Gemeenteblad van Sluis
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Sluis | Gemeenteblad 2025, 172992 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Sluis | Gemeenteblad 2025, 172992 | ander besluit van algemene strekking |
Treasurystatuut Gemeente Sluis
De raad heeft de Financiële verordening gemeente Sluis vastgesteld waarin onder andere het beleid voor financiering integraal is opgenomen.
Dit statuut is van toepassing vanaf dienstjaar 2025. Hiermee vervalt het treasurystatuut 2021.
Bij wijzigingen van wet- en regelgeving danwel beleidsmatige wijzigingen, zal een nieuw statuut aan het college worden aangeboden.
Het statuut geeft de lijnen weer waarop verschillende financieringstaken door de gemeente Sluis worden uitgevoerd. Hiervoor zijn in het statuut diverse uitgangspunten en richtlijnen opgenomen voor het aantrekken, vervroegd aflossen of uitzetten van kort- of langlopende leningen en het verlenen van garanties en/of borgstellingen.
Treasury betekent letterlijk schatkist. Treasury is het sturen en beheersen van, het verantwoorden over en het toezicht houden op de financiële vermogenswaarden, de geldstromen, de financiële positie en de hieraan verbonden risico’s.
Financiering houdt in dat de gemeente geld leent op het moment dat zij niet voldoende middelen bezit om de (beleidsmatige) gemeentelijke taken uit te voeren. Bij het aangaan van een geldlening wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de looptijd van de financieringsbehoefte.
Met de treasuryfunctie wordt het volgende beoogd:
In dit statuut zijn diverse uitgangspunten en richtlijnen opgenomen voor de wijze waarop de gemeente Sluis invulling geeft aan de verschillende treasurytaken.
Er is een aparte bijlage waarin de verschillende financiële termen zijn toelicht.
In onderstaande tabel staan de belangrijkste wet- en regelgeving vermeld rondom treasury.
3. Leningen u/g, borgstellingen en garanties
Met leningen, borgstellingen en garanties uit hoofde van de publieke taak willen we een maatschappelijk doel realiseren. Hierin volgen wij de handreiking treasury van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties:
Indien (gedeeltelijk) gebruik kan worden gemaakt van een van de bestaande waarborgfondsen, zoals het Waarborgfonds Sociale Woningbouw, het Waarborgfonds Sport en het Waarborgfonds voor de Zorgsector, wordt (voor dat deel van de lening) geen gemeentelijke garantie verstrekt. Indien de aanvraag van een organisatie door een waarborgfonds wordt afgewezen kan dit een reden zijn voor afwijzing door de gemeente;
4. Kortlopende geldleningen O/G < 1 jaar
Onder kortlopende geldleningen vallen leningen die korter zijn dan één jaar.
De kortlopende leningen kennen verschillende vormen:
Gemeenten hebben conform de uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden te maken met een kasgeldlimiet. Zolang de rente op kortlopende geldleningen gunstiger zijn dan de rente op langlopende geldleningen zal er voor gekozen worden om eerst kasgeldleningen aan te trekken tot het kasgeldlimiet. Indien het kasgeldlimiet voor het 3e achtereenvolgend kwartaal dreigt te overschrijden zal een langlopende geldlening worden aangetrokken.
De treasurer mag zelfstandig kas- en daggeldleningen afsluiten. Om inzicht te geven in het proces van het aangaan van een kasgeldlening is een eenvoudig stroomschema als bijlage opgenomen. Zie bijlage 1
De regeling schatkistbankieren verplicht decentrale overheden hun overtollige liquide middelen en beleggingen aan te houden bij het ministerie van Financiën. Dit behoudens een drempelbedrag wat bepaald is in de regelingen schatkistbankieren. Om het dagelijks kasbeheer te vereenvoudigen mag een gemeente gemiddeld over het hele kwartaal maximaal het drempelbedrag buiten de schatkist aanhouden.
Deelname van de decentrale overheden aan schatkistbankieren draagt bij aan een lagere EMU-schuld van de collectieve sector. Dit verlaagt de externe financieringsbehoefte van het Rijk, waardoor het Rijk minder hoeft te financieren op de markt, hetgeen zich weer vertaalt in een lagere staatsschuld. Daarnaast verwacht het Rijk een verdere vermindering van de belegginsrisico’s waaraan decentrale overheden worden blootgesteld. De middelen die een gemeente in de schatkist aanhoudt, blijven beschikbaar voor de uitoefening van de publieke taak.
5. Langlopende geldleningen > 1 jaar
Onder de langlopende leningen vallen leningen die langer zijn dan één jaar.
In de begroting zijn de jaarlijkse investeringen opgenomen. Het gaat hierbij om zowel de investeringen met een economisch nut (bijvoorbeeld sportvelden en aanleg van rioleringen) als de investeringen met een maatschappelijk nut (bijvoorbeeld wegen en parken). De kosten hiervan bestaan uit afschrijvingen en rente.
Om een goede match te kunnen maken tussen de looptijd van de totale financiering en de levensduur van investeringen wordt bij het aantrekken van langlopende leningen uitgegaan van een lineaire aflossingswijze.
De gemeente verstrekt in lijn met de wet- en regelgeving geen langlopende leningen aan partijen. Uitzondering hierop zijn de leningen bij het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting.
Het is toegestaan om tussen gemeenten en provincies onderling te lenen mits er geen sprake is van een financiële toezichtrelatie. Als hiervoor wordt gekozen, dan worden vooraf de wensen en bedenkingen van de raad gevraagd via een informatienota.
5.2 – Concernfinanciering en projectfinanciering
De financieringsbehoefte van de gemeente wordt bepaald aan de hand van een meerjarige liquiditeitsplanning. Dit is verder toegelicht in hoofdstuk 8 Informatievoorziening en financiële kengetallen.
Aan de hand van bijvoorbeeld de voortgang van alle programma’s, investeringen en de inzet van de onderhoudsvoorzieningen wordt centraal de behoefte aan concernfinanciering bepaald. Ook centraal wordt het aangaan en uitzetten van geldleningen georganiseerd om optimaal gebruik te kunnen maken van de beschikbare middelen
De belangrijkste verschillen tussen project- en concernfinanciering zijn in de volgende tabel weergegeven.
We willen verder gaan met concernfinanciering, omdat dit de integrale benadering van financieringm bevordert en de administratieve inzet beperkt.
5.3 – Het proces van het aangaan van langlopende geldleningen
Zolang de rente van het kortgeld goedkoper is dan de rente van langgeld zal de gemeente eerst kortlopende geldleningen aantrekken met een maximum tot het kasgeldlimiet. Daarna zal het kort geld omgezet worden in een langlopende geldlening.
Voor het aantrekken van lang geld wordt eerst toestemming gevraagd aan het college van B en W . Daarna zal bij minimaal twee instellingen een offerte worden gevraagd. Deze offertes worden op een vooraf bepaald tijdstip schriftelijk doorgegeven aan de treasurer. De laagste offerte wordt gekozen. Daarna zal er een nota voor het college worden gemaakt waarin de offertes worden vermeld en voor welke offerte is gekozen.
In bijlage 2 is een stroomschema opgenomen voor het aantrekken van lang geld.
5.4 – Het proces voor het vervroegd aflossen van langlopende geldleningen
De treasurer beoordeelt periodiek de rente van de langlopende leningen. Indien wordt gesignaleerd dat de rente van een lening hoger is dan de op dat moment geldende marktrente, wordt een aflossingsvoorstel opgevraagd bij de desbetreffende geldverstrekker. In dit voorstel worden de kosten van de vervroegde aflossing geanalyseerd. Indien de financiële positie hierdoor verbeterd kan worden, wordt het bevoegde orgaan een voorstel aangeboden.
De rentekosten zijn afhankelijk van de omvang van leningen en het daarvoor te betalen rentepercentage. Vanuit landelijke wet- en regelgeving zijn ter beperking van de renterisico’s diverse maatregelen getroffen. De eerste landelijke maatregel is het stellen van een limiet aan korte financiering. Hiervoor geldt het zogeheten “kasgeldlimiet” Dit limiet houdt in dat de gemeente maximaal 8,5% van het begrotingstotaal aan kortlopende financiering mag hebben.
De tweede landelijke maatregel is de zogeheten “renterisiconorm”. Het renterisico wordt verkleind door aflossingen in de tijd te spreiden. Het renterisico wordt per jaar getoetst aan de renterisiconorm. Deze norm stelt dat maximaal 20% van het begrotingstotaal ingezet mag worden voor aflossingen. In de paragraaf financiering is hiervoor de volgende berekening opgenomen.
Onder renteherzieningen wordt verstaan het bedrag aan leningen waarvan op grond van de leningsvoorwaarden de rente in het lopende kalenderjaar eenzijdig door de tegenpartij kan worden herzien. In de leningenportefeuille zijn er geen contracten met een eenzijdige renteherziening door de geldverstrekker. Ook voor de nog aan te trekken geldleningen geldt dat in contracten geen indexatie wordt opgenomen. Dit is landelijk geregeld in het Besluit leningsvoorwaarden decentrale overheden.
De derde maatregel is dat jaarlijks in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing in de risico-inventarisatie inzicht wordt gegeven in het risicoprofiel.
7. Uitgangspunten en richtlijnen
Bij het aangaan van korte- en langlopende leningen gelden de volgende uitgangspunten en richtlijnen.
uitzettingen worden gedaan conform de Wet verplicht schatkistbankieren en de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden. Gelden kunnen worden aangehouden op een rekening-courant of een deposito. De keuze van het uitzetten op een rekening-courant of een deposito wordt bepaald op basis van de liquiditeitenplanning;
8. Informatievoorziening en financiële kengetallen
In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is vermeld dat in de paragraaf financiering wordt ingegaan op de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille en inzicht wordt gegeven in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.
Naast de wettelijke bepalingen wordt in de paragraaf Financiering aanvullend de toets op het renterisiconorm en kasgeldlimiet opgenomen.
Landelijk is bepaald dat in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing vijf kengetallen worden opgenomen. De kengetallen zijn getallen die de verhouding uitdrukken tussen bepaalde onderdelen van de begroting of de balans en kunnen helpen bij de beoordeling van de financiële positie. Het gaat om de volgende kengetallen:
1b. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
3. Structurele exploitatieruimte
Deze kengetallen hebben geen functie als normeringsinstrument, maar zijn juist bedoeld om de gemeentelijke financiële positie voor raadsleden inzichtelijker te maken.
8.3 – Tussentijdse informatievoorziening
Het is van belang om goed inzicht te hebben in de ontwikkeling van de geldstromen. Vanuit de geldstromen geredeneerd is het van belang om zicht te hebben op de voortgang van de programma’s, de investeringen en de inzet van de onderhoudsvoorzieningen. Het eerste onderdeel krijgt via de bestuur rapportages voldoende aandacht.
9. Belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden
De belangrijkste bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de treasuryfunctie staat in de onderstaande tabel gedefinieerd.
In de verschillende wet en regelgeving zijn diverse begrippen opgenomen. De belangrijkste hiervan zijn hierna vermeld.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-172992.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.