderd om de afvoer via de sloten richting de weteringen en laagtes te vertragen. 

  • Daarnaast zetten we in het gebied in op het *uitbreiden van het groenblauwe netwerk* om het water langer vast te houden, maar tegelijkertijd ook het ecologische netwerk in het rivierenlandschap en zo de biodiversiteit te verbeteren.  

  • Omdat de behoefte aan drinkwater in Overijssel de komende jaren zal blijven groeien, onderzoeken drinkwaterbedrijf Vitens en de provincie Overijssel de  *mogelijkheden voor drinkwaterwinning* in de Koppelerwaard. In dit gebied rond Wilsum, Zalk en De Zande ligt een reservering voor een eventuele toekomstige drinkwaterwinning. In het geval deze tot ontwikkeling wordt gebracht, wordt dit in een gebiedsproces samen met de gemeente, de agrariërs, ondernemers, inwoners van het gebied en onze partners uitgewerkt.

  • We kiezen voor het *behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid* in buurtschap De Zande. 

    • We behouden het *warme dorpshart* van De Zande rond de speeltuin en het trapveldje en ontwikkelen dit verder tot ontmoetingspunt van de buurtschap. 

    • We beschermen de *doorzichten vanaf de Zalkerdijk* over de uiterwaarden en De Hank en voorkomen dat een (te veel aan) bebouwing dit belemmert. 

    • Voor woningbouw passen we *maatwerk* toe en hebben bij het toetsen van nieuwe initiatieven aandacht voor de maat en schaal van het dorp. Daarnaast zien we erop toe dat, gezien de ligging van De Zande zowel aan de dijk als onderaan de dijk, geschikte locaties worden.

6 Uitvoering

Met deze omgevingsvisie zetten we, samen met inwoners, ondernemers, partners en organisaties, koers naar de gewenste toekomstige leefomgeving van de gemeente Kampen. We hebben de kansen en uitdagingen voor 2050 in kaart gebracht en formuleren hoe we hier nu en in de toekomst op willen inspelen. De uitvoering van onze visie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.

We zijn ons ervan bewust dat we voor veel vraagstukken afhankelijk zijn van samenwerking met anderen. Bovendien draagt deze benadering bij aan een toekomstbestendige gemeentelijke organisatie. We moeten keuzes maken, anticiperen en prioriteiten stellen, want we kunnen niet alles tegelijk doen. Deze omgevingsvisie helpt ons hierbij. Het ondersteunt ons bij het prioriteren van opgaven en het effectief inzetten van onze netwerken.

Dit hoofdstuk beschrijft onze rol als gemeente en formuleert de uitgangspunten voor samenwerking met andere partijen. We gaan dieper in op de instrumenten die de Omgevingswet biedt, de afspraken die we maken over monitoring en evaluatie, en de financiering van onze ambities.

6.1 Samenwerking

In nauwe samenspraak met de Kamper gemeenschap hebben we deze omgevingsvisie ontwikkeld. Met deze omgevingsvisie nodigen we iedereen uit, zowel inwoners, ondernemers als partners, om gezamenlijk de geformuleerde ambities in de praktijk te brengen. Wij als gemeente willen ruimte creëren voor initiatieven die bijdragen aan een duurzame leefomgeving en die verantwoordelijkheid nemen voor de ruimtelijke ontwikkeling van onze gemeente. Deze omgevingsvisie dient als ons leidend principe bij het maken van afwegingen. Dit betekent dat we kritisch kijken naar voorstellen die weinig toevoegen aan onze doelen, terwijl we initiatieven die goed aansluiten bij onze visie juist actief ondersteunen. Hierbij hanteren we een proactieve houding, waarbij mogelijkheden, vertrouwen en samenwerking centraal staan, en we streven naar een ‘ja, mits’-aanpak in plaats van een ‘nee, tenzij’-benadering.

De omgevingsvisie als afwegingskader voor initiatieven

De omgevingsvisie geeft overzicht en inzicht in de vele uitdagingen en opgaven waar we in gemeente Kampen voor staan. Het vormt een *uitnodiging* aan iedere inwoner, ondernemer en organisatie om hierover mee te denken en de ambities samen te brengen met eigen acties en keuzes. De leefomgeving van 2050 maken we samen.

Deze omgevingsvisie verduidelijkt welke thema’s we meewegen in ons gemeentelijk beleid en onze beslissingen. Op de besluitvorming over initiatieven die zijn voorzien in de *voormalige regelgeving* onder de Wro, zoals de bestemmingsplannen, heeft deze visie geen directe gevolgen. We bieden ruimte aan nieuwe ontwikkelingen en nodigen initiatiefnemers uit om met hun ruimtelijke plannen actief bij te dragen aan de gestelde doelen. Hierbij staan de kenmerken en identiteit van onze gemeente altijd voorop. Bij een initiatief of ontwikkeling stellen we onszelf en de initiatiefnemer de volgende 3 vragen:

1. Draagt de ontwikkeling of het initiatief bij aan de *geformuleerde hoofdambities en sluit het aan op de gebiedsgerichte uitwerkingen* en in welke mate?

2. Is er sprake van een *negatieve en/of positieve impact op de kwaliteiten van de leefomgeving*, zoals verwoord in deze omgevingsvisie?

3. In welke mate wordt het initiatief of de ontwikkeling *gedragen door de directe omgeving* en wat zijn daarvoor de redenen?

Samenwerking in de regio

Veel van de ruimtelijke en maatschappelijke opgaven die op ons afkomen, overstijgen onze gemeentegrenzen. Regionale afstemming en samenwerking met buurgemeenten is daarom van groot belang. Dit is niet nieuw in onze gemeente. Zo is de gemeente onderdeel van de regio Zwolle, een samenwerkingsverband van overheden, ondernemers en onderwijsinstellingen binnen de provincies Overijssel, Drenthe, Gelderland, Flevoland. Samen met de gemeente Meppel en de gemeente Zwolle is de gemeente Kampen onderdeel van de Port of Zwolle. Ook op andere terreinen wordt, in wisselende samenstellingen van partners, samengewerkt aan opgaven. In de regio spelen diverse belangrijke regionale ontwikkelingen, zoals op het gebied van verstedelijking. Ook werken we al jaren samen regionale partners, zoals de GGD, de veiligheidsregio en de omgevingsdienst. Als gemeente sturen we actief mee in het integraal oppakken van opgaven en kansen. In de toekomst zal deze regionale samenwerking naar verwachting verder toenemen, bijvoorbeeld in de doorvertaling van regionale visies en programma’s. Als gemeente brengen we in regionale samenwerkingsprocessen actief de belangen van onze inwoners, bedrijven en organisaties in.

Samenwerking met de ketenpartners

Met de invoering van de Omgevingswet is de samenwerking tussen ketenpartners, zoals de buurgemeenten, provincie en waterschap geïntensiveerd. De vernieuwing ligt met name in de toepassing van de wet in de omgangsvormen tussen (samenwerkende) gemeenten en ketenpartners. We vinden het van groot belang om bij de totstandkoming van beleid en regelgeving van andere overheden mee te kunnen denken. Dit om problemen bij lokale toepassing van hogere regelgeving te voorkomen. Bij conflicterende visies van andere overheden gaan we vroegtijdig het gesprek aan. Tegelijkertijd hebben we als gemeente de rol om bij te dragen aan ontwikkelingen ‘van bovenaf’. We kunnen hier naar de lokale context invulling aan geven. We zien meerwaarde in nauwe samenwerking en afstemming met onze ketenpartners, waarbij we onze krachten bundelen als het gaat om het vinden van slimme oplossingen voor complexe, gebiedsoverstijgende opgaven.



Regie waar nodig of gewenst

We vinden het belangrijk om ruimte te bieden aan initiatief van onderop, om zo ook betrokkenheid van onze inwoners en medeverantwoordelijkheid voor onze leefomgeving te stimuleren. Dat betekent ook dat we als gemeente Kampen zaken soms wat meer zullen loslaten en meer in een faciliterende rol komen. Daarbij staan we partijen bij met onze kennis wanneer dit gevraagd of nodig is. Tegelijkertijd dragen wij als overheid de verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. Wanneer (maatschappelijke) partijen niet in staat blijken een oplossing te vinden voor opgaven, vraagt dit van ons als gemeente een meer sturende of regisserende rol. Ook zien we op bepaalde onderwerpen een belangrijke taak weggelegd voor de gemeente. Denk bijvoorbeeld aan grote opgaven als regie op de woningbouwopgave, bereikbaarheid en de gezonde en inclusieve samenleving. Zo kennen we als gemeente meerdere rollen, afhankelijk van de onderwerpen en opgaven. Kortom, in de basis stellen we onszelf op als samenwerkingspartner en facilitator, maar als het nodig is nemen we ook de regie.

6.2 Instrumenten voor uitvoering

Deze omgevingsvisie zien wij als een dynamisch document, dat meebeweegt met de voortdurend veranderende wereld om ons heen. De visie wordt in de praktijk gebracht door verschillende instrumenten, waarvan de Omgevingswet er drie specificeert: het omgevingsprogramma, het omgevingsplan en de omgevingsvergunning. Hieronder volgt een toelichting op elk van deze instrumenten en hun functie.

Omgevingsprogramma’s

In een omgevingsprogramma worden ambities en keuzes die in de omgevingsvisie zijn vastgelegd nader uitgewerkt voor *specifieke thema’s of gebieden*. Het omgevingsprogramma is vanuit de Omgevingswet het instrument van het college van burgemeester en wethouders, waarin zij de globale beleidslijnen uit de omgevingsvisie verder uitwerken. Een programma bevat doelen en maatregelen voor bescherming, beheer, gebruik en ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. In een programma worden de ambities uitgewerkt in concrete inspanningen en projecten. Er staat ook in welke middelen nodig zijn om het doel te behalen en op welke manier we als gemeente gaan sturen (sturingsfilosofie). Daarbij gaat het om aspecten zoals financiering en benodigde ruimtelijke en juridische instrumenten.

Er zijn in feite 2 soorten omgevingsprogramma’s: *verplichte en onverplichte (vrijwillige) programma’s*. De gemeente Kampen kent op dit moment (nog) geen wettelijk verplichte omgevingsprogramma’s. Deze zullen de komende jaren wel worden ontwikkeld. Denk aan het  *Volkshuisvestingsprogramma*, in het kader van de voorgenomen Wet versterking regie op de volkshuisvesting en het *Warmteprogramma*  in het kader van de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie. Naast thematische omgevingsprogramma’s per thema kan ook gewerkt worden met *gebiedsgerichte omgevingsprogramma’s*. Dit is een effectief instrument dat het college in staat stelt om de uitvoering van een ontwikkeling in een specifiek gebied integraal en transparant te organiseren. In het gebiedsgericht omgevingsprogramma komen meerdere elementen bijeen: (stedenbouwkundige) aanpak, afspraken omtrent het kostenverhaal, fasering en participatie. Een gebiedsgericht omgevingsprogramma borgt de zorgvuldige en integrale afweging en zorgt voor een juiste juridische verankering. Zo kunnen vergunningprocedures (bopa’s) daarna efficiënt worden doorlopen. Een gebiedsgericht programma wordt ingezet voor nadere uitwerking van complexe gebiedsontwikkelingen en bij gebieden waarop een voorkeursrecht is gevestigd

Omgevingsplan

De juridische verankering van deze omgevingsvisie vindt plaats in het omgevingsplan. Dit omgevingsplan vertaalt de ambities uit beleid naar concrete regels en voorschriften. In tegenstelling tot de omgevingsvisie, die bindend is voor de gemeente, is het omgevingsplan bindend voor inwoners, ondernemers en initiatiefnemers. Het omgevingsplan is de opvolger van de bestemmingsplannen, beheers- en gemeentelijke verordeningen. Er komt uiteindelijk één omgevingsplan voor de hele gemeente. Het omzetten en samenvoegen van de bestemmingsplannen tot een omgevingsplan is een omvangrijke taak. Als gemeente zijn we van plan om dit voor 2032 (de wettelijk verplichte datum) af te ronden.

De Omgevingswet biedt de mogelijkheid om voor bepaalde onderwerpen *omgevingswaarden* op te nemen in het omgevingsplan. Met de omgevingswaarden kunnen in bepaalde gebieden of op bepaalde thema’s strengere eisen worden gesteld dan de in rijks- of provinciaal beleid vastgelegde waarden. Deze omgevingswaarden bieden de mogelijkheid om differentiatie in doelen aan te brengen voor verschillende gebieden/thema’s.

Omgevingsvergunning

Initiatiefnemers die activiteiten wensen te verrichten in de fysieke leefomgeving hebben in veel gevallen een omgevingsvergunning nodig. In het gemeentelijke omgevingsplan is vastgelegd voor welke activiteiten een omgevingsvergunning vereist is.

Overige beleidsinstrumenten

Naast de instrumenten die de Omgevingswet ons biedt, zetten we ook andere middelen in om de omgevingsvisie concreet vorm te geven. Denk hierbij aan sectorale beleidsdocumenten en uitvoeringsagenda's. Deze documenten dienen als een verdere uitwerking van de strategische hoofdlijnen die in de omgevingsvisie zijn vastgelegd. Elke beleidswijziging dient integraal te worden opgesteld. Ze bevatten in principe geen nieuw, afwijkend beleid, maar dragen bij aan de realisatie van de gestelde visie en ambities. De gemeente ziet erop toe werkprocessen hierop te verduidelijken. Beleidswijzigingen kunnen leiden tot het aanpassen van het omgevingsplan, dat door de raad moet worden vastgesteld. Mocht er onverhoopt een situatie ontstaan waarin beleidsnota's onderling tegenstrijdige belangen vertegenwoordigen, of in strijd zijn met de omgevingsvisie, dan is de omgevingsvisie leidend. Dit onderstreept het belang van de omgevingsvisie als overkoepelend en richtinggevend kader voor al ons omgevingsbeleid.

Bijstellen van de omgevingsvisie

In de toekomst kan blijken dat bepaalde ontwikkelingen ertoe leiden dat onderdelen van de omgevingsvisie onvoldoende uitwerking kennen, onvoldoende te handhaven zijn en bijstelling noodzakelijk is of wanneer (maatschappelijke) opgaven in de fysieke leefomgeving daar aanleiding toe geven.Bijvoorbeeld door ontwikkeling van nieuw nationaal, provinciaal en/of lokaal beleid die leiden tot wijzigingen in de strategisch hoofdlijnen. Het is dan mogelijk dat we de huidige omgevingsvisie op onderdelen moeten aanpassen of aanscherpen. De gebiedsvisie Reevedelta is zo’n voorbeeld van een aanscherping van de omgevingsvisie. Deze gebiedsvisie is in 2024 vastgesteld door de raad en is als bijlage 6 in de omgevingsvisie opgenomen. Wanneer er sprake is van dit soort toekomstige ingrijpende aanpassingen, dan kunnen wij als gemeente de omgevingsvisie bijstellen. Hierbij betrekken we de samenleving actief en vragen wij ons af of de aangepaste koers gevolgen kan hebben voor het milieu. De gemeenteraad stelt uiteindelijk een (bijgestelde) omgevingsvisie vast.

6.3 Uitwerking

In deze omgevingsvisie hebben we bij een aantal thema’s en gebieden aangegeven die nadere uitwerking behoeven. In het overzicht in bijlage 5 geven we aan welke onderwerpen op de korte termijn opgepakt gaan worden. Hierbij wordt telkens de afweging gemaakt welk instrument binnen de gemeente Kampen hiervoor ingezet wordt, denk hierbij aan een omgevingsprogramma of een thematisch of gebiedsgericht beleidsdocument.

Het overzicht in de bijlage met uitwerkingen is niet limitatief. Op het moment dat de actualiteit hierom vraagt, kunnen er ook andere gebieden en thema’s opgepakt worden als uitwerking van de omgevingsvisie. Zoals eerder al gezegd, blijven bestaande en toekomstige beleidsdocumenten en uitvoeringskaders onder de omgevingsvisie bestaan. Zij bevatten geen nieuwe beleidskeuzes maar zijn een uitwerking van de strategische hoofdlijnen uit de omgevingsvisie om hieraan uitvoering te geven.

6.4 Evaluatie en monitoring

Onze Omgevingsvisie Kampen 2050 zien wij als een dynamisch document. Verschillende ontwikkelingen op sociaal, ecologisch, economisch en maatschappelijk vlak volgen elkaar in rap tempo op. Ontwikkelingen en nieuwe inzichten uit de maatschappij, de markt en/of wijzigingen in de gemeentelijke organisatie kunnen vragen om aanpassingen of actualisatie van de geformuleerde opgaven, ambities en/of keuzes. Om ervoor te zorgen dat onze viie relevant blijft, evalueren we regelmatig onze voortgang. Een cyclisch proces van monitoring en evaluatie stelt ons in staat om tijdig bij te sturen en onze doelen te bereiken.



Evaluatie omgevingsvisie iedere vier jaar

Om onze omgevingsvisie zo actueel mogelijk te houden, kiezen we ervoor om deze periodiek te evalueren. Het tempo waarin we de visie aanpassen hangt af van de ervaringen die we opdoen met andere instrumenten en de monitoring van onze doelen. En van de staat van onze fysieke leefomgeving. We  evalueren de omgevingsvisie in ieder geval elke 4 jaar,  in het jaar volgend op de gemeenteraadsverkiezingen, en starten  hiermee in 2030. We zien de Staat van de Leefomgevings en het Verhaal van Kampen als nul-meting en als ijkpunt om langs te evalueren.

Monitoring op programmaniveau

Op programmaniveau zal monitoring van de doelen van de omgevingsvisie plaatsvinden. In de programma’s worden de doelen, de realisatie met tijdspad en de monitoring concreter uitgewerkt. Getracht wordt om zoveel mogelijk de monitoring van de omgevingsvisie te laten voeden door de monitoring die in het kader van een programma wordt uitgevoerd. Doelstellingen worden zoveel mogelijk vertaald naar concrete beleidsindicatoren.

6.5 Bekostiging

De omvang van de gemeentelijke opgaven en ambities die we in deze omgevingsvisie beschrijven, is groot. Voor veel van deze ambities ligt de verantwoordelijkheid en het initiatief bij ons als gemeente Kampen, de inrichting van de openbare ruimte en het voorzien in voldoende voorzieningen zoals scholen en groen. Het geheel aan aanpassingen om onze leefomgeving klaar te maken voor de toekomst is kostbaar.

De Omgevingswet verplicht overheden om de kosten voor werken en maatregelen die bij een ontwikkeling horen, proportioneel te verhalen op de initiatiefnemers die profiteren van de aanleg van openbare voorzieningen in het ontwikkelde gebied. De Omgevingswet biedt daarbij een wettelijke grondslag voor een (anterieure) overeenkomst tussen de gemeente en een initiatiefnemer. Denk bij ontwikkelingen aan woningbouwprojecten, realisatie of transformatie van bedrijventerreinen en maatschappelijke voorzieningen.

Een deel van deze investeringen zijn toe te rekenen aan specifieke delen van het omgevingsplan en zijn rechtstreeks verhaalbaar. Een ander deel van de kosten heeft meerdere plannen als basis en kunnen breder worden verhaald, bijvoorbeeld binnen specifieke programma’s. Ten slotte is een deel van de investeringen niet zomaar langs de lat van profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit te leggen, maar zijn wel van toegevoegde waarde voor iedereen op het grondgebied van gemeente Kampen.

Naast het verplichte kostenverhaal biedt de Omgevingswet de gemeente ook de mogelijkheid om zogenaamde financiële bijdragen voor de ontwikkeling van een gebied te vragen. Deze financiële bijdragen kunnen op grond van artikel 13.22 Omgevingswet worden overeengekomen in een overeenkomst of op grond van artikel 13.23 Omgevingswet worden opgenomen in het Omgevingsplan. In de artikelen 8.13 en 8.20 Omgevingsbesluit staan de activiteiten opgenomen waarvoor bij overeenkomst een financiële bijdrage kan worden gevraagd en in artikel 8.13 Omgevingsbesluit staan de activiteiten opgenomen waarvoor in een omgevingsplan een financiële bijdrage kan worden opgenomen.

Hoe we als gemeente Kampen omgaan met de financiële bijdrage aan zogenaamde ‘ruimtelijke ontwikkelingen’ werken we uit in een Programma kostenverhaal en financiële bijdragen, onderdeel van de Nota Grondbeleid. Met een Programma kostenverhaal en financiële bijdragen wordt vastgelegd wat de uitgangspunten voor kostenverhaal zijn en de wijze waarop de kosten verhaald worden op initiatiefnemers van activiteiten en op welke wijze de gemeente financiële bijdragen gaat vragen. Dit programma zal de status van programma krijgen, een van de kerninstrumenten van de de Omgevingswet. De Omgevingswet bepaalt dat zowel een omgevingsvisie als een programma de juridische basis kunnen vormen voor kostenverhaal. Zolang het Programma kostenverhaal en financiële bijdragen niet gereed is, vormt deze omgevingsvisie Kampen 2050 en onze Nota Grondbeleid de juridische basis.

Bijlage 1 Begripsbepalingen

  • *Aandachtsgroepen* : aandachtsgroepen op de woningmarkt zijn groepen mensen met specifieke wensen voor hun huis, zoals ouderen, studenten, statushouders of mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking. Het is belangrijk om de behoeften van deze groepen te kennen om iedereen een passende woning te bieden. 

  • *Activiteitengeluid*: de hoeveelheid geluid/het geluidsniveau van activiteiten (op een woning of andere geluidsgevoelige bestemming). 

  • *Autoluw*: wanneer fiets- en voetverkeer meer ruimte krijgt op straat en voorrang heeft ten opzichte van gemotoriseerde verkeer, zoals auto’s en motoren. 

  • *Bedrijvigheid*: activiteiten van voornamelijk bedrijven. 

  • *Beleefbaarheid*: hoe prettig en aantrekkelijk een plek of omgeving is om te ervaren met de zintuigen. Het omvat hoe je een plek ziet, hoort, ruikt en voelt, en of het uitnodigt om er te zijn en te verblijven. 

  • *Beschermd stadsgezicht : een deel van een stad dat bijzondere, historische kwaliteiten heeft en daarom beschermd wordt door de overheid. Dit betekent dat er niet zomaar iets veranderd mag worden aan de gebouwen en de omgeving, zodat het karakter bewaard blijft. 

  • *Biodiversiteit*: alle verschillende soorten van leven (dieren en planten) die we op aarde hebben. Een hoge biodiversiteit betekent dat er in een gebied veel verschillende soorten dieren en planten leven. 

  • *Bodemkwaliteit*: hoe schoon de bodem is c.q. de mate van verontreiniging van de bodem door activiteiten. 

  • *Bottlenecks*: bottlenecks in de context van een rivier zijn smallere of ondiepere plekken waar de doorstroming van water minder makkelijk gaat. Deze vernauwingen kunnen (soms op langere termijn) leiden tot opstuwing van water stroomopwaarts en een verhoogd risico op overstromingen. 

  • *Brede welvaart*: brede welvaart gaat over welvaart in bredere zin dan alleen financieel. Het gaat om dat het goed gaat in de samenleving wat betreft bijvoorbeeld gezondheid, een prettige leefomgeving en gelijke kansen voor iedereen in de samenleving. 

  • *Buurtschap*: klein zelfstandig gelegen wooncluster. 

  • *Circulair/circulariteit*: herbruiken van producten voor het maken van nieuwe producten en/of materialen. 

  • *Congestie*: file op de (snel)weg. 

  • *Cultuurhistorie/cultuurhistorisch*: cultuurhistorisch betekent dat iets waardevol is vanwege de geschiedenis en cultuur van een plek of een groep mensen. Het laat zien hoe mensen vroeger leefden, wat ze belangrijk vonden en hoe dat nu nog te zien is. 

  • *Demografische ontwikkelingen*: groei of krimp van het aantal inwoners binnen de samenleving en ook of de inwoners gemiddeld ouder of jonger worden. 

  • *Digitalisering*: ontwikkeling waarin de samenleving steeds meer zaken in digitale vorm gaat doen. 

  • *Doorfietsroute*: een fietspad dat speciaal is aangelegd om snel en comfortabel langere afstanden te fietsen, vaak met weinig oponthoud. Deze routes zijn meestal breder, hebben een glad wegdek en minder kruisingen met autoverkeer dan gewone fietspaden. 

  • *Extensivering*: manier van landbouw- en veeteelt waarbij minder toegevoegde waarde per eenheid nagestreefd wordt. 

  • *Externe veiligheid*: risico’s voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. 

  • *Geur(overlast)*: stankoverlast door activiteiten c.q. mate van geurhinder (op een woning of een ander geurgevoelig object). 

  • *Grondwaterkwaliteit*: hoe schoon het grondwater is c.q. de mate van verontreiniging van het grondwater door activiteiten. 

  • *Handelingsperspectieven*: de concrete mogelijkheden en strategieën die overheden, organisaties of burgers hebben om de doelen van beleid (in dit geval de omgevingsvisie) in de praktijk te brengen. Het beschrijft de wegen die bewandeld kunnen worden en de invloed die verschillende partijen kunnen uitoefenen om de beoogde veranderingen te realiseren. 

  • *Hittestress*: het absorberen van meer hitte op een hete zomerdag in een versteende omgeving (met veel asfalt, stoeptegels, etc.) dan in een omgeving met veel groen. Hierdoor wordt het extreem heet in die omgeving en koelt het ’s avonds ook minder snel af. 

  • *Ketenpartners*: partijen waarmee de gemeente vaak samenwerkt tijdens besluitvormingstrajecten, zoals andere overheden, terreinbeheerders en lokale belangenbehartigers. 

  • *Klimaatadaptatie*: het aanpassen van de omgeving om zo voorbereid te zijn op de gevolgen van klimaatverandering, zoals bijvoorbeeld droge perioden, extreme regenbuien en hete zomerdagen. 

  • *Klimaatbestendig*: de omgeving aanpassen aan klimaatverandering. Door klimaatverandering is er meer kans op hittestress, droogte, wateroverlast en overstromingen. 

  • *Klimaatneutraal*: als je klimaatneutraal bent, dan draagt wat je doet niet bij aan de opwarming van de aarde. Dat betekent dat je als land, organisatie of bedrijf de broeikasgassen die je uitstoot, ook weer uit de lucht haalt. Dat noemen we ook wel 'negatieve emissies'. 

  • *Kwaliteitsimpuls*: één of meer gebeurtenissen en/of handelingen die ervoor zorgen dat de kwaliteit van een gebied of voorziening sterk verbetert. 

  • *Landbouwtransitie*:de verandering van de huidige landbouwpraktijken naar een meer duurzame en toekomstbestendige vorm. Deze overgang richt zich op het verminderen van negatieve milieu-impact, het versterken van de biodiversiteit en het creëren van een economisch gezonde en sociaal rechtvaardige landbouwsector. 

  • *Leefbaarheid*: factor die aangeeft in hoeverre een bepaald gebied of een gemeenschap aantrekkelijk is om in te wonen en te werken. 

  • *Levensloopbestendige woning*: woning die geschikt is voor verschillende levensfasen. 

  • *Lintstructuur*: uitgestrekt dorp met huizen en boerderijen die als een lint langs een weg, dijk, oeverwal of kreekrug zijn gelegen. 

  • *Maakindustrie*: industrie die (rauwe) materialen tot nieuwe producten verwerkt. 

  • *Meervoudig ruimtegebruik*: meervoudig ruimtegebruik betekent dat eenzelfde stuk grond of gebouw voor verschillende doelen tegelijkertijd of na elkaar wordt gebruikt. Dit kan helpen om ruimte efficiënter te benutten en verschillende functies te combineren, bijvoorbeeld wonen boven winkels of een park dat ook dient als waterberging. 

  • *Mobiliteitshubs* : een centrale plek waar verschillende vormen van vervoer samenkomen, waardoor reizigers makkelijk kunnen overstappen van het ene naar het andere vervoermiddel. Denk hierbij aan een combinatie van trein, bus, tram, deelauto's en (deel)fietsen op één locatie. 

  • *Natura 2000-gebieden*: Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. 

  • *Natuurinclusief*: zodanige vormgeving/inrichting van een omgeving, gebouw of proces dat het bijdraagt aan de lokale biodiversiteit en natuurwaarden. 

  • *Netcongestie*: netcongestie ontstaat wanneer de capaciteit van het elektriciteitsnetwerk tijdelijk of structureel onvoldoende is om aan de vraag naar transport van elektriciteit te voldoen. Dit kan leiden tot beperkingen in de teruglevering van opgewekte energie (zoals zonnestroom) of in de afname van elektriciteit, waardoor nieuwe aansluitingen of uitbreidingen vertraging oplopen. 

  • *Luchtkwaliteit*: hoe schoon de lucht is c.q. de mate van luchtverontreiniging door activiteiten. 

  • *Oppervlaktewaterkwaliteit*: hoe schoon het oppervlaktewater is c.q. de mate van verontreiniging van het oppervlaktewater door activiteiten. 

  • *Ontginning/ontginnen*: grond geschikt maken als bouw- of akkerland. 

  • *Ontsluiting*: de toegang tussen een bepaald gebied en de rest van haar omgeving. 

  • *Ontsnipperingsmaatregelen*: maatregelen om ervoor te zorgen dat gebieden/plekken in het landschap of dorp aan elkaar verbonden worden en/of blijven. 

  • *Participatie*: het actief betrekken van belanghebbenden bij de totstandkoming van een visie of projectplan. 

  • *Profilering*: karakterisering van een bepaald gebied. 

  • *Prognose*: voorspelling van de toekomst, gebaseerd op bestaande informatie. 

  • *Sociale cohesie*: mate waarin inwoners verbondenheid ervaren en zich medeverantwoordelijk voelen voor het welzijn van de gemeenschap. 

  • *Sponswerking*: het vermogen van de bodem en vegetatie om water op te nemen en tijdelijk vast te houden na een regenval. Dit helpt om de afvoer van water te vertragen, de grondwaterstand aan te vullen en de kans op wateroverlast te verminderen. 

  • *STOMP-principe*: een samenstelling die staat voor de hiërarchie van duurzame vervoersmiddelen: Stappen,  Trappen (fietsen), Openbaar vervoer,  Mobility as a Service (deelvervoer), en  Privéauto (als laatste optie). Het principe moedigt aan om bij het kiezen van vervoer eerst te kijken naar de meest duurzame opties, in de genoemde volgorde. 

  • *Toekomstbestendige samenleving en woonomgeving*: zodanig ingerichte woon- en leefomgeving dat deze lang mee kan zonder grote aanpassingen. 

  • *Toetsingskader*: een overzicht van regels, criteria en richtlijnen die worden gebruikt om iets te beoordelen, in het geval van de omgevingsvisie bijvoorbeeld voor een vergunning. Het helpt om op een eerlijke en duidelijke manier vast te stellen of aan bepaalde eisen wordt voldaan. 

  • *Transitie* (landbouw/energie/mobiliteit/etc.): sructurele verandering die het resultaat is van op elkaar inwerkende en elkaar versterkende ontwikkelingen. 

  • *Trend*: richting waarin iets zich ontwikkelt. 

  • *Uitloopgebied*:natuurrijk gebied gelegen nabij een stedelijk gebied. 

  • *Verkeersgeluid*: de hoeveelheid geluid/het geluidsniveau van wegverkeer (op een woning of andere geluidsgevoelige bestemming). 

  • *Veerkrachtig*: veerkrachtig in de context van een samenleving betekent dat een gemeenschap in staat is om veranderingen of problemen, zoals rampen of economische omstandigheden, op te vangen, zich daarna weer te herstellen en aan te passen en elkaar daarbij te helpen. 

  • *Verweven(heid)*: sterk met elkaar in verband staan. 

  • *Voorkeursrecht*: wanneer de overheid voorkeursrecht heeft gevestigd betekent dit dat zij het eerste recht heeft om een onroerende zaak (zoals grond of een gebouw) te kopen als de eigenaar besluit deze te verkopen. Dit geeft die partij de kans om de aankoop te doen voordat anderen een bod kunnen uitbrengen en maakt het bijvoorbeeld mogelijk om de benodigde grond te verwerven bij het bouwen van een nieuwe woonwijk. 

  • *Waterhuishouding*: wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst en afgevoerd wordt. 

  • *Woningvoorraad*: het totaal aan zowel koop- als huurwoningen die voor bewoning geschikt zijn in een gemeente.

Bijlage 2 Informatieobjecten

Buitengebied inclusief buurtschappen

/join/id/regdata/gm0166/2025/gebiedsaanwijzing_45984a5f0756486ba8c0f9537e5d008b/nld@2025‑06‑03;1

Gebiedsvisie Reevedelta

/join/id/regdata/gm0166/2025/bijlage_6_gebiedsvisie_reevedelta/nld@2025‑06‑02;2

Gebiedsvisie Reevedelta

/join/id/regdata/gm0166/2025/gebiedsaanwijzing_37e5527feba0487fba01b625b754e237/nld@2025‑06‑03;1

Kleine dorpen

/join/id/regdata/gm0166/2025/gebiedsaanwijzing_893fae1ee14a48189bebb07f00e6e1bf/nld@2025‑06‑03;1

Nota van participatie

/join/id/regdata/gm0166/2025/bijlage_7_nota_van_participatie/nld@2025‑06‑02;2

Stad en grote dorpen

/join/id/regdata/gm0166/2025/gebiedsaanwijzing_52e9c52c29bf429dadb97cda0b3572f8/nld@2025‑06‑03;1

Toekomstbeelden Kampen

/join/id/regdata/gm0166/2025/bijlage_4_toekomstbeelden_kampen/nld@2025‑06‑02;2

Verhaal van Kampen

/join/id/regdata/gm0166/2025/bijlage_3_verhaal_van_kampen/nld@2025‑06‑02;2

Visiekaart

/join/id/regdata/gm0166/2025/bijlage_8_visiekaart/nld@2025‑06‑02;2

Werklocaties

/join/id/regdata/gm0166/2025/gebiedsaanwijzing_2ee90f6091af439aafdffa557fb405a6/nld@2025‑06‑03;1

Bijlage 3 Verhaal van Kampen

Verhaal van Kampen

Bijlage 4 Toekomstbeelden Kampen

Toekomstbeelden Kampen

Bijlage 5 Overzicht uitwerkingen

In dit overzicht geven we aan welke onderwerpen op de korte termijn opgepakt gaan worden. Dit overzicht is niet limitatief. Op het moment dat de actualiteit hierom vraagt, kunnen er ook andere gebieden en thema’s opgepakt worden als uitwerking van de omgevingsvisie. 

Volkshuisvestingsprogramma

Verdichtingsstrategie

Welstandsnota

Visie op ruimtelijke economie

Havenontwikkeling Kampen

Mobiliteitsplan Kampen 

Gebiedsgerichte aanpak landelijk gebied 2050

Natuurdoelenplan Kampen

Actualisatie bouwsteen energie

Warmteprogramma

Strategische onderwijsagenda

Agenda bestaanszekerheid en kansen voor iedereen

Bijlage 6 Gebiedsvisie Reevedelta

Gebiedsvisie  Reevedelta

Bijlage 7 Nota van participatie

Nota van participatie

Bijlage 8 Visiekaart

Visiekaart

Bijlage B

Omgevingseffectrapportage Omgevingsvisie gemeente Kampen

Omgevingseffectrapportage

Reactienota zienswijzen nrd

Toelichting

Het college legt de ontwerp omgevingsvisie samen met de omgevingseffectrapportage (OER) voor zes weken ter inzage.

De omgevingsvisie is het kaderstellende document voor de toekomst van de fysieke leefomgeving in de gemeente Kampen. Het bevat de koers voor ontwikkelingen, beleidsuitwerking en uitvoering van maatregelen in de fysieke leefomgeving. Bij de voorbereiding van een omgevingsvisie moet in sommige gevallen een plan-milieueffectrapport (planMER) worden opgesteld. Dat is het geval als de omgevingsvisie het kader vormt voor te nemen besluiten voor projecten die aanzienlijke milieueffecten kunnen hebben of waarbij dit moet worden beoordeeld.

We hebben dit planMER opgenomen in een omgevingseffectrapportage, waarin naast de milieueffecten ook de sociaalmaatschappelijke effecten zijn onderzocht. De door het college vastgestelde Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) vormt de basis voor de OER. Het college stelt de Reactienota NRD vast, vraagt advies aan de commissie voor de mer en biedt de ontwerp omgevingsvisie en concept omgevingseffectrapportage ter kennisgeving aan de raad aan.

  • [1]

    In de definitie van ‘betaalbaar’ volgen we de betaalbaarheidsgrens, die jaarlijks door het Rijk wordt geïndexeerd. In 2025 is deze grens vastgesteld op €405.000.  Terug naar link van noot.

  • [2]

    Gebaseerd op de Primos Prognose (2024).  Terug naar link van noot.

  • [3]

    Verstedelijkingsstrategie Regio Zwolle 2022 - Strategieboek (Regio Zwolle, 2023).  Terug naar link van noot.

  • [4]

    Deze term verwijst naar een plek waar verschillende vormen van vervoer samenkomen, zoals openbaar vervoer, deelfietsen, deelauto's en parkeergelegenheid. Het is een punt waar reizigers gemakkelijk kunnen overstappen van de ene vorm van vervoer op de andere, waardoor duurzaam en efficiënt reizen wordt bevorderd. Terug naar link van noot.

  • [5]

    Zie: Economische Agenda Van het Sociaal Economisch Beraad Kampen (2025) Terug naar link van noot.

  • [6]

    In aansluiting op scenario ‘remmen’ uit verkenning bodemdaling veenweidegebied Overijssel (2020). Terug naar link van noot.

Naar boven