Gemeenteblad van Voorst
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Voorst | Gemeenteblad 2025, 19205 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Voorst | Gemeenteblad 2025, 19205 | beleidsregel |
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2025
Burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst;
dat het gewenst is de bestaande beleidsregels voor maatschappelijke ondersteuning, vastgesteld op 2 mei 2023, te actualiseren;
dat er een nieuwe raamovereenkomst beschermd thuis is;
dat de term CARApatiënt niet meer wordt gebruikt
dat MEE Veluwe is opgegaan in MEE Samen;
dat er daarnaast in 2024 uitspraken zijn gedaan door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die wij hebben getoetst aan onze eigen beleidsregels;
gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2023;
vast te stellen: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2025.
Door of namens een inwoner wordt een melding gedaan bij 'Maatschappelijke Ondersteuning'. Een melding is gericht op het krijgen van ondersteuning op het gebied van zelfredzaamheid en participatie. De melding wordt geregistreerd en binnen 5 werkdagen schriftelijk bevestigd. Naast een melding kan een inwoner ook een informatie- of adviesvraag stellen bij Maatschappelijke Ondersteuning. Deze vragen worden niet aangemerkt als melding, maar wel geregistreerd als contactmoment. Wel wordt tijdens de analyse van de vraag, geïnventariseerd of een melding nodig is.
Een inwoner kan binnen 7 dagen na een melding een persoonlijk plan indienen waarin hij de omstandigheden beschrijft en aangeeft welke ondersteuning of voorziening naar zijn mening het meest is aangewezen. De inwoner wordt van deze mogelijkheid op de hoogte gebracht bij de aanmelding.
Artikel 1.3 Onafhankelijke inwonerondersteuning
Voor aanvang van het onderzoek wordt de inwoner, diens vertegenwoordiger en waar mogelijk de mantelzorger gewezen op de mogelijkheid van het gebruik van gratis en onafhankelijke inwonerondersteuning. De onafhankelijke inwonerondersteuner ondersteunt bij het gesprek maar voert niet het onderzoek uit.
Voorafgaand aan het gesprek inventariseert de medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning welke gegevens van een inwoner al bekend zijn bij de gemeente. Eventuele ondersteuning die aan gezinsleden wordt geboden moet daarbij ook onderzocht worden. Bij het vooronderzoek inventariseert de medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning of een inwoner of zijn hulpvraag al bekend zijn bij de gemeente en kan hij de identiteit van de inwoner controleren.
Als er sprake is van inschrijving van gezinsleden op het adres, waarbij het adres gebruikt wordt als postadres en niet als feitelijke verblijfplaats, dan zal client dit aantoonbaar moeten maken. In dit geval zal er ook afstemming met burgerzaken plaatsvinden.
Het gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Afhankelijk van de complexiteit van de ondersteuningsvraag kan het onderzoek bestaan uit één gesprek of meerdere gesprekken. Bij aanvang van het gesprek meldt de medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning aan de inwoner welke informatie uit dit vooronderzoek naar boven is gekomen. Als er een persoonlijk plan is aangeleverd door de inwoner wordt dit betrokken bij het onderzoek. Bij het gesprek is aandacht voor:
Als het noodzakelijk is, doet de medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning aanvullend onderzoek op basis van de gegevens uit het gesprek (bijvoorbeeld het opvragen van informatie van een behandelend ergotherapeut), om te bepalen of inwoner een (maatwerk)voorziening op grond van de Wmo nodig heeft.
De medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning bespreekt met de inwoner welke voorziening in zijn individuele situatie het meest geschikt is. Een passing van een voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel), een haalbaarheidstraining, het inmeten of een offerte opmaken kan ook onderdeel uitmaken van het onderzoek.
Artikel 1.6 Extern medisch advies
Het aanvragen van een onafhankelijk extern medisch advies kan onderdeel uitmaken van het onderzoek. Als een inwoner niet meewerkt aan het verkrijgen van extern medisch advies kan dit gevolgen hebben voor het vaststellen van het recht op een maatwerkvoorziening. Dit kan bijvoorbeeld tot gevolg hebben dat een maatwerkvoorziening niet verstrekt wordt of dat de aard van de voorziening anders wordt.
Artikel 1.7 Verkorte procedure
Als de situatie van inwoner al voldoende bekend is en er geen nieuwe omstandigheden aanwezig zijn die op de melding van invloed zijn, kan met instemming van de inwoner worden afgezien van (delen van) het onderzoek.
Binnen 9 werkdagen na het gesprek wordt het verslag met uitkomsten van het gesprek (het gespreksverslag) naar de inwoner gestuurd. De inwoner retourneert het verslag binnen 10 werkdagen voor akkoord of voor gezien. Als de inwoner niet akkoord is, kan de inwoner in een bijlage aangeven wat de reden daarvan is en tekenen voor gezien. Eventuele aanvullingen of opmerkingen op het verslag kan de inwoner vermelden in de bijlage. De opmerkingen komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar blijven aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
Het ondertekende gespreksverslag wordt aangemerkt als aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Bij de beoordeling van de aanvraag betrekt de medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning:
het dossier van de inwoner met daarin in ieder geval alle relevante inwonergegevens, de melding en de vaststelling van zijn identiteit, en voor zover aanwezig de gegevens en documenten die de inwoner heeft gegeven. Verder kunnen historische gegevens van de inwoner deel uitmaken van het dossier, die van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de actuele situatie
Artikel 1.10 Ondersteuningsplan
De medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning maakt een ondersteuningsplan op hoofdlijnen, volgens de vijf stappen van de CRvB, (ECLI:NL:CRVB 2018:2182)
Andere onderdelen van het Ondersteuningsplan kunnen zijn:
De inwoner ontvangt de beslissing op zijn aanvraag op grond van de Wmo 2015, binnen 2 weken na de aanvraag, schriftelijk in een beschikking. Als deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Algemene Wet bestuursrecht (Awb) de inwoner geïnformeerd worden over een verlenging of opschorting van deze termijn.
HOOFDSTUK 2 AFWEGINGSKADER VAN EIGEN KRACHT NAAR MAATWERK
In dit hoofdstuk worden de voorwaarden en criteria beschreven om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening.
De inwoner moet zijn hoofdverblijf hebben in de gemeente Voorst. Hoofdverblijf betekent naast ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP) ook dat de inwoner daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijft. Als de inwoner kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente komt wonen, kan -als hij nog niet in staat is geweest om zich in te schrijven in het BRP- de melding worden ingenomen. Een uitzondering hierop is het bezoekbaar maken van een woning. Voor meer informatie hierover wordt verwezen naar artikel 5.3.9.
Artikel 2.2 Langdurig noodzakelijk
Er moet sprake zijn van langdurige beperkingen op gebied van zelfredzaamheid of participatie. Tijdens het onderzoek wordt nagegaan of de noodzaak voor het treffen van een voorziening van blijvende of tijdelijke aard is, bijvoorbeeld in het kader van therapie. Kortdurende inzet van een maatwerkvoorziening is mogelijk om de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner te versterken of verbeteren. Daaronder kan ook toeleiding naar algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen of het ontlasten van mantelzorgers worden verstaan. Bijvoorbeeld op grond van de Zvw kunnen rolstoelen, drempelhulpen, transferhulpmiddelen zoals draaischijven, patiëntentilliften en transferplanken, toiletverhogers, toilet- en douchestoelen slechts voor beperkte of onzekere duur worden verstrekt.
Bij overige voorzieningen zoals woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen of rolstoel wordt uitgegaan van een langdurige noodzaak voor de voorziening. De medisch adviseur kan een belangrijke rol hebben om te bepalen of een maatwerkvoorziening medisch noodzakelijk is of dat deze juist anti revaliderend werkt. Onder langdurig wordt over het algemeen verstaan: langer dan 6 maanden of dat het een blijvende situatie betreft.
Als blijkt dat er aantoonbare beperkingen zijn die nog kunnen verbeteren of herstellen met een adequate behandelmethode moet in eerste instantie behandeling op grond van de Zorgverzekeringswet worden ingezet en afgewacht alvorens een maatwerkvoorziening kan worden toegekend.
Artikel 2.3 Eigen mogelijkheden
Een maatwerkvoorziening uit de Wmo is uitsluitend bedoeld als het niet in iemands eigen vermogen ligt zijn probleem zelf, of met hulp van mantelzorgers, huisgenoten en personen uit het sociale netwerk op te lossen. De inwoner wordt gestimuleerd zelf de regie te voeren en eigen mogelijkheden te benutten. Hierbij behoort ook de mogelijkheid een beroep te doen op familie en vrienden -het eigen sociale netwerk – alvorens een beroep wordt gedaan op ondersteuning via de Wmo. Op het moment dat iemand zelf een voorziening heeft getroffen, wordt niet met terugwerkende kracht een maatwerkvoorziening verstrekt.
Een inwoner komt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking als hij die noodzaak redelijkerwijs niet kon vermijden of de voorziening voorzienbaar was, maar de inwoner redelijkerwijs geen maatregelen kon treffen waardoor de hulpvraag voorkomen kon worden. Voorzienbaarheid is alleen een legitieme weigeringsgrond als iemand iets aanschaft of verhuist zonder rekening te houden met de al aanwezige beperkingen en de te verwachten ontwikkeling daarvan.
Artikel 2.5 Sociaal netwerk en mantelzorg
Sociaal netwerk verwijst naar de sociale context waarin de inwoner leeft zoals het gezin, vrienden, de buurt waarin iemand woont, zijn werkomgeving en de sociale groepen waartoe de inwoner behoort. Het sociale netwerk is vaak, waar mogelijk, bereid om (een deel van) de ondersteuning te bieden of voor de inwoner te organiseren. Deze ondersteuning geboden vanuit het sociale netwerk wordt in sommige gevallen mantelzorg genoemd. Mantelzorg is ondersteuning die mensen langdurig en onbetaald aan iemand verlenen, vanuit de persoonlijke band die mantelzorgers hebben met degene die zij ondersteunen. Als er sprake is van overbelasting van de mantelzorger kan het college ondersteuning bieden. Van belang hierbij is de balans tussen draagkracht en draaglast.
Artikel 2.6 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Bij een algemeen gebruikelijke voorziening is het uitgangspunt dat deze voor elke ingezetene van Nederland beschikbaar is. Met het criterium algemeen gebruikelijk wordt beoogd te voorkomen dat het college een maatwerkvoorziening verstrekt waarvan, gelet op de omstandigheden van betrokken inwoner, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken. Dat betekent dat iedereen deze voorziening zelf moet bekostigen. Als een maatwerkvoorziening voor de inwoner algemeen gebruikelijk is of als er sprake is van algemeen gebruikelijke kosten dan bestaat er geen aanspraak op een maatwerkvoorziening. Een algemeen gebruikelijke voorziening is volgens de heersende jurisprudentie van de CRvB een voorziening die voldoet aan de volgende criteria:
Als een algemeen gebruikelijke voorziening met aanpassingen een adequate oplossing biedt voor een probleem, komen, in overeenstemming met heersende jurisprudentie van de CRvB, alleen de specifieke aanpassingen in aanmerking voor vergoeding.
Artikel 2.6.1 Uitzondering bij algemeen gebruikelijke voorzieningen
In individuele gevallen kan een voorziening die op zichzelf als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd, vanwege omstandigheden aan de kant van de inwoner toch niet als algemeen gebruikelijk worden beschouwd. Deze uitzondering kan zich voordoen als:
Artikel 2.7 Algemene voorzieningen
Als een inwoner niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of de inzet van algemene voorzieningen een oplossing kan bieden. Een algemene voorziening is een vrij toegankelijke voorziening die vaak op een laagdrempelige wijze via dienstverlening worden aangeboden. Voorbeelden hiervoor zijn:
De bedoeling is dat mensen gestimuleerd worden om gebruik te maken van alle algemene voorzieningen die er zijn. Als een algemene voorziening daadwerkelijk beschikbaar is en door de inwoner financieel gedragen kan worden, komt een inwoner niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening.
De medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning beoordeelt of de inwoner in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de inwoner om dit te weerleggen.
Artikel 2.8 Voorliggende voorzieningen (op grond van aanpalende wet- en regelgeving)
De Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen op grond van een andere wet. Als deze voorliggende voorziening een passende en toereikende oplossing biedt of de kosten van de maatwerkvoorziening als niet noodzakelijk heeft aangemerkt gaat deze voorliggende voorziening voor op een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo. Dat laatste is bijvoorbeeld het geval bij een rollator die in de Zorgverzekeringswet als niet noodzakelijk is aangemerkt.
Bij voorliggende voorzieningen kan onder andere gedacht worden aan (niet limitatief):
de jeugdige en/of ouders (of andere wettelijk vertegenwoordiger) kan een beroep doen op voorzieningen voor jeugdhulp, die vrij toegankelijk zijn. Daarbij gaat het om: informatie en advies, toeleiding naar vrij toegankelijke hulp, licht pedagogische hulpverlening, spoedeisende zorg, advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling
daarnaast is er niet vrij toegankelijke op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulp. Daarbij gaat het om: individuele voorzieningen op het terrein van cure (interventie) en care (zorg en begeleiding). Deze jeugdhulp kan plaatsvinden op basis van verwijzing door CJG, huisarts, medisch specialist, jeugdarts, rechter en een zogenaamde gecertificeerde instelling
Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of de voorliggende voorziening toereikend en passend is. Als de inwoner geen gebruik wenst te maken van een voorliggende voorziening, kan dat niet tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening leiden. Of de inwoner dan daadwerkelijk de betreffende voorliggende voorziening zal gaan gebruiken behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.
Artikel 2.9 Verblijfsindicatie op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz)
Het college mag een maatwerkvoorziening weigeren als de inwoner een aanspraak heeft op zorg vanuit de Wet langdurige zorg. Het is zelfs mogelijk te weigeren als er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarop aanspraak kan maken, maar niet mee wil werken aan het verkrijgen van een besluit vanuit de Wlz (artikel 2.3.5 lid 6 van de wet).
Er moet echter wel altijd onderzocht worden of sprake is van een ondersteuningsbehoefte van de inwoner die niet door de Wlz wordt gedekt. Als duidelijk is dat de gevraagde ondersteuning volledig ondervangen wordt door de Wlz kan een summier onderzoek volstaan (bijvoorbeeld voor huishoudelijke hulp). Alleen wanneer op voorhand niet te zeggen is of de gevraagde ondersteuning volledig onder de Wlz valt, moet diepgaander onderzoek gedaan worden. De Wmo-voorziening loopt door tot 5 dagen nadat een Wlz-indicatie is gesteld, zodat er geen gat valt in de ondersteuning.
Artikel 2.10 Collectieve voorzieningen
Collectieve voorzieningen zijn maatwerkvoorzieningen die individueel worden verstrekt, maar die door meerdere personen tegelijk gebruikt kunnen worden. Deze voorzieningen worden speciaal georganiseerd voor mensen met beperkingen én zijn bedoeld voor "gemeenschappelijk gebruik". Het collectief vervoer is het meest duidelijke voorbeeld van een collectieve voorziening.
Artikel 2.11 Goedkoopst-adequate maatwerkvoorziening
Maatwerkvoorzieningen dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel het meest passend, als het goedkoopst-adequaat te zijn. De verstrekking is altijd gebaseerd op deze uitgangspunten. Bij de keuze voor een duurdere voorziening komen de meerkosten voor rekening van de inwoner. In dergelijke situaties zal de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een financiële tegemoetkoming gebaseerd op de goedkoopst adequate zorg in natura voorziening. Hiervoor worden de tarieven uit de betreffende Raamovereenkomst of die van de hulpmiddelenleverancier gehanteerd.
Artikel 2.12 Aanvaardbaar niveau van participatie en zelfredzaamheid
Het streven is om de persoon op het niveau van participatie en zelfredzaamheid te brengen dat bij zijn situatie past. Daarbij zijn met name van belang de situatie van de inwoner voordat hij getroffen werd door zijn beperkingen, alsmede de situatie van personen in vergelijkbare omstandigheden en in dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen hebben. Aanvaardbaar wil van de andere kant zeggen, dat de persoon zich er soms bij neer moet leggen dat er belemmeringen blijven, of dat hij zich enige beperkingen zal moeten getroosten. De compensatie beperkt zich in die zin tot wat noodzakelijk is in het licht van zelfredzaamheid en participatie, en breidt zich niet uit tot wat de persoon noodzakelijk vindt in het kader van smaak of levensstandaard, of betekent niet per definitie dat hij alle hobby's moet kunnen uitoefenen die hij voorheen uitoefende.
Artikel 2.13 Convenanten Wmo-hulpmiddelen
De VNG heeft in 2020 en 2021 het project 'Verbeteragenda toegang hulpmiddelen' uitgevoerd. Dit heeft als doel om verbeteringen in de hulpmiddelenverstrekking in de praktijk te stimuleren. Als onderdeel van dit project zijn er twee convenanten opgeleverd om als gemeente in de uitvoeringspraktijk over te nemen. De gemeente Voorst heeft deze convenanten in september 2022 ondertekend. Het gaat om de volgende twee convenanten en bijbehorende opleggers:
2.13.1 Convenant meeverhuizen van individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen
Als de hulpmiddelen in bruikleen zijn verstrekt door de gemeente betekent een verhuizing naar een andere gemeente in principe het einde van de bruikleenovereenkomst en worden de hulpmiddelen door de gemeente ingenomen. In het kader van het Convenant meeverhuizen wordt bij leverancier navraag gedaan of deze ook een contract heeft met de nieuwe gemeente waarbij inwoner in voorkomende gevallen het hulpmiddel kan behouden en de beëindiging administratief plaatsvindt. Voor inwoner is dit heel dienstverlenend. Uiteraard blijft inwoner wel zelf verantwoordelijk om zich voor Wmo voorzieningen tijdig aan te melden bij zijn nieuwe gemeente.
Dit kan van toepassing zijn wanneer de inwoner verhuist van de ene gemeente naar de andere, en wanneer de inwoner van de Wmo naar een intramurale Wlz-instelling verhuist. Hieronder staat de werkwijze conform het convenant beschreven.
De leverancier van de vertrek gemeente neemt contact op met de hulpmiddelenleverancier van de nieuwe gemeente. Deze leverancier neemt contact op met de Wmo van de nieuwe gemeente en die regelt de overname (beschikking). Binnen twee maanden na verhuizing is het hulpmiddel door de nieuwe leverancier overgenomen (inclusief onderhoud). De inwoner ontvangt hierover bericht. Na overdracht beëindigt de vertrek gemeente de voorziening
De inwoner of contactpersoon van de inwoner doet een melding van verhuizing naar een Wlz instelling. De Wmo-consulent onderzoekt of er sprake is van een intramurale of extramurale setting en of er bij intramurale setting sprake is van een Volledig Pakket Thuis (VPT) of Modulair Pakket Thuis (MPT) aanwezig is. Is het een VPT of MPT, dan moet de overstap als extramuraal worden gezien.
Het onderhoud is een apart onderdeel, waarbij het uitgangspunt is dat het onderhoud onder dezelfde voorwaarden door de nieuwe gemeente wordt overgenomen.
In alle gevallen meldt de inwoner zich bij de nieuwe gemeente. De nieuwe gemeente handelt de situatie af en verrekent, indien nodig, de bedragen met de vertrekgemeente.
Artikel 2.13.2 Convenant maatwerkprocedure toegang hulpmiddelen
Het doel van dit convenant is te bereiken dat de inwoner met een complex hulpmiddel of in een complexe situatie zo snel mogelijk een passend hulpmiddel krijgt. Dit wordt onder andere bereikt door:
Wanneer complexe hulpmiddelen aan de orde lijken te zijn, is er één Wmo-consulent die de regie neemt in die casus. Deze Wmo-consulent heeft het contact met inwoner, netwerk/betrokkenen van de inwoner, hulpverleners en de leverancier. Indien nodig kan de Wmo-consulent ook mee op passing voor de juiste beoordeling van de te selecteren voorziening al dan niet met individuele aanpassingen.
HOOFDSTUK 3 VERSTREKKINGSVORMEN
Een maatwerkvoorziening kan in natura, pgb of als financiële tegemoetkoming worden verstrekt. In dit hoofdstuk worden de verschillende verstrekkingsvormen, de criteria met betrekking tot de verstrekkingsvormen en de verschillende procedures behandeld.
Artikel 3.1 Voorziening in natura
Een voorziening in natura is een daadwerkelijke levering van een maatwerkvoorziening via een door het college gecontracteerde partner. Het college geeft aan de (door de inwoner gekozen) zorgaanbieder of leverancier opdracht de maatwerkvoorziening te leveren. Een maatwerkvoorziening kan in bruikleen of in eigendom worden verstrekt, afhankelijk van de kostenafweging welke wijze het goedkoopst - adequaat is.
Artikel 3.2 Persoonsgebonden budget (pgb)
Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee maatwerkvoorzieningen kunnen worden betaald. Een pgb wordt verstrekt onder de voorwaarden en bepalingen zoals deze zijn opgenomen in het programma van eisen voor de maatwerkvoorziening uit de beschikking. Een pgb wordt ingezet voor hulp die via de SVB wordt uitbetaald.
Artikel 3.3 Financiële tegemoetkoming
Een financiële tegemoetkoming wordt als verstrekkingsvorm ingezet voor hulp of voorzieningen die niet via de SVB worden uitbetaald.
Artikel 3.4 Hoogte pgb; algemene bepaling
Een maatwerkvoorziening kan volgens de Wmo 2015 in de vorm van zorg in natura, een pgb of een financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
Artikel 3.5 De maximale hoogte van een pgb per maatwerkvoorziening Artikel 3.5.1 De hoogte van een pgb voor hulp bij het huishouden
De bedragen voor een pgb voor hulp bij het huishouden worden bepaald op basis van het basistarief in natura. Afhankelijk van bij wie de huishoudelijke hulp wordt ingekocht worden de volgende percentages van dit basistarief gehanteerd:
Artikel 3.5.2 De hoogte van een pgb voor een maatwerkvoorziening begeleiding
De hoogte voor een pgb voor een maatwerkvoorziening begeleiding zijn als volgt:
Artikel 3.5.3 De hoogte van een pgb voor een maatwerkvoorziening respijtopvang
De hoogte voor een pgb voor respijtopvang wordt bepaald op basis van het basistarief voor respijtopvang per etmaal in natura. De volgende percentages van het basistarief worden gehanteerd:
Artikel 3.5.4 Hoogte financiële tegemoetkoming voor complexe woningaanpassingen
De kosten die bij een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing meegenomen kunnen worden, zijn de volgende:
Het architectenhonorarium wordt zo laag mogelijk vastgesteld en bedraagt maximaal 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat het honorarium niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen
De administratiekosten worden zo laag mogelijk vastgesteld en bedragen maximaal 10% van de hiervoor genoemde kosten die de eigenaar en/of verhuurder maakt voor een woonvoorziening en voor zover de kosten onder a tot en met k meer dan € 1.000,00 bedragen. Maximaal wordt € 350,00 voor administratiekosten vergoed
Artikel 3.5.5. Hoogte financiële tegemoetkoming voor een woon,- hulp,- of vervoersvoorzieningen
Voor de berekening van de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor woon,- hulp,- of vervoersvoorzieningen (waaronder scootmobielen, driewielfietsen) hanteren wij de volgende berekening:
100% maandhuurbedrag x 12 maanden x 7 jaren = (maximale) financiële tegemoetkoming.
Dit geldt niet voor trapliften. Bij trapliften kennen wij geen huur, maar een (eenmalige) aanschafprijs.
De berekening voor een traplift is aanschafprijs + kosten 12 jaren onderhoud = maximale vergoeding.
Artikel 3.6 Oneigenlijk gebruik
In gevallen van bruikleen kan de voorziening zelf worden opgehaald. Als het een dienst betreft (zoals hulp bij het huishouden) zal aan de voorziening in natura een waarde worden toegekend. Voor hulp bij het huishouden is die waarde te berekenen door het aantal uren ten onrechte genoten huishoudelijke hulp te vermenigvuldigen met de uurprijs. Voor voorzieningen die in eigendom zijn verstrekt, wordt de geldwaarde berekend door de aanschafwaarde te bepalen en de afschrijvingsduur vast te stellen.
Artikel 3.7 Afleggen verantwoording pgb of financiële tegemoetkoming
De inwoner waaraan een financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing is toegekend, dan wel de eigenaar van de woning, meldt binnen een termijn van maximaal 12 maanden nadat het pgb werd verleend dat de woningaanpassing is gerealiseerd onder overlegging van de hierop betrekking hebbende originele facturen, of de voortgang van de woningaanpassing.
Bij overlijden van de inwoner, na de 15e in een kalendermaand, zal het pgb voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een dienstverlening worden stopgezet per eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden. Valt de overlijdensdatum voor of op de 15e in een kalendermaand dan zal het pgb per de 15e van de lopende kalendermaand worden stopgezet.
Als een hulp- of vervoersmiddel in eigendom is verstrekt dan blijft deze na overlijden in eigendom van de nabestaanden. Nabestaanden mogen de voorziening verkopen, hiervoor mag geen financiële tegemoetkoming worden aangevraagd om dubbele financiering van voorzieningen te voorkomen. Bij een financiële tegemoetkoming voor een tweedehands voorziening zal er altijd navraag worden gedaan naar de herkomst van de voorziening.
Artikel 3.9 Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een pgb Artikel 3.9.1 Gemotiveerd plan
Een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt alleen verstrekt als de inwoner naar het oordeel van het college in staat is om, eventueel met behulp van derden, het pgb doeltreffend te besteden en de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. De inwoner moet aan de hand van een opgesteld plan motiveren dat hij de maatwerkvoorziening als Pgb geleverd wenst te krijgen. Door het opstellen van een gemotiveerd plan wordt de inwoner gestimuleerd na te denken over zijn zorgvraag, deze uit te werken en te concretiseren, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Het college neemt het plan mee in zijn overweging.
Artikel 3.9.2 Inzetten sociaal netwerk of mantelzorgers
In het gemotiveerde plan kan de inwoner de wens uitspreken om zijn sociale netwerk of mantelzorgers in te willen zetten. De beloning van het sociale netwerk moet beperkt blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld).
Artikel 3.10 Weigeringsgronden pgb
Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder/ inwoner problemen zal hebben met het omgaan met een pgb bijvoorbeeld wanneer:
Andere redenen om een maatwerkvoorziening niet als pgb te verstrekken zijn (niet limitatief):
Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een pgb niet gewenst is. Deze zijn verder uitgewerkt in de Verordening maatschappelijke ondersteuning. Om een pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er een onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld. Als een pgb niet besteed wordt aan dat waarvoor het bedoeld is zal uitbetaling niet plaatsvinden c.q. worden teruggevorderd.
Artikel 3.11 Kwaliteit van dienstverlening
De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een pgb moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura. In het gemotiveerd plan moet aangetoond worden op welke wijze deze kwaliteit geborgd is.
Artikel 3.12 Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder
De inwoner/budgethouder is zelf verantwoordelijk voor:
De gemeente betaalt in geval van huishoudelijke hulp en begeleiding de pgb uit in de vorm van Trekkingsrecht via de SVB. De budgethouderlaat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel (uren) hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De inwoner moet een zorgovereenkomst sluiten met zijn zorgaanbieder.
Hiervoor moet de (model)zorgovereenkomst van de SVB gebruikt worden.
Voor alle maatwerkvoorzieningen – behalve de wettelijk uitgesloten rolstoelen en collectief vervoer (CVV) – is een eigen bijdrage verschuldigd. Ongeacht of er sprake is van de verstrekking in natura of in de vorm van een pgb. De eigen bijdrage voor maatschappelijk ondersteuning wordt uitgevoerd zoals omschreven in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Voor de wijze waarop de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, wordt het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 gevolgd. De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag het college bepalen en dit mag kostendekkend zijn. De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.
Artikel 4.1.1 Eigen bijdrage huishoudelijke ondersteuning, begeleiding en kortdurend verblijf
Voor deze maatwerkvoorzieningen wordt de maximale eigen bijdrage geïnd voor de duur van de indicatie.
HOOFDSTUK 5 AFWEGINGSKADER MAATWERKVOORZIENING
Artikel 5.1 Bevorderen van zelfredzaamheid en participatie
Het doel van een maatwerkvoorziening is bij te dragen aan een situatie waarin de inwoner zo zelfredzaam mogelijk is, of participeert in de samenleving, en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 gaat uit van maatwerk aan de inwoner door te kijken naar de mogelijkheden die iemand heeft. Per inwoner wordt eerst gekeken naar de mogelijkheden om zelf, of in het netwerk, oplossingen te vinden voor zijn ondersteuningsvraag. Wel is getracht om, mede op basis van jurisprudentie richtlijnen te geven waarin een maatwerkvoorziening kan voorzien.
Artikel 5.2 Huishoudelijke hulp Artikel 5.2.1 Inleiding en afbakening
Huishoudelijke hulp bestaat uit twee onderdelen: ondersteuning bij het huishouden (schoon huis) en regie op een gestructureerd huishouden. De inzet van een maatwerkvoorziening op het gebied van de huishoudelijke hulp heeft als doel de zelfredzaamheid te verbeteren en/of te behouden. In dit hoofdstuk wordt het afwegingskader van het college op het gebied van de huishoudelijke hulp globaal beschreven. Voor een meer gedetailleerde toelichting en de normtijden voor hulp bij het huishouden wordt verwezen naar de bijlage 1 bij deze beleidsregels.
Het uitgangspunt bij huishoudelijke hulp is dat de leefeenheid primair zelf verantwoordelijk is voor het huishouden. Onder een leefeenheid wordt verstaan een "eenheid bestaande uit gehuwden of met gehuwden gelijk te stellen personen die al dan niet samen met een of meer andere personen duurzaam een huishouden voeren".
In de volgende situaties is er geen sprake van een leefeenheid, die een gezamenlijk huishouden voert:
Artikel 5.2.3 Eigen mogelijkheden en sociaal netwerk
Bij huishoudelijke hulp wordt eerst uitgegaan van de eigen mogelijkheden van een inwoner en het benutten van zijn sociaal netwerk. Tot eigen mogelijkheden hoort bijvoorbeeld een al bestaande particuliere huishoudelijke hulp. Als er langer dan 9 maanden particuliere huishoudelijke hulp wordt ingezet, dan gaan wij er van uit dat er sprake is van voldoende eigen mogelijkheden, waardoor een aanvraag voor huishoudelijke hulp vanuit de Wmo wordt afgewezen.
Als de eigen mogelijkheden geen uitkomst bieden wordt gekeken of het sociale netwerk een oplossing kan bieden. Hierbij wordt ook gekeken naar de gebruikelijke hulp van een partner/ kinderen.
Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse zorg en ondersteuning, die partners, ouders en inwonende kinderen geacht worden elkaar onderling te bieden, omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren. Dat betekent dat van huisgenoten verwacht wordt dat zij, bij uitval van één van de leden van die leefeenheid, een herverdeling maken van de huishoudelijke taken. Een huisgenoot kan zowel een volwassene als een kind zijn, dus alle bewoners van één adres die samen één huishouden voeren.
In de volgende situaties wordt geen huishoudelijke hulp geïndiceerd op grond van gebruikelijke zorg:
Bij werkenden, uitgezonderd beroepsgroepen als zeevarenden, vrachtwagenchauffeurs en daarmee vergelijkbare beroepsgroepen waarvoor uit hoofde van hun beroep geldt dat zij langdurig van huis (moeten) zijn, wordt geen rekening gehouden met zeer drukke werkzaamheden bij uitstelbare zorg.
Artikel 5.2.4 Algemene en voorliggende voorzieningen
Zoals in hoofdstuk 3 beschreven hoort de toepasbaarheid van algemene- en voorliggende voorzieningen tot elk onderzoek. Bij huishoudelijke hulp wordt hieronder bijvoorbeeld technische apparatuur zoals een wasmachine of stofzuiger, een droogtrommel of een afwasmachine verstaan.
Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn, maar wel een adequate oplossing zouden bieden, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van huishoudelijke hulp. De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van dergelijke algemene voorzieningen. Deze worden in het kader van de Wmo 2015 niet verstrekt. Andere (wettelijke) regelingen op het gebied van de huishoudelijke hulp zijn bijvoorbeeld:
Artikel 5.2.5 Maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp
Als het voorafgaande niet geleid heeft tot een oplossing, zal de inwoner in aanmerking kunnen komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden. De omvang van de huishoudelijke hulp wordt uitgedrukt in uren. De toegekende uren worden per activiteit gespecificeerd volgens het normenkader van HHM.
Er zijn twee vormen van huishoudelijke hulp te onderscheiden:
Ondersteuning bij het huishouden (schoon huis)
Van ondersteuning bij het huishouden is sprake als de inwoner huishoudelijke werkzaamheden niet (meer) zelf kan uitvoeren. De werkzaamheden moeten worden overgenomen, omdat het inwonersysteem (te weten het gezin, huishouden, netwerk) niet in staat is dit (volledig) op te vangen. Te bereiken resultaat: de 5 primaire ruimtes in huis zijn schoon en leefbaar.
Regie op gestructureerd huishouden
Van hulp bij de regie op een gestructureerd huis houden is sprake als de inwoner verlies ervaart van regie bij het organiseren en structureren van het huishouden. De regie van het huishouden moet (deels) overgenomen worden. Het inwonersysteem is niet in staat dit (volledig) op te vangen. Te bereiken resultaat: een schoon huis en een gestructureerd huishouden.
De productdefinitie(s) huishoudelijke hulp staan in de meest recente versie van het Zorgproductenboek.
Artikel 5.3 Woonvoorzieningen Artikel 5.3.1 Inleiding en afbakening
In het kader van participatie en zelfredzaamheid van inwoners is zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving een van de belangrijke doelen van de Wmo 2015. Geschikt wonen is een essentiële basis om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen mogelijk te kunnen maken. Woonvoorzieningen kunnen zijn:
Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorgt voor een woning. Daarbij gaan we er van uit dat een ieder rekening houdt met de hem bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst. Uit jurisprudentie blijkt dat een woningaanpassing als doel heeft normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning.
Wat we in dit kader niet vergoeden:
Uitgangspunt is dat wanneer aan de inwoner een woonvoorziening (nagelvast) is verstrekt, de inwoner geacht wordt 10 jaar te blijven wonen in de woning waar de woonvoorziening voor verstrekt is. Pas na 10 jaar kan een nieuwe woonvoorziening worden verstrekt. Voorgaande is niet het geval wanneer er sprake is van gewijzigde omstandigheden.
Artikel 5.3.2 Eigen kracht en sociaal netwerk
Uit de criteria voor een maatwerkvoorziening zoals opgenomen in de Verordening blijkt dat de inwoner alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, de voorziening niet voorzienbaar (artikel 2.4) was of van inwoner niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt. Bij het ouder worden kunnen veel mensen voorzien dat de leefomgeving aangepast moet worden op beperkingen die hiermee verband houden. Ook bij bepaalde langzaam progressieve aandoeningen kan verwacht worden dat inwoners kunnen voorzien dat het wonen in de huidige woning problemen gaat opleveren.
Voorzienbaarheid betekent dat het college van inwoners verwacht dat zij zelf of samen met het eigen netwerk oplossingen zoeken voor ervaren of toekomstig te verwachten belemmeringen bij het zelfstandig wonen. De inwoner heeft dus zelf een eigen verantwoordelijkheid om het zo lang mogelijk zelfstandig wonen in de eigen leefomgeving mogelijk te maken.
Bovenstaande betekent dus ook dat wanneer een inwoner ervoor kiest om van een adequate woning (woning die geschikt is voor inwoner, eventueel na woningaanpassingen) te verhuizen naar een woning die niet adequaat is (woning is niet geschikt voor inwoner, woningaanpassingen zijn mogelijk vereist), dan komt dit voor het eigen risico van de inwoner. Inwoner komt dan niet in aanmerking voor woningaanpassingen.
Tijdens het onderzoek wordt beoordeeld of het sociale netwerk een bijdrage kan leveren aan het te bereiken resultaat. Er wordt bijvoorbeeld geen woonvoorziening of aanpassing gerealiseerd als het te bereiken resultaat ook bereikt kan worden door de hulp van huisgenoten.
Artikel 5.3.3 Algemene en voorliggende voorzieningen
Bij woonvoorziening kan worden uitgegaan dat een aantal voorzieningen als algemeen gebruikelijke kunnen worden beschouwd. Het zijn voorzieningen die ook gebruikt worden door mensen zonder beperking en breed (in de reguliere handel) verkrijgbaar zijn, o.a. in bouwmarkten. Verwacht mag worden dat mensen tijdig maatregelen treffen om de woning te kunnen blijven gebruiken, ook al worden ze ouder of neemt de beperking toe, bijvoorbeeld door adequate vervanging van het sanitair of, bij het leggen van nieuwe vloeren, door het verwijderen van drempels. Wat algemeen gebruikelijk is, is ook aan maatschappelijke ontwikkelingen onderhevig en kan in de loop der jaren veranderen.
Voor kortdurend gebruik (maximaal 6 maanden) zijn losse woonvoorzieningen te leen via een uitleendepot van thuiszorgaanbieders of hulpmiddelen-leveranciers.
Artikel 5.3.4 Primaat van verhuizen
Als vaststaat dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is wordt eerst door het college beoordeeld of verhuizing naar een reeds aangepaste woning of naar een goedkoper en gemakkelijker aan te passen woning een adequate oplossing is. In de jurisprudentie is het hanteren van het primaat van de verhuizing geaccepteerd door de Centrale Raad van Beroep. Als overwogen wordt om het primaat van verhuizing toe te passen zullen een aantal factoren, overwogen worden:
Een dergelijke zorgvuldige afweging van alle argumenten ligt aan het besluit voor verhuizing ten grondslag.
Artikel 5.3.6 Voorwaarden voor uitbetaling van de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening
Om te bereiken dat de woningaanpassing wordt uitgevoerd conform het programma van eisen, worden de gestelde eisen in de beschikking opgenomen. De eisen die gesteld worden, zijn de volgende:
Artikel 5.3.7 Opstalverzekering
Voor een vergrote woning wordt geen hogere opstalverzekering vergoed.
Artikel 5.3.8 Maatwerkvoorziening wonen
Een aanpassing kan pas worden uitgevoerd nadat de inwoner een beschikking heeft ontvangen. Als een voorziening, nadat de werkzaamheden zijn aangevangen of voltooid, wordt aangevraagd, en niet meer is vast te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was, kan dat tot de conclusie leiden dat betrokkene zijn eigen verantwoordelijkheid heeft genomen en zelf zijn probleem heeft kunnen oplossen zodat ondersteuning niet nodig is.
Uitgangspunt is de goedkoopst adequate voorziening. Om tot een bepaling van de goedkoopst adequate voorziening te komen kan (wanneer nodig) een bouwkundig advies worden aangevraagd. Losse voorzieningen zijn veelal voorliggend op bouwkundige woonvoorzieningen. Een losse tillift is bijvoorbeeld te verkiezen boven een plafondlift.
Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassing wordt aangesloten bij de eisen van het Bouwbesluit en aan wat algemeen gebruikelijk is in de sociale woningbouw. De aanpassingen mogen geen betrekking hebben op een hoger niveau dan het niveau van voorzieningen in de sociale woningbouw, zoals bij grotere of luxere woningen worden geen extra voorzieningen zoals bijvoorbeeld extra automatische deuropeners, aangebracht.
Wij onderscheiden de volgende woonvoorzieningen:
Losse woonvoorzieningen : voorzieningen die niet nagelvast, dus verplaatsbaar zijn (bijvoorbeeld een toiletstoel, douchestoel, tillift).
Waar mogelijk wordt uit het oogpunt van herbruikbaarheid gekozen voor verstrekking van losse woonvoorzieningen. Ook in situaties waarin mensen wachten op opname in een zorginstelling of wanneer zij terminaal zijn, wordt bij voorkeur gewerkt met losse woonvoorzieningen.
Bouwkundige woonvoorziening : nagelvaste voorzieningen (bijvoorbeeld een douchezitje aan de muur of het nivelleren van de drempels bij voor- en/of achterdeur).
In een aantal situaties zal geen sprake zijn van een resultaatsverplichting van het college omdat in die situaties sprake is van een bijzondere woonsituatie:
Het treffen van woonvoorzieningen in één van bovenstaande woonvormen is in het kader van de Wmo dan niet meer mogelijk.
Een woonvoorziening wordt verleend als de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.
In uitzonderingssituaties is er sprake van twee hoofdverblijven bijvoorbeeld bij kinderen van gescheiden ouders, die in co-ouderschap door beide ouders worden opgevoed en daadwerkelijk de ene helft van de tijd bij de ene ouder wonen en de andere helft van de tijd bij de andere ouder. In die situatie kunnen, als niet anders mogelijk is, twee woningen aangepast worden, als deze beide woningen binnen de gemeente Voorst liggen.
Wanneer de inwoner in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de inwoner toegang tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet heeft. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. Voor een woning bezoekbaar maken, niet zijnde het hoofdverblijf, geldt een maximum bijdrage van € 6.000,00.
Artikel 5.3.11 Maxima bij uitbreiding woning
Bij een aanbouw aan de woning of uitbreiding van ruimten in de woning wordt voor maximaal onderstaand aantal m² een pgb verleend, tenzij er een medische noodzaak is voor een ander maximum en dit door een onafhankelijk medicus of paramedicus is vastgesteld.
Artikel 5.3.12 Onderhoud, keuring en reparatie van een woning
De inwoner die een voorziening vraagt in het kader van kosten van onderhoud, keuring en reparatie kan daarvoor in aanmerking komen wanneer:
Artikel 5.3.13 Tijdelijke huisvesting
De inwoner die een voorziening vraagt in de niet vermijdbare dubbele woonlasten 1. bij tijdelijke huisvesting in een zelfstandige woonruimte of 2. bij de noodzaak de bestaande woning langer te moeten aanhouden, krijgt de feitelijke lasten tot aan de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag voor een periode van maximaal zes maanden vergoed.
Artikel 5.3.14 Verhuis- en herinrichtingvergoeding
De inwoner die verhuist van een niet adequate woning naar een adequate woning kan in aanmerking komen voor financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 2.500,00.
Voor een woningsanering wordt een tegemoetkoming verleend gelijk aan de normbedragen in de Nibud richtlijnen. Een verstrekking is alleen mogelijk als de te vervangen vloerbedekking en/of gordijnen nog niet zijn afgeschreven. Is de afschrijvingstermijn onbekend, dan bepaalt het college de afschrijvingstermijn.
Artikel 5.3.17 Aanvullende afspraken woonvoorzieningen
Plaatsen mobiele zorgunit huurwoning
Wanneer bij een grote woningaanpassing (bijvoorbeeld een aanbouw) bij een huurwoning het primaat van de verhuizing niet toegepast kan worden, dan wordt er waar mogelijk gekozen voor een mobiele zorgunit, tenzij:
De zorgunit wordt in bruikleen verstrekt.
Plaatsen mobiele zorgunit particuliere woning
Wanneer het een particuliere woning betreft en de inwoner wenst een verbouwing boven een adequate mobiele zorgunit dan worden maximaal de kosten vergoed die het plaatsen van een mobiele zorgunit gekost zou hebben.
Artikel 5.4 Vervoersvoorzieningen Artikel 5.4.1 Inleiding en afbakening
Vervoer wordt als zodanig nadrukkelijk genoemd in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015. Vervoer draagt bij aan het zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen in de eigen omgeving. Het resultaat van een maatwerkvoorziening is dat een inwoner voldoende zelfredzaam is en in staat is te participeren in de maatschappij.
De vervoersvoorziening richt zich op het vervoer in de directe woon- en leefomgeving. Hierbij moet gedacht worden aan verplaatsing in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Uit jurisprudentie blijkt dat om te kunnen participeren de inwoner de mogelijkheden moet hebben om jaarlijks lokaal en regionaal max. 2000 km te kunnen reizen. Bovenregionale vervoersdoelen vallen buiten de reikwijdte van de Wmo. Buiten dit gebied kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, in dit geval Valys.
Artikel 5.4.2 Eigen kracht en sociaal netwerk
De inwoner moet zich ervan bewust zijn dat hij eerst uitgaat van zijn eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van zijn sociaal netwerk. Eigen kracht oplossingen zijn bijvoorbeeld:
Een vervoermiddel zoals een auto, een scooter, een fiets (met trapondersteuning) of een ander zelf aangeschaft vervoermiddel, waarmee in de vervoersbehoefte kan worden voorzien
Het regulier openbaar vervoer Het openbaar vervoer (OV) bestaat uit trein, bus, tram en metro. Het OV-beleid gaat uit van de inclusieve samenleving, waarbij het regulier openbaar vervoer ook toegankelijk is voor personen met een beperking
Van de inwoner wordt ook verwacht dat hij de mogelijkheden verkent om bij het sociaal vervoer een beroep te doen op de sociale omgeving. Te denken valt aan vervoer naar de kerk, vereniging of club. Vaak kan het vervoer gebundeld of gecombineerd worden. Door samen te reizen wordt de participatie gestimuleerd.
Artikel 5.4.3 Algemene- en voorliggende voorzieningen
PlusOV is (ook) een algemene voorziening. Hiervan zal de inwoner, eventueel met behulp van zijn sociaal netwerk, gebruik kunnen maken. Ook is het openbaar vervoer steeds vaker toegankelijk en bruikbaar voor inwoners met een beperking, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de assistentie van de NS of RRReis.
Andere wettelijke regelingen gaan voor op de Wmo. In het kader van de vervoersvoorzieningen kan gedacht worden aan de volgende regelingen:
Artikel 5.4.4 Primaat collectief vervoer
Als vaststaat dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is om zelfredzaam te zijn en te kunnen participeren, wordt eerst beoordeeld of gebruik van collectief vervoer een oplossing biedt. Het collectief vervoer is een open systeem waarvan iedereen in het vervoersgebied gebruik kan maken.
Het gaat om vervoer van deur tot deur, op bestelling. Er wordt gereden met (rolstoel-) taxibusjes of een gewone taxi (personenauto). Met het collectief vervoer kan de inwoner binnen een straal van ongeveer 20 kilometer reizen. Voor gebruik van het collectief vervoer met een Wmo-pas is een ritbijdrage per zone conform het openbaar vervoer verschuldigd.
Artikel 5.4.5 Maatwerkvoorzieningen vervoer
Als de inwoner niet geholpen kan worden door middel van zijn eigen kracht, sociaal netwerk of een collectieve voorziening zal een passende maatwerkvoorziening worden ingezet. Ook hierbij geldt het principe goedkoopst adequaat.
Met de door het college gecontracteerde leverancier zijn afspraken gemaakt welke voorzieningen binnen het zogenaamde "kernassortiment" geleverd worden. De samenstelling van dit pakket is zodanig dat er voor iedere inwoner een passende maatwerkvoorziening geleverd kan worden. De leverancier van het hulpmiddel stelt in overleg met de inwoner vast hoe het hulpmiddel technisch wordt uitgevoerd om te voldoen aan het functioneel programma van eisen. Hierbij worden de voor de inwoner noodzakelijke opties en individuele aanpassingen aan het hulpmiddel meegenomen.
Er zijn twee soorten maatwerkvoorzieningen vervoer te onderscheiden:
De inwoner krijgt Begeleiding Groep is niet in staat zelf vervoer te organiseren. De vervoersvoorziening 'PlusOv' volstaat niet.
De inwoner krijgt Begeleiding Groep of Behandeling Jeugd en is niet in staat zelf vervoer te organiseren. De vervoersvoorziening 'PlusOv' volstaat niet. De inwoner is jonger dan 18 jaar en/of is rolstoelafhankelijk, waardoor een hoger tarief geldt dan voor Vervoer.
De productdefinities vervoer staan in het meest recente Zorgproductenboek. Gewenning- en haalbaarheidslessen: Door de leverancier kunnen gewenning of haalbaarheidslessen gegeven worden.
Artikel 5.4.7 Uitgesloten doelen
Geen voorziening binnen de kaders van de Wmo wordt toegekend voor:
Artikel 5.5 Rolstoelvoorzieningen Artikel 5.5.1 Inleiding en afbakening
Een rolstoel is bedoeld voor het verplaatsen in en om de woning en is essentieel om de zelfredzaamheid en participatie van een inwoner te verbeteren of te behouden. Het hoeft niet zo te zijn dat de inwoner de gehele dag is aangewezen op een rolstoel Als de inwoner bijvoorbeeld wel een kleine afstand te voet (bijvoorbeeld 50 meter) kan afleggen, maar daarna is aangewezen op zittend verplaatsen, dan kan hij of zij op een rolstoelvoorziening aangewezen zijn. Het moet dan veelal wel duidelijk zijn dat andere loophulpmiddelen (zoals een rollator of trippelstoel) geen oplossing bieden voor het verplaatsingsprobleem. Ook individuele aanpassingen en accessoires aan een rolstoel kunnen vallen onder de maatwerkvoorziening rolstoel.
Artikel 5.5.2 Eigen kracht en sociaal netwerk
Het inzetten van de eigen kracht door de inwoner kan zich vertalen in het met eigen middelen huren of aanschaffen van een rolstoel, bijvoorbeeld op internet of bij leveranciers. Dit zal meestal eenvoudige (incidenteel) rolstoelen betreffen. Ook het lenen van een rolstoel bij derden (kennissen bijvoorbeeld) kan een tijdelijk oplossing bieden, bijvoorbeeld nodig is bij het maken van een uitstapje.
Artikel 5.5.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn worden doorgaans als algemeen gebruikelijke beschouwd en daarom niet vergoed. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan:
Andere wettelijke regelingen gaan voor op de Wmo. In het kader van de rolstoelvoorzieningen kan gedacht worden aan de volgende regelingen:
Artikel 5.5.4 Maatwerkvoorziening rolstoel
Als blijkt dat de inwoner, al dan niet met behulp van een algemene- of voorliggende voorziening, niet in zijn verplaatsingsbehoefte kan voorzien kan een rolstoel verstrekt worden.
Er wordt onderscheid gemaakt in de volgende rolstoelvoorzieningen:
Met aanpassingen aan de rolstoel wordt het volgende bedoeld: De meeste rolstoelen worden in een standaarduitvoering geleverd. Bij de keuze van de rolstoel zal worden gezocht naar een rolstoel die in de standaarduitvoering zo passend mogelijk is en ook zoveel mogelijk tegemoetkomt aan de eisen van de inwoner. Toch zal in een aantal gevallen aanpassingen noodzakelijk zijn om de rolstoel tot een passend middel te maken. Soms bestaat het aanpassen van de rolstoel uit het toevoegen van standaard rolstoelonderdelen. In andere gevallen zal een aanpassing individueel en op maat gemaakt moeten worden. Ook kunnen er accessoires op de rolstoel nodig zijn om de rolstoel tot een passend middel te maken. Zowel de aanpassingen als de accessoires moeten medisch noodzakelijk zijn. Daarnaast moeten de aanpassingen en accessoires tot doel hebben om de rolstoel een passende voorziening te maken om de rolstoelgebruiker buitenshuis en/of binnenshuis te laten verplaatsen.
Artikel 5.5.5 Sportvoorziening
Een bijzondere groep maatwerkvoorzieningen die onder de rolstoelen valt zijn de sportvoorzieningen. Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de inwoner zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn -dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport-, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een andere voor sport bedoelde voorziening.
Bij de beoordeling van de melding wordt uiteraard in eerste instantie nagegaan of er geen voorliggende voorzieningen, fondsen of andere subsidies zijn en of een persoon aan de criteria om in aanmerking te komen voor een sportvoorziening voldoet. Op grond van eerdere regelgeving Wmo en jurisprudentie kan worden gesteld dat het redelijk is om maximaal eens per 4 jaar hiervoor een vergoeding te verstrekken. De inwoner moet aannemelijk maken dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden. Bovendien kost sporten zonder beperking ook geld en mag van de inwoner zelf ook worden verwachten dat hij een deel van de kosten draagt.
De criteria om voor een sportvoorziening in aanmerking te komen zijn:
Voorzieningen voor topsport worden uitgesloten van verstrekking op grond van de Wmo. Door middel van sponsoring of andere regelingen moet hier een oplossing voor worden gevonden.
De sportvoorziening wordt uitsluitend als financiële tegemoetkoming verstrekt. Bij de verstrekking kan een algemeen gebruikelijk deel in mindering worden gebracht. Dit bedragen de kosten die een persoon zonder beperkingen in een gelijke situatie anders ook had moeten betalen.
Artikel 5.5.6 Maximale vergoeding sportvoorziening
De sportvoorziening wordt verstrekt als financiële tegemoetkoming en bedraagt maximaal € 3.000,00 voor de aanschaf en het onderhoud van een niet elektrische rolstoel en maximaal € 6000,00 voor een elektrische rolstoel voor de duur van vier jaren.
Artikel 5.6 Begeleiding Artikel 5.6.1 Inleiding en afbakening
Onder Begeleiding wordt verstaan: activiteiten gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie van de inwoner opdat hij zo lang mogelijk in zijn eigen leefomgeving kan blijven (artikel 1.1.1 Wmo 2015). Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden.
Artikel 5.6.2 Eigen kracht en sociaal netwerk
Het college beoordeelt oplossingen in de vorm van de eigen kracht van inwoner, gebruikelijke zorg of de inzet van het sociaal netwerk. Van de partner kan verwacht worden dat gebruikelijke taken als begeleiding in de thuissituatie zoals bijhouden van de administratie of het nakomen van afspraken overgenomen wordt. Hierbij wordt rekening gehouden met de draagkracht van mantelzorgers. In geval van bijvoorbeeld dreigende overbelasting van de mantelzorger kan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden toegekend ter ontlasting en stabilisatie.
Artikel 5.6.3 Algemene en voorliggende voorzieningen
Als een inwoner niet vanuit zijn eigen mogelijkheden en sociaal netwerk zelfredzaam kan zijn wordt gekeken naar algemene of voorliggende voorzieningen. Hier wordt in ieder geval rekening gehouden met (niet limitatief):
Wettelijke voorliggende voorzieningen:
Jeugdwet: opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking, medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis of tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan in sommige gevallen ondersteunend op de opvoedondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden. Aanspraak op de Jeugdwet is er voor kinderen tot 18 jaar. In sommige gevallen kan de doelgroep van het 18e tot en met het 23ste jaar gebruik blijven maken van de Jeugdwet
Arbeidsvoorzieningen: op grond van de Ziektewet, WIA, Wajong, WSW en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen. Ook vrijwilligerswerk wordt hierin meegenomen
Op grond van de uitspraak van het CRvB (ECLI:NL:CrvB:2024:376) vergoeden we geen kosten (zoals aanschaf, opleiding of verzorging) voor een psychische hulphond vanwege het ontbreken van een functionele omschrijving.
Artikel 5.6.4 Maatwerkvoorziening begeleiding
Als al het voorafgaande niet geleid heeft tot het oplossen van het probleem zal het college compenseren met een maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening begeleiding heeft de volgende twee doelen:
De productdefinities begeleiding staan in de meest recente versie van het Zorgproductenboek.
Artikel 5.6.5 Begeleiding individueel
De medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning beoordeelt het doel van de begeleidingsactiviteiten en stelt vast of er individuele begeleiding nodig is. Hij beoordeelt ook:
Er zijn drie vormen Begeleiding Individueel te onderscheiden:
Van lichte individuele begeleiding is sprake als de inwoner ondersteuning vraagt bij eenvoudige zelfredzaamheids- en ondersteuningsvragen op één of twee leefgebieden. Vaak op het gebied van het sociaal netwerk (bijv. sociale redzaamheid of eenzaamheid) en activiteiten dagelijks leven (bijv. toezien op zelfzorg en opvoed/opgroei-ondersteuning). De inwoner heeft ondersteuning nodig bij het oefenen met (sociale) vaardigheden of handelingen, het aanbrengen van dag en/of weekstructuur en/of het vergroten of behouden van de regie.
Van basis individuele begeleiding is sprake als de inwoner ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden. Inwoner heeft ondersteuning nodig om tot actie over te gaan en overzicht te krijgen.
Begeleiding Individueel Complex
Van complexe individuele begeleiding is sprake als de inwoner regieverlies ervaart (weet niet meer wat te doen, overzicht kwijt, kan problematiek niet meer voldoende managen). De situatie is instabiel, er is een reëel risico op het ontstaan van een crisis. Regie moet (deels) overgenomen worden. De inwoner zit met het denken en handelen vast in bepaalde patronen en heeft ondersteuning nodig om deze te doorbreken. De inwoner heeft onvoldoende inzicht in eigen problematiek. Er is sprake van meervoudige en complexe problematiek op vier of meer leefgebieden bij de inwoner en/of inwonersysteem.
Artikel 5.6.6 Begeleiding groep (dagbesteding)
De medewerker van Maatschappelijke Ondersteuning beoordeelt het doel van de begeleidingsactiviteiten en stelt vast of er dagbesteding nodig is, omdat er behoefte is aan andersoortig dagprogramma dan werk of school, of ten behoeve van structurering van de dag of ontlasting van mantelzorg. Hij beoordeelt ook hoeveel dagdelen daar per week mee gemoeid zijn op basis van het doel.
Er zijn vijf vormen Begeleiding Groep te onderscheiden:
Van lichte begeleiding groep is sprake als de inwoner ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden. De zorgverlener levert een bijdrage aan het behoud of zo lang mogelijk behouden van:
Van basis begeleiding groep is sprake als de inwoner ondersteuning vraagt bij het vasthouden of vergroten van de regie. De problematiek beperkt zich tot één of enkele leefgebieden. De zorgverlener levert een bijdrage aan het verkrijgen en behouden van structuur binnen het (sociaal) maatschappelijk leven en het ontwikkelen van vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Zo nodig voorziet de zorgverlener zelf (tijdelijk) in die structuur.
Van complexe begeleiding groep is sprake als de inwoner regieverlies ervaart (weet niet meer wat te doen, overzicht kwijt, kan problematiek niet meer voldoende managen). Er is sprake van complexe problematiek op vier of meer leefgebieden bij de inwoner. De zorgverlener neemt het initiatief voor het verkrijgen (of zelf realiseren) van (meer) structuur binnen het (sociaal) maatschappelijk leven bij de inwoner.
Van duurzame begeleiding groep is sprake als de inwoner meerdere beperkingen heeft aangaande de zelfredzaamheid. De inwoner kan met veel moeite op een aantal leefgebieden met enige mate zelfstandig functioneren mits daar begeleiding bij geboden wordt. Er is ondersteuning nodig bij het verkrijgen en vasthouden van een dag- en/of weekstructuur. Het is nodig dat de inwoner gestimuleerd wordt tot het deelnemen aan activiteiten en het aangaan van sociale contacten met anderen. De inwoner heeft behoefte aan inzicht in zijn beperkingen. Er is sprake van enige regieverlies. De inwoner kan prima in een groep functioneren.
Het inwonersysteem en/of de mantelzorger dient ontlast te worden in de dagelijkse zorg voor deze inwoner.
Bij de inwoner is er sprake van een ziektebeeld en/of beperking waarbij met de tijd verslechtering wordt verwacht. Het is de verwachting dat de behoefte aan ondersteuning bij de zelfzorg zal toenemen en dat er in toenemende mate toezicht, nabijheid en structuur nodig is.
Begeleiding Groep Duurzaam Intensief
Van duurzaam intensieve begeleiding groep is sprake als de inwoner meerdere beperkingen heeft aangaande de zelfredzaamheid. De inwoner kan slechts met veel moeite op een aantal leefgebieden met enige mate zelfstandig functioneren mits daar begeleiding bij geboden wordt. Op enkele leefgebieden kan inwoner niet zelfstandig functioneren en er is continu begeleiding nodig. Er is ondersteuning nodig bij het verkrijgen en vasthouden van een dag- en/of weekstructuur. Het is nodig dat de inwoner actief en herhaaldelijk gestimuleerd wordt tot het deelnemen aan activiteiten en het aangaan van sociale contacten met anderen. De inwoner heeft behoefte aan inzicht in zijn beperkingen en ondersteuning bij het verbeteren van het psychisch welbevinden. Er is sprake van regieverlies. Er is sprake van (ernstige) gedragsproblematiek die van invloed is op het functioneren in een groep.
Het inwonersysteem en/of de mantelzorger dient ontlast te worden in de dagelijkse zorg voor deze inwoner.
Bij de inwoner is er sprake van een ziektebeeld en/of beperking waarbij met de tijd verslechtering wordt verwacht. Het is de verwachting dat de behoefte aan ondersteuning bij de zelfzorg zal toenemen en dat er in toenemende mate toezicht, nabijheid en structuur nodig is.
Er is sprake van een intensieve vorm van begeleiding. Indien er op meerdere leefgebieden continu begeleiding nodig is zal afstemming plaatsvinden over een mogelijke Wlz-indicatie.
Artikel 5.6.7 Persoonlijke verzorging
Persoonlijke verzorging valt alleen onder de Wmo 2015 wanneer de behoefte aan persoonlijke verzorging samenhangt met de behoefte aan begeleiding. Voor de Wmo 2015 geldt het criterium van de behoefte aan ondersteuning bij de zelfredzaamheid. Voor de Zorgverzekeringswet geldt het criterium van de behoefte aan geneeskundige zorg, of een hoog risico daarop.
Zodra er sprake is van gekwalificeerde/ medische (geneeskundige) handelingen of een verhoog risico daarop, dan komt de inwoner voor alle persoonlijke verzorging in alle gevallen geheel in de ZVW.
Artikel 5.7. Beschermd Thuis Artikel 5.7.1 Inleiding
Vanaf 1 januari 2015 zijn de Maatschappelijke Opvang en het Beschermd Wonen (hierna: MO/BW) voor mensen met psychische of psychosociale problemen een verantwoordelijkheid van elke gemeente. Dit is conform de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015. In de regio Oost-Veluwe wordt deze verantwoordelijkheid gezamenlijk gedragen door de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Epe, Heerde, Hattem en Voorst en is er sprake van een regionale samenwerking welke is vastgelegd in een convenant.
Met de invoering van een woonplaatsbeginsel en het daarmee samenhangend nieuw verdeelmodel, gepland voor 1 januari 2026, wordt de doordecentralisatie van beschermd wonen voortgezet en wordt daarmee de centrumgemeenteconstructie voor Beschermd Wonen losgelaten. Middels een ingroeipad van tien jaar wordt het historisch budget dat centrumgemeentes ontvangen afgebouwd en krijgen alle individuele gemeenten een eigen budget voor beschermd wonen overgemaakt op basis van een nieuw objectief verdeelmodel. Voor wat betreft Maatschappelijke Opvang is sprake van voortzetting van de centrumgemeenteconstructie.
De gemeenten in de regio Oost-Veluwe hebben zich uitgesproken over blijvende financiële solidariteit en regionale samenwerking op het gebied van MO/BW. Daartoe wordt een regionaal budget gevormd waarbij elke individuele gemeente op basis van een jaarlijks bij te stellen percentage een deel van het eigen individuele budget voor Beschermd Wonen overhevelt naar een regionaal budget. Het budgethouderschap hiervan is belegd bij de gemeente Apeldoorn.
Via mandaatverlening bieden de regiogemeenten de budgethouder het juridisch kader om de betreffende taken daadwerkelijk uit te voeren. De taken die de budgethouder uitvoert voor de gemeenten in de regio Oost-Veluwe zijn vastgelegd in een DVO.
Wanneer gemeenten spreken over beschermd thuis, dan bedoelen zij daarmee beschermd wonen zoals bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, maar ook over beschermd wonen in een tussenvorm of zelfstandig in de wijk.
Artikel 5.7.2. Overgang naar 2025 voor beschermd thuis
In 2021 zijn gemeenten in de regio Oost-Veluwe gestart met de implementatie van het Regionaal Ontwerp Beschermd Thuis 2030, dat specifiek gericht is op de transformatie van beschermd wonen naar beschermd thuis voor mensen met een psychische kwetsbaarheid in de regio Oost-Veluwe. Een onderdeel hiervan is een nieuwe regionale inkoop voor beschermd wonen naar beschermd thuis. De ingangsdatum van het nieuwe inkoopcontract voor beschermd thuis is 1 januari 2025.
Artikel 5.7.3. Afwegingskader Beschermd thuis
Gemeenten hebben nieuwe producten ingekocht, waarmee ze de beweging naar beschermd thuis kunnen maken. Beschermd thuis omvat de producten:
Herstelgericht verblijf: Dit is een intramuraal product dat overeenkomt met klassiek beschermd wonen. De zorg en ondersteuning worden geleverd binnen de intramurale setting van de aanbieder, waarbij 24-uurs zorg op de locatie beschikbaar is. Zowel de zorgkosten als de hotelmatige kosten worden gefinancierd; de inwoner betaalt een eigen bijdrage
Integraal hersteltraject: Dit is een extramuraal product dat bestaat uit twee varianten: integraal hersteltraject perspectief en integraal hersteltraject intensief. De inwoner woont zelfstandig, met een duidelijke scheiding tussen wonen en zorg. De benodigde zorg en ondersteuning worden ambulant aan huis geleverd, met 24-uurs bereikbaarheid en beschikbaarheid van zorg op afroep
De criteria zoals die in de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Voorst 2024 zijn opgenomen, zijn van toepassing op alle producten uit het domein Wmo (dus ook MO/BW), waarvoor het college een inwoner in aanmerking kan laten komen wanneer deze voldoet aan de criteria zoals die zijn opgenomen in de verordening.
Beschermd thuis biedt zorg aan inwoners met de meest intensieve ondersteuningsvraag op diverse leefgebieden, waaronder medisch, sociaal en persoonlijk herstel.
Integrale Hersteltrajecten worden ingezet:
Herstelgericht verblijf bij een instelling waarbij er 24/7 begeleiding beschikbaar is op de locatie, is mogelijk indien de inwoners die als gevolg van psychische en psychosociale problemen (tijdelijk) niet (meer) zelfstandig kunnen wonen, ook met maximale inzet van zorg- en ondersteuning vanuit de integrale hersteltrajecten in de eigen leefomgeving.
Het college van de gemeente Voorst heeft in 2017 de volgende convenanten ondertekend:
Artikel 5.7.4. Voorliggende voorzieningen
Binnen de Wmo is ambulante ondersteuning voorliggend op Beschermd Thuis. Zie hiervoor beleidsregels begeleiding individueel. Voor inwoners in Beschermd Thuis is dagbesteding in de vorm van een algemene voorziening voorliggend aan dagbesteding in de vorm van een maatwerkvoorziening.
Artikel 5.7.5. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Voor de Algemeen gebruikelijke voorzieningen verwijzen wij naar een apart hoofdstuk hierover.
Artikel 5.7.6. Maatwerkvoorzieningen Artikel 5.7.6.1 Afbakening maatwerkvoorzieningen beschermd thuis
Als het college heeft bepaald dat een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, dan zijn er verschillende producten te kiezen. De productkeuze voor een maatwerkvoorziening Beschermd Thuis wordt door het college bepaald op basis van inwonerprofielen uit het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV.
Voor deze en andere productbeschrijvingen wordt verwezen naar het zorgproductenboek van de ZorgRegio MIJ/OV https://www.zorgregiomijov.nl/aanbieders/104-documenten-endownloads
Artikel 5.7.6.2 Het Toekennen van een Persoonsgebonden Budget Beschermd Thuis
Zelfstandig zonder personeel (zzp) en Juridische Constructies:
Zzp'ers, dan wel andere juridische constructies die geacht kunnen worden niet of nauwelijks overheadkosten te maken, kunnen in beginsel niet in aanmerking komen voor het uitvoeren van integrale hersteltrajecten via een pgb, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Hierbij moet worden gegarandeerd dat zij de vereiste complexe zorgbehoeften, veiligheid, continuïteit en samenwerking kunnen waarborgen. Dit is essentieel omdat inwoners in deze kwetsbare doelgroep een 24/7 beschikbaarheid van zorg op afroep vereisen, waarbij niet verwacht kan worden dat deze ondersteuning adequaat door één enkele zorgprofessional wordt geleverd. De kleinschaligheid van zzp-constructies sluit niet aan bij de noodzaak voor een robuuste en multidisciplinaire aanpak die nodig is voor effectieve ondersteuning binnen deze integrale hersteltrajecten.
Integrale hersteltrajecten zijn gericht op inwoners met zeer intensieve ondersteuningsbehoeften op diverse leefgebieden, waaronder medisch, sociaal en persoonlijk herstel.
Deze trajecten vereisen een breed scala aan professionele ondersteuning en zorg, waaronder medische zorg, daginvulling, financiële stabilisatie en sociale integratie.
Zzp'ers hebben doorgaans niet de middelen en expertise om de vereiste diverse ondersteuning te bieden. Daarom komen integrale hersteltrajecten in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zzp'er, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste complexe zorgbehoefte kunnen begeleiden. (zie art. 7.2.1)
Kenmerkend voor beschermd thuis is de 24-uurs bereikbaarheid/beschikbaarheid. De aanbieder biedt een snelle interventie bij incidenten en calamiteiten en de inwoner kan 24 uur per dag terugvallen op deskundig en bekwame medewerkers. Gemeenten eisen dat de 24-uurs bereikbaarheid en beschikbaarheid is georganiseerd en geborgd. Voor de doelgroep is een veilige omgeving met 24/7 urgente hulp essentieel. Alleen als deze veiligheid gegarandeerd kan worden, komt ondersteuning in aanmerking voor pgb.
Dit vereist een gestructureerde omgeving en toegang tot crisisopvang indien nodig. Indien acute situaties vragen om tijdelijk verblijf, kan gebruik worden gemaakt van de terugvalvoorziening, een tijdelijke maatregel om terugkeer naar zelfstandig wonen te ondersteunen binnen het integraal hersteltraject. De gecontracteerde partijen zijn georganiseerd om deze veiligheid en continuïteit te waarborgen, inclusief nachtelijke ondersteuning en crisisinterventie.
Zzp'ers kunnen deze veiligheid en continuïteit niet op dezelfde schaal en intensiteit bieden. Daarom komen deze vormen van ondersteuning niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zzp'er, tenzij zij aantoonbaar voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en kunnen garanderen dat zij de vereiste veiligheid en continuïteit kunnen bieden.
Samenwerking en Systeemgerichte Aanpak
Integrale hersteltrajecten vereisen samenwerking tussen verschillende zorg- en ondersteuningsinstanties, waaronder lokale overheden, gezondheidszorgaanbieders en sociale diensten.
Deze samenwerking is cruciaal om de complexe behoeften van de inwoner integraal aan te pakken.
Zzp'ers missen doorgaans de benodigde infrastructuur en samenwerkingsverbanden om deze brede ondersteuning te coördineren en te leveren. Daarom komen deze vormen van ondersteuning in beginsel niet in aanmerking voor uitvoering via een pgb door een zzp'er, tenzij zij aantoonbaar kunnen voldoen aan de vereiste samenwerkingsstructuren en integrale aanpak.
Instellingen kunnen in aanmerking komen voor het leveren van ondersteuning via pgb wanneer zij voldoen aan de geldende kwaliteitseisen voor gecontracteerde partijen. De gemeente beoordeelt vooraf of de instelling aan deze kwaliteitseisen voldoet via een aangewezen commissie, bestaande uit deskundigen op het gebied van toezicht, kwaliteit en contractbeheer.
Artikel 5.8. Respijtopvang Artikel 5.8.1 Inleiding en afbakening
Respijtopvang ook wel deeltijdverblijf of logeeropvang genoemd doet zich voor in situaties waarin de mantelzorger geheel of gedeeltelijk de zorg voor inwoner als gevolg van (dreigende) overbelasting niet meer uit kan voeren en waarvoor ook het eigen netwerk geen oplossing kan bieden. Het doel van respijtverblijf is het tijdelijk overnemen van het toezicht op een inwoner die permanent, 24 uur per dag toezicht nodig heeft.
Artikel 5.8.2 Eigen kracht en sociaal netwerk
Bij respijtopvang wordt eerst onderzocht of binnen de eigen mogelijkheden van de mantelzorger een oplossing voor de overbelasting kan worden gevonden. Te denken valt aan een familielid of persoon uit het sociale netwerk die een middag of weekend de zorg overneemt.
Artikel 5.8.3 Algemene en voorliggende voorzieningen
Is dat niet of niet voldoende het geval dan beoordeelt het college of voorliggende voorzieningen een oplossing kunnen bieden. Hierbij kan gedacht worden aan een steunpunt mantelzorg dat informatie kan verstrekken over voorzieningen, of een vrijwilligerssteunpunt dat kan bemiddelen voor een vrijwilliger. In sommige gevallen kan een maatwerkvoorziening in vorm van begeleiding groep (dagbesteding) een oplossing zijn voor de overbelasting van de mantelzorger.
Ook wordt er beoordeeld of de inwoner een indicatie voor Zvw-persoonlijke verzorging en verpleging heeft. Wanneer deze zorg door de partner, ouder, volwassen kind en/of andere huisgenoot zelf wordt geleverd via een pgb, kan dit een reden zijn voor (dreigende) overbelasting. De overbelasting kan in dit geval worden verminderd wanneer de mantelzorger in plaats van zelf de persoonlijke verzorging te leveren, deze inkoopt in de vorm van zorg in natura door een thuiszorgaanbieder. Deze oplossing is voorliggend aan een maatwerkvoorziening.
Ten slotte wordt er rekening gehouden met de afbakening met de Zvw en Wlz.
Artikel 5.8.4 Maatwerkvoorziening respijtopvang
Kortdurend verblijf kan aan de orde zijn bij een inwoner die een zodanige beperking heeft dat hij een mantelzorger nodig heeft om de handelingen en activiteiten die hij zelf niet (meer) kan doen, voor hem te verrichten, dan wel om toezicht te houden in verband met gedrags- en of gezondheidsproblematiek.
Er zijn drie vormen van Respijtopvang te onderscheiden:
Van respijtopvang thuis is sprake als de inwoner door zijn of haar zorgbehoefte aangewezen is op zorg die gepaard gaat met toezicht (géén 24 uur). De ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de inwoner is noodzakelijk. Deze hulp wordt in de thuissituatie geboden. De problematiek is zodanig dat de inwoner, met inzet van respijtopvang thuis, in de thuissituatie kan functioneren.
Van respijtzorg basis is sprake als de inwoner door zijn of haar zorgbehoefte (tijdelijk) is aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). Het ontlasten van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de inwoner is noodzakelijk. Deze hulp kan zowel op een locatie van een opdrachtnemer geboden worden als ook in de thuissituatie of in een logeergezin. Er is (nog) geen sprake van zware problematiek, de inwoner heeft enige individuele begeleiding nodig en kan functioneren in een groep.
Van respijtopvang hoog is sprak als de inwoner door zijn of haar zorgbehoefte (tijdelijk) is aangewezen op zorg die gepaard gaat met permanent toezicht (24 uur). De ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg levert aan de inwoner is noodzakelijk. Deze hulp kan zowel op een locatie van een opdrachtnemer geboden worden als ook in de thuissituatie of in een logeergezin. Er is sprake van zware problematiek, inwoner heeft veel individuele begeleiding nodig en kan functioneren in een groep.
De productdefinities respijtopvang staan in het meest recente Zorgproductenboek.
Verstrekken van respijtzorg kan middel zorg in natura (ZIN) of middels een financiële tegemoetkoming. Bij een financiële tegemoetkoming wordt maximaal het tarief vergoed zoals dat ook voor zorg in natura wordt vergoed.
HOOFDSTUK 6 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 6.1 Waardering mantelzorgers
Mantelzorg is de zorg en ondersteuning die partners, kinderen, familie, vrienden en andere bekenden aan een naaste verlenen. De officiële definitie zoals die in de Wmo gebruikt wordt, is: "Mantelzorg is de hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep (artikel 1.1.1 Wmo 2015)."
Doorgaans zijn mantelzorgers personen met wie de inwoner regelmatig contact houdt. De mantelzorger en de inwoner hoeven niet per se in één huis te wonen.
Er bestaan twee soorten mantelzorgwaardering:
Artikel 6.1.1 Criteria om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering
De mantelzorger biedt minstens 7 uur per week zorg bij individuele begeleiding, persoonlijke verzorging en verpleging of in een combinatie hiervan, niet zijnde zorg voor een inwoner die in een "intramurale setting" is opgenomen. Uitzondering hierop is een (nog) niet verzilverde Wlz-indicatie bij complexe problematiek en een passende woonvoorziening niet is gevonden voor de inwoner, en/of
Artikel 6.2 Toegang Maatschappelijke Opvang
Alle colleges in de regio Midden-IJssel/Oost-Veluwe hebben een besluit genomen om zich te houden aan:
De colleges hebben tevens het besluit genomen om de bij deze convenanten behorende beleidsregels ook ongewijzigd vast te stellen als beleidsregels van de desbetreffende gemeenten.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-19205.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.