Gemeenteblad van Nijkerk
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijkerk | Gemeenteblad 2025, 167883 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijkerk | Gemeenteblad 2025, 167883 | beleidsregel |
Het Kwaliteitsbeleid BRP 2025-2029
Aldus besloten in de collegevergadering van 8 april 2025
Burgemeester en wethouders van Nijkerk,
De secretaris
De heer drs. J.G. de Jager
de burgemeester
Mw. T.T.E. de Jonge-Ruitenbeek
In dit beleidsdocument zijn de eisen die het college van burgemeester en wethouders van de Gemeente Nijkerk stelt ten aanzien van de kwaliteit van de BRP formeel vastgelegd. Met kwaliteit wordt hier de datakwaliteit en de betrouwbaarheid van de BRP bedoeld. Het omvat mede de beleidsregels ten aanzien van de bestuurlijke boete. Daarnaast kan vanuit maatschappelijk oogpunt weleens behoefte bestaan om maatwerk te leveren. Dit gewenste maatwerk is opgenomen in dit document. Vaststelling van het beleid geeft de gemeentelijke organisatie de opdracht om zorg te dragen voor het voldoen aan de in dit document gedefinieerde resultaten.
Sinds jaren wordt er door de landelijke en lokale overheid gewerkt aan de diverse basisregistraties. Het stelsel van basisregistraties is de ruggengraat van de informatiehuishouding van de overheid. Eenmalige uitvraag en meervoudig gebruik is het uitgangspunt. De basisregistraties dienen juridisch, informatiekundig, technisch en organisatorisch afgestemd en gekoppeld te worden zodat ze overheid breed gebruikt kunnen worden. Met andere woorden, het vastleggen en uitwisselen van gegevens moet juridisch mogelijk zijn en dient op een georganiseerde, effectieve, efficiënte en veilige wijze te geschieden1.
De BRP is dé bron van alle persoonsgegevens die verplicht gebruikt worden door (semi) overheden en aangewezen derden
De basisregistratie personen (hierna: BRP) is een essentiële schakel in de dienstverlening aan inwoners en de persoonsinformatievoorziening voor de gehele overheid. Zonder een correcte werking van het totale informatiesysteem – hieronder valt onder meer techniek, locatie, procedures en personeel – is een goed functioneren van bovengenoemde werkzaamheden onmogelijk.
De persoonsgegevens opgenomen in de BRP zijn zeer privacygevoelig, de regels om de privacy van inwoners te waarborgen zijn streng. De belangen bij het opnemen van persoonsgegevens in de BRP zijn groot, voor zowel de inwoner als de gebruikers van de BRP-gegevens. BRP-gegevens zijn authentiek en worden ontleend aan bij wet voorgeschreven brondocumenten.
Dit beleidsdocument dient om formeel vast te leggen welke eisen het college stelt ten aanzien van de kwaliteit van de BRP. Met kwaliteit wordt hier de datakwaliteit en de betrouwbaarheid van de BRP bedoeld. Het omvat mede de beleidsregels ten aanzien van de bestuurlijke boete. Daarnaast kan vanuit maatschappelijk oogpunt weleens behoefte bestaan om maatwerk te leveren. Dit gewenste maatwerk heeft een plek gekregen in dit document. Vaststelling van het beleid geeft de gemeentelijke organisatie de opdracht om zorg te dragen voor het voldoen aan de in dit document gedefinieerde resultaten.
De gegevens uit de BRP worden geautomatiseerd uitgewisseld met overheidsorganisaties en aangewezen derden. De datakwaliteit moet daarom hoog zijn. De datakwaliteit wordt bepaald door criteria als actualiteit, volledigheid en integriteit. De definitie ‘integriteit’ wordt in dit document omschreven als invoer met toepassing van geldende richtlijnen en op basis van aangewezen brondocumenten.
De vraag of de BRP betrouwbaar is, is de vraag stellen of de registratie een correcte weergave is van de feitelijke situatie. Met betrouwbaarheid wordt dus bedoeld de mate waarin de gebruikers van deze gegevens kunnen vertrouwen op de juistheid ervan. De betrouwbaarheid van gegevens is om drie redenen belangrijk.
Ten tweede is het belang van de (semi-)overheid bijzonder groot. Immers, wat heeft een overheidsorgaan er aan om verplicht te zijn gegevens te gebruiken, wanneer deze gegevens niet betrouwbaar zijn? Indien dit het geval is, dan is – alle maatregelen om zaken juridisch, informatiekundig, technisch en organisatorisch goed te regelen ten spijt – de informatiehuishouding van de overheid niet op orde.
1.3 Maatwerk en de mens achter de gegevens
Waar jarenlang druk werd uitgeoefend vanuit landelijke politiek, ministerie en de media op de betrouwbaarheid van de BRP-gegevens, voornamelijk op het gebied van fraudebestrijding, is sinds enige tijd een kentering zichtbaar op bepaalde vlakken. Door dezelfde partijen, op sommige vlakken attent gemaakt door de ombudsman, wordt steeds vaker aandacht gevraagd voor de menselijke gevoelens achter de feitelijke registratie(-plicht). De vraag om aandacht voor de menselijke maat kan zich uiten in een passende bejegening en dienstverlening naar inwoners, maar is ook zichtbaar in de BRP-gegevens zelf. Zo wordt de vreemde nationaliteit van Nederlanders niet meer geregistreerd en is het door een wetswijziging mogelijk geworden om een levenloos geboren kind op te nemen.
Daarnaast valt steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen. Daarbij zijn voorbeelden te horen van mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Dit wordt in het volgende hoofdstuk toegelicht. Het beeld dat steeds overtuigender aan het daglicht komt, is dat de registratie soms belangrijker dreigt te worden dan de ‘mens achter de gegevens’2. Dit verklaart de roep om meer belang te hechten aan de menselijke problematiek in het kader van de registratie. Dit document heeft mede tot doel maatwerk te kunnen bieden, tot een gewenst afgebakend niveau zodat willekeur wordt voorkomen.
Eenmaal per jaar wordt de voortgang en de resultaten van de in dit beleid gestelde doelen geëvalueerd. De afdelingsmanager Burgerzaken, in de rol van informatiebeheerder BRP, rapporteert hierover aan het college. Dit is bepaald de regeling toezicht en beheer BRP.
Dit beleidsdocument is geldig voor de periode van 2025 tot en met 2029. De beleidsdoelstellingen worden gefaseerd binnen deze periode opgepakt. In elk geval eens in de vier jaar worden de beleidsdoelstellingen geactualiseerd. Mochten de actualiteiten of de evaluatie hiertoe aanleiding geven, dan worden de beleidsdoelstellingen in een eerder stadium geactualiseerd.
Het college van burgemeester en wethouders is eindverantwoordelijk voor de kwaliteit van de persoonsgegevens van de eigen ingezetenen. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid is het college het bevoegde bestuursorgaan om beleidsdoelstellingen vast te stellen.
Op grond van de regeling toezicht en beheer BRP is de informatiebeheerder verantwoordelijk voor de dagelijkse zorg voor de BRP. Als gevolg van deze verantwoordelijkheid ziet de informatiebeheerder, in overleg met de andere betrokkenen binnen de gemeentelijke organisatie, toe op het uitvoeren van de maatregelen om te voldoen aan de beleidsdoelstellingen. De (senior-)gegevensbeheerders ondersteunen de informatiebeheerder bij het uitvoeren van het beleid en de noodzakelijke onderzoeken.
Hieronder zijn voorbeelden van bedreigingen opgenomen op het gebied van datakwaliteit, de betrouwbaarheid en maatwerk.
De BRP is voor tal van werkzaamheden van de gemeente en andere bestuursorganen van belang. De BRP zorgt voor de persoonsinformatievoorziening voor de gehele overheid. Een groot deel van de dienstverlening is afhankelijk van de BRP. Een inwoner zal daardoor direct hinder ondervinden als gegevens niet goed zijn geregistreerd. Denk hierbij aan bedreigingen als het ontbreken van gegevens, het opnemen van corrupte data (gegevens die niet voldoen aan het gegevensmodel), het onjuist toepassen van uitvoeringsvoorschriften of het beschadigd raken van brondocumenten.
Gegevens in de BRP worden altijd ontleend aan bij wet aangewezen brondocumenten en aangiften en aan het toepassen van wetgeving. Het overleggen van brondocumenten is gedeeltelijk – en het doen van aangifte is geheel – afhankelijk van de medewerking van inwoners. Die medewerking is niet vrijblijvend, de burger heeft verschillende wettelijke verplichtingen.
Het bovenstaande betekent dat de inwoners een bepalende factor zijn wat betreft de betrouwbaarheid van de BRP. Tegelijkertijd is door het gebruik van de BRP-gegevens door tal van (semi) overheidsinstellingen en de aanspraak op voorzieningen, het belang van een inschrijving bijzonder groot. Dat in ogenschouw genomen, kunnen de volgende bedreigingen ten aanzien van de betrouwbaarheid worden genoemd3:
Onwetendheid van de inwoners, bijvoorbeeld:
Doelbewust frauderen, bijvoorbeeld:
Fouten in de bijhouding van gegevens, bijvoorbeeld:
Onvoldoende toezicht door bestuursorganen, bijvoorbeeld:
Problematiek rondom briefadressen:
Bijzondere aandacht verdient de registratie van een briefadres.
Een aspect waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanvraag om een briefadres, is de registratie van meerdere briefadressen op het betreffende adres. Hoewel meerdere briefadressen wettelijk gezien geen reden tot weigering mag zijn, is extra waakzaamheid op zijn plaats. Het is prettig als iemand die recht heeft op een briefadres, in de praktijk wordt geholpen. Maar het is onwenselijk als mensen die geen recht hebben op een briefadres, worden geholpen door iemand die vanwege zakelijke belangen (er wordt in het land ook wel betaald aan briefadresgevers) de informatie op het verzoekformulier manipuleert. Van manipuleren is sprake als het formulier zo wordt ingevuld om het doel te bereiken (namelijk registratie op een briefadres) en niet naar waarheid of onvolledig wordt ingevuld. Het is bovendien onwenselijk als mensen die sowieso recht hebben op een briefadres, door onwetendheid terechtkomen bij iemand die hiervoor een bedrag in rekening brengt.
Multidisciplinaire aandachtsgebieden:
Tot slot zijn er enkele multidisciplinaire aandachtsgebieden die mede gerelateerd zijn aan de betrouwbaarheid van de BRP en waarin integrale samenwerking interne en extern nodig is.
In het vorige hoofdstuk is kort het dreigbeeld van een vicieuze cirkel genoemd, waarbij de registratie belangrijker lijkt te worden dan de mensen zelf. Denk hierbij aan een voorbeeld waarbij iemand zijn/haar baan en huis kwijtraakt, geen adres meer heeft om zich in te schrijven en door het ontbreken van een adres geen recht heeft op een uitkering. Hoewel dit voorbeeld wellicht wat te simplistisch is weergegeven, illustreert het wel het (mogelijk soms doorgeslagen) effect van de basisregistratie. De nationale ombudsman heeft deze vicieuze cirkel door middel van een infographic geprobeerd grafisch weer te geven, zie hieronder
In dit hoofdstuk worden de beleidsdoelstellingen genoemd die gezamenlijk de normen en eisen vormen qua datakwaliteit en betrouwbaarheid van de persoonsgegevens. Wat betreft de betrouwbaarheid is een onderscheid gemaakt tussen adresgegevens, nationaliteitsgegevens en identiteitsgegevens. Daarna wordt ingegaan op het leveren van maatwerk.
De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor het voldoen aan deze doelstellingen en zorgt voor een gepaste inrichting van het informatiesysteem. Bij de doelstellingen zijn enkele bijzondere kwaliteitsmaatregelen opgenomen die nodig worden geacht om de doelstelling te behalen of om het behalen ervan inzichtelijk te maken. De informatiebeheerder neemt daarnaast ook aanvullende maatregelen om aan de doelstellingen te voldoen.
Jaarlijks vindt er een evaluatie plaats om te toetsen of aan de doelstellingen wordt voldaan en of de maatregelen zijn uitgevoerd en toereikend zijn. De resultaten van de diverse onderzoeken worden bij deze evaluatie betrokken. Het college wordt geïnformeerd over de evaluatie. Zie hoofdstuk 5 voor meer informatie hierover.
In het algemeen geldt de volgende doelstelling:
De invoer van gegevens in de BRP wordt gecontroleerd op betrouwbaarheid, actualiteit, volledigheid, toepassing van geldende richtlijnen en het gebruik van aangewezen brondocumenten.
Alle risicovolle wijzigingen worden door een andere medewerker gecontroleerd. Onder een risicovolle wijziging wordt in elk geval verstaan de inschrijving, het verwerken van een buitenlands brondocument en het opnemen van nationaliteitsgegevens. Als gevolg van (landelijke) ontwikkelingen kan de informatiebeheerder deze lijst uitbreiden.
Signalen over eventuele onjuistheid van gegevens (zoals terugmeldingen bij gerede twijfel) worden altijd binnen vijf werkdagen in behandeling genomen. Waar nodig wordt nader onderzoek gedaan naar de gegevens. Zijn de gegevens wel correct, maar ervaart de inwoner problemen doordat een organisatie andere gegevens gebruikt, dan wordt zo nodig de hulp van het Meldpunt Fouten in Overheidsregistraties (MFO)4 ingeschakeld.
Medewerkers hebben de bij hun taken passende modules uit het Diplomastelsel Burgerzaken van de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken (NVVB) gevolgd5.
Wat betreft de datakwaliteit gelden de volgende doelstellingen:
Er wordt voldaan aan de normstelling die bij de geautomatiseerde controle op de persoonsgegevens van de BRP (in de bestandscontrolemodule van de Kwaliteitsmonitor) wordt gehanteerd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties6.
Gegevens over de adressen in de BRP moeten overeenkomen met de gegevens in de basisregistratie adressen en gebouwen (BAG).
Wat betreft de betrouwbaarheid van de adresgegevens, gelden de volgende algemene doelstellingen:
Het uitgangspunt is dat het feitelijke verblijfadres van personen wordt geregistreerd, behoudens de gevallen waarin de wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document anders bepaalt. Een onjuiste registratie van adresgegevens wordt zo mogelijk voorkomen. Bij gerezen twijfel over al geregistreerde gegevens wordt onderzoek gedaan.
Inwoners worden in staat gesteld om op een toegankelijke wijze aangifte te doen van adreswijziging. Bij voorkeur wordt die aangifte digitaal gedaan, maar voor personen die niet digitaal vaardig zijn of om andere reden geen gebruik wensen te maken van het digitale kanaal, wordt de mogelijkheid gegeven om hun aangifte aan de balie op het Stadhuis te doen of per post te versturen.
De informatiebeheerder verkent de mogelijkheden om samen te werken met de woningcorporatie(s), met als doel om de dienstverlening aan de inwoners en de adreskwaliteit te verbeteren. Deze verkenning omvat het aan de corporatie(s) ter beschikking stellen van gegevens uit de BRP, waarmee lastenverlichting van de inwoner wordt bewerkstelligd. De inwoner hoeft dan bij woningtoewijzing niet zelf een BRP-uittreksel te kopen en bij de corporatie te overleggen. Daarnaast wordt de woningcorporatie door de gegevensverstrekking in staat gesteld beter onderzoek te doen naar mogelijke woonfraude. Voorts omvat de verkenning de mogelijkheid dat de inwoner bij de woningcorporatie aangifte van adreswijziging doet. Onderdeel van de verkenning is het voldoen aan de privacyvoorschriften uit de Wet BRP en de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
Het aansluiten bij (gemeentelijke) samenwerkingsverbanden ten behoeve van het bestrijden van niet toegestane kamerverhuur, woonfraude, het signaleren van sociaalmaatschappelijk ongewenste situaties en het tegengaan van uitbuiting en ondermijning. Het benoemen van een gemeentebreed aanspreekpunt voor BRP-gerelateerde zaken door de informatiebeheerder maakt hiervan onderdeel uit. Waar mogelijk wordt signaaltoezicht toegepast en worden mogelijke wantoestanden gemeld aan de toezichthoudende instantie.
Er wordt deelgenomen aan de Landelijke aanpak adreskwaliteit (LAA)7. Met deelname aan het LAA wordt beoogd om samen met andere deelnemende partijen door middel van risicogericht adresonderzoek de kwaliteit van de adresgegevens te verhogen. Blijkt uit onderzoek na een signaal van LAA dat er mogelijk sprake is van misbruik van mensen of voorzieningen, dan wordt deze informatie gedeeld met de relevante contactpersonen binnen de gemeente.
Zoals hierboven toegelicht worden inwoners in beginsel geregistreerd op hun woonadres. In specifieke gevallen is registratie op een briefadres mogelijk. Soms is daarbij maatwerk gewenst. Hieronder wordt ingegaan op het woon- en briefadres. De mogelijkheid tot maatwerk is opgenomen in hoofdstuk 3.7 van dit document.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens over het woonadres, gelden de volgende doelstellingen:
Minimaal 95% van de in de BRP ingeschreven personen, staan op het juiste adres ingeschreven. Op minimaal 95% van de adressen met een woonbestemming, komt het aantal geregistreerde bewoners overeen met de feitelijke situatie.
In 100% van de vestiging op een leegstaand adres van een persoon die als “vertrokken onbekend” stond geregistreerd, wordt het overleggen van een huur- of koopovereenkomst verplicht gesteld. Deze maatregel dient ter bestrijding van de situatie dat leegstaande adressen worden misbruikt door personen, die uitgeschreven staan, om zich foutief in te schrijven. Bij ontbreken van een huur- of koopovereenkomst kan ook op andere wijze de feitelijke bewoning van het adres worden aangetoond, bijvoorbeeld door het overleggen van ander bewijsmateriaal of het afleggen van een huisbezoek.
In 100% van de digitaal doorgegeven adreswijzigingen wordt gebruik gemaakt van voorzieningen om risico’s te signaleren. Bijvoorbeeld de signalering dat als gevolg van een adreswijziging minderjarige kinderen op het adres zouden ‘achterblijven’, doordat de ouder vergeet de kinderen in de aangifte te vermelden. Of een signalering dat een inwoner veelvuldig in korte periode adreswijzigingen doet, ook wel een ‘veelverhuizer’ genoemd. Adreswijzigingen die worden gesignaleerd door de voorziening, worden niet geautomatiseerd verwerkt. Er is een visuele controle van een medewerker nodig. Waar nodig wordt een huisbezoek afgelegd.
Minimaal tweemaal per jaar worden er steekproefsgewijs 20 verwerkte aangifteformulieren achteraf feitelijk gecontroleerd. Hierbij wordt gecontroleerd of de personen daadwerkelijk zijn verhuisd en de nieuwe woonsituatie feitelijk overeenkomt met de in de BRP geregistreerde situatie. De helft van de controles vinden volstrekt willekeurig plaats. De andere helft vindt risicogericht plaats door uitsluitend situaties van inwoning te controleren.
In minimaal 95% van de als onbewoond geregistreerde adressen met een woonbestemming, is daadwerkelijk sprake van leegstand (tenzij er op grond van enig wettelijk voorschrift geen inschrijving dient plaats te vinden).
Het primaire uitgangspunt is dat het feitelijke verblijfadres van personen wordt geregistreerd, behoudens de gevallen waarin de wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document anders bepaalt. Normaliter moet er sprake zijn van een woonadres dat volgens de BAG geschikt is voor bewoning. In 100% van de gevallen waarin sprake is van bewoning van een adres dat volgens de BAG niet geschikt is voor bewoning vindt inschrijving plaats waarna fysieke controle plaatsvindt.
Als er bij feitelijke bewoning mogelijk sprake is van strijd met het bestemmingsplan, dan is dit geen belemmering voor een registratie in de BRP. Er wordt een melding gedaan aan het organisatieonderdeel dat is belast met de handhaving om te beoordelen of hier actie nodig is van de gemeente. De persoon wordt hiervan vooraf op de hoogte gesteld.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens over het briefadres, gelden de volgende doelstellingen:
Van personen die geen recht hebben op een briefadres op grond van wetgeving of het gemeentelijk beleid zoals opgenomen in dit document, wordt de aangifte voor een briefadres geweigerd. Fraude wordt zo mogelijk bij de aangifte al voorkomen.
In het geval dat de beoogd briefadresgever (natuurlijk persoon) al voor meerdere personen het briefadres verzorgt, wordt bij een nieuw verzoek om een briefadres de opgegeven reden nader onderzocht. Omdat de reden voor het houden van een briefadres persoonlijk is, wordt verwacht dat het verzoekformulier een reflectie is van deze persoonlijke situatie. Er kan daarbij niet worden volstaan met het gebruik van een standaardreden, al dan niet opgegeven door de briefadresgever. Er wordt gecontroleerd of verschillende verzoekformulieren bij deze briefadresgever niet steeds dezelfde motivatie bevatten.
Een verzoek om een briefadres wordt in persoon op het Stadhuis ingediend en toegelicht8. Door middel van een persoonlijk gesprek kan de situatie van de verzoeker goed worden beoordeeld en het recht op het briefadres beter worden vastgesteld. Bovendien kan onderliggende (sociale) problematiek worden gesignaleerd en betrokkene worden verwezen naar een medewerker uit het sociaal domein.
Bij een verzoek om een briefadres kan worden gevraagd om aanvullende informatie over het verzoek, om de rechtmatige aanspraak op het briefadres vast te kunnen stellen. De verzoeker is verplicht hieraan medewerking te verlenen9.
Het doel van een briefadres bij een persoon die recht heeft op een briefadres, is dat deze persoon bereikbaar is.
Indien een briefadreshouder niet meer bereikbaar is via het briefadres, van hem/haar geen aangifte van een ander brief- of woonadres wordt ontvangen en er na onderzoek geen adresgegevens achterhaald kunnen worden, dan wordt de inschrijving op het briefadres beëindigd en wordt de registratie van betrokkene in de BRP gewijzigd in niet-ingezetene.
De rol van de briefadresgever is van groot belang in de bereikbaarheid van een briefadreshouder. Een rechtspersoon die is gevestigd in deze gemeente kan pas als briefadresgever optreden als deze door of namens het college is aangewezen10.
Soms komt het voor dat uit een adresonderzoek blijkt dat een persoon, die wel bereikbaar is in de communicatie met de gemeente, niet beschikt over een woonadres maar gezien zijn/haar feitelijk en rechtmatig verblijf ingezetene zou moeten zijn in Nijkerk, maar dat hij/zij niet in staat is of bereid is om aangifte van een briefadres te doen.
In dergelijke situaties wordt ambtshalve een briefadres toegekend. In het geval er geen (natuurlijk of rechts-) persoon bereid wordt gevonden om als briefadresgever op te treden, dan treedt de gemeente op als briefadresgever. Hiervoor wordt een gemeentelijk adres ter beschikking gesteld11.
Indien meerdere gemeenten betrokken zijn bij een persoon, vindt de toekenning van het briefadres plaats in de gemeente waar betrokkene alle omstandigheden in acht genomen de meeste binding heeft. Waar nodig vindt overleg plaats met die gemeente(n). Er wordt te allen tijde voorkomen dat een persoon ‘tussen wal en schip’ terecht komt.
Indien een persoon weliswaar telefonisch of via e-mail bereikbaar is, doch weigert een adres te doen registreren of zelfs weigert enige verblijfplaats kenbaar te maken, is hij/zij in zoverre onbereikbaar12. In een dergelijk geval wordt er in beginsel niet ambtshalve een briefadres toegekend, maar wordt het vertrek uit Nederland opgenomen13.
Bij personen die geen recht meer hebben op een briefadres, wordt de feitelijke situatie geregistreerd.
Minimaal tweemaal per jaar wordt van alle personen die langer dan drie maanden briefadres houden vanwege het ontbreken van een woonadres14, de actualiteit van de adresgegevens gecontroleerd.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de nationaliteitsgegevens gelden de volgende doelstellingen:
Indien op geen enkele wijze blijkt welke nationaliteit iemand bezit, wordt betrokkene geregistreerd met een onbekende nationaliteit. Het ontbreken van de correcte nationaliteitsgegevens kan als ongewenst worden gezien.
Indien iemand geregistreerd staat met een nationaliteit die niet meer bestaat (bijvoorbeeld de Joegoslavische), zijn de nationaliteitsgegevens onbetrouwbaar. Deze situatie moet worden voorkomen.
Indien twee vreemdelingen een kind krijgen, verkrijgt het kind bij de geboorte toch van rechtswege het Nederlanderschap als:
de ouder zelf het kind is van een vader of moeder die ten tijde van de geboorte van de ouder in Nederland woonachtig was15.
Een dergelijke situatie is niet veelvoorkomend en de bepaling is over het algemeen niet bekend bij ouders. Het risico bestaat dat de behandelend ambtenaar het feit dat het kind bij de geboorte het Nederlanderschap verkrijgt, over het hoofd ziet en het Nederlanderschap ten onrechte niet registreert. Dit heeft een onvolledige registratie tot gevolg en potentieel grote nadelige consequenties voor de ouders.
Wat betreft de betrouwbaarheid van de identiteitsgegevens gelden de volgende doelstellingen:
In het geval dat iemand zijn of haar ware identiteit probeert te verhullen of een andere identiteit aanneemt, wordt gesproken over identiteitsfraude. Identiteitsfraude is daarbij geen doel op zich, maar kent vaak criminele, financiële, politieke of terroristische motieven. Denk daarbij aan ongewenste en criminele activiteiten, zoals mensenhandel of drugscriminaliteit. Dit kan onder meer tot financiële en emotionele schade leiden. Overheden, organisaties en burgers worden hier slachtoffer van16. Het inschrijven van personen of het opnemen van gegevens op grond van valse documenten kost de overheid veel geld en dient te allen tijde voorkomen te worden.
Er wordt actief deelgenomen aan de Werkgroep terugdringen identiteitsfraude (WTI) Midden-Nederland en de landelijke werkgroep. Het doel van deze werkgroepen is om identiteitsfraude zoveel mogelijk tegen te gaan door het delen van kennis en ervaringen door de deelnemers. De opgedane kennis en ervaring wordt gebruikt in de gemeentelijke organisatie.
Er wordt gehandeld overeenkomstig de “Circulaire legalisatie en verificatie buitenlandse bewijsstukken (staat van personen en toepassing van DNA-onderzoek) 202217” (of de opvolger hiervan).
Bij de identiteitsvaststelling en beoordeling van brondocumenten wordt gebruik gemaakt van de relevante protocollen voor medewerkers en managers18 van de NVVB en van hierin beschreven hulpmiddelen en materialen.
Het moet worden verhinderd dat één persoon zich onder verschillende namen meerdere malen inschrijft in de BRP.
Personen afkomstig uit het buitenland moeten zelf alle persoonsdocumenten overleggen bij de inschrijving in de BRP. Gegevens moeten volledig zijn en worden ingevoerd aan de hand van bij wet bepaalde brondocumenten. Bevorderd moet worden dat personen de meest betrouwbare (sterkste) documenten overleggen. Als dat niet direct bij de vestiging mogelijk is, dan zo snel mogelijk op een later moment.
Zoals eerder in dit document toegelicht, is steeds vaker een roep om ‘maatwerk’ te horen ten behoeve van mensen die ‘tussen wal en schip raken’ of in een ‘vicieuze cirkel’ belanden. Wat betreft dit document gaat maatwerk uitsluitend over de adresgegevens. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop en de mate waarin maatwerk kan worden aangeboden. Door dit in een beleidsdocument op te nemen, wordt vooraf een gewenst afgebakend niveau bepaald zodat willekeur kan worden voorkomen.
In bepaalde situaties wordt maatwerk verleend.
Er zijn situaties waarbij de persoonlijke omstandigheden van een inwoner kan vragen om maatwerk. Het maatwerk kan leiden tot toekenning van een briefadres in een geval waarin de Wet BRP niet heeft voorzien. In voorkomende gevallen moet dit daarom worden aangemerkt als buitenwettelijk begunstigend beleid. De bestuursrechter aanvaart het bestaan en de inhoud van buitenwettelijk begunstigend beleid als een gegeven. De rechterlijke toetsing blijft beperkt tot de vraag of het beleid consistent wordt toegepast19. Om deze reden is het beleid rondom maatwerk in dit document vastgelegd en moet dit overeenkomstig worden uitgevoerd.
De verhouding tussen de verantwoordelijkheden van Burgerzaken en de teams werkzaam in het sociaal domein
Een team uit het sociaal domein toetst bij een schrijnende situatie die vraagt om maatwerk, aan het gemeentelijk beleid. Indien deze toets leidt tot toestemming voor het houden van het briefadres, wordt dit aangegeven door de procesregisseur veiligheid. Burgerzaken kent dan het briefadres toe. Het team uit het sociaal domein is de briefadresgever.
Het gemeentelijk beleid rondom maatwerk bij briefadressen is als volgt.
In gevallen waarbij de situatie van een inwoner vanwege sociaalmaatschappelijke omstandigheden vraagt om maatwerk, kan een briefadres worden aangevraagd. Het oogpunt van het maatwerk is het voorkomen of doorbreken van een vicieuze cirkel waarin de inwoner terecht dreigt te komen, of al in terecht is gekomen.
Een inwoner kan gebruik maken van dit briefadres als aan alle volgende voorwaarden20 wordt voldaan:
De beoordeling van de situatie wordt gedaan door een medewerker uit het sociaal domein. Bij toestemming voor het houden van het briefadres wordt dit briefadres door Burgerzaken toegekend. Als de inwoner niet meer voldoet aan de voorwaarden, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.
Omdat het maatwerk als doel heeft om een vicieuze cirkel te voorkomen of te doorbreken, wordt de toestemming voor het briefadres voor een bepaalde periode gegeven. De medewerker uit het sociaal domein bepaalt de duur van de periode en verlengt zo nodig de duur. Als de periode is verlopen en deze niet wordt verlengd, dan wordt de toestemming voor het houden van het briefadres ingetrokken.
4 Beleidsregel Bestuurlijke boete
In de Wet BRP zijn de verplichtingen opgenomen waaraan een inwoner moet voldoen, om bij te dragen aan de correcte, volledige en actuele registratie in de BRP. Overtreding van een verplichting kan, op grond van artikel 4.17, onder a, van de Wet BRP, leiden tot het opleggen van een bestuurlijke boete van maximaal 325 euro. Het doel van de bestuurlijke boete is niet het opleggen van de boete zelf. Het doel is namelijk een correcte registratie van gegevens in de BRP. In sommige gevallen is enige pressie nodig om een inwoner te bewegen om bij te dragen aan de kwaliteit van de gegevens. De bestuurlijke boete kan daarbij een goed instrument zijn. Anders gezegd, het instrument is effectief als de bestuurlijke boete niet hoeft te worden opgelegd, omdat betrokkene aan zijn/haar verplichting heeft voldaan.
Daarnaast kan, op grond van artikel 4.17, onder b, van de Wet BRP, een bestuurlijke boete worden opgelegd aan degene met een woonadres in de gemeente die bewust toelaat dat een andere persoon met datzelfde woonadres is ingeschreven, terwijl hij/zij weet dat dit onjuist is. Er is dan sprake van het verlenen van medewerking aan een onjuiste registratie.
Hieronder is eerst de grondslag en de hoogte van de bestuurlijke boete weergegeven en daarna de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan.
4.2 Grondslag en hoogte van de boete
In de onderstaande tabel is per overtreding de grondslag van de bestuurlijke boete opgenomen. Daarnaast is de hoogte van de boete weergegeven. Er worden twee boetebedragen vastgesteld, te weten een standaardboete van 325 euro en een lage boete van 200 euro. In alle gevallen geldt dat voldaan moet zijn aan de voorwaarden zoals in de volgende paragraaf genoemd.
Om een bestuurlijke boete op te kunnen leggen moet de overtreding voldoen aan alle volgende voorwaarden (wat moet blijken uit het dossier):
Een voorwaarde voor het opleggen van een bestuurlijke boete is dat de boete uitsluitend wordt opgelegd indien er sprake is van verwijtbaar gedrag. De mate van verwijtbaarheid wordt volgens vaste jurisprudentie bepaald op grond van objectieve verwijtbaarheid en subjectieve verwijtbaarheid.
Bij subjectieve verwijtbaarheid kijk je naar de persoon. Wist betrokkene – of kon hij/zij redelijkerwijs weten – dat hij/zij een verplichting had moeten nakomen? De mate waarin de gedraging aan de betrokkene kan worden verweten, wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn/haar verplichting had moeten nakomen.
Of er sprake is van verwijtbaar gedrag moet blijken uit het dossier op grond waarvan uiteindelijk de boete wordt opgelegd (artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht, hierna AWB). Het nalaten van het vervullen van verplichtingen, wel of niet bewust, kan als verwijtbaar worden bestempeld. Aan de hand van feiten en omstandigheden van het betreffende geval kan worden bepaald in welke mate het niet voldoen aan de verplichting verwijtbaar is. Afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid kan worden gevarieerd met de hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete.
Zowel de subjectieve omstandigheden, waardoor iemand niet aan zijn/haar verplichting heeft kunnen voldoen, zoals spoedopname in een ziekenhuis, als ook objectief waarneembare omstandigheden, zoals het aantal keer dat betrokkene eerder niet voldaan heeft aan de verplichting om op tijd een verhuizing door te geven, kunnen een rol spelen bij de vraag of er een boete wordt opgelegd en hoe hoog de boete is.
4.3.2 Een boete per overtreding
Er kan maar één boete per overtreding gegeven worden. Een persoon kan dus niet voor dezelfde overtreding nogmaals een boete krijgen. Dit is anders als het gaat om meerdere overtredingen van dezelfde soort. Een persoon kan namelijk bij meerdere overtredingen van dezelfde verplichtingen even zo vaak een bestuurlijke boete krijgen opgelegd. Ter illustratie hiervan, het niet overleggen van een huwelijksakte kan slechts eenmaal worden beboet. Maar bij een adreswijziging kan elke verhuizing die niet wordt doorgegeven uiteindelijk leiden tot een bestuurlijke boete.
Eén overtreding kan dus slechts beboet worden met één bestuurlijke boete (artikel 5:43 van de AWB). Doet de persoon geen aangifte van adreswijziging en verschijnt betrokkene vervolgens niet als het college van B&W hem/haar daartoe verplicht, dan zijn dat in feite twee overtredingen. Toch wordt in dergelijke gevallen gekozen voor het opleggen van één boete. Hetzelfde geldt voor een ouder die geen aangifte doet voor zichzelf en de minderjarige kinderen. Het is in theorie mogelijk om dan twee boetes op te leggen, maar ook hierbij wordt gekozen voor het opleggen van slechts één boete.
Een boete kan pas worden opgelegd nadat de persoon gewaarschuwd is dat er sprake is van overtreding en dat hiervoor een bestuurlijke boete kan worden opgelegd. Zoals eerder uitgelegd moet de bestuurlijke boete een preventieve werking hebben en is het opleggen van de boete geen doel op zichzelf. Daarom wordt de betrokkene eerst gewaarschuwd alvorens er feitelijk een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Na overlijden hebben nabestaanden de verplichting tot het geven van inlichtingen en geschriften over het overlijden van een familielid (artikel 2.51 van de Wet BRP). Overtreding van deze verplichting kan leiden tot een bestuurlijke boete. Met deze boete wordt zeer terughoudend omgegaan. De boete wordt pas opgelegd als er duidelijk sprake is van verwijtbaarheid en er ondanks meerdere waarschuwingen geen moeite wordt gedaan om te voldoen aan de verplichting.
De bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de verantwoordelijke, of indien van toepassing aan de vertegenwoordiger. Wanneer bijvoorbeeld voor een minderjarig kind geen aangifte wordt gedaan, houdt dit in dat de boete wordt opgelegd aan de ouders. Bij niet samenwonende ouders zal de boete opgelegd worden aan de ouder aan wie de overtreding toe te rekenen is. Normaal gesproken zal dit de ouder zijn bij wie het kind woont of is gaan wonen.
De bestuurlijke boete kan niet opgelegd worden als de inwoner is overleden. Wanneer bij leven van de inwoner de boete is opgelegd en betrokkene komt voor de inning te overlijden, dan vervalt de boete (artikel 5:42 van de AWB).
Het hoofd van de instelling is verplicht de betrokken personen te informeren over de mogelijkheid tot het kiezen van briefadres (artikel 2.40, vijfde lid, van de Wet BRP) en de gemeente desgevraagd te informeren over verblijvende personen (artikel 2.50). Niet voldoen aan deze verplichting kan resulteren in een bestuurlijke boete. De boete aan een instelling wordt uitsluitend opgelegd als de instelling structureel en hardnekkig weigert medewerking te verlenen.
De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen vervalt drie jaar nadat de overtreding is begaan (artikel 5:45 van de AWB). Dat roept de vraag op welke datum geldt voor een overtreding van een verplichting op grond van de Wet BRP. Uitgangspunt is dat de overtreding wordt begaan bij constatering ervan door het college. Na het overtreden van de aangifteplicht blijft de overtreding actueel. Elke dag dat de inwoner in gebreke blijft, overtreedt hij/zij de wet. De termijn schuift daarmee dus ook op.
Bij valsheid in geschrifte wordt er aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Gaat het OM niet over tot vervolging (of geen reactie binnen 13 weken), dan zal er alsnog een bestuurlijke boete worden opgelegd.
5 Evaluatie van de beleidsuitvoering
De informatiebeheerder is verantwoordelijk voor de uitvoering van de evaluatie van de beleidsdoelstellingen uit dit document. De informatiebeheerder kan deze werkzaamheden overdragen aan een andere functionaris. Bij de BRP betrokken functionarissen verlenen hun medewerking aan de evaluatie. Voor zover de evaluatie niet wordt uitgevoerd door de informatiebeheerder of de gegevensbeheerder, worden deze functionarissen in de gelegenheid gesteld om op het concept te reageren. Vervolgens worden de bevindingen gerapporteerd aan het college. Bij het evaluatierapport wordt vermeld welke maatregelen er naar aanleiding van de evaluatie worden ondernomen.
De evaluatie omvat zodoende de volgende activiteiten:
De volgende zaken worden onderzocht en komen vervolgens terecht in de rapportage aan het college:
Deze rapportage zal een onderdeel zijn van de rapportage naar aanleiding van de Zelfevaluatie BRP en reisdocumenten en de ENSIA.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-167883.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.