Gemeenteblad van Almelo
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Almelo | Gemeenteblad 2025, 174006 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Almelo | Gemeenteblad 2025, 174006 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening jeugdhulp gemeente Almelo 2025
Geldend van 15-04-2025 t/m heden
Verordening jeugdhulp gemeente Almelo 2025
De raad van de gemeente Almelo;
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 februari 2025 (raadsvoorstel zaaknummer: 8665);
Gelet op de artikelen 2.9, 2.10 en 8.1.1, derde lid van de Jeugdwet en artikel 147 en 149 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Algemene voorziening: een aanbod van diensten of activiteiten, die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de aanvrager, niet vallende onder de Jeugdwet; een algemene voorziening is in beginsel voorliggend op een voorziening op grond van de Jeugdwet;
Ondersteuningsplan: Het plan dat door het college wordt opgesteld naar aanleiding van het onderzoek waarin de adviezen, verwijzingen en de afspraken die met de client zijn gemaakt naar aanleiding van zijn aanvraag op grond van de Wet staan beschreven; hierin is de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouder(s) vastgelegd en zijn de doelen (beoogde resultaten) en hoe deze te bereiken beschreven, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren;
Hoofdstuk 2: Toegang tot algemene en individuele voorzieningen
Artikel 2.1. Vormen van jeugdhulp
Inzet van een collectieve voorziening, algemene voorziening en/of voorliggende voorzieningen gaat voor op de inzet van een individuele voorziening. Het college treft geen individuele voorziening als een collectieve, algemene en/of voorliggende voorziening de hulpvraag/problemen van de jeugdige en/of ouders kan oplossen.
Artikel 2.3. Toegang jeugdhulp via gemeente - de aanvraag
Bij de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb dient een aanvraagformulier of ondertekend ondersteuningsplan, een zorgplan, bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de vereiste kwaliteitseisen voor jeugdhulp wordt voldaan (zoals diploma) en een geldige VOG van de directe en vervangende zorgverlener overlegd te worden aan het college.
Indien de cliënt in geval van een aanvraag voor een Pgb een Pgb-beheerder heeft gemachtigd, dan zal het college deze Pgb-beheerder in het beoordelen van de aanvraag betrekken en daarmee minstens eenmaal een gesprek laten plaatsvinden, alvorens over te gaan tot besluitvorming op de aanvraag tot verstrekking van een voorziening in de vorm van een Pgb.
Artikel 2.5 Toegang gecontracteerde jeugdhulp via gecertificeerde instelling
Het college draagt zorg voor de inzet van door de gemeente gecontracteerde jeugdhulp na verwijzing door de gecertificeerde instelling tijdens de uitvoering (en duur) van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclasseringsmaatregel. Het college hanteert hierbij de voorwaarden als bedoeld in artikel 2.4 lid 1 onder a tot en met e van deze verordening.
Artikel 2.6. Toegang in het kader van jeugdstrafrecht en via de familierechter
Wanneer een familierechter bepaalt dat jeugdhulp noodzakelijk is, betekent dit niet dat er direct toegang tot jeugdhulp bestaat. De cliënt dient hiervoor eerst bij het college een aanvraag tot jeugdhulp in te dienen. Het college onderzoekt vervolgens zelfstandig of een individuele voorziening noodzakelijk is en neemt hierover een besluit.
Artikel 2.7 Onderzoek naar de hulpvraag
Stap 4: Of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. In artikel 2.8 van deze verordening is het onderzoek naar eigen kracht en het probleemoplossend vermogen nader uitgewerkt. Daarnaast onderzoekt het college of de cliënt gebruik kan maken van voorliggende en/of algemene voorzieningen;
Het college is bevoegd om de cliënt op een aangegeven plaats en tijdstip door één of meer door het college te bepalen externe deskundigen te doen bevragen en onderzoeken als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist. Hierbij geldt het vereiste dat de externe adviseur onafhankelijk en onpartijdig is.
Artikel 2.8 Afwegingscriteria eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht)
De Jeugdwet heeft het doel de eigen kracht van de jeugdige en het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezin en sociale omgeving te versterken (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012/13, 33 684, nr. 3, pagina 2). Hierbij past een actieve rol van de ouders en de jeugdige om in eerste instantie te trachten de op hun weg komende problemen zelf of met behulp van hun eigen netwerk op lossen (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012/13, 33 684, nr. 3, pagina 2). Deze uitgangspunten zijn (ook) in artikel 2.1 van de Wet verankerd; de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen ligt allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf en er moet worden uitgegaan van de eigen kracht van de jeugdige, zijn ouder(s) en het sociale netwerk.
Het college weegt bij het onderzoek uit artikel 2.7 van deze verordening mee dat ouders naast het recht ook een plicht hebben om hun minderjarig kind te verzorgen en op te voeden (art. 1:247 van het Burgerlijk Wetboek) en de kosten van die verzorging en opvoeding te dragen (art. 1:82 Burgerlijk Wetboek). Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking en dat de hulp die deze minderjarige, in beginsel daarvoor nodig heeft, ook door hen geleverd kan worden. De zorgplicht van ouder(s) strekt zich in ieder geval uit over: verzorging, toezicht, begeleiding en opvoeding die een ouder(s) normaal gesproken geeft/geven aan het kind passend bij de leeftijd en/of het ontwikkelingsniveau van het kind. Dat betekent ook dat als één van de ouders uitvalt, de andere ouder dit overneemt. Verder behoren ouders hun kinderen een passend leefklimaat te bieden in een veilige en stimulerende opvoedomgeving. De zorgplicht van ouders voor kinderen draagt bij aan het gezond en veilig kunnen opgroeien, het groeien naar zelfstandigheid en het voldoende zelfredzaam worden en maatschappelijk kunnen participeren.
In het onderzoek naar de hulpvraag weegt het college mee wat de oorzaak achter de hulpvraag van de cliënt is. Het uitgangspunt is om zo veel als mogelijk te normaliseren. Dit wil zeggen dat gekeken wordt welke hulpvragen en problemen in het algemeen beschouwd kunnen worden als horende bij de ontwikkeling van een jeugdige gelet op de ontwikkelingsfase waarin deze zich bevindt. Voor normaliseren geldt:
Kwetsbaarheid, problemen en tegenslagen horen bij het leven. Jeugdhulp is bedoeld voor hulpvragen die de oorzaak hebben in gedrags- of opvoedproblematiek, psychische problemen of stoornissen die uitmonden in problemen in het dagelijks leven en die niet behoren tot de ontwikkelingsfase waarin de jeugdige zich bevindt. Kinderen opvoeden kost tijd en energie. Dat geldt voor alle kinderen en daarbij verschilt het per kind hoeveel tijd en energie dit kost;
Jeugdhulp wordt slechts (tijdelijk) ondersteunend ingezet in gevallen waarin het de cliënt het tijdelijk zelf of met behulp van andere oplossingen niet lukt en de ontwikkeling (algehele ontwikkeling passend bij leeftijd en/of ontwikkelingsniveau) en veiligheid (fysieke en/of mentale veiligheid) van de jeugdige belemmerd wordt.
Onder probleemoplossend vermogen wordt verstaan: het vermogen om zelf of met behulp van anderen, zoals het sociaal netwerk en/of andere voorzieningen, te herkennen en erkennen (begrijpen) dat problemen bestaan om vervolgens zelf te kunnen komen tot het treffen van maatregelen om deze problemen op te lossen. Hieronder wordt onder andere verstaan het kunnen signaleren en analyseren en oplossingsgericht kunnen denken en handelen.
Bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden worden alle relevante feiten en omstandigheden meegewogen. Het gaat dan onder meer om de behoefte en de mogelijkheden van de cliënt, de voor hem/haar benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan, de mogelijkheden, draagkracht en de belastbaarheid van ouder(s), de samenstelling van het gezinssysteem en de woonsituatie en het belang van de ouder(s) om te voorzien in een inkomen.
Als ouders redelijkerwijs een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. Als personen uit het sociale netwerk van de jeugdige en/of ouder(s) kunnen bijdragen aan het verminderen of oplossen van de hulpvraag van de cliënt wordt dit ook gezien als het aanspreken van 'eigen kracht'. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening.
Bij de afwegingsfactoren voor het onderzoek naar de eigen kracht, zoals benoemd in het zesde lid wordt gekeken naar de volgens het college noodzakelijk geachte ondersteuningsbehoefte van de jeugdige. Dat de ondersteuning van de jeugdige met een beperking als bedoeld in de Wet meer is dan normaal bij kinderen van eenzelfde leeftijd en/of ontwikkelingsniveau maakt niet dat inzet van een individuele voorziening om deze reden noodzakelijk is. Het college onderzoekt in het kader van het onderzoek naar de eigen kracht of feitelijk sprake is van eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen om de hulp te bieden die de cliënt naar het oordeel van het college nodig heeft.
Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast, waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de hulp aan de jeugdige. Een beroep op overbelasting moet door de ouder(s) aannemelijk worden gemaakt en zo nodig nader worden onderbouwd. Is dat door de ouder(s) aannemelijk gemaakt, dan rust de plicht op het college om daar verder onderzoek naar te doen. Is de (dreigende) overbelasting vastgesteld en kan van de ouder(s) niet worden verwacht deze op te heffen, dan zijn de eigen mogelijkheden van de desbetreffende ouder ontoereikend.
In situaties waarbij ouders begeleiding, behandeling of ondersteuning ten gevolge van maatschappelijke of eigen psychische of relationele problemen nodig hebben en er naar het oordeel van het college geen sprake is van een hulpvraag als bedoeld in deze verordening, komt een jeugdige of zijn ouder(s) niet in aanmerking voor een door het college te verlenen individuele voorziening als bedoeld in deze verordening.
Voor zover het ontbreken van eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten of een vorm van werk, hanteert het college het uitgangspunt dat in beginsel het verlenen van zorg aan een kind voor gaat op het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten of een vorm van werk. Het verminderen of anders organiseren van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten wordt in dit geval van de ouder/verzorger verwacht.
Artikel 2.9 Spoedeisende jeugdhulp
Het college kan in spoedeisende gevallen, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid, na een melding besluiten om onverwijld en zo nodig ambtshalve, een tijdelijke individuele voorziening te verstrekken in afwachting van de uitkomst van het onderzoek, zoals bedoeld in artikel 2.7 van deze verordening of de aanvraag van een cliënt.
Hoofdstuk 3 Criteria en vormen van individuele voorzieningen
Artikel 3.1 Criteria voor toekenning individuele voorziening
Een individuele voorziening jeugdhulp wordt toegekend als de inzet van de voorziening doeltreffend geacht kan worden. De doeltreffendheid beoordeelt het college door vast te stellen of de individuele voorziening wezenlijk bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag en (waar beschikbaar) er wordt gewerkt met een bewezen effectieve interventie.
Artikel 3.3 Afwegingscriteria bij inzet individuele voorziening
Aanvullend op het gestelde in lid 1 hanteert het college de volgende afwegingscriteria bij het bepalen van de in te zetten individuele voorziening;
De ondersteuning wordt zo ingericht en opgezet dat een normale manier van opgroeien en opvoeden wordt gestimuleerd. Verblijf is alleen aan de orde wanneer ambulante ondersteuning ontoereikend is gebleken. Verblijf duurt zo kort als mogelijk en is gericht op de behandeling en begeleiding, waarbij het noodzakelijk is om te verblijven bij een aanbieder;
Een individuele voorziening is bedoeld om de ontwikkeling van kinderen te bevorderen waar deze in gevaar komt en niet voor de bevordering van de algemene ontwikkeling die elk kind doormaakt. Dit kan betekenen dat naast een individuele voorziening direct gericht op het kind hieraan de voorwaarde gesteld kan worden dat ouders meewerken aan interventies of een traject of een beroep op algemene en/of voorliggende voorzieningen doen gericht op het versterken van hun eigen kracht. Het college kan ouders in dit kader vragen om een plan van aanpak op te stellen waarin zij aangeven hoe zij hun eigen kracht duurzaam kunnen versterken, waardoor zij (weer) in staat zijn zelf de hulpvraag van de cliënt op te kunnen lossen. Het college weegt dit mee in haar advies ten aanzien van de in te zetten individuele voorziening;
In het geval de jeugdige/ouders aanspraak kunnen doen op een aanvullende verzekering verwacht het college van de jeugdige/ouder(s) dat de aanvullende verzekering wordt aangesproken. Als vaststaat dat hulp noodzakelijk is en meer behandelingen nodig zijn of slechts een gedeelte wordt vergoed vanuit de aanvullende verzekering, dan treft het college hiervoor in het kader van de Jeugdwet (aanvullend) een individuele voorziening indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk wordt geacht.
Het college hanteert naast de afwegingscriteria genoemd in lid 2 de volgende afwegingscriteria bij het bepalen van de in te zetten individuele voorziening, voor zover de voorziening wordt ingezet ter ontlasting/ontzorgen van het gezinssysteem:
De inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting is gericht op een duurzame oplossing, dat wil zeggen dat de hulp gericht is op het gezinssysteem in gezamenlijke verantwoordelijkheid tot het verkrijgen van voldoende eigen kracht. In beginsel wordt daarom de jeugdhulp ingezet in de thuissituatie;
Voor de inzet van jeugdhulp bij (dreigende) overbelasting moet een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de zorg die geboden wordt en noodzakelijk wordt geacht in het kader van de Jeugdwet. Bij overbelasting met een andere oorzaak dan de zorg aan het kind dient de oorzaak van deze overbelasting opgelost te worden;
Wanneer de indicatieduur voor een individuele voorziening is verlopen en een nieuwe aanvraag wordt gedaan voor hulp (herindicatie), zal naast het onderzoek als bedoeld in artikel 2.7 van de verordening onderzocht worden of en welke inspanningen zijn verricht om de overbelasting terug te dringen. Hierbij geldt het uitgangspunt van de Wet dat van ouders een actieve rol verwacht wordt om de op hun weg komende problemen (waaronder (dreigende) overbelasting) zelf of met behulp van hun eigen netwerk of andere mogelijkheden op te lossen.
Begeleiding Individueel: is voor de jeugdige met enkelvoudige of meervoudige problematiek en/of zijn gezinssysteem. Bij Begeleiding Individueel staat het bevorderen, het behouden of het compenseren van de zelfredzaamheid van de jeugdige en het gezinssysteem voorop. De begeleiding richt zich voornamelijk op het aanleren van vaardigheden en/of het leren omgaan met een beperking. De doelen van Begeleiding Individueel zijn:
Vaktherapie: is voor de jeugdige. Vaktherapie is de overkoepelende naam voor de vaktherapeutische disciplines: beeldende therapie, danstherapie, dramatherapie, muziektherapie, psychomotorische kindertherapie en speltherapie. Vaktherapie is een behandelvorm die uitgaat van doen en ervaren. Vaktherapie kan ook systemisch worden ingezet. De doelen van Vaktherapie zijn:
Forensische jeugdhulp -behandeling: is voor de jeugdige die:
Gediagnosticeerd is met een gedragsstoornis, vaak in combinatie met andere stoornissen of een licht verstandelijke beperking. De stoornis die mogelijk ten grondslag ligt aan de zorg is geen in- of exclusiecriterium voor de inzet van jeugdhulp in het strafrechtelijk kader.
Forensische Jeugdhulp - behandeling is (hoog)specialistiszorg die zich richt op de veiligheid van de samenleving. Het gaat om diagnostiek, risicotaxatie en/of ambulante behandeling van de jeugdigde met (dreigend) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of (dreigend) delict gedrag. Het gevaarscriterium van (dreigened) ernstig grensoverschrijdend gedrag en/of delictgedrag is leidend in de bepaling of Forensische jeugdhulp - behandeling nodig is. De doelen van Forensische jeugdhulp - behandeling zijn:
Medicatiecontrole inclusief medische comorbiditeit: is gericht op de jeugdige die tijdens of na de behandeling op basis van de Wet afzonderlijke medicatiecontrole krijgt, waarbij sprake is van medische comorbiditeit. De jeugdige is in behandeling bij een ziekenhuis wegens een medische diagnose en daarnaast is sprake van ADHD en/of gedragsproblemen waar medicatiecontrole voor nodig is.
Begeleiding Groep Intensief: richt zich op de jeugdige met ernstige enkelvoudige of ernstige meervoudige problematiek en er kunnen veiligheidsrisico’s zijn vanwege onvoorspelbaarheid in gedrag en zorgbehoefte. De hulp wordt op locatie en in groepsverband geboden. De doelen van Begeleiding Groep Intensief zijn:
Behandeling Groep Basis: biedt de jeugdige behandeling van milde enkelvoudige of meervoudige problematiek. Deze problematiek kan van pedagogische en/of psychologische aard zijn, zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen. De behandeling is in groepsverband en wordt op locatie geboden. De doelen van Behandeling Groep Basis zijn:
Behandeling Groep Intensief: biedt de jeugdige behandeling van ernstige enkelvoudige of meervoudige problematiek. Deze problematiek kan van pedagogische en/of psychologische aard zijn, zoals gedragsproblemen, een ontwikkelingsachterstand en/of sociaal emotionele problemen. Situaties zijn crisisgevoelig (lastig planbaar) en er is een hoge mate van regie. De behandeling is in groepsverband en wordt op locatie geboden. De doelen van Behandeling Groep Intensief zijn:
Kinderdagcentrum (KDC)/Orthopedagogisch dagcentrum (ODC) Basis: biedt de jeugdige van 0 – 18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking hulp. De jeugdige (vroegere MDC, infantgroepen) van 0-6 jaar heeft ontwikkelingsproblematiek en/of gedragsproblematiek of de jeugdige ouder dan 5 jaar die niet naar het onderwijs door kan stromen vanwege een forse handicap en/of externaliserend gedrag (snel boos worden, geïrriteerd raken, moeilijk met anderen in een ander groepje kunnen zitten). In het centrum zijn diverse soorten hulpverleners aanwezig die verschillende therapieën aanbieden om de ontwikkeling van de jeugdige te stimuleren. Zo is er bijvoorbeeld logopedie, speltherapie, muziektherapie, ergotherapie en fysiotherapie. Doelen van het Kinderdagcentrum/Orthopedagogisch dagcentrum Basis zijn:
Kin derdagcentrum (KDC)/Orthopedagogische dagcentrum (ODC) Intensief: biedt de jeugdige van 0-18 jaar met een (ernstige) verstandelijke of meervoudige beperking hulp met zware ondersteuningsbehoeften. In het centrum zijn diverse soorten hulpverleners aanwezig die verschillende therapieën aanbieden om de ontwikkeling van de jeugdige te stimuleren. Zo is er bijvoorbeeld logopedie, speltherapie, muziektherapie, ergotherapie en fysiotherapie. Het doel van het Kinderdagcentrum (KDC)/ Orthopedagogische Dagcentrum (ODC) Intensief is:
Ernstige Dyslexiezorg (ED): is gericht op de jeugdige van 7 tot 13 jaar (die de basisschool bezoekt). Dyslexie is een specifieke en hardnekkige lees- en spellingstoornis met een basis in de neurobiologische ontwikkeling, die niet verklaard kan worden door een algemeen leerprobleem, inadequaat onderwijs of sensorische beperkingen. Ernstige Dyslexiezorg (ED) richt zich op:
Screening: is gericht op de jeugdige in situaties waarbij de verwijzer niet zeker weet of een jeugdige bij een aanbieder past (bijvoorbeeld qua doelgroep, expertise). Screening is de optionele beoordeling of de jeugdige in zorg kan worden genomen bij een jeugdhulpaanbieder. Screening vindt plaats wanneer niet duidelijk is welke aanbieder het meest passend is. Het doel van Screening is:
Artikel 3.4.2 Ambulante alternatieven voor verblijf
Ambulante alternatieven voor verblijf zijn interventies die worden ingezet om te voorkomen dat een jeugdige uit huis wordt geplaatst, binnen een woonvoorziening kan blijven wonen en om te bevorderen dat de jeugdige uitstroomt uit verblijf. De Ambulante alternatieven omvatten intensieve begeleiding, behandeling, oudertraining en andere ondersteunende programma’s om het gezinssysteem te versterken, veiligheid te waarborgen en de noodzaak van uithuisplaatsing te verminderen.
Ambulant alternatief Zeer Intensieve Traumabehandeling (ZIT): is gericht op de jeugdige en betreft een kortdurende klinische opname waarin intensief en doelgericht gewerkt wordt aan vermindering van traumagerelateerde klachten. De behandeling omvat individuele behandeling (EMDR-therapie, Imaginaire Exposure, EMDR-activatie, een traumasensitief pedagogisch klimaat) en lichamelijke activiteiten. De jeugdige verblijft twee weken achter elkaar van maandag tot en met donderdag op de behandellocatie van de ZIT. Daarna gaat de jeugdige weer naar huis of naar de locatie waar de jeugdige verblijft/woont.
Ambulant alternatief Flexibel Assertive Community Treatment (FACT Jeugd/ GezinsFACT): is gericht op de jeugdige die vaak al verschillende vormen van hulpverlening heeft gehad. Tegelijkertijd is er sprake of een vermoeden van psychiatrische problematiek. Ook is er sprake van zorgwekkend en/of zorgmijdend gedrag. FACT Jeugd/ GezinsFACT is flexibel in tijd en intensiteit en richt zich op het weerbaar maken van de jeugdige en zijn gezinssysteem in en mét de maatschappij. FACT Jeugd/ GezinsFACT biedt multidisciplinaire behandeling, begeleiding en ondersteuning op maat, voornamelijk in de eigen omgeving van de jeugdige. De begeleiding en behandeling is outreachend en de inzet is gericht op wat de jeugdige en het gezinssysteem nodig hebben.
Ambulant alternatief Multisysteem Therapie (MST): is gericht op de jeugdige tussen de 10 en 18 jaar met gedragsproblemen. MST is bedoeld voor het gezinssysteem met één of meerdere jeugdigen die ernstige gedragsproblemen hebben (bijvoorbeeld fysieke agressie, verbale agressie, het plegen van delicten, weglopen, intimideren, middelenmisbruik of omgang met verkeerde vrienden). Het grensoverschrijdende probleemgedrag komt voor op meerdere levensgebieden van de jeugdige, zoals thuis, op school of op straat. Soms mondt het uit in criminaliteit, zoals diefstal en vandalisme. De toekomst van de jeugdige staat op het spel en opname in een open of gesloten setting dreigt. De behandeling vindt plaats in de thuissituatie.
Ambulant alternatief Crisis Systeem Interventie (CSI): is gericht op het gezinssysteem met tenminste één jeugdige tot 18 jaar, die meervoudige en ernstige problemen heeft en een lange hulpverleningsgeschiedenis. Minimaal één van de gezinsleden heeft een licht verstandelijke beperking. CSI is bedoeld voor een gezinssysteem in crisis waar een uithuisplaatsing dreigt. Er wordt gewerkt vanuit verschillende methodieken, die passend zijn bij de jeugdige en het gezinssysteem De behandelduur betreft gemiddeld 16 weken. De behandeling vindt in principe thuis plaats. Indien nodig verblijven de jeugdige(n) en het gezinssysteem tijdelijk bij de aanbieder op locatie (het hele gezinssysteem woont dan tijdelijk in een woning van de aanbieder).
Pleegzorg: is een gezinsvervangende of gezinsondersteunende voorziening waarbij de jeugdige door één of meerdere pleegouders tijdelijk of structureel opgevoed en verzorgd wordt. De jeugdige kan door omstandigheden een korte of langere tijd niet thuis wonen en er is sprake van laag complexe factoren bij de jeugdige op moment van plaatsing. Pleegzorg bestaat uit de volgende vormen:
Hulpverleningspleegzorg: is een vorm van tijdelijke pleegzorg, met de verwachting dat de jeugdige weer terug naar huis kan;
Opvoedingspleegzorg: is een vorm van pleegzorg voor langere tijd, als de jeugdige niet terug naar huis kan. De doelen van Opvoedingspleegzorg zijn: continuïteit, opvoedzekerheid en optimale kansen voor de jeugdige creëren;
Deeltijdpleegzorg: is een variant van pleegzorg waarin een jeugdige een aantal dagen wordt opgevangen door pleegouders. Deeltijdpleegzorg wordt ingezet om het gezinssysteem te ontlasten, om een uithuisplaatsing of doorstroom naar een zwaardere vorm van hulp te voorkomen. De inzet van deeltijdpleegzorg varieert van een enkele dag tot maximaal drie dagen per week.
Gezinshuis: is een kleinschalige woonvorm van jeugdhulp waar gezinshuisouders (zijn professionals) de vaste basis vormen voor de jeugdige. Een gezinshuis is gericht op de jeugdige die ondanks eigen beperkingen en/of doorgemaakte gebeurtenissen in staat wordt geacht om in een gezinsstructuur te kunnen functioneren en de nabijheid van gezinshuisouders te verdragen. Binnen een gezinshuis wordt de jeugdige geplaatst die als gevolg van beschadigde ervaringen en/of complexe problematiek (tijdelijk) niet bij het gezinssysteem of zelfstandig kan wonen. De jeugdige is onderdeel van de gezinsstructuur, cultuur en het bredere netwerk van het gezinshuis. Doelen van het Gezinshuis zijn:
Woongroep: gericht op de jeugdige veelal in de leeftijd tussen de 12 en 18 jaar met een licht tot zwaar opgroeiprobleem die vanwege eigen problematiek niet in een pleeggezin of gezinshuis kan wonen. Voor de jeugdige ligt de nadruk op opgroeien en ontwikkelen en niet op behandeling. Binnen een woongroep wordt een pedagogisch leefklimaat geboden waarbinnen een vaste groep jeugdigen 24 uur per dag wordt begeleid door een beperkt aantal jeugdprofessionals. Het doel van de Woongroep is:
Hoogspecialistische (kleinschalige) woonvoorziening: is gericht op de jeugdige van wie de problemen complex zijn, zoals ernstige gedrags- en ontwikkelingsproblemen of suïcidaliteit of er is sprake van een (licht) verstandelijke beperking. De zorg in een pleeggezin, gezinshuis of woongroep is voor de jeugdige niet voldoende of er is sprake van meerdere mislukte hulppogingen. Een hoogspecialistische (kleinschalige) woonvoorziening is een 24/7-voorziening binnen een open residentiële jeugdzorginstelling, op een instellingsterrein of in een woonwijk. Daarbij wordt een intensieve, individuele behandeling en/of begeleiding op maat – en zolang als nodig – gegeven. Het doel van de hoogspecialistische (kleinschalige) woonvoorziening is:
Kamertraining: is gericht op de jeugdige met psychosociale- en/of gedragsproblemen, veelal in de leeftijd vanaf 16 jaar, die niet langer bij het gezinssysteem of binnen een gezinshuis of andere vormen van de individuele voorziening Wonen of Verblijf kan verblijven, maar nog niet over de benodigde vaardigheden beschikt om zelfstandig te wonen. Bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid is ondersteuning nog nodig. Kamertraining is een vorm van zelfstandigheidstraining. De jeugdige kan 24/7 binnen deze verblijfvorm verblijven. Het doel van Kamertraining is:
Ouder-kind Groep: is gericht op ouder(s) met jeugdige(n) tot circa 4 jaar en/of met een ongeboren kind. De 24- uurszorg is noodzakelijk om de veiligheid van de jeugdige te kunnen waarborgen. De ouder-kind groep is tijdelijk. De ondersteuning is daarnaast vaak gericht op meerdere domeinen en passend bij de leeftijd- en ontwikkelingsfase waarin de jeugdige zich bevindt. Indien nodig wordt nauw samengewerkt met ketenpartners, bijvoorbeeld het consultatiebureau en de kinderopvang. De doelen van de Ouder-kind Groep zijn:
Behandelgroep: is gericht op de jeugdige die behoefte heeft aan een gestructureerde en ondersteunende omgeving om aan de ontwikkelings- behoeften en gedragsverandering te werken. Deze jeugdige kan te maken hebben met complexe uitdagingen, zoals gedragsproblemen, emotionele moeilijkheden of crisissituaties, waarbij intensieve multidisciplinaire behandeling essentieel is. Een behandelgroep biedt een leefklimaat aan dat bestaat uit een stabiele ontwikkelings- en behandelsituatie. De behandeling is altijd multidisciplinair ingebed. De behandeling gaat altijd samen met intensieve ondersteuning in de thuissituatie. De jeugdige kan 24/7 op een behandelgroep verblijven. De doelen van Behandelgroep zijn:
Driemilieuvoorziening: is gericht op de jeugdige met LvB-problematiek die niet thuis kan verblijven door (zeer) ernstige meervoudige gedragsproblematiek veelal gecombineerd met psychische/psychiatrische problematiek. Er is continue sturing, regulering, behandeling, ondersteuning en toezicht nodig. Er is sprake van verbaal agressief, destructief, manipulatief, ongecontroleerd en/of ongeremd gedrag en vaak ook grensoverschrijdend seksueel gedrag waardoor er sprake is van een groot veiligheidsrisico; de jeugdige die een gevaar voor zichzelf of anderen is en/of gevaar voor zichzelf onvoldoende herkent, dan wel wordt bedreigd door derden. De jeugdige heeft een sterke neiging zich aan begeleiding te onttrekken. Dit toont zich in complexe problematiek en vaak al meerdere mislukte hulppogingen. Veelal zijn de problemen sterk verweven met die in het gezin/netwerk en is eerder ingezette specialistische hulp (met verblijf) niet in staat (gebleken) om die belemmeringen weg te nemen. Bij de Driemilieuvoorziening wordt behandeling binnen verblijf, onderwijs en vrijetijdsbesteding gecombineerd aangeboden. De Driemilieuvoorziening wordt ingezet voor de jeugdige die 24-uur actief toezicht nodig heeft. De Driemilieuvoorziening bestaat uit een samenhang van ten minste de volgende onderdelen: verblijf, onderwijs (op het terrein of een school in de buurt waar samenwerkingsafspraken mee zijn) en vrijetijd/dagbesteding in een open setting. Er is sprake van een orthopedagogisch behandel- en leefklimaat. De doelen van de Driemilieuvoorziening zijn:
Jeugd GGZ-verblijf: is gericht op de jeugdige met (zeer ernstige) psychiatrische problematiek, waarbij een intensieve behandeling (in een open of gesloten setting) noodzakelijk is. Een (tijdelijke) opname is noodzakelijk. Ondersteuning is gericht op de jeugdige en de ouders. Het betreft een (korte) klinische opname voor de jeugdige en eventueel het gezinssysteem als onderdeel van de GGZ-behandeling. In het algemeen is sprake van intensieve dagelijkse begeleiding en dagstructurering met continu individueel (opvoedkundig) toezicht. Verpleegkundig, opvoedkundig, verzorgend (VOV) personeel is permanent beschikbaar. De zelfredzaamheid van de jeugdige is laag. Een gedeeltelijke overname van zorg en permanent (opvoedkundig) toezicht door VOV-personeel is noodzakelijk. De doelen van Jeugd GGZ-verblijf zijn:
JeugdzorgPlus: is gericht op de jeugdige tot 18 jaar met gedragsproblemen die zo ernstig zijn dat de jeugdige een gevaar is voor zichzelf, of voor anderen. Jeugdhulp is noodzakelijk in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. JeugdzorgPlus betreft verblijf dat zich onderscheidt doordat er beperkende maatregelen kunnen worden toegepast. JeugdzorgPlus is er voor de jeugdige met een ernstige ontwikkelingsbedreiging waarin een behandeling onontkoombaar is. Dat betekent dus dat er vrijheidsbeperkende en controlerende maatregelen ingezet kunnen worden tegen de wil in van de jeugdige (en wettelijk vertegenwoordigers). Maatregelen kunnen worden ingezet op basis van een machtiging van de rechter. Het leefklimaat is erop gericht om de impact van de beperkende maatregelen zo passend mogelijk te maken. De doelen van JeugdzorgPlus zijn:
Crisisdienst GGZ-jeugd: is gericht op de jeugdige waarbij sprake kan zijn van direct gevaar voor de jeugdige en/of de omgeving. Crisisdienst GGZ-jeugd bestaat uit een psychiatrische beoordeling en/of eerste interventie bij acute en psychiatrische klachten bij de jeugdige. De jeugdhulpaanbieder realiseert een 24-uurs Crisisdienst GGZ-Jeugd die 24 uur per dag, zeven dagen per week bereikbaar is voor wettelijke verwijzers. Op basis van de crisismeldingen vindt er bij de jeugdhulpaanbieder een triage plaats. Zo nodig komt de ambulante voorwacht voor de beoordeling ter plekke, indien nodig samen met een arts of psychiater. De doelen van Crisisdienst GGZ-jeugd zijn:
Ambulante crisiszorg Families First (FF): is gericht op de jeugdige en de ouder(s) die intensieve crisishulp nodig hebben. De veiligheid van de jeugdige staat voorop. De hulp duurt vier tot maximaal zes weken (zoals beschreven in de methodiek), sluit aan bij de behoeften van het gezin en is gericht op het vergroten van de competentie van gezinsleden door middel van het versterken van datgene wat goed gaat en het aanleren van nieuwe vaardigheden. De doelen van FF zijn:
Ambulante Spoed Hulp (ASH): is gericht op de jeugdige en/of het gezinssysteem. ASH is een kortdurende, intensieve, activerende hulpverleningsvorm. De hulp wordt in de woonsituatie ingezet bij crisis en spoedeisende situaties in de opvoedingssituatie. De hulpverlener kan vaak al binnen een paar uur bij het gezinssysteem zijn. Soms kan het gezinssysteem na een dag weer zelf verder. Regelmatig is het ook nodig om, nadat het ASH-traject is afgerond, vervolghulp in te zetten. Kenmerkend voor ASH is dat jeugdhulpaanbieders binnen 24 uur en dag en nacht de ondersteuning kunnen starten en geven. De doelen van ASH zijn:
Crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB): is gericht op de jeugdige met een (licht)verstandelijke beperking, eventueel in samenhang met psychosociale- en/of psychiatrische- en/of systeemproblematiek, waarbij een dusdanige (onveilige) crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of crisispleegzorg is niet mogelijk en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Het crisisverblijf wordt ingezet als er sprake is van een zodanige balansverstoring dat het handhaven van de natuurlijke gezinssituatie (en soms ook school, vrije tijd) (tijdelijk) niet mogelijk is en voor de jeugdige als gevolg van ontwikkelings- en of gedragsproblemen een gestructureerde opvoedingsomgeving noodzakelijk is. Tijdens het verblijf wordt, voor zover dat mogelijk is, gestimuleerd dat de jeugdige zijn onderwijs continueert op de eigen school dan wel gebruik blijft maken van reeds lopende dagbesteding en/of vrijetijdsbesteding. Crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB) biedt een veilige en stabiele plek met structuur en een pedagogisch klimaat. De doelen van Crisisverblijf Licht verstandelijk beperkt (LvB) zijn:
Crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp: is gericht is op de jeugdige met gedrags- en/of gezinsproblematiek eventueel in samenhang met psychosociale en/of licht verstandelijke problematiek en op het gezinssysteem en de omgeving. Het gaat om de jeugdige waarbij als gevolg van gedrags- en/of systeemproblematiek een dusdanig onveilige, crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of crisispleegzorg is niet mogelijk gebleken en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp biedt een veilige en stabiele plek met structuur en een pedagogisch klimaat. Doelen van Crisisverblijf Jeugd- en Opvoedhulp zijn:
Crisisverblijf Jeugd GGZ: is het noodzakelijke crisisverblijf voor een jeugdige met psychische of psychiatrische problematiek eventueel in samenhang met licht verstandelijke- of gezinsproblematiek. Het gaat om de jeugdige met acute psychiatrische problematiek waarbij een dusdanig onveilige, crisissituatie is ontstaan dat thuisblijven geen optie is. Tijdelijk verblijf van de jeugdige bij iemand uit het sociaal netwerk of crisispleegzorg is niet mogelijk gebleken en acuut interveniëren met het oog op de veiligheid van de jeugdige en/of het gezinssysteem is noodzakelijk. Doelen van Crisisverblijf Jeugd GGZ zijn:
Crisispleegzorg: is gericht op de jeugdige en/of het gezinssysteem. Wanneer in verband met een ernstige bedreiging van de veiligheid van de jeugdige en/of ouders tot directe plaatsing in een crisispleeggezin besloten is (in vrijwillig of justitieel kader), wordt de zorg voor de jeugdige vooral gericht op stabilisatie, veiligheid en rust. Het verblijf in het crisispleeggezin is ondersteunend aan het proces dat met het gezinssysteem wordt doorlopen om voor de jeugdige weer een veilige gezinssituatie te realiseren. Bij Crisispleegzorg is er sprake van spoedeisende problematiek of een crisissituatie. De doelen van Crisispleegzorg zijn:
Artikel 3.4.6 Advies en Expertise
Advies en Expertise betreft het inzetten van specifieke expertise van een gespecialiseerde aanbieder als noodzakelijke aanvulling op de expertise en het onderzoek van de wettelijke verwijzer. Advies en Expertise is voor een brede vraagverheldering om tot het besluit te komen over het best passende hulptraject in complexe casuïstiek.
Artikel 3.4.7 Jeugdhulpvervoer
Jeugdhulpvervoer is structureel routegebonden vervoer van de jeugdige van en naar jeugdhulplocaties. Dit is gecombineerd vervoer. Het Jeugdhulpvervoer dient plaats te vinden tussen de woning van de jeugdige of de locatie waar de jeugdige onderwijs geniet en de locatie waar de jeugdige de individuele voorziening ontvangt. Een individuele voorziening Jeugdhulpvervoer is tijdelijk. Het Jeugdhulpvervoer wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van het gezinssysteem of de jeugdige is opgeheven.
Het college onderzoekt de eigen kracht van de jeugdige, de ouder en het sociaal netwerk. In artikel 2.8 is het onderzoek naar eigen kracht nader uitgewerkt. Als de jeugdige is aangewezen op jeugdhulp zorgen de jeugdige en/of ouder in beginsel voor het vervoer van en naar de locatie van de jeugdhulpaanbieder. Het college kent geen individuele voorziening Jeugdhulpvervoer toe als:
Artikel 4.1 Kwaliteitseisen jeugdhulp
Om na te gaan of de kwaliteit van de ondersteuning voldoende geborgd is, wordt onder meer gekeken naar de volgende punten:
Bij indiensttreding dient de professional die de ondersteuning levert en de bestuurder(s) van een zorgorganisatie te beschikken over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) met screeningsprofiel 45 ‘gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’. De VOG dient specifiek voor de betreffende functie die door de medewerker wordt uitgevoerd te zijn afgegeven. De VOG mag niet eerder zijn afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene bij de (Pgb-)aanbieder in dienst is getreden en niet ouder te zijn dan drie jaar. Na indiensttreding zorgt de (Pgb-)aanbieder ervoor dat er voor de medewerker per drie jaar een nieuwe VOG wordt aangevraagd en verkregen. Een VOG is niet nodig bij zorg door familie (eerste of tweedegraads) of partner;
Dat de door de (Pgb-)aanbieder ingeschakelde medewerkers voldoen aan de voor de functie vereiste deskundigheid, vaardigheden en wettelijke eisen. Zij dienen te beschikken over een adequate opleiding en een recente VOG. De (Pgb-)aanbieder draagt er zorg voor dat ingeschakelde vrijwilligers beschikken over een recente VOG;
De (Pgb-)aanbieder dient financieel gezond te zijn en er dient aan financiële verplichtingen voldaan te worden, zodat de continuïteit van de zorg voor de cliënt voldoende gewaarborgd is. De (Pgb-)aanbieder kan worden gevraagd de meest recente jaarrekening te overleggen. In het geval van een organisatie zonder rechtspersoonlijkheid kan om een balans en resultatenrekening gevraagd worden, waaruit in ieder geval de gerealiseerde omzet en kosten gesplitst naar personele kosten en materiële kosten zijn opgenomen;
Artikel 4.2 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders
Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor door derden te leveren diensten, zoals jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, als bedoeld artikel 2.11 en 4.1.1. van de Jeugdwet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering rekening met de navolgende kostprijselementen conform de AMvB reële tarieven Jeugdwet:
Het college kan de uiteindelijk over een kalenderjaar te betalen vergoeding aan een (Pgb-) aanbieder van dienstverlening korten met maximaal het bedrag waarmee bezoldigingen en uitgekeerde ontslagvergoedingen aan al dan niet ingehuurde (deeltijd) medewerkers, bestuurders en toezichthouders over dat jaar (naar rato) meer bedragen dan de normen, zoals bedoeld in artikel 2.3 en 2.10 van de Wet normering topinkomens en de regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg en jeugdhulp.
Wanneer de (Pgb-)aanbieder op enige wijze bedragen onttrekt aan de bedrijfsvoering op een voor de branche niet gebruikelijke, niet integere, dan wel niet marktconforme wijze wordt dit gezien als schending van de integriteit. Dit staat het leveren van ondersteuning in de weg en heeft tot gevolg dat het college de (Pgb-)aanbieder kan uitsluiten van het leveren van de ondersteuning, zoals omschreven in artikel 5.1 lid 5 van deze verordening en op basis van de contracten met de aanbieders.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget (Pgb)
Het college verstrekt geen Pgb voor ondersteuning van een (Pgb-)aanbieder indien er twijfels zijn over de integriteit van de (Pgb-)aanbieder, wat zich in ieder geval voordoet indien de (Pgb-) aanbieder:
Er sprake is van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de Pgb-aanbieder en/of zijn directie en/of de aan hen gelieerde vennootschappen een zakelijk samenwerkingsverband onderhouden met derden die in relatie staan tot strafbare feiten of daarvan verdacht worden;
Artikel 5.2 Criteria Pgb beheer
Onverlet het bepaalde in het vorige lid wordt een Pgb-beheerder alleen geacht de aan het Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:
De Pgb-beheerder niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het Pgb wordt ingekocht en/of geen relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het Pgb is omgeven naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;
Een cliënt krijgt, bij de beoordeling van een aanvraag voor een Pgb, in totaal twee mogelijkheden om een persoon aan te dragen die de aan de Pgb verbonden taken gaat uitvoeren. Indien geen geschikte Pgb-beheerder wordt aangedragen, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb worden afgewezen.
Artikel 5.3 Criteria kwaliteit zorg (zorgplan)
De kwaliteit van de ondersteuning wordt door het college getoetst door middel van een zorgplan en bewijsstukken waaruit blijkt dat aan de vereiste kwaliteits- en opleidingseisen voor jeugdhulp wordt voldaan (zoals diploma en VOG). Het format van het zorgplan wordt door het college ter beschikking gesteld. De cliënt is verplicht het door het college ter beschikking gestelde format te hanteren.
Bij de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb verstrekt de cliënt bij inzet van een professionele hulp bewijsstukken waaruit blijkt dat directe en vervangende uitvoerder van de zorg aan de vereiste kwaliteitseisen voor jeugdhulp voldoet (zoals diploma en VOG), zoals opgenomen in bijlage 2 van deze verordening. Als de ondersteuning wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk kan het college ervoor kiezen om geen VOG te vragen.
Onverminderd het bepaalde in lid 3 tot en met 5 van dit artikel en het bepaalde in artikel 4.1 van de verordening en bijlage 1 van de verordening voldoet de kwaliteit van de met het Pgb ingekochte ondersteuning minimaal aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren, hierbij moeten Pgb-aanbieders minimaal:
Een cliënt krijgt, bij de beoordeling van een aanvraag voor een Pgb, in totaal twee mogelijkheden om een zorgplan in te dienen. Indien het zorgplan niet voldoet aan de vereisten van dit artikel en daarmee naar het oordeel van het college niet geborgd kan worden dat de ondersteuning veilig, doeltreffend en cliëntgericht zal worden verstrekt, zal de aanvraag voor ondersteuning in de vorm van een Pgb worden afgewezen.
Als het op basis van lid 1 vastgestelde Pgb in een individueel geval onvoldoende is om de aangewezen jeugdhulp te kunnen inkopen en deze ondersteuning niet wordt aangeboden door het gecontracteerde aanbod van jeugdhulp, wordt het tarief zodanig aangepast dat de hulp hiermee bij tenminste één aanbieder kan worden ingekocht.
De hoogte van het Pgb voor informele hulp is gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 22 jaar of ouder met een 36-urige werkweek. Dit tarief geldt ongeacht de diploma’s en werkervaring van de informele hulp.
Hoofdstuk 6 Evalueren, controle, meldingsregeling calamiteiten en geweld, voorkoming misbruik en oneigenlijk gebruik
Artikel 6.2 Opstellen perspectiefplan
Wanneer de jongere 16 jaar wordt of na het bereiken van de leeftijd van 16 jaar aangewezen raakt op een voorziening in het kader van de Wet en waarvan de verwachting is dat ondersteuning ook na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar nog noodzakelijk is, dient er gewerkt te worden aan het ontwikkel- of toekomstplan (perspectiefplan) voor de jongere. Dit betekent concreet dat elke jongere van 16 jaar en ouder die jeugdhulp ontvangt een persoonlijk ontwikkel- of toekomstplan heeft met niet-vrijblijvende afspraken. De Big 5 (wonen, werken/school, inkomen, welzijn en support) is hierin leidend. Het plan is van de jongere zelf. De eigen specifieke behoeften van de jongeren staan centraal.
Artikel 6.5 Maatregelen ter voorkoming en bestrijding van misbruik of oneigenlijk gebruik
Het college treft de nodige maatregelen om het oneigenlijk gebruik van maatwerkvoorzieningen en Pgb’s te voorkomen en misbruik en oneigenlijk gebruik te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:
Het college screent aanbieders van voorzieningen die een subsidie- of contractrelatie met de gemeente Almelo (willen) onderhouden door middel van het KIT. KIT staat voor Kwaliteit en Integriteitsinstrument Twente waarmee de gemeenten kwalitatieve zorg kunnen inkopen en zorgfraude steviger aangepakt kan worden. KIT bestaat onder andere uit het uitvoeren van een Bibob-onderzoek. Indien mogelijk zal KIT ook toegepast worden bij de screening van (Pgb-)aanbieders.
Het college maakt afspraken met (Pgb-)aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties;
Artikel 6.6 Medewerkingsplicht en verstrekken van inlichtingen
De jeugdige en ouder(s) zijn verplicht aan het college en aan de (Pgb)-aanbieder desgevraagd de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Wet, daaronder begrepen het onderzoek gericht op besluitvorming over en de doelmatige inzet van jeugdhulp. Onder medewerking wordt ook verstaan het naleven van het ondersteuningsplan/zorgplan, huis- en gedragsregels (afspraken) en/of omgangsvormen van de (Pgb-)aanbieder.
Als de jeugdige of zijn ouder(s) naar het oordeel van het college niet of onvoldoende meewerkt (meewerken), kan de omvang van de benodigde jeugdhulp niet worden vastgesteld of is de jeugdhulp niet effectief dan kan door het college worden besloten geen individuele voorziening te verstrekken, een lagere omvang vast te stellen of een eerder toegekende individuele voorziening in te trekken.
Als een individuele voorziening eenmaal is toegekend geldt een inlichtingenplicht voor de jeugdige en ouder(s). Dat houdt in dat de jeugdige, en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger, op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling moet doen van alle feiten en omstandigheden waarvan het hem/haar redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de verstrekking van een individuele voorziening.
Concreet betekent dit dat een cliënt het college actief moet informeren over onder meer:
Hoofdstuk 8 Herzien, intrekken, terugvorderen en opschorten
Artikel 8.3 Opschorting betaling uit het Pgb
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een jeugdige een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e, van de Wet.
Hoofdstuk 9 Vertrouwenspersoon, klachten, inspraak en medezeggenschap
Het college behandelt klachten van cliënt die betrekking hebben op de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde aangelegenheid jegens hem/haar of een ander heeft gedragen, overeenkomstig de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht en Klachtenregeling gemeente Almelo 2013. Desgewenst kan men hierna de klacht voorleggen aan de Nationale Ombudsman.
Artikel 9.3 Inspraak en medezeggenschap
Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt elke twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening geëvalueerd. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening en de beleidsregels in de praktijk.
Artikel 10.3 Intrekking oude Verordening en overgangsrecht
Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp gemeente Almelo 2019 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Verordening, worden afgehandeld krachtens deze Verordening (Verordening jeugdhulp gemeente Almelo 2025) tenzij dit nadelige gevolgen heeft voor de aanvrager.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-174006.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.