Gemeenteblad van Son en Breugel
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Son en Breugel | Gemeenteblad 2025, 221673 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Son en Breugel | Gemeenteblad 2025, 221673 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingsverordening gemeente Son en Breugel 2025-2029
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
begeleiding: een individuele maatwerkvoorziening geleverd door een door de gemeente aangewezen professionele organisatie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) of de Wet langdurige zorg (Wlz), die ondersteunt bij het zelfstandig wonen bij een sociale urgentiebeschikking of urgentiebeschikking medisch niet Wmo.
noodsituatie: een in maatschappelijk opzicht onhoudbare of onwenselijke situatie die buiten verwijtbare schuld is ontstaan, waardoor een woningzoekende die niet zelfredzaam is op de woningmarkt en die het niet zelf lukt om een andere woonruimte te vinden, zonder passende huisvesting dreigt te komen (dreigende dakloosheid);
statushouder: een vergunninghouder, zijnde een vreemdeling die in Nederland een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd en als gevolg daarvan een verblijfsvergunning heeft ontvangen als bedoeld in artikel 8, onderdeel a, b c of d, van de Vreemdelingenwet 2000 en die in die hoedanigheid nog niet eerder voor reguliere huisvesting in Nederland in aanmerking is gekomen;
Artikel 2 Doel van deze verordening
Deze verordening bevat regels over het geven van voorrang bij de verlening van huisvestingsvergunningen aan in deze verordening aangewezen categorieën woningzoekenden waarvoor het voorzien in de behoefte aan passende woonruimte, met een huurprijs beneden of gelijk aan de huurtoeslaggrens, dringend noodzakelijk is.
HOOFDSTUK 2 DE URGENTIEBESCHIKKING
Artikel 4 De urgentiebeschikking
Indien dat naar hun oordeel nodig is voor het zelfstandig wonen van de aanvrager of een lid van zijn of haar huishouden, verbindt het college van burgemeester en wethouders aan de urgentiebeschikking de voorwaarde dat de houder van de urgentiebeschikking of een lid van diens huishouden begeleiding aanvaardt.
Artikel 5 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentiebeschikking
de aanvrager heeft een minimale leeftijd van 18 jaar, bezit de Nederlandse nationaliteit of wordt op grond van een wettelijke bepaling als Nederlander behandeld, of is een vreemdeling die een rechtmatig verblijf in Nederland heeft als bedoeld in artikel 8, onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000;
Het bepaalde in het eerste lid, onder d, en onder e van dit artikel, voor zover het eigen vermogen betreft, is niet van toepassing op personen die uitstromen uit een opvangvoorziening voor slachtoffers van huiselijk geweld of mensenhandel en personen die een urgentiebeschikking aanvragen vanwege problemen van relationele aard, geweld of ernstige bedreiging binnen het huishouden.
Artikel 7 De urgentiecategorie ‘maatschappelijke urgentie’
Een woningzoekende met kinderen die voor hun huisvesting aangewezen zijn op de woning van de ouder(s) die hun woonruimte moeten verlaten door echtscheiding, ontbinding van het geregistreerd partnerschap, beëindiging samenwoning op basis van een notarieel vastgelegd samenlevingscontract of beëindiging samenwoning waarbij sprake is van gezamenlijk ouderlijk gezag, waarbij de dreiging van dakloosheid van de betrokken kinderen zich voordoet kunnen worden ingedeeld in de urgentiecategorie ‘maatschappelijke urgentie’, in het geval dat:
de woningzoekende met objectieve gegevens kan aantonen dat door de woningzoekende het recht is geclaimd om in de huidige woonruimte te blijven wonen, als ook voldoende alimentatie of ander inkomen om de woonlasten op te kunnen brengen zijn geclaimd en deze claim niet is toegekend, dan wel dat het niet zinvol is om een dergelijke claim te leggen waarvan in ieder geval sprake is in het geval dat:
Het college van burgemeester en wethouders kan een verzoek om met toepassing van het bepaalde in het tweede, derde, vierde of vijfde lid van dit artikel ingedeeld te worden in de urgentiecategorie ‘maatschappelijke urgentie’ weigeren, indien de woningzoekende op het moment van het verzoek niet voldoet aan de eis dat die minimaal twee jaar aangesloten ingezetene is van een gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven of één van de andere aangesloten gemeenten.
Artikel 8 De urgentiecategorie ‘medische urgentie’
Het college van burgemeester en wethouders kan een verzoek om indeling in de urgentiecategorie ‘medische urgentie’ weigeren, indien de verzoeker op het moment van het verzoek niet voldoet aan de eis dat die minimaal twee jaar aangesloten ingezetene is van een gemeente in het Stedelijk Gebied Eindhoven of één van de andere aangesloten gemeenten.
Artikel 9 De urgentiecategorie ‘volkshuisvestelijke urgentie’
de woningzoekende huurt de huidige woonruimte van een corporatie met bezit in het SGE of een aangesloten gemeente en komt op grond van een sociaal plan, overeenkomstig artikel 55b van de Woningwet vastgesteld in verband met herstructurering of sloop van woonruimten, in aanmerking voor vervangende huisvesting; of,
HOOFDSTUK 3 HUISVESTINGSVERGUNNING
Artikel 13 De huisvestingsvergunning
de verlening van de huisvestingsvergunning zou tot gevolg hebben, dat bij meer dan 50 % van de verleende huisvestingsvergunningen voorrang wordt gegeven aan woningzoekenden die economisch of maatschappelijk gebonden zijn aan de woningmarktregio, de gemeente of een deel van de gemeente zoals bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de wet.
Indien het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid om te beslissen op de aanvraag om een huisvestingsvergunning gemandateerd heeft aan de verhuurder, wordt het ondertekenen van de huurovereenkomst door de verhuurder gelijkgesteld met het verlenen van de huisvestingsvergunning mits de aanvrager daarbij schriftelijk geïnformeerd wordt over:
In de Urgentiecommissie kunnen geen leden zitting nemen die een arbeidsrechtelijke of commerciële relatie hebben met de in het Stedelijk Gebied Eindhoven gelegen gemeenten, aangesloten gemeenten, zorgaanbieders die woningzoekenden aandragen voor sociale urgentie, zorginstellingen of woningcorporaties.
Het college van burgemeester en wethouders stelt, in overleg met de gemeenten en de woningcorporaties gelegen dan wel werkzaam binnen het Stedelijk Gebied Eindhoven en/of binnen de overige aangesloten gemeenten een Reglement van Orde vast op basis waarvan de (regionale) Urgentiecommissie haar werkzaamheden vervult. In dit Reglement van Orde wordt in ieder geval geregeld:
de werkwijze van de commissie bij besluitvorming in mandaat, over in ieder geval de afhandeling van urgentieaanvragen, het inschakelen van deskundigen, het horen van woningzoekenden, het inwinnen van relevante informatie en de informatievoorziening richting het college van burgemeester en wethouders;
Artikel 17 Bezwaarschriftencommissie
Voor de voorbereiding en advisering bij de beslissing op bezwaren tegen besluiten op grond van deze verordening stelt het college van burgemeester en wethouders, in overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de overige gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven als ook met de aangesloten gemeenten, een commissie in als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.
Het college van burgemeester en wethouders kan de uitvoering van de bevoegdheden opgenomen in artikel 4 en artikel 11, met uitzondering van het derde lid onder c van dat artikel, mandateren aan de in artikel 16 bedoelde urgentiecommissie of een aan het dagelijks bestuur van een in het Stedelijk Gebied Eindhoven of een aangesloten gemeente werkzame woningcorporatie.
Artikel 20 Inwerkingtreding en geldigheidsduur
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2025 en vervalt van rechtswege op 1 juli 2029.
Artikel 21 Intrekking oude verordeningen en overgangsrecht
Op aanvragen om urgentiebeschikking die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening en waarop na inwerkingtreding van deze verordening nog niet is beslist, nog in behandeling zijn op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening, wordt beslist met toepassing van de Huisvestingsverordening gemeente Son en Breugel 2024-2027.
Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 3 april 2025.
De raad voornoemd,
De griffier, Moniek Weerts
De voorzitter, Suzanne Otters-Bruijnen
Hoofdstuk 1Algemene toelichting
De gemeenten en de woningcorporaties in het Stedelijk Gebied Eindhoven (SGE) streven naar een zo eerlijk en transparant mogelijke verdeling van de corporatiewoningen met een gereguleerde huurprijs in de regio. Om woningzoekenden in de regio zoveel mogelijk gelijke kansen te geven, wordt sinds 2016 regionaal samengewerkt bij de woonruimteverdeling. Het SGE bestaat uit negen gemeenten (Best, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Helmond, Nuenen, Oirschot, Son en Breugel, Veldhoven en Waalre). De 13 in de SGE-regio werkzame woningcorporaties hebben zich aangesloten bij Wooniezie. Ingeschreven woningzoekenden kunnen via Wooniezie in de hele SGE-regio reageren op vrijgekomen corporatiewoningen. Om te borgen dat kwetsbare groepen woningzoekenden een woning kunnen vinden, werkt het SGE met een regionale huisvestingsverordening met urgentieregeling. Het doel is om de schaarste te reguleren, kwetsbare groepen goed te huisvesten en een goede balans te hebben in de wijken.
Er zijn ook andere gemeenten binnen de Metropoolregio Eindhoven (MRE) die graag aansluiting willen zoeken bij de huisvestingsverordening van het SGE en de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie (het zgn. één loket). Indien deze gemeenten dezelfde huisvestingsverordening laten vaststellen en hun woningcorporaties laten aansluiten bij de gezamenlijke uitvoeringsorganisatie, dan wordt het zoekgebied voor de urgent woningzoekenden het SGE plus de andere aangesloten MRE-gemeenten.
Het wettelijk kader voor het opstellen van een Huisvestingsverordening is de Huisvestingswet (Hv14). Deze wet biedt gemeenten de mogelijkheid om te sturen op een evenwichtige en rechtvaardige beschikbaarheid van schaarse woonruimte. De gemeenteraad kan door het instellen van een huisvestingsverordening regels stellen aan het in gebruik nemen van woonruimte.
Urgentie in Huisvestingsverordening
Wat regelt de verordening verder niet?
Deze verordening regelt uitsluitend de huisvesting van urgent woningzoekenden. Hieronder valt niet de huisvesting van reguliere woningzoekenden en de zogenoemde “spoedzoekers” (een categorie woningzoekenden die graag op korte termijn wil verhuizen, maar waarvoor geen acute noodzaak of bijzondere en onvoorziene noodsituatie in de vorm van dreigende dakloosheid bestaat).
Voor de huisvesting van regulier woningzoekenden en spoedzoekers is en blijft het beleid van de individuele woningcorporaties leidend. Evenmin brengt de verordening wijziging in het uitgangspunt dat 25% van de sociale woningvoorraad aan urgent woningzoekenden mag worden toegekend. Dit percentage maakt inzichtelijk wat de verhouding tussen de regulier woningzoekenden (waaronder de voornoemde ‘spoedzoekers’) en de groepen woningzoekenden die op basis van urgentie met voorrang worden gehuisvest is. Bovendien, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is het percentage géén contingent. Het is dus niet zo dat, indien het percentage in een jaar is gehaald, er voor dat jaar geen urgent woningzoekenden meer gehuisvest kunnen worden. Dit blijft gewoon mogelijk. Van belang is te onderkennen dat dit percentage jaarlijks wordt gemonitord zodat – zo nodig – bijgestuurd kan worden. Overigens komt het percentage niet terug in de verordening als criterium om in aanmerking te komen voor een urgentiebeschikking en Huisvestingsvergunning. Dit zou afbreuk doen aan het gegeven dat de individuele situatie bepalend is voor het toewijzen van een woning met urgentie.
Bijzonderheden van de voorliggende verordening
Ondanks dat de voorliggende verordening uitsluitend een urgentieregeling kent, heeft de verordening als titel “Huisvestingsverordening” meegekregen. Opgemerkt wordt omwille van de helderheid ook gesproken kan worden van de urgentieverordening. Uit juridisch oogpunt is er sprake van een “Huisvestingsverordening” die uitsluitend de aspecten van het ter beschikking staande instrument “urgentie” regelt. De wetgever benoemt de verordening waarin het instrumentarium moet zijn opgenomen bovendien ook als “huisvestingsverordening.
Het systeem van de verordening
In hoofdlijn heeft het systeem van urgentieverlening twee stappen. Het is niet mogelijk om een van beide stappen over te slaan. Omwille van de praktische werkbaarheid is het mogelijk om in de praktijk beide stappen in elkaar te laten overvloeien. De urgentiecommissie beschikt in mandaat (en dus in naam van het college) op de aanvraag om urgentiebeschikking. De urgentiebeschikking geeft vervolgens recht op een huisvestingsvergunning (in de vorm van een ondertekende huurovereenkomst), mits door de urgent woningzoekende aan de voorwaarden voor een huurovereenkomst wordt voldaan. De verhuurder, in dit geval de corporatie, is door het college van B&W gemandateerd door het college om een huisvestingsvergunning te verlenen.
De eerste stap is het verzoek van een woningzoekende aan het college om in aanmerking te komen voor een urgentiebeschikking. Het resultaat van dit verzoek is dat de woningzoekende een beschikking van of namens het college ontvangt waarin dit verzoek wordt toe- of afgewezen. Dit volgt uit artikel 12 lid 2 en artikel 13 van de Hv14. Deze beschikking is de “urgentiebeschikking”. Bij een toewijzing vermeldt de beschikking in welke urgentiecategorie de woningzoekende wordt ingedeeld. De urgentiebeschikking is vatbaar voor bezwaar en beroep.
Omdat het voor een woningzoekende moeilijk te doorgronden is waarom die eerst over een urgentiebeschikking dient te beschikken en vervolgens over een huisvestingsvergunning, is het streven erop gericht om beide procedures zoveel als mogelijk te laten samenvloeien. De woningzoekende weet dan in één keer waar die aan toe is en kan bij een afwijzende beschikking direct zijn rechtsmiddelen aanwenden. In dit geval kan de woningzoekende bezwaar maken bij de eerste stap, namelijk het besluit over de urgentiebeschikking.
Het had de voorkeur gehad om het toewijzen van woningen alleen langs de weg van de urgentiebeschikking te reguleren, maar het wettelijk systeem maakt het gebruik van het vergunningsinstrument nu eenmaal verplicht. Een meerwaarde heeft het echter niet. Het heeft dan ook weinig zin om bij een afwijzing eerst in het verweer te komen tegen een urgentiebeslissing en vervolgens tegen het weigeren van de huisvestingsvergunning. Beide beslissingen zijn gebaseerd op dezelfde grondslag en dienen hetzelfde belang. Het verstrekken van een huisvestingsvergunning is gemandateerd aan de corporaties via de mandaatlijst (Mandaatlijst “uitvoering huisvestingsverordening gemeente Son en Breugel 25 februari 2025) en in de samenwerkingsovereenkomst tussen gemeente en woningcorporaties voor de uitvoering van de huisvestingsverordening. Deze huisvestingsvergunning is verwerkt in de huurovereenkomst.
In artikel 6 t/m 10 van de huisvestingsverordening zijn de urgentiecategorieën opgenomen. Deze urgentiecategorieën zijn niet gewijzigd ten opzichte van de vorige huisvestingsverordening. De uitwerking van de urgentiecategorieën is op sommige vlakken wel gewijzigd. Zo zijn bepaalde voorwaarden aangescherpt en wordt er bij 2 urgentiecategorieën regiobinding van minimaal 2 jaar toegepast. De regiobinding staat nader toegelicht onder de toelichting bij artikel 7 en 8. De uitwerking van de urgentiecategorieën is tot stand gekomen door het beleid en de wensen van alle gemeenten binnen het Stedelijk Gebied Eindhoven en de daarin werkzame woningcorporaties naast elkaar te leggen, door te discussiëren en te stroomlijnen.
De verordening gaat uit van een “uitwisselbaarheid” van urgent woningzoekenden binnen het Stedelijk Gebied Eindhoven en (indien van toepassing) bij een nadien aangesloten gemeente uit het MRE-gebied. Door de gekozen uniforme urgentieregeling en het principe van uitwisselbaarheid heeft het zogenaamde ‘shoppen’ door een woningzoekende geen zin meer.
Uitwisselbaarheid betekent dat een woningzoekende die zich (bijvoorbeeld) bij het college van de gemeente Best aanmeldt en daar een urgentiebeschikking en een huisvestingsvergunning verkrijgt, niet alleen binnen de gemeente Best maar ook in Geldrop-Mierlo geplaatst kan worden (en vice versa). Het instrument kan hierdoor effectiever en efficiënter worden ingezet. Er wordt een passende (primair naar gezinssamenstelling en inkomen) woning aangeboden. Deze verordening is niet bedoeld voor het realiseren van woonwensen, maar het oplossen van een urgent woonprobleem en daarmee voorkomen van (dreigende) dakloosheid. Daarnaast zullen bij de praktische uitwerking van de verordening afspraken worden gemaakt tussen gemeenten en woningcorporaties en tussen woningcorporaties onderling ten aanzien van de verdeling van urgent woningzoekenden over de gemeenten in het SGE.
In artikel 1 zijn de definities genoemd. Omwille van de leesbaarheid en juridische borging zijn enkele wettelijke definities (zoals die van “statushouder” in artikel 1 lid 1 onder g van de Hv14 en “mantelzorg” in artikel 1.1.1. van de Wmo 2015) letterlijk overgenomen. Daarnaast zijn de in de verordening voorkomende begrippen geduid. Het merendeel hiervan spreekt voor zich, in het bijzonder wordt erop gewezen dat:
Artikel 2/ Doel van deze verordening
Eerder stond onder dit artikel het toepassingsbereik van de huisvestingsverordening beschreven. Er staat nu op bredere wijze uitgelegd wat we met de huisvestingsverordening willen bereiken. Urgent woningzoekenden moeten passend kunnen worden gehuisvest in woonruimte met een huurprijs onder of gelijk aan de huurtoeslaggrens. Met passend huisvesten kan worden bedoeld dat andere vormen van huisvesting (bijvoorbeeld kamergewijze huisvesting en/of onzelfstandige woonruimten) ook kunnen worden ingezet om de urgent woningzoekende van woonruimte te voorzien. Dit is veranderd ten opzichte van de vorige huisvestingsverordening. De reden hiervoor is dat de krapte op de sociale woningmarkt toeneemt en het daarom niet altijd mogelijk en nodig is om alle urgent woningzoekende van een zelfstandige woning te voorzien. Uiteraard wisselt het per geval of een zelfstandige of onzelfstandige woning passend is.
Om ervoor te zorgen dat de woonruimte passend is bij de situatie van de urgent woningzoekende, kan in de urgentiebeschikking een eventueel zoekprofiel worden opgenomen. Dit zoekprofiel bevat een beschrijving van de minimale eigenschappen die de te betrekken woonruimte moet hebben om het woonprobleem van de aanvrager op te lossen.
Hoofdstuk 2 De Urgentiebeschikking
Artikel 3 / Verzoek om een urgentiebeschikking
Om de verzoeken om een urgentiebeschikking efficiënt te kunnen behandelen is het vereist dat alle relevante feiten en omstandigheden bij het college bekend zijn. Dit volgt ook uit artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit artikel geeft aan dat het bestuursorgaan (het college is immers het bevoegd gezag) kennisneemt van alle relevante belangen en de af te wegen belangen. Dit “algemeen beginsel van behoorlijk bestuur” is ten volle van toepassing, temeer nu de urgentiebeschikking een besluit is in de zin van de Awb. Dit betekent dus ook dat er bezwaar moet kunnen worden gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit genomen heeft (waarover meer bij de toelichting over artikel 17).
Het verzoek om urgentiebeschikking kan nadrukkelijk alleen namens een woningzoekende in samenwerking met een professional worden ingediend bij de urgentie commissie. Een professional kan een medewerker van de gemeente, zorginstelling of woningcorporatie zijn. In ieder geval iemand die beroepsmatig direct betrokken is bij het welzijn van de (urgent) woningzoekende. In sommige gevallen (zoals medisch Wmo en sociale urgentie) kan de gemeente ook een urgentiebeschikking afgeven.
In het geval van volkshuisvestelijke urgentie kan het bijvoorbeeld de woningcorporatie zijn die het verzoek voor een urgentiebeschikking indient. Voor het namens een woningzoekende indienen van een verzoek om plaatsing in een urgentiecategorie, is een machtiging van de woningzoekende vereist. De persoon of instantie die het verzoek doet handelt immers in naam van de woningzoekende zodat die door het verzoek en de beschikking daarop gebonden wordt.
Voor het verkrijgen van een urgentiebeschikking zijn leges verschuldigd. De basis voor de heffing hiervan is gelegen in de legesverordening van de gemeente. Om die reden is de bepaling over het heffen van leges niet langer opgenomen in de Huisvestingsverordening. Iedere gemeente stelt voor zich de leges vast. Het spreekt voor zich dat, om het zogenaamde ‘shoppen’ te voorkomen dat alle gemeenten in het SGE een identiek tarief hanteren en ook gelijktijdig verhogingen of indexatie toepassen.
Indien een woningzoekende een verzoek om urgentiebeschikking doet en deze wordt aan hem/haar verleend, dan krijgt de urgent woningzoekende de betaalde leges terug. Hiermee wordt beoogd om personen in een legitieme noodsituatie tegemoet te komen, maar tegelijkertijd enige drempel op te werpen met betrekking tot al te lichtvaardig ingediende verzoeken om urgentiebeschikking. Dat zou immers tot gevolg hebben dat werkelijk urgent woningzoekenden langer zouden moeten wachten op huisvesting. Bovendien worden woningzoekenden door de woningcorporaties veelal uitgebreid voorgelicht over de haalbaarheid van een verzoek om urgentiebeschikking voordat de woningzoekende overgaat tot indiening daarvan (en daarmee legesplichtig wordt). Veel van de afgewezen verzoeken om urgentiebeschikking worden in de praktijk willens en wetens ingediend door woningzoekenden die, ondanks de verkregen informatie, desondanks van mening zijn dat zij voor urgentie in aanmerking komen.
Zo kan met het aanvraagformulier voor een urgentiebeschikking in een later stadium ook een aanvraag om een huisvestingsvergunning worden ingediend. In de praktijk zal worden bezien hoe hier invulling aan kan worden gegeven. Het wettelijk systeem van urgentiebeschikking en huisvestingsvergunning is niet ideaal. Het voorkomen van bureaucratie blijft echter uitgangspunt. Het is zaak dat de woningzoekende zo weinig mogelijk overlast ondervindt van de overgang van urgentiebeschikking naar huisvestingsvergunning.
Artikel 4 / De urgentiebeschikking
Het verkrijgen van een urgentiebeschikking geeft de woningzoekende recht om met voorrang in aanmerking te komen voor een passende woonruimte binnen het SGE en de aangesloten gemeenten (het hiervoor al aangehaalde principe van uitwisselbaarheid). In het artikel is nadrukkelijk aangegeven dat de beoordeling of een woning passend is, wordt gelaten aan de woningcorporatie. Dit is immers de uitgelezen partij die adequate kennis heeft van de woningmarkt en het beste de match kan maken tussen urgent woningzoekende en woonruimte.
De processen zijn zo ingericht dat in principe alle urgentiebeschikkingen in mandaat door de urgentiecommissie worden afgegeven, met uitzondering van de urgentiecategorie ‘medisch, Wmo’. Daarvoor geeft de gemeente een urgentiebeschikking af. Een andere uitzondering is de gemeente Helmond die zelf de sociale urgentiebeschikkingen afgeeft.
Artikel 5 / Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentiebeschikking
In lid 1, onderdeel d wordt het algemene principe neergelegd dat de (nood)situatie buiten eigen toe doen moet zijn ontstaan. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt gekeken naar de oorzaak van de situatie. De keuze voor gezinsvorming, gezinsuitbreiding, gezinshereniging, en migratie zonder over daartoe passende woonruimte te beschikken maakt dat de aanvraag afgewezen wordt op grond van het beginsel van de eigen verantwoordelijkheid.
In lid 1, onderdeel f wordt genoemd dat van een woningzoekende wordt verlangd dat die ook zelf alles in het werk stelt om (onzelfstandige) woonruimte te behouden of te vinden. Dat kan betekenen dat bij een echtscheiding de woning geclaimd dient te worden of dat bij huuropzegging de huurbescherming in een gerechtelijke procedure afgedwongen moet worden. Soms dienen de eigen middelen te worden ingezet om het woonprobleem zelf op te lossen. Dat heeft o.a. betrekking op de financiële situatie van de woningzoekende. Met een vermogen is het voorstelbaar dat de woningzoekende zelfredzaam is op de woningmarkt. De woningzoekende moet aan kunnen tonen dat het niet gelukt is om met het vermogen te voorzien in een woonruimte. Een absolute grens is niet te stellen. Het blijft maatwerk waarbij ook andere omstandigheden moeten worden bekeken. Het kan reden zijn om te beslissen dat de woningzoekende het in diens eigen macht heeft om het woonprobleem op te lossen.
Het is niet zo dat er ten aanzien van de gemaakte keuzes, bijvoorbeeld migratie of gezinsvorming, een verwijt gemaakt wordt; uiteraard worden deze keuzes gerespecteerd. Het beginsel van de eigen verantwoordelijkheid brengt echter wel met zich mee dat de gevolgen van die keuzes voor eigen rekening en risico zijn en geen reden voor urgentie zijn.
Er is met betrekking tot het beleid ‘Ongewenst huurdersgedrag’ geen aparte bepaling opgenomen, omdat met de voorwaarde ‘buiten eigen toedoen in een acute noodsituatie belanden’ op dit beleid wordt getoetst. Als een huurder namelijk ongewenst huurdersgedrag vertoont is dit hun eigen verantwoordelijkheid.
In beginsel verhoudt het feit dat een woningzoekende op de signaleringslijst Ongewenst huurdersgedrag voorkomt (dan wel op enig ander gelijksoortig instrument gehanteerd door een van de in het SGE of andere aangesloten gemeente werkzame woningcorporatie) zich niet met het verkrijgen van een urgentiebeschikking. Dit neemt echter niet weg dat een persoon een tweede kans zou kunnen krijgen. De woningzoekende kan hiervoor een verzoek doen bij de kansencommissie.
Het bepaalde in dit artikel ziet niet op statushouders van 18 jaar en ouder. Vanwege de wettelijke verplichting opgenomen in artikel 28 van de Hv14 tot huisvesting van statushouders overeenkomstig de gemeentelijke taakstelling is geen ruimte voor een overkoepelende toets. Bovendien is het inherent aan de status van “statushouder” dat wordt voldaan aan de in dit artikel opgesomde voorwaarden.
Artikel 6 / De urgentiecategorieën
Dit artikel vormt de kernbepaling van de verordening en vindt zijn basis in artikel 12 van de Hv14, dat aangeeft dat vanwege de vereiste transparantie de categorieën urgent woningzoekenden die in aanmerking kunnen komen voor een huisvestingsvergunning moeten worden geduid. Aangezien deze verordening uitsluitend ingaat op urgentie, is aangegeven dat de woningzoekenden die vallen onder een of meerdere van de in dit artikel opgesomde urgentiecategorieën in aanmerking kunnen komen voor een urgentiebeschikking en daarmee, de verplichte huisvestingsvergunning, voor voorrang bij huisvesting.
In grote lijnen zijn er vier urgentiecategorieën: maatschappelijk, volkshuisvestelijk, medisch en sociaal. De urgentiecommissie besluit namens het college van burgemeester en wethouders of een woningzoekende valt onder een van deze categorieën en of die voldoet aan de in artikel 5 opgenomen voorwaarden en – dus – in aanmerking komt voor het verkrijgen van een urgentiebeschikking. Let wel: het enkele feit dat een woningzoekende voldoet aan een of meerdere urgentiecriteria betekent niet dat er een recht ontstaat op urgentie. Telkens zal aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval, ingekaderd met de voorwaarden opgenomen in artikel 5 en daarvoor het aangeleverde bewijs ter onderbouwing, worden bezien of de woningzoekende in aanmerking komt voor een urgentiebeschikking. Er kan ook naar de eigen rol en inspanning gekeken worden om het woonprobleem zelf op te lossen. Zoals al meerdere malen is opgemerkt is de urgentieregeling een laatste redmiddel waarvan prudent gebruik moet worden gemaakt.
Artikel 7 / De urgentie categorie ‘maatschappelijke urgentie’
Ten aanzien van de categorie mantelzorg geldt het volgende: de woningzoekende woont niet in de gemeente en de afstand tussen de mantelzorgverlener en mantelzorgontvanger is groter dan hemelsbreed 5 kilometer. Daarnaast geldt dat, gelet op de duur, omvang en aard van de mantelzorg, het naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk is dat de woningzoekende verhuist.
In het tweede lid is opgenomen dat er bij deze categorie verlangd wordt dat de woningzoekende bij de aanvraag van een urgentiebeschikking, een aangifte of melding en eventueel rapport bij/ van Veilig Thuis dient te overleggen, indien een beroep wordt gedaan op zwaarwegende redenen, als bedoeld onder dit lid.
In het derde lid is opgenomen dat er bij gedwongen verkoop geen sprake is van verwijtbaar (betaal)gedrag. Dit gaat over dat de woningzoekende bepaalde (financiële) keuzes heeft gemaakt die er voor hebben gezorgd dat de hypotheeklasten niet konden worden voldaan. Hierbij moet per situatie worden beoordeeld of deze keuzes verwijtbaar zijn.
Nadrukkelijk is ervoor gekozen om hieraan een leeftijdsgrens van maximaal 23 jaar op te nemen. De formulering in het vierde lid onder a, namelijk dat sprake moet zijn een gelijk deel of de meerderheid van de zorg over de kinderen, is opgenomen met het oog op co-ouderschap. Hierbij is doorslaggevend bij welke ouder de kinderen gedurende 14 nachten verblijven. Een woningzoekende kan in het in het vierde lid onder a bedoelde geval een urgentiebeschikking krijgen wanneer het kind 7 of meer nachten per 14 dagen bij de ouder-woningzoekende verblijft. Een uitgangspunt is een ouderschapsplan dat is opgesteld door een mediator en is getekend door beide partijen. Indien dit niet mogelijk is, bijvoorbeeld bij een vechtscheiding, moeten met andere bewijsstukken, afspraken aannemelijk worden gemaakt.
In het vijfde lid is een regeling getroffen voor situaties waarin een woningzoekende door persoonlijke omstandigheden plotseling geconfronteerd wordt met hoge woonlasten in relatie tot diens inkomen. Het college van Burgemeester & wethouders heeft dan een woonkostentoeslag toegekend, waarna er verhuisd dient te worden.
Onder lid 6 is een bindingeis opgenomen in de vorm van maatschappelijke binding, zoals bepaald in artikel 14 van de Hv14. Woningzoekenden die in aanmerking willen komen voor een urgentiebeschikking in de categorie ‘maatschappelijke urgentie’ dienen op het moment van aanvragen minimaal 2 jaar aaneengesloten ingezetene te zijn van een van de gemeenten in het Stedelijk Gebied Eindhoven of één van de andere aangesloten gemeenten. Deze regiobinding beperkt niet het recht op vrijheid van vestiging. Woningzoekenden van buiten de SGE regio en aangesloten gemeenten kunnen immers via de reguliere weg wel nog reageren op sociale huurwoningen in de regio. De bindingseis is opgenomen omdat met het urgent huisvesten een probleem wordt opgelost. Binnen de regio zetten we ons in om woonproblemen die binnen de regio zijn ontstaan op te lossen, maar met de huidige krapte op de sociale woningmarkt kunnen we de woonproblemen die buiten de regio zijn ontstaan niet meer oplossen. De bindingeis, minimaal 2 jaar ingezetene zijn van de regio, is ontstaan in overleg met de woningcorporaties die werkzaam zijn in het SGE en de aangesloten gemeenten.
Artikel 8 / De urgentiecategorie ‘medische urgentie’
Er bestaan 2 verschillende types medische urgentie. Indien er een aanpassing in de woning noodzakelijk is, wordt hiervoor een aanvraag bij de Wmo afdeling van de betreffende gemeente gedaan. Als blijkt dat de aanpassing in de woning niet mogelijk is of niet de goedkoopste adequate oplossing, dan wordt de aanvraag van de woningaanpassing afgewezen en kan het Wmo-verhuisprimaat worden toegekend. Dan kan vervolgens een beschikking worden afgegeven voor medische urgentie.
In lid 3 van dit artikel wordt ook een bindingeis opgelegd waarbij als voorwaarde wordt gesteld dat de woningzoekende op het moment van aanvragen minimaal 2 jaar ingezetene is van de SGE regio en de andere aangesloten gemeenten. Deze bindingseis is alleen van toepassing op het geval van medische urgentie die niet onder de categorie Wmo vallen. Want in het geval van Wmo woont de aanvrager al in de desbetreffende gemeente.
Artikel 9 / De urgentiecategorie ‘volkshuisvestelijke urgentie’
Nadrukkelijk geldt deze bepaling niet voor woningen die door de woningcorporatie worden getransformeerd of gerenoveerd. De reden hiervoor is dat het aantal woningen gelijk blijft en daardoor geen huisvestingsprobleem ontstaat. Het geval dat een huurder tijdens de transformatie- of renovatiewerkzaamheden (tijdelijk) elders gehuisvest moet worden valt dan ook buiten het bereik van deze verordening;
Artikel 10 / De urgentiecategorie ‘sociale urgentie’
Voor artikel 10 lid 1 ligt de basis in de Wmo. Op basis van deze wet is er een beschikking afgegeven aan een betrokkene voor een intramurale setting. Voor Maatschappelijke opvang wordt alleen een beschikking afgegeven als de problematiek groter is dan alleen wonen. Er moet dus spraken zijn van meerdere problematieken voordat iemand in aanmerking kan komen voor Maatschappelijke opvang.
In de regionale visie Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang is vastgesteld dat de client teruggaat naar gemeente van herkomst. Dit moet aan de voorkant goed worden gecommuniceerd met cliënt en met gemeente van herkomst. Op basis van goede motivatie kan hiervan worden afgeweken. Terugkeer naar eigen gemeente moet dan problematisch zijn en dit moet goed worden gemotiveerd. Een voorbeeld hiervan is dat bijvoorbeeld in de eigen gemeente de kans op terugval groter is of dat iemand al zolang in een intramurale setting heeft gewoond en zijn werk en sociale leven in deze omgeving heeft opgebouwd.
Indien de cliënt klaar is om zelfstandig te gaan wonen met begeleiding, kan urgentie worden aangevraagd waarbij het een voorwaarde is dat de cliënt begeleiding accepteert. In principe moet hier een beschikking voor deze begeleiding vanuit de gemeente worden afgegeven. De gemeente kan hier van afwijken door begeleiding door Sociaal Team Helmond (STH) of WijEindhoven.
De toegekende sociale urgentie kan worden ingevuld door de zorgaanbieder het eerste jaar het huurcontract aan te laten gaan en begeleiding te laten bieden. Indien de cliënt in dat jaar laat zien dat het zelfstandig wonen goed gaat, wordt het huurcontract omgeklapt. Hiermee komt het huurcontract op naam van de cliënt. Dit wordt de zogenaamde ‘DOOR! Constructie’ genoemd. Incidenteel wordt er afgeweken van de DOOR! constructie. Bijvoorbeeld als het onmogelijk is voor de zorgaanbieder om een huurcontract aan te gaan.
Dit bovengenoemde geldt niet voor de gemeente Helmond. In Helmond worden de sociale urgenties door de gemeente afgegeven en de corporaties huisvesten met in principe een tijdelijk contract met aanvullende voorwaarden of zorgcontract. De tijdelijkheid wordt er af gehaald bij een positief resultaat van de client.
Artikel 11 / Vervallen, intrekken urgentiebeschikking of wijzigen urgentiecategorie
In eerste instantie lijkt het bepaalde in het derde lid, onder c, enigszins tegenstrijdig met de intrekkingsgrond van het tweede lid, onder d. Toch hoeft dat niet zo te zijn. Met het bepaalde in het tweede lid onder c, wordt zeker gesteld dat de urgentiebeschikking na zes maanden is uitgewerkt, als er geen gebruik van wordt gemaakt ondanks een eventueel gedaan aanbod voor een passende woonruimte. Eerder intrekken kan, maar is een bevoegdheid, geen verplichting. Er kan aanleiding zijn om daarvan af te zien.
Een intrekking- of wijzigingsprocedure van een beschikking komt overeen met de procedure waarbij de beschikking tot stand komt. In het tweede lid wordt aangeven, in de situatie dat de woningzoekende niet langer voldoet aan de eisen voor een indeling in één van de vier urgentiecategorieën, de woningzoekende in aanmerking kan komen voor een indeling in een andere categorie. De oude beschikking wordt dan niet gewijzigd, maar wordt ingetrokken waarna de situatie opnieuw wordt bekeken aan de hand van artikel 4 en 5. Er volgt dus weer een integrale beoordeling waarna wordt bezien of een urgentiebeschikking kan worden afgegeven.
Hoofdstuk 3 Huisvestingsvergunning
Artikel 12 / Registratie van woningzoekenden
Dit artikel vindt zijn basis in artikel 4, eerste lid, onder a van de Hv14 en maakt onderdeel uit van de regels die de gemeenteraad mag stellen voor het in gebruik geven of nemen van goedkope woonruimte. Hierbij zijn basiseisen gesteld, namelijk een registratie bij een woningcorporatie, het bijhouden van een adequaat registratiesysteem van urgent woningzoekenden en dat de ingeschrevene inzicht verkrijgt in diens registratie. Het registratievereiste is niet van toepassing voor de woningzoekenden als omschreven in de urgentiecategorie “volkshuisvestelijk”. Dit hangt samen met de eerder aangehaalde wettelijke verplichting tot huisvesting van vergunninghouders als opgenomen in artikel 28 Hv14 en het feit dat bijv. herstructureringskandidaten in beginsel wel huurder van een woningcorporatie zijn, maar daar niet als woningzoekende bekend staan.
Het is voldoende wanneer een woningzoekende zich registreert bij één van de in diens gemeente werkzame woningcorporaties in het SGE of van een aangesloten gemeente. Doordat registratie van de woningzoekende slechts kan plaatsvinden via de webapplicatie Wooniezie.nl ontstaat het hiervoor al aangehaalde “principe van uitwisselbaarheid”.
Artikel 13/ Huisvestingsvergunning
Dit artikel geeft de samenhang tussen de urgentiebeschikking en de huisvestingsvergunning weer. Om een woning met voorrang te verhuren aan een urgent woningzoekende is volgens het wettelijk systeem een huisvestingsvergunning nodig. Aangezien deze verordening uitsluitend ziet op het invoeren van een adequate urgentieregeling, zou het te ver voeren om alle woningzoekenden die in aanmerking komen voor woningen in de in artikel 2 aangewezen goedkope woningvoorraad, te confronteren met de huisvestingsvergunningplicht. Dit resulteert in een “noodgreep” die in dit artikel is opgenomen. Feitelijk wordt de algemene vergunningplicht voor de goedkope woningvoorraad ingeperkt tot woningzoekenden met een urgentiebeschikking.
Het had de voorkeur gehad, besluiten omtrent een urgentiebeschikking en een huisvestingsvergunning gelijktijdig te nemen, zodat ook het proces voor de urgent woningzoekende niet te complex wordt. Wettelijke regels over het inwerking treden van een besluit, alsmede over het bekend maken van beschikkingen, maken die voorkeursvariant lastig zo niet onmogelijk om te realiseren. Vandaar dat gekozen is voor een variant waarin besluiten volgtijdelijk worden genomen, maar wel een onverbrekelijke samenhang hebben. In de praktijk betekent dit dat de huisvestingsvergunning wordt verstrekt bij het tekenen van het huurcontract.
Artikel 14 / De aanvraag van de huisvestingsvergunning
De Huisvestingswet schrijft voor dat de gemeenteraad regels stelt over de wijze van aanvragen van een huisvestingsvergunning en welke gegevens daarbij overlegd moeten worden door de aanvrager. Gekozen is voor een constructie waarbij gebruik kan worden gemaakt van het aanvraagformulier voor het verkrijgen van een urgentiebeschikking. Dit om de administratieve lasten zover mogelijk te verminderen.
Artikel 15 / Rangorde woningzoekenden
Gezien de diversiteit aan urgentiecriteria en de omvang van het “bedieningsgebied” (door het principe van uitwisselbaarheid kan een urgent woningzoekende in het gehele SGE en van een eventueel aangesloten gemeente worden gehuisvest) is het aantal keren dat de rangorderegeling geraadpleegd moet worden naar verwachting gering. Er is daarom gekozen voor een minimale systematiek. Alleen statushouders en uitstroom uit een blijf-van-mijn-lijf-voorziening is geprioriteerd. De overige urgent woningzoekenden worden gehuisvest op het moment dat er voor hen een passende woning beschikbaar is, waarbij een regeling is getroffen voor het onverhoopte geval dat een exact dezelfde urgentiesituatie zich gelijktijdig voordoet.
Een tweetal bevoegdheden van het college zijn nadrukkelijk van mandaat uitgesloten. Deze bevoegdheden lenen zich naar hun aard niet voor mandatering en moeten derhalve op basis van artikel 10:3 Awb achterwege blijven. Het gaat hierbij om het in bijzondere gevallen verlengen van de geldigheidsduur van een urgentiebeschikking (artikel 11, derde lid) c en het toepassen van de hardheidsclausule (artikel 18).
De precieze werking van de commissie is geregeld in een door het college vastgesteld Reglement van Orde. De verordening geeft de minimale eisen waaraan dit reglement moet voldoen. Dat betekent óók dat bemensing in het Reglement (als uitwerking van de regeling in deze verordening) geregeld zal worden. Bij het opstellen van deze verordening is de vraag gesteld of huurdersorganisaties ook een lid en plaatsvervangend lid moeten kunnen voordragen. Uit het oogpunt van draagvlak en een samenstelling die recht doet aan de verschillende geledingen, lijkt zulks voor de hand te liggen. Wel blijven de eisen van onafhankelijkheid en adequate kennis en kunde, te allen tijde onverkort overeind.
Artikel 17/ Bezwaarschriftencommissie
Deze bepaling vormt de basis voor het in het leven roepen van de bezwaarschriftencommissie ter waarborging van een objectief advies richting het gemeentebestuur op bezwaren van woningzoekenden tegen een beslissing over (veelal het afwijzen van) een verzoek om urgentiebeschikking en/of een aanvraag om huisvestingsvergunning.
Hiervoor is al aangegeven dat uit deze verordening een tweetal voor bezwaar en beroep vatbare besluiten kunnen voortvloeien: de urgentiebeschikking en de beslissing op de aanvraag om huisvestingsvergunning. De bezwaarschriftencommissie van de gemeente Eindhoven is aangewezen voor de behandeling van bezwaren betreffende de besluiten genomen door de urgentiecommissie. Dit moeten gemeenten organiseren door middel van een aanwijzingsbesluit. Evenals bij de urgentiecommissie is opgemerkt, moet de precieze werking van de commissie worden geregeld in een door het college vast te stellen Reglement van Orde. De verordening geeft de eisen waaraan dit reglement moet voldoen. Indien er bezwaren komen op de urgentiebeschikkingen die door gemeenten zelf zijn afgegeven worden deze behandeld door de bezwaarschriftencommissie van die gemeente.
Artikel 20/ Inwerkintreding en geldigheidsduur
Artikel 21/ Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-221673.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.