Gemeenteblad van Leidschendam-Voorburg
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Leidschendam-Voorburg | Gemeenteblad 2025, 177580 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Leidschendam-Voorburg | Gemeenteblad 2025, 177580 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
SUBSIDIEREGELING FYSIEK EN MENTAAL FIT LEIDSCHENDAM-VOORBURG 2026
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026;
Besluit vast te stellen de navolgende: Subsidieregeling Fysiek en mentaal fit Leidschendam-Voorburg 2026
Hoofdstuk 2: ALGEMENE ACTIVITEITEN SUBSIDIEREGELING EN WIJZE VAN SUBSIDIËREN
Artikel 2:1 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
Het college verstrekt uitsluitend subsidies voor activiteiten die onderbouwd bijdragen aan de in deze subsidieregeling opgenomen beleidsdoelen. Deze doelen dienen in samenhang met de door de gemeenteraad vastgestelde geldende beleidskaders, ambities, beleidsdoelen, uitgangspunten et cetera te worden bezien. De voor deze subsidieregeling relevante beleidskaders betreffen in ieder geval:
Het college kan, overeenkomstig artikel 7, tweede lid van de Asv, binnen deze subsidieregeling een eenjarige of meerjarige subsidie verstrekken voor:
Activiteiten op het gebied van GGZ-preventie: het bieden van informatie, advies en laagdrempelige ondersteuning aan inwoners van alle leeftijden die vragen hebben over of uitdagingen ervaren op het gebied van geestelijke gezondheid. Coördinatie en goede afstemming op dit gebied zijn dan ook een vereiste. Tevens moet de activiteiten waar mogelijk alternatieven op geïndiceerde ondersteuning bieden en/of bijdragen aan het verlagen van het beroep op geïndiceerde ondersteuning. Inzet van ervaringsdeskundigheid is hierbij belangrijk. Er moet zowel groeps- als individueel aanbod zijn, gericht op preventie en herstel. Ook suïcidepreventie moet onderdeel zijn van het aanbod. Activiteiten die in ieder geval in aanmerking kunnen komen voor subsidiëring, zijn:
Activiteiten gericht op een domeinoverstijgende samenwerking eerste lijn – sociaal domein: in ieder geval het versterken van samenwerking met de eerstelijnszorg en het sociaal domein voor alle inwoners. De samenwerking moet gericht zijn op het ondersteunen van inwoners, met als doel instroom in geïndiceerde ondersteuning voorkomen of, als dit wel nodig is, gerichter te laten plaatsvinden. Subsidieontvangers dienen dan ook goed met elkaar af te stemmen en deel te nemen aan relevante netwerken c.q. netwerkoverleggen. Activiteiten die in ieder geval in aanmerking kunnen komen voor subsidiëring, zijn:
Activiteiten op het gebied van middelenpreventie: volwassenen en jeugdigen en hun ouders voorlichten over alcohol- en middelengebruik, met als doel het gebruik ervan onder jeugdigen te voorkomen. Binnen de uitvoering van de activiteiten dient tevens het onderwijs te worden betrokken. Dit onderdeel moet voldoen aan de doelstellingen uit het Gezond en Actief Leven Akkoord 2023-2026: terugdringen van overmatig middelengebruik onder jongeren en volwassenen. Activiteiten binnen dit thema kunnen worden gesubsidieerd voor maximaal 48 aaneengesloten maanden.
Activiteiten op het gebied van sport, bewegen en gezondheidsvaardigheden: regelmatig sporten en bewegen is belangrijk voor een goede lichamelijke en mentale gezondheid. Activiteiten staan in het teken van het sportiever maken van de gemeente en het in beweging krijgen van nog meer inwoners, met in het bijzonder aandacht voor inclusief sporten en een focus op jeugdigen en ouderen. Dit onderdeel moet voldoen aan de doelstellingen Sportakkoord 2.0 en het Gezond en Actief Leven Akkoord 2023-2026. Activiteiten binnen dit thema kunnen worden gesubsidieerd voor maximaal 12 aaneengesloten maanden. Activiteiten die in ieder geval in aanmerking kunnen komen voor subsidiëring, zijn:
Artikel 2:2 Bijzondere bepalingen met betrekking tot activiteiten
Bij het uitvoeren van een activiteit uit hoofde van deze subsidieregeling wordt, mits de activiteit geheel of deels in een buurt, wijk of gebied waarin een voorziening zoals bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, wordt uitgevoerd, verwacht dat:
De subsidieontvanger aandacht heeft voor en, voor zover hier een beroep op wordt gedaan, een bijdrage levert aan de uitvoering van de voorziening (of activiteiten die hieruit voorkomen) zoals bedoeld in het eerste lid, tot een maximum van 5% (uitgedrukt in euro’s) van de voor 1 of meerdere activiteiten verleende subsidie zoals bedoeld in artikel 2:1;
Artikel 3:1 Uitgangspunten bij subsidieverstrekking
De subsidieaanvrager committeert zich door het indienen van een aanvraag aan de uitgangspunten opgenomen in bijlage I.
Artikel 3:3 Indienen van aanvragen voor meerdere activiteiten
Partijen die voor een bepaalde activiteit een gezamenlijke aanvraag hebben ingediend, zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Asv, zijn niet uitgesloten van het indienen van een aanvraag voor 1 of meerdere andere activiteiten waar zij zelfstandig of als onderdeel van een ander samenwerkingsverband uitvoering aan willen geven. Dit kan echter alleen als er voor de beoogde activiteit(en) nog geen subsidie of subsidies aan 1 of meerdere andere partijen zijn verleend die volledig voorzien in de te realiseren beleidsdoelstelling(en).
Artikel 4:1 Beoordeling subsidieaanvraag
Subsidieaanvragen voor de activiteiten opgenomen in artikel 2:1 van deze subsidieregeling worden beoordeeld op basis van de verdelingsregels zoals opgenomen in artikel 6, vierde lid van de Asv. Daarbij worden aanvragen gescoord, gerangschikt en, mits de aanvraag aan de eisen gesteld in de Asv en in deze subsidieregeling voldoet, toegekend in volgorde van hoogst tot laagst scorend, tot het voor de activiteit(en) beschikbaar bestelde budget zoals opgenomen in artikel 4:2, vierde lid van deze subsidieregeling, besteed is.
In gevallen waarin 2 of meer aanvragen voor soortgelijke activiteiten met precies hetzelfde aantal punten worden beoordeeld, worden de subsidieaanvragers uitgenodigd voor een gesprek met het college. In dit gesprek lichten zij hun aanvraag toe. Het college beoordeelt dit gesprek met een score van maximaal 10 punten en weegt deze score mee, waarbij geldt dat de subsidieaanvrager met de hoogste score in beginsel de subsidie toegekend krijgt.
In aanvulling op het bovenstaande lid geldt dat activiteiten worden beoordeeld op basis van de regels zoals opgenomen in artikel 8, tweede lid van de Asv en artikel 4:1 van deze subsidieregeling. Na beoordeling worden aanvragen, mits ze aan alle in de Asv en in deze subsidieregeling gestelde eisen voldoen, gerangschikt en in volgorde van hoogst naar laagst scorend toegekend tot het beschikbare budget per categorie uitgeput is. Wordt het budget niet volledig uitgeput, dan kan het college een beroep doen op artikel 3:2, derde lid van deze subsidieregeling.
Conform artikel 8, zevende lid van de Asv kunnen aanvragen van een subsidieontvanger voor meerdere activiteiten door het college worden samengevoegd tot 1 aanvraag. Ten aanzien van het bovenstaande lid wordt de wijze van bevoorschotting afgestemd op de totale optelsom van eventueel samengevoegde aanvragen.
Artikel 5:3 Tussentijds bijstellen
Conform artikel 7, eerste lid onder d van de Asv moeten activiteiten waarvan de uitvoering meer dan 24 maanden in beslag neemt, tussentijds kunnen worden bijgesteld zodat ze aan blijven sluiten op de maatschappelijke behoefte waar ze in voorzien. Het tussentijds bijstellen gebeurt op basis van:
Hoofdstuk 6: SPECIFIEKE REGELS MET BETREKKING TOT BEMOEIZORG EN WIJZE VAN SUBSIDIËREN
Artikel 6:2 Aanvullende begrippen
In dit specifieke hoofdstuk van deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
Deze subsidieregeling baseert zich op het Wmo-beleid van de gemeente, waarin zij de zorg voor inwoners in een kwetsbare positie tot haar basistaken rekent. Deze subsidieregeling heeft als doel om de toeleiding naar zorg mogelijk te maken voor inwoners vanaf 18 jaar van de gemeente in een kwetsbare positie, die zelf geen hulpvraag hebben gesteld of zorgmijdend zijn. Elke inwoner en professional die zich zorgen maakt over een kwetsbare inwoner die zorg mijdt en overlast geeft of dreigt te geven kan een melding doen bij het Meldpunt Zorgwekkend Gedrag.
Tevens is het doel van deze subsidieregeling om te komen tot een samenhangend aanbod van bemoeizorg waarin alle partijen elkaar aanvullen op grond van hun expertise en ervaring.
Het subsidieplafond, voor de verstrekking van subsidies zoals opgenomen in artikel 6:5, is gelijk aan het in de begroting van het betreffende kalenderjaar opgenomen bedrag voor bemoeizorg.
Artikel 6:5 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor het verlenen van bemoeizorg tot het moment dat de kwetsbare inwoner die zorg mijdt en overlast (dreigt te) geven, aangeeft open te staan voor zorg. Hieronder worden activiteiten verstaan die gericht zijn op proactief contact leggen, vertrouwen opbouwen en toeleiden/begeleiden naar passende zorg.
Artikel 6:6 Eisen aan de subsidieaanvrager
De bemoeizorg wordt geleverd door professionals die voldoen aan de volgende kwaliteitseisen:
De aanvragende organisatie beschikt aantoonbaar over de benodigde relevante professionele kwalificaties en registraties, heeft kennis van GGZ- en zo nodig verslavingsproblematiek, en stelt deze waar nodig beschikbaar aan het team dat de activiteiten uitvoert. De medewerkers van het team die de activiteiten uitvoeren, beschikken aantoonbaar over een relevante opleiding voor het leveren van bemoeizorg en hebben aantoonbare ervaring in de bemoeizorg.
Een aanvraag om subsidie wordt ingediend tussen 1 september en 1 november voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. De aanvraag wordt ingediend volgens het format ‘Aanvraag subsidie bemoeizorg’ en vergezeld van documenten die in het format worden gevraagd.
De ingediende subsidieaanvragen worden beoordeeld op grond van de mate waarin de aanvragende organisatie op de volgende onderdelen in gaat:
Professioneel netwerk van organisaties voor zorg- en begeleiding zowel binnen als buiten de kring van bemoeizorgorganisaties. Hieronder valt aantoonbare samenwerking met andere organisaties, waaronder deelname aan het Overleg Bemoeizorg en de bereidheid samen te werken dan wel af te stemmen rond casuïstiek. Hierbij wordt aangegeven in hoeverre de aanvragende organisatie onderdeel uitmaakt van een samenhangend aanbod c.q. netwerk van bemoeizorg waarin alle partijen elkaar aanvullen en optimaal met het sociaal domein samenwerken;
Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 6:7 uiterlijk op 31 december in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar of binnen 10 weken indien de aanvraag later dan 10 weken voorafgaand aan 31 december is ingediend.
Hoofdstuk 7: OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
Het college kan van 1 of meer artikelen of artikelleden uit deze subsidieregeling afwijken als het vasthouden hieraan gevolgen voor een aanvrager of subsidieontvanger heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de daarmee te dienen belangen.
Artikel 7:3 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Asv, artikel 11, eerste lid van de Asv en artikel 3:2, eerste lid van deze subsidieregeling, gelden uitsluitend in het kalenderjaar 2025 de volgende aanvraag- en beslistermijnen voor jaarlijkse subsidies zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van deze subsidieregeling:
Ondertekening
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg, in de vergadering van 4 februari 2025,
De burgemeester, De secretaris,
M.W. Vroom, R.J. den Haan
Met ingang van 1 januari 2026 treedt de nieuwe subsidiesystematiek in werking. De nieuwe systematiek vervangt de subsidietafels die in 2019 zijn geïntroduceerd. Onder andere naar aanleiding van de evaluatie van de subsidietafels legt de nieuwe systematiek onder andere meer nadruk op de gemeentelijke regierol, wordt onderlinge samenwerking tussen partijen gestimuleerd en wordt gedifferentieerd op basis van omvang van subsidies. Ook is de nieuwe systematiek meer adaptief.
Naast een verandering in systematiek, wordt ook een inhoudelijke aanscherping doorgevoerd. Binnen (de aanscherping van) het Sociaal Kompas en de gemeentelijke visie op de sociale basis staat het volgende streefbeeld centraal:
Het geheel van vrij toegankelijke voorzieningen in het sociaal domein (de sociale basis), waar ook de activiteiten die onder deze subsidieregeling vallen onderdeel van uitmaken, draagt bij aan het realiseren van dit streefbeeld. Daarbij wordt toegewerkt naar het versterken en beter benutten van de maatschappelijke kracht in de gemeente, oftewel, de kracht die in de gemeenschap en bij inwoners zelf aanwezig is. Dit is dan ook het uitgangspunt in (de uitvoering van) de activiteiten die onder deze subsidieregeling vallen.
Een gezonde leefstijl draagt bij aan een goede participatie en zelfredzaamheid van inwoners. Dit begint op jonge leeftijd en is ook op latere leeftijd van groot belang. Een gezonde leefstijl heeft niet alleen betrekking op het lichaam, maar ook op de geest. Daarbij werken gemeente, zorg en maatschappelijke organisaties toe naar een gezonde generatie in 2040.
Wat betreft mentale gezondheid wil de gemeente het gesprek over mentale gezondheid normaliseren. Inwoners moeten meer inzicht krijgen in hun mentale ontwikkeling en deze beter begrijpen. Ook wil de gemeente aandacht voor de mentale gezondheid van jongeren, om zo de vraag naar jeugd-GGZ en later volwassenenzorg te verminderen.
Deze subsidieregeling bevat nadere regels behorend bij de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026 en maakt deel uit van een totaalpakket aan subsidieregelingen. Geen enkele subsidieregeling staat op zich; ze moeten in samenhang met elkaar bezien worden. Het college stimuleert samenwerking binnen én buiten de diverse regelingen, om zo de onderlinge samenwerking en synergie te versterken.
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
In de uitvoering van deze subsidieregeling wordt het college, op grond van de Mandaatregeling Leidschendam-Voorburg 2024 of een daarvoor in de plaats komende regeling, vertegenwoordigd door 1 of meerdere medewerkers van de gemeente.
Artikel 1:2 Reikwijdte subsidieregeling
Artikel 1:3 Algemene bepalingen
Artikel 2:1 In aanmerking komende activiteiten
In het eerste lid is een overzicht opgenomen van geldende beleidskaders. Dit overzicht is niet limitatief. Bovendien geldt dat, bijvoorbeeld door het vaststellen van een nieuw beleidskader (zoals een beleidsplan voor een volgende periode), vanzelfsprekend uit wordt gegaan van de vastgestelde, voor de genoemde kaders in de plaats komende beleidskaders.
Als een subsidieaanvrager een aanvraag indient die naar oordeel van het college bijdraagt aan de realisatie van de beleidsdoelen van de beleidskaders genoemd in artikel 2:1, eerste lid van iedere subsidieregeling, kan het college ervoor kiezen om de ingediende aanvraag te beoordelen op basis van de betreffende subsidieregeling en de daarin opgenomen bepalingen. De subsidieregelingen waar het in dit geval om gaat, zijn (inclusief voorliggende regeling):
In het tweede lid beleidsdoelstelling(en) opgenomen waaraan de activiteiten die worden uitgevoerd, moeten bijdragen. Bij een deel van de doelen zijn tevens activiteiten benoemd; dit zijn activiteiten waarvoor het college sowieso een aanvraag wenst te ontvangen. Daarnaast is het ook mogelijk om een aanvraag voor 1 of meerdere andere, niet omschreven of niet benoemde activiteiten in te dienen; dit geldt sowieso voor gevallen waarin geen activiteiten benoemd zijn.
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de Asv wordt in deze subsidieregeling in het tweede lid aangegeven hoe lang een activiteit wordt gesubsidieerd. Als het om een looptijd van maximaal 12 maanden gaat, betreft het een eenjarige subsidie. Bij activiteiten met een looptijd van minimaal 12 maanden en maximaal 48 maanden betreft het een meerjarige subsidie.
De verwoording “maximaal [aantal] maanden” of “aaneengesloten maanden” betekent niet dat de subsidie eenmalig wordt verstrekt of slechts 1 maal aan te vragen is. Het college verstrekt de subsidie voor een maximale periode (met als uiterste maximaal 48 maanden), waarna de subsidie opnieuw kan worden aangevraagd. Dan kunnen ook eventuele andere partijen die uitvoering aan de betreffende activiteit willen geven, een aanvraag indienen. De aanvraag of aanvragen worden dan op dezelfde wijze beoordeeld zoals aangegeven in deze subsidieregeling.
Bij het jaarlijks openstellen van de mogelijkheid tot het indienen van een aanvraag, geeft het college voor zover van toepassing aan voor welke activiteiten geen subsidie kan worden aangevraagd omdat deze subsidie meerjarig is verleend.
De maximaal beschikbare budgetten voor de diverse thema’s zijn opgenomen in artikel 4:2.
In navolging op het tweede lid, zijn incidentele subsidies (in tijd afgebakende activiteiten met een maximale duur van 48 aaneengesloten maanden) opgenomen in het derde lid. Subsidie voor incidentele activiteiten wordt alleen verstrekt als de activiteit een bijdrage levert aan de in het tweede lid opgenomen beleidsdoelen.
Het kan voorkomen dat er aanvullend middelen beschikbaar komen, of dat een activiteit die niet eerder is voorzien ook in aanmerking komt voor subsidie. In dergelijke gevallen kan het college op grond van dit lid subsidie verstrekken.
Artikel 2:2 Bijzondere bepalingen met betrekking tot activiteiten
De gemeente geeft uitvoering aan (of kan uitvoering geven aan) diverse voorzieningen als programma’s, proeftuinen, pilots et cetera. Denk bijvoorbeeld aan het versterkingsprogramma Sterk voor Noord of de in het Actieplan Jeugd aangekondigde acties. Vaak vragen deze voorzieningen ook inzet van subsidiepartners die vrij toegankelijke voorzieningen bieden in het sociaal domein (oftewel, de sociale basis). In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die ervoor zorgen dat de balans tussen de activiteiten waarvoor partijen subsidie ontvangen en de inzet die daarbuiten gepleegd wordt, bewaakt blijft. Ook de samenhang tussen de uit hoofde van deze regeling gesubsidieerde activiteiten en de inzet die daarbuiten gepleegd wordt, krijgt met dit artikel meer vorm.
Onder a is aangegeven dat de inzet voor een voorziening maximaal 5% van de verleende subsidie bedraagt. Hiermee wordt bedoeld 5% in geld uitgedrukt. Daarnaast geldt dat, wanneer een subsidieontvanger meewerkt of mee wil werken aan meerdere voorzieningen, dit maximum niet stapelt. Dat wil zeggen, als een subsidieontvanger aan 3 voorzieningen meewerkt, hier nog steeds een maximum van 5% geldt en niet een maximum van 3 x 5 = 15%.
Artikel 3:1 Uitgangspunten bij subsidieverstrekking
Het college hecht er waarde aan dat inwoners kunnen vertrouwen op kwaliteit van de dienstverlening. Daarom heeft het college uitgangspunten opgesteld waarin is aangegeven wat het college verwacht van de subsidieaanvrager dan wel subsidieontvanger en de activiteit(en), maar ook hoe het college daarbij ondersteunt. Het college verwacht dat een subsidieaanvrager zich committeert aan deze uitgangspunten en zich als subsidieontvanger inspant deze uitgangspunten na te leven.
Artikel 3:3 Indienen van aanvragen voor meerdere activiteiten
Artikel 4:1 Beoordeling subsidieaanvraag
In de Asv zijn verdelingsregels opgenomen. Aanvullend hierop heeft het college een weegmodel (zie het derde lid) opgesteld, op basis waarvan de subsidieaanvragen gescoord worden. De verdelingsregels en het weegmodel worden, tenzij anders aangegeven, voor alle subsidieaanvragen die binnen deze subsidieregeling worden ingediend, gehanteerd.
Aanvragen worden, mits zij aan alle in de Asv en in deze subsidieregeling gestelde eisen voldoen, conform de verdelingsregels en het weegmodel beoordeeld en gerangschikt. Daarna worden zij in volgorde van hoogst naar laagst scorend toegekend. Dit wel steeds met inachtneming van eerdergenoemde verdelingsregels. Als de activiteit met de hoogste score wordt toegekend, is de op 1 na hoogst scorende activiteit nog steeds onderhevig aan de in de verdelingsregels opgenomen criteria.
1 van de situaties die het college met de verdelingsregels en het weegmodel wil voorkomen, is het ontstaan van overlap tussen activiteiten. Als er al aanbod in de gemeente aanwezig is dat vergelijkbaar is met de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zal een aanvraag zeer waarschijnlijk niet worden toegekend. Hier kan in meerdere situaties sprake van zijn:
Als er sprake is van overlap met bestaand aanbod (gesubsidieerd of anderszins door de gemeente gefinancierd). Daarbij geldt dat subsidies die tot en met 2025 door de gemeente verleend zijn, niet meetellen als ‘bestaand aanbod’. Uitzondering hierop zijn subsidies die de gemeente sowieso verleent, zoals begrotingssubsidies
Als er sprake is van een grote mate van overlap tussen de hoogst scorende activiteit en de op 1 na hoogst scorende activiteit, zal de op 1 na hoogst scorende activiteit niet worden toegekend omdat er (met het toekennen van subsidie voor de hoogst scorende activiteit) soortgelijk aanbod aanwezig is in de gemeente. Is er geen sprake van overlap en zijn de 2 activiteiten wezenlijk anders, dan is er, afhankelijk van de scores op de overige criteria en het wel/niet voldoen aan alle eisen, nog wel een mogelijkheid dat de op 1 na hoogst scorende activiteit wordt toegekend.
Aanvragen kunnen worden toegekend tot het beschikbaar gestelde budget besteed is. Als na toekenning van aanvragen die aan de gestelde eisen voldoen blijkt dat het budget nog niet geheel besteed is, wordt niet automatisch overgegaan tot het toekennen van aanvragen die onvoldoende scoren en/of niet aan de gestelde eisen voldoen.
In het tweede en derde lid is een aantal criteria opgenomen. Daarbij wordt verstaan onder:
Gebiedsgerichte aanpak: de mate waarin de activiteit een gebiedsgerichte (bijvoorbeeld op buurt- of wijkniveau) beoogt. Niet iedere activiteit leent zich voor een gebiedsgerichte aanpak, of is juist gericht op ondersteuning van inwoners uit de gehele gemeente. In dergelijke gevallen is dit criterium niet van toepassing. Daarbij wordt het maximaal te behalen aantal punten (100) verminderd met het aantal punten dat aan dit criterium verbonden is. Geeft de subsidieaanvrager aan dat een gebiedsgerichte aanpak niet van toepassing is terwijl dit naar oordeel van het college wel het geval zou kunnen zijn, dan wordt het criterium wel meegewogen in de beoordeling maar ontvangt de subsidieaanvrager hier 0 punten voor;
Voor de in dit lid genoemde zaken wordt geen subsidie verleend. Daarbij wordt verstaan onder:
Kosten voor eten, drinken of andere consumpties: kosten van consumpties die uitsluitend voor de organisatie en diens medewerkers zijn bedoeld. Wanneer een vergoeding wordt gevraagd voor een bijeenkomst waar inwoners bij aanwezig zijn, komen de kosten alleen voor subsidie in aanmerking wanneer ze naar oordeel van het college realistisch zijn en bijdragen aan de realisatie van de activiteit;
Kosten van feesten en jubilea: kosten van feesten of jubilea die uitsluitend voor de organisatie en diens medewerkers worden georganiseerd. Het kan voorkomen dat een feest wordt ingezet om het bereik van een activiteit onder inwoners te vergroten; in dergelijke situaties kunnen de kosten wel in aanmerking komen voor subsidiëring mits ze naar oordeel van het college realistisch zijn en bijdragen aan de realisatie van de activiteit.
Als hier wel subsidie voor wordt aangevraagd, wordt het aangevraagde bedrag door het college verminderd met de kosten die voor deze zaken zijn begroot (als het zaken uit sub a tot en met e betreft). Als er sprake is van een situatie zoals verwoord in sub f, wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen 2 weken op dusdanige wijze te herzien dat deze wel binnen het beschikbare budget past. Maakt de aanvrager hier geen gebruik van of wordt een herziene aanvraag pas na 2 weken ingediend, dan wordt deze niet in behandeling genomen.
De verdeling in categorieën creëert binnen het subsidieplafond een soort subplafonds, wat ervoor zorgt dat er financiële ruimte beschikbaar is voor alle genoemde beleidsdoelen en voorkomt dat 1 activiteit een onevenredig beroep doet op de in totaal beschikbare middelen.
De budgetten zijn uitgedrukt in percentages van het subsidieplafond. Het betreft hier thema-niveau; er is geen verdeling gemaakt naar onderliggende activiteiten. Aanvragers dienen er rekening mee te houden dat zij, wanneer zij een aanvraag indienen voor 1 activiteit binnen een thema, zeer waarschijnlijk geen beroep zullen kunnen doen op het volledige voor dat thema beschikbare budget. Hierop geldt 1 uitzondering, namelijk voor thema’s waarvan het college heeft aangegeven deze onder aansturing van een penvoerder uitgevoerd dienen te worden.
Artikel 5:2 Tussentijdse rapportage
Artikel 5:3 Tussentijds bijstellen
Onder dringende reden wordt bijvoorbeeld verstaan: als maatschappelijke ontwikkelingen of omstandigheden in de uitvoering hierom vragen.
Onder flexibiliteit wordt verstaan: lichte aanpassingen in de uitvoering van de activiteit, bijvoorbeeld een kleine verschuiving in beoogde doelgroepen. Het gaat hier om aanpassingen die geen financiële consequenties met zich meebrengen. Dergelijke aanpassingen kunnen op initiatief van de subsidieontvanger én op initiatief van het college worden aangebracht, maar altijd na onderling overleg.
Artikel 6:1 Activiteiten en beleidskaders
Artikel 6:2 Aanvullende begrippen
Artikel 6:5 Subsidiabele activiteiten
Artikel 6:6 Eisen aan de aanvrager
Artikel 6:10 Aanvullende weigerings- en terugvorderingsgronden
Artikel 7:3 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
In 2025 vindt de implementatie van de subsidiesystematiek zoals deze vanaf 1 januari 2026 in werking treedt, plaats. Omdat tot 1 januari 2026 wachten met het bekendmaken of subsidieaanvragers wel of geen subsidie van de gemeente ontvangen voor activiteiten die zij met ingang van diezelfde datum dienen uit te voeren mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de continuïteit van dienstverlening aan inwoners, geeft het college subsidieaanvragers de mogelijkheid om in 2025 al een aanvraag in te dienen. Het college besluit vervolgens tevens in 2025 op deze aanvragen, zodat subsidieaanvragers c.q. subsidieontvangers voldoende tijd hebben om eventuele aanpassingen in hun dienstverlening door te voeren. Daarbij beroept het college zich op artikel 4:23, derde lid onder a van de Algemene wet bestuursrecht. Vanaf het kalenderjaar 2026 en verder gelden de periode c.q. termijnen die zijn opgenomen in de Asv (artikel 9, eerste lid en artikel 11, eerste lid).
BIJLAGE I. Uitgangspunten ten behoeve van samenwerking
Door het aanvragen en toekennen van een subsidie, gaan de gemeente en de subsidieaanvrager c.q. subsidieontvanger een relatie aan. Meer dan ooit tevoren is daarbij aandacht voor het aangaan van een duurzame en langdurige relatie. Dat brengt logischerwijs ook verwachtingen met zich mee. Met deze uitgangspunten wil het college vorm geven aan de verwachtingen richting de subsidieontvanger, maar ook duidelijk maken waar de subsidieontvanger vanuit de gemeente op mag rekenen.
Subsidieaanvrager/subsidieontvanger
Ongeacht om welke activiteit het gaat, vindt de gemeente het wenselijk dat de subsidieaanvrager c.q. subsidieontvanger:
Voor alle inwoners, en in het bijzonder voor de beoogde doelgroep, actuele en begrijpelijke informatie biedt over de eigen organisatie en de geboden activiteit(en), zowel digitaal als op papier, en inwoners proactief wijst op mogelijk interessant of relevant aanbod in de rest van de gemeente/in de directe nabijheid van de inwoner. Dit ook wanneer de subsidieontvanger niet degene is die uitvoering geeft aan dit aanbod
De eigen signalerende functie naar behoren uitvoert. Dit betekent onder andere dat:
Uitvoerende partijen die actief zijn in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en/of justitie de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling vaststellen en hanteren, zoals bedoeld in artikel 3.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Het eigen aanbod kenbaar maakt bij andere uitvoerende partijen en met hen samenwerkt, zowel binnen als buiten de keten waarin zij zich bevinden en zowel preventief als curatief. Na subsidieverlening levert de uitvoerende partij dan ook informatie aan ten behoeve van de Sociale Kaart, en zorgt de uitvoerende partij ervoor dat deze informatie tijdig wordt bijgewerkt als hier aanleiding toe is
Meewerkt aan kennisdeling tussen (medewerkers en/of vrijwilligers van) uitvoerende partijen (onderling) en de gemeente, zowel preventief als curatief. In het bijzonder stellen uitvoerende partijen levensbrede deskundigheid beschikbaar aan de partij die onafhankelijke cliëntondersteuning biedt aan inwoners, zodat alle groepen (kwetsbare) inwoners bediend kunnen worden
In de uitvoering van activiteiten (waarmee ook zaken als inlooppunten en ontmoetingsplekken worden bedoeld) vindt de gemeente het, ongeacht de doelgroep, belangrijk dat:
Ondersteuning door de gemeente
In het kader van deze (en eventueel andere) subsidieregeling(en) mag een subsidieontvanger het volgende verwachten van de gemeente:
Een vast aanspreekpunt in de vorm van een accounthouder, in ieder geval voor penvoerders en organisaties die een subsidie van meer dan € 100.000 ontvangen. De accounthouder is onder andere betrokken bij de aanvraag, monitoring, tussentijdse bijstelling en verantwoording van de subsidie, maar ook beschikbaar voor tussentijdse informele afstemming
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-177580.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.