Gemeenteblad van Westerkwartier
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Westerkwartier | Gemeenteblad 2025, 172881 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Westerkwartier | Gemeenteblad 2025, 172881 | beleidsregel |
Beleidsregel beoordeling levensgedrag gemeente Westerkwartier 2025
De burgemeester van Westerkwartier,
exploitanten, leidinggevenden en beheerders van openbare inrichtingen, waaronder horecabedrijven, seksinrichtingen, escortbedrijven en speelautomatenhallen moeten voldoen aan de norm van het niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn, zoals bedoeld in de Alcoholwet, Wet op de kansspelen en Algemene plaatselijke verordening;
exploitanten, leidinggevenden en beheerders van bovengenoemde inrichtingen of bedrijven een bijzondere verantwoordelijkheid dragen, omdat het niet verantwoord exploiteren van dergelijke inrichtingen of bedrijven kan leiden tot verstoring van de openbare orde, de openbare veiligheid en een nadelige beïnvloeding van het woon-, werk- en leefklimaat;
vast te stellen de volgende Beleidsregel beoordeling levensgedrag gemeente Westerkwartier 2025:
Deze beleidsregel geeft een nadere invulling van het begrip ‘levensgedrag’ zoals opgenomen in de Alcoholwet, de Wet op de kansspelen en de APV. Met deze beleidsregel wil de gemeente Westerkwartier transparant zijn in de manier waarop levensgedrag wordt getoetst.
Randvoorwaarden uit de bestuursrechtspraak voor de beoordeling van levensgedrag
Er zijn diverse vergunningen die de burgemeester op grond van de APV, Wet op de kansspelen en de Alcoholwet kan verlenen. Voor die vergunningen geldt dat exploitanten, leidinggevenden, beheerders dan wel een organisator ‘niet in enig opzicht van slecht levensgedrag’ mogen zijn. De burgemeester heeft voor de invulling van dit criterium beoordelingsruimte, mits voldaan wordt aan een aantal randvoorwaarden die de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van 25 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1493, onder elkaar heeft gezet. Deze zijn:
de toepassing van de voorwaarde dat een betrokkene niet in enig opzicht van slecht levensgedrag is, mag op grond van het Unierechtelijke evenredigheidsbeginsel niet verder gaan dan nodig is om te waarborgen dat bedrijven worden geëxploiteerd op een wijze die geen gevaar oplevert voor de veiligheid, de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Dit betekent dat geringe feiten en omstandigheden die te maken hebben met het levensgedrag op zichzelf bezien niet mogen meewegen en dat feiten en omstandigheden die wel kunnen leiden tot het oordeel ‘slecht levensgedrag’ niet gedurende een onredelijke lange periode in de weg mogen blijven staan. De burgemeester moet daarom motiveren waarom de feiten en omstandigheden waarop hij zijn weigering baseert niet gering zijn en waarom zij, ondanks een bepaald tijdsverloop, nog steeds iets zeggen over de betrouwbaarheid van betrokkene.
Per geval moet de burgemeester beoordelen of er feiten of omstandigheden zijn die ertoe leiden dat er sprake is van slecht levensgedrag. Hiervoor kan de burgemeester meerdere informatiebronnen raadplegen. In deze beleidsregel wordt een weergave gegeven van informatiebronnen.
Exploitanten, leidinggevenden, beheerders en organisatoren hebben een belangrijke verantwoordelijkheid.
Het niet verantwoord exploiteren van een onderneming kan namelijk leiden tot een verstoring van de openbare orde en het omliggende woon- en leefklimaat nadelig beïnvloeden.
Zij dienen verstoring van de openbare orde, zoals overlast, criminaliteit, geweld en alcoholmisbruik (en misbruik van andersoortige verdovende middelen) te voorkomen en te beperken.
Daarnaast zijn zij verantwoordelijk voor (de veiligheid van) hun personeel, bezoekers en de directe omgeving van de onderneming en voor het signaleren en melden van misstanden, waaronder mensenhandel en uitbuiting.
Exploitanten, leidinggevenden, beheerders en organisatoren verlenen medewerking aan toezichthouders, delen informatie proactief en zijn eerlijk over de feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan en relevant zijn voor het beoordelen van het levensgedrag.
Slecht levensgedrag als weigerings- of intrekkingsgrond
Slecht levensgedrag is bij de Alcoholwet een (zelfstandige) grond om de vergunning te weigeren of in te trekken, te weigeren om leidinggevenden of beheerders bij te schrijven op de vergunning of om extra voorwaarden aan de vergunning te verbinden. Voorts is slecht levensgedrag een weigeringsgrond bij een aanvraag om een ontheffing in het kader van artikel 35 Alcoholwet.
Bij artikel 2:28 APV (exploitatie openbare inrichting) is slecht levensgedrag een grond om de vergunning te weigeren of in te trekken.
Bij artikel 2:25 lid 6 APV (vechtsportevenement) betreft slecht levensgedrag een weigeringsgrond.
Bij artikel 2:81 APV (Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat) is slecht levensgedrag een grond om de vergunning te weigeren, te wijzigen of in te trekken.
Bij artikel 3:7 is slecht levensgedrag een weigeringsgrond.
Elke beoordeling van levensgedrag is maatwerk en afhankelijk van verschillende factoren
Wanneer precies sprake is van slecht levensgedrag is niet specifiek te benoemen. In sommige gevallen is één (niet geringe) gedraging voldoende om slecht levensgedrag aan te nemen. In andere gevallen zijn het meerdere gedragingen die op zichzelf staand onvoldoende zijn, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van slecht levensgedrag. Of er sprake is van slecht levensgedrag dat moet leiden tot het weigeren of intrekken van de vergunning wordt daarom per individueel geval bepaald. Elke beoordeling is maatwerk; alle feiten en omstandigheden worden in onderlinge samenhang en in relatie met de vergunning gewogen. De beoordeling is afhankelijk van verschillende factoren, zoals het aantal relevante feiten, een patroon van deze feiten, wanneer de feiten zijn gepleegd, het type feiten, een combinatie van feiten, de omstandigheden rondom het feit, de hoogte van de strafmaat, of goed wordt meegewerkt aan toezicht en de houding daarbij van exploitanten en leidinggevenden.
Volledigheidshalve zij opgemerkt dat het kunnen beschikken over een recente Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) in het kader van de beoordeling van het levensgedrag niet relevant is. Hiervoor geldt namelijk een ander, beperkter, toetsingskader op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens.
APV: Algemene plaatselijke verordening gemeente Westerkwartier 2021;
beheerder: de natuurlijke persoon die de feitelijke leiding heeft in het (seks)bedrijf;
belastingdienst: de Rijksbelastingdienst;
Bibob-toets: een toets van de burgemeester op grond van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob);
burgemeester: de burgemeester van gemeente Westerkwartier;
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het bedrijf wordt uitgeoefend;
IND: de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
informatiebronnen: bronnen die worden geraadpleegd om levensgedrag te toetsen zoals informatie uit openbare bronnen, van de politie, het Justitieel Documentatiesysteem, etc.;
Justitieel Documentatie Systeem: het register met daarin misdrijven gepleegd en overtredingen begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen;
leidinggevende: de natuurlijke persoon die de feitelijke leiding heeft in de horeca-inrichting;
Nederlandse Arbeidsinspectie: de toezichthouder van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wiens toezicht is gericht op de naleving van de wet- en regelgeving over arbeidsomstandigheden, de arbeidsmarkt, arbeidsverhoudingen en het sociale zekerheidsstelsel;
pleegdatum: datum waarop het feit is gepleegd;
RIEC: Regionaal Informatie- en Expertise Centrum;
slecht levensgedrag: een of meerdere gedraging(en) van (een) exploitant(en), of leidinggevende of beheerder van een vergunningplichtige inrichting die aanleiding geeft dan wel geven om een vergunning te weigeren dan wel een vergunning in te trekken.
De toetsing vindt plaats naar aanleiding van de vergunningaanvraag of een bijschrijving van een leidinggevende of beheerder. De burgemeester kan het levensgedrag opnieuw beoordelen indien er gedurende de looptijd van een vergunning sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden, naar aanleiding van signalen over de onderneming of naar aanleiding van signalen over een andere onderneming van dezelfde exploitant. Bij de toetsing weegt de burgemeester alle relevante feiten en omstandigheden in samenhang met en in relatie tot de vergunning.
3. Factoren voor het beoordelen van het levensgedrag
Bij de beoordeling van het levensgedrag van exploitanten, leidinggevenden, beheerders en organisatoren, worden de volgende factoren betrokken:
periode waarin de feiten zijn gepleegd. In beginsel worden alleen feiten die zich hebben voorgedaan in de periode van vijf jaar voorafgaand aan het besluit meegenomen in de beoordeling. Dit geldt niet voor informatie van de Belastingdienst en overige fiscale feiten. Daarbij wordt gekeken naar de aard en de omvang van de informatie en of sprake is van een patroon om te beoordelen of dit relevant is voor de toets op levensgedrag. Bij de berekening van de periode van vijf jaar gelden de volgende uitgangspunten:
type feiten. Er is sprake van gedragingen die naar hun aard en ernst de vrees rechtvaardigen dat de aanwezigheid van de exploitant, leidinggevende of beheerder -als verantwoordelijke voor de exploitatie van het bedrijf of de activiteit- een bedreiging vormt voor de openbare orde, veiligheid of de kwaliteit van het woon- en leefklimaat in de buurt. Ook kan rekening worden gehouden met gedragingen die op zichzelf niet reeds als ernstig in vorenbedoelde zin worden beschouwd, maar die in samenhang met andere gedragingen een bepaald gedragspatroon opleveren dat voormelde vrees rechtvaardigt. Feiten die zijn begaan in de privésfeer worden eveneens betrokken in de beoordeling;
de omstandigheid of er een sanctie is opgelegd en de zwaarte van deze sanctie. Het is niet vereist dat er een sanctie is opgelegd om een feit mee te kunnen nemen in de beoordeling van het levensgedrag. Bij een sepot kan het feitencomplex informatie bevatten over de houding en het gedrag van de exploitant, de leidinggevende of beheerder die relevant is voor de toets op het levensgedrag.
4. Aanvullende factoren bij beoordelen van het levensgedrag
De burgemeester kijkt bij de beoordeling van het levensgedrag van exploitanten en beheerders van seksbedrijven onder andere naar persoonlijke omstandigheden en de achtergrond van de exploitant en de beheerder om te bepalen of het levensgedrag een risico vormt op het laten werken van (mogelijke) slachtoffers van misstanden in de inrichting;
Bijlage bij de Beleidsregel beoordeling levensgedrag gemeente Westerkwartier 2025
Overzicht van relevante feiten en gedragingen
De onderstaande lijst betreft een niet-limitatieve opsomming van feiten en gedragingen die in ieder geval meewegen in de beoordeling van het levensgedrag.
Niet meewerken met de politie en toezichthouders en het niet opvolgen van rechtelijke uitspraken
Verplichtingen inzake Rijksbelastingen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-172881.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.