Gemeenteblad van Medemblik
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Medemblik | Gemeenteblad 2025, 243507 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Medemblik | Gemeenteblad 2025, 243507 | beleidsregel |
Beleidsregels aanpak hondenbijtincidenten gemeente Medemblik 2025
De burgemeester van de gemeente Medemblik
het ter bevordering van de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid namelijk wenselijk is om beleidsregels vast te stellen omtrent de toepassing van de discretionaire bevoegdheden tot het hinderlijk of gevaarlijk achten van een hond, het opleggen van een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod, en het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom,
De Beleidsregel hondenbijtincidenten Medemblik 2025 vast te stellen
Stappenplan bijtincidenten honden
Deze beleidsregels geven inzicht hoe de gemeente Medemblik optreedt tegen de verschillende soorten bijtincidenten veroorzaakt door honden. Op grond van artikel 2:26 van de Algemene plaatselijke verordening Gemeente Medemblik 2025 (hierna: Apv) heeft de burgemeester de bevoegdheid om de eigenaar of houder van een gevaarlijke of hinderlijke hond een aanlijngebod en/of een aanlijn- en muilkorfgebod op te leggen. Deze beleidsregels verduidelijken welke maatregelen de burgemeester onder verschillende omstandigheden kan nemen en hoe hij kan beoordelen of een hond gevaarlijk of hinderlijk is.
Door deze beleidsregels vast te stellen, streeft de gemeente Medemblik naar een uniforme aanpak met betrekking tot meldingen over bijtincidenten, waardoor voor eenieder duidelijk is welke maatregelen de gemeente kan toepassen.
Wanneer een hond een ander dier of persoon bijt, waarbij sprake is van geen of gering letsel waarbij geen medische behandeling noodzakelijk is. |
|
Wanneer een hond ernstig letsel toebrengt aan een persoon, hond of ander dier; |
|
Van een zeer ernstig bijtincident is sprake wanneer een hond een ander dier of persoon bijt of aanvalt, waarbij een persoon zwaar lichamelijk letsel (als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht) heeft opgelopen of is overleden of dat een ander dier blijvend letsel heeft opgelopen of is overleden. |
|
Wanneer er bij een persoon of dier een medische behandeling noodzakelijk is als gevolg van het bijtincident. Hierbij kan worden gedacht aan die diepe verwonding met spierschade, weefselverlies, schade aan bloedvaten, zenuwen en/of botten |
|
Een hond die vanwege zijn gedrag een hoog risico vormt op het ontstaan van een bijtincident dan wel een ernstig bijtincident heeft begaan. |
|
Een hond aanlijnen met een deugdelijke lijn die niet langer is dan 1,50 meter gemeten vanaf de hand tot aan de halsband. |
|
Een muilkorf die is vervaardigd van kunststof, leer of beide stoffen. De muilkorf is door middel van een leren riem rond de hals aangebracht op zo'n manier dat verwijdering zonder tussenkomst van een persoon niet mogelijk is. De muilkorf is zodanig ingericht dat de hond geen mens of dier kan bijten, de afgesloten ruimte binnen de korf geeft de hond de mogelijkheid tot een opening van zijn bek en er zijn geen scherpe delen binnen de korf aanwezig. |
|
Een onderzoek waarbij de hond op verschillende onderdelen wordt getest op risicovol gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt van het risico op recidive. De gedragstest dient altijd te worden afgenomen door een gediplomeerde en geaccrediteerde gedragstherapeut met daarbij een individueel, therapeutisch (trainings)advies. Deze gedragstherapeut moet zijn aangesloten bij de www.nvgh.nl of bij de www.sppd.nl. De gedragstest wordt op initiatief van de eigenaar/houder uitgevoerd indien deze van mening is dat zijn of haar hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. De uitkomst van de gedragstest kan worden aangeleverd als zienswijze of bij een verzoek tot opheffing van een maatregel van de burgemeester. Er zal uit moeten blijken dat een maatregel niet of niet langer noodzakelijk is. |
|
Een uitgebreid onderzoek in opdracht van de gemeente, naar het gedrag van de hond en het recidivegevaar voor een bijtincident, met daarbij een advies voor een overheidsinstantie. Dit wordt uitgevoerd via de Universiteit Utrecht door het assessmentteam van de faculteit Dierengeneeskunde. Het afnemen van een risico-assessment geschiedt gedurende de inbeslagname van de hond. |
De burgemeester acht een hond hinderlijk, in de zin van artikel 2:26 Apv, als een hond een persoon of een ander dier bijt, maar daarbij geen sprake is van ernstig letsel of ernstige gevolgen. De burgemeester geeft de eigenaar of houder van de hond een waarschuwing en kan daarbij eventueel een aanlijngebod opleggen.
Indien de houder en/of eigenaar van de hond van mening is dat zijn of haar hond niet hinderlijk of gevaarlijk is, dient dit te blijken uit een gedragstest. Deze wordt afgenomen in opdracht van en op kosten van de houder of eigenaar van de hond. De gedragstest dient te worden uitgevoerd door een gedragstherapeut die is aangesloten bij de www.nvgh.nl of bij de www.sppd.nl.
Artikel 6 – Opheffen aanlijngebod en/of een aanlijn- en muilkorfgebod
De eigenaar of houder van de hond kan, conform artikel 5:34 Algemene wet bestuursrecht, na één jaar nadat een aanlijngebod en/of een aanlijn- en muilkorfgebod als bedoeld in het eerste lid van artikel 2 en 3 is opgelegd, de burgemeester schriftelijk verzoeken om het opgelegde gebod op te heffen. Vereist is dat in de periode waarin een aanlijngebod en/of een aanlijn- en muilkorfgebod van kracht is geweest, geen bijtincidenten met de hond hebben plaatsgevonden.
Artikel 7 – Handhaving en sancties
Afhankelijk van de aard en ernst van het incident of de overtreding en een eventueel volgend bijtincident, legt de burgemeester een sanctie op volgens onderstaande handhavingstabel. Gezien bijtincidenten veel van elkaar kunnen verschillen in omstandigheden, is het van belang om evenredige en passende maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen. Een hond kan met of zonder duidelijke reden bijten. Hierdoor kan de burgemeester afwijken van de sancties zoals vastgelegd in de handhavingstabel.
Artikel 8 – Relatie met strafrecht
De politie wordt geïnformeerd na een bijtincident. De politie beoordeelt of de zaak wordt overgedragen aan het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie kan vervolgens overwegen of het instellen van strafvervolging tegen de eigenaar of houder van de hond noodzakelijk is. Dit kan dan zijn terzake van mishandeling, vernieling, geen voldoende zorg dragen voor het onschadelijk houden van een onder zijn hoede staand gevaarlijk dier, aanhitsen van een dier of indien overtreding van de Apv aan de orde is. Het strafrecht is in dat geval aanvullend op het bestuursrecht. Verder kan de politie bij zeer ernstige incidenten ook zelf direct optreden op basis van het strafrecht.
Artikel 9 – Uitzonderingen op toepassing van deze beleidsregels
In uitzonderlijke gevallen of bij zeer ernstige situaties kan de burgemeester afwijken van deze beleidsregel ten nadele van een eigenaar/houder van een hond. Dit wordt gedaan indien sprake is van verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor. De burgemeester kan dan overgaan tot het toepassen van spoedeisende bestuursdwang op grond van artikel 5:31, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht of op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet, en het bevel geven om direct over te gaan tot inbeslagname van de hond.
In specifieke situaties kan gemotiveerd worden afgeweken van de voorgestelde stappenplannen, termijnen en handhavingsinstrumenten in het voordeel van een eigenaar/houder van een hond. Op grond van artikel 4:84 Awb moet het bevoegd gezag overeenkomstig de handhavingstabellen handelen, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met dit handhavingsbeleid te dienen doelen. Er zal altijd worden bekeken of de toe te passen stap of maatregel evenredig en noodzakelijk is en of er wellicht een ander meer geschikt instrument voorhanden is. Indien de burgemeester van de regels afwijkt, moet dit gemotiveerd worden.
Bijlage 1: Stappenplan bijtincidenten honden
Stap 1. Registratie bijtincidenten
Inwoners van de gemeente Medemblik kunnen bij de politie melding of aangifte doen van een bijtincident. De politie registreert de melding of aangifte en stelt de gemeente hiervan op de hoogte. Conform het handhavingsarrangement adviseert de politie de gemeente bij bijtincidenten. Wanneer er een aangifte wordt opgenomen, wordt door de politie gelijk beoordeeld of strafvervolging mogelijk is.
Er worden ook meldingen van bijtincidenten bij de gemeente gedaan. De gemeente zorgt ervoor dat meldingen van bijtincidenten voor registratie ook naar de politie worden doorgestuurd.
Elk bijtincident moet worden geregistreerd. In de registratie dient minimaal worden vastgelegd:
Stap 2. Beoordeling bijtincident
Na het verzamelen van de gegevens wordt het incident door de burgemeester beoordeeld en gekwalificeerd. Hierbij worden alle feiten en omstandigheden van het bijtincident meegewogen om te bepalen of het incident als licht, ernstig of zeer ernstig moet worden aangemerkt. Dit omvat een gedetailleerde beoordeling van het gedrag van de bijtende hond, de eigenaar/houder van de hond en het slachtoffer.
Hierbij wordt ook gekeken of de gebeten hond het bijtgedrag heeft uitgelokt, door bijvoorbeeld los te lopen in de directe nabijheid van de bijtende hond of door ander gedrag te vertonen dat het natuurlijke bijtgedrag kan aanwakkeren. Op basis van deze beoordeling legt de burgemeester passende maatregelen op, afgestemd op de ernst van het incident.
In de beleidsregels wordt onderscheid gemaakt tussen drie soorten bijtincidenten:
Van een zeer ernstig bijtincident is sprake wanneer een hond een ander dier of persoon bijt of aanvalt, waarbij een persoon zwaar lichamelijk letsel (als bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht) heeft opgelopen of is overleden of dat een ander dier blijvend letsel heeft opgelopen of is overleden.
Indien sprake is van een licht bijtincident, dan wordt een waarschuwingsbrief verzonden aan de eigenaar/houder van de hond. Hierin staat dat het vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid onacceptabel is dat een persoon of dier gebeten wordt. Voorts vragen we in de waarschuwingsbrief aan de eigenaar/houder van de hond dat hij alle maatregelen treft om herhaling van een nieuw incident te voorkomen. Tegen een waarschuwingsbrief staat geen bezwaar en beroep open, omdat een waarschuwing geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
De burgemeester kan in voorkomende gevallen ook besluiten om een aanlijngebod op te leggen.
3.2 Voornemen tot bestuursrechtelijk traject
Indien sprake is van een ernstig bijtincident is het uitgangspunt dat de burgemeester besluit tot het aanmerken van de hond als gevaarlijk op grond van artikel 2:26 Apv. De consequentie hiervan is het opleggen van een aanlijn- en/of muilkorfgebod of een preventieve last onder dwangsom.
De eigenaar/houder ontvangt een voorgenomen besluit tot gevaarlijk verklaring waarin de aanleiding wordt beschreven en de voorgenomen maatregel(en) zijn opgenomen.
Vervolgens zijn er drie mogelijkheden:
Binnen veertien dagen kan de eigenaar/houder een zienswijze tegen het voorgenomen besluit indienen. Deze termijn van veertien dagen kan korter zijn als de burgemeester dit gezien de feiten en omstandigheden noodzakelijk acht.
Is de eigenaar/houder het niet eens met het voornemen dan mag hij voor eigen rekening een gedragstest uit laten voeren, om aan te tonen dat de hond niet hinderlijk of gevaarlijk is. Dit is een onderzoek waarbij de hond op verschillende onderdelen wordt getest op risicovol gedrag en waarbij een inschatting wordt gemaakt van het risico op recidive. De gedragstest dient altijd te worden afgenomen door een gediplomeerde en geaccrediteerde gedragstherapeut met daarbij een individueel, therapeutisch (trainings)advies. Deze gedragstherapeut moet zijn aangesloten bij de www.nvgh.nl of bij de www.sppd.nl.
Uit het advies van de gedagstherapeut moet blijken dat de door de burgemeester voorgenomen maatregel niet noodzakelijk is. Zie voor meer informatie: www.uu.nl/organisatie/veterinaire-service-en-samenwerking/hond-maatschappij
Indien een eigenaar/houder een gedragstest laat uitvoeren, stelt hij de burgemeester hiervan zo snel mogelijk op de hoogte en doet hij indien nodig een verzoek om de zienswijze termijn te verlengen wanneer meer tijd nodig is om een gedragstest uit te laten voeren. De burgemeester ontvangt het advies over het gedrag van de hond en neemt in beginsel het advies van de onderzoeker over.
3.4 Besluit tot opleggen van aanlijn- en/of muilkorfgebod
Het besluit kan een aanlijngebod en/of muilkorfgebod voor onbepaalde tijd zijn. Als dat besluit is genomen, moet de hond vanaf dat moment meteen worden aangelijnd en, indien van toepassing, een muilkorf dragen. Een besluit tot het opleggen van de geboden is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar en beroep openstaat.
De eigenaar of houder kan binnen zes weken, nadat het besluit aan de eigenaar/houder bekend is gemaakt, bezwaar maken tegen het besluit. De bezwaarprocedure schorst de werking van het besluit echter niet.
Op basis van de aard en ernst van de overtreding wordt een sanctie opgelegd zoals bepaald in artikel 7 van de beleidsregels.
In gevallen waarin (herhaaldelijk) een overtreding van het opgelegde gebod wordt geconstateerd, kan de burgemeester een last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen op grond van afdeling 5.3.1 e.v. van de Awb. Ook kan de burgemeester een last onder dwangsom of bestuursdwang opleggen indien het aanlijn- en/of muilkorfgebod is overtreden en daardoor opnieuw een bijtincident heeft plaatsgevonden.
Zolang geen sprake is van een acuut (dreigende) onveilige situatie voor de openbare ruimte, wordt in eerste instantie de last onder dwangsom opgelegd. Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, verbeurt de eigenaar of houder een geldbedrag (de dwangsom) per overtreding of ineens. Wanneer de dwangsom niet effectief blijkt, kan de last onder bestuursdwang worden opgelegd.
Indien niet aan de last onder dwangsom wordt voldaan, wordt bestuursdwang toegepast en zal de hond in beslag genomen worden, daarmee wordt de overtreding beëindigd en wordt herhaling voorkomen. In de volgende situaties kan de burgemeester overgaan tot inbeslagname van de hond:
situaties waarin de eigenaar de hond niet onder controle heeft, bijvoorbeeld door de hond zonder toezicht te laten loslopen in openbare ruimtes of door de hond aan te zetten tot agressief gedrag, door ontsnappingsgevaar of doordat de eigenaar niet bereid is maatregelen te treffen om herhaling van een bijtincident te voorkomen; en
De inbeslagname mag maximaal vier weken duren, uitzonderingen daargelaten. De hond ondergaat een risico-assessment, waarbij ook het welzijn van de hond wordt meegewogen. Afhankelijk van de uitslag wordt de hond onder voorwaarden teruggeplaatst bij de eigenaar, herplaatst bij een andere eigenaar of wordt de hond geëuthanaseerd.
De kosten die gepaard gaan met het toepassen van bestuursdwang zijn voor rekening van de eigenaar. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van transport, opslag, verzorging en het uitvoeren van een risico-assessment.
Bij een ernstig bijtincident waarin nog niet eerder een aanlijngebod en/of muilkorfgebod is opgelegd, en waarbij met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid te verwachten is dat de eigenaar of houder het aanlijngebod en/of muilkorfgebod zal overtreden, kan de burgemeester een preventieve last opleggen tot het naleven van het gebod. Het doel van de preventieve last onder bestuursdwang of dwangsom is voorkomen dat de overtreding zich voordoet. Zolang geen sprake is van een acuut (dreigende) onveilige situatie voor de openbare ruimte, wordt in eerste instantie de last onder dwangsom opgelegd. Wanneer de dwangsom niet effectief blijkt, kan de last onder bestuursdwang worden opgelegd.
De burgemeester is op grond van artikel 5:31, tweede lid van de Awb, bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften met spoed te beletten of te beëindigen. De burgemeester besluit tot inbeslagname van de hond als:
4.2 Kostenverhaal artikel 5:25 Awb
In de situatie dat de burgemeester bestuursdwang toepast, komen alle kosten (zoals vervoer, opvang/verblijf, (medische) verzorging, risico-assessment etc.) volledig voor rekening van de eigenaar of houder van de hond en worden op hem/haar verhaald.
4.3 Inbeslagname door burgemeester bij (vrees voor) verstoring van de openbare orde
De burgemeester is op grond van artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die hij noodzakelijk acht voor de handhaving van de openbare orde.
Artikel 172 lid 3 van de Gemeentewet is alleen bedoeld voor ‘onmiddellijke handhaving van de openbare orde’. Op deze grondslag een hond inbeslagname kan alleen als uiterst middel; er moet sprake zijn van verstoring van de openbare orde die niet met minder ingrijpende maatregelen kan worden hersteld. Van een opgelegd muilkorfgebod is dan nog geen sprake, want dan verdient het de aanbeveling om spoedeisende bestuursdwang toe te passen vanwege de extra mogelijkheden en kostenverhaal. De motivatieplicht voor de inbeslagname van een hond op de titel van artikel 172 lid 3 Gemeentewet is daarom erg hoog.
Het doen van een bevel tot afgifte op grond van artikel 172 lid 3 Gemeentewet kan wanneer ernstige vrees bestaat voor het ontstaan van verstoring van de openbare orde. Dit kan wanneer de burgemeester een aanlijn- of muilkorfgebod niet toereikend acht. Dit kan bijvoorbeeld in geval van risico’s voor de veiligheid van omwonenden als een hond in een onbewaakt ogenblik zonder muilkorf ontsnapt uit de tuin. Uit jurisprudentie blijkt dat dan wel sprake is van een hond en zijn houder met ‘voorgeschiedenis’ zoals het niet volgen van een verplichte training of het al eerder bijten na een ontsnapping en ontstane onrust in de buurt. Ingrijpen op grond van artikel 172 is bedoeld voor kortdurend ingrijpen, maar niet voor vergaande maatregelen. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor het vervoer en opslaan van de hond. Bij de uitvoering maken we gebruik van de bestaande afspraken die we hebben met het dierenasiel in Hoorn.
De hond kan nadat de openbare orde is hersteld, worden teruggegeven aan de eigenaar, waarbij mogelijk een aanlijn- en muilkorfgebod wordt opgelegd.
Stap 5. Heroverweging van het gebod
Voor het indienen van een schriftelijk verzoek tot opheffing van een gebod gelden de volgende voorwaarden:
Minimale wachttijd van één jaar zonder incidenten
De eigenaar of houder van de hond kan na minimaal één jaar, gerekend vanaf de dag dat het aanlijn- en/of muilkorfgebod is opgelegd, een schriftelijk verzoek indienen bij de burgemeester om dit gebod op te heffen. In deze periode dienen er geen incidenten met de hond te hebben plaatsgevonden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-243507.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.