Gemeenteblad van Lochem
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lochem | Gemeenteblad 2025, 167342 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lochem | Gemeenteblad 2025, 167342 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Fysieke Leefomgeving 2025
Besluit van de raad van de gemeente Lochem tot vaststelling van de Verordening Fysieke Leefomgeving gemeente Lochem 2025.
De raad van de gemeente Lochem;
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Lochem,
gelet op de artikelen 149 en 160 van de Gemeentewet, artikel 3.16 van de Erfgoedwet, paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 1.1, 5.36, 5.37, 16.64, 18.6 en 18.7 van de Omgevingswet, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving en artikel 1.1 en paragraaf 5.1.4.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
Vast te stellen de Verordening fysieke leefomgeving Lochem 2025
Hoofdstuk 2 – Vergunningaanvraag
Artikel 2.3. Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
Artikel 5.37 van de Omgevingswet is van overeenkomstige toepassing op deze verordening.
Artikel 2.4. Weigering, intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden geweigerd, ingetrokken of gewijzigd als:
Hoofdstuk 3 – Cultureel erfgoed
Afdeling 1 Aanwijzing gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
Artikel 3. 1 a Gemeentelijk erfgoedregister
1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.
2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
a. gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;
b. gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht;
c. gegevens over door het college van gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- en dorpsgezicht.
Artikel 3.1 b A anwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
1. Het college kan besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en dat in eigendom is van de gemeente of dat aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermd cultuurgoed.
2. Het college kan besluiten een verzameling van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis, die als geheel of door een of meer van de cultuurgoederen die een wezenlijk onderdeel van de verzameling zijn, als onvervangbaar en onmisbaar behoort te worden behouden voor het gemeentelijk cultuurbezit en die in eigendom van de gemeente is of die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd aan te wijzen als gemeentelijk beschermde verzameling.
3. Voor de aanwijzing van een cultuurgoed dat of een verzameling die aan de zorg van de gemeente is toevertrouwd is toestemming van de eigenaar vereist.
4. Over het voornemen van een aanwijzing, bedoeld in het eerste of tweede lid, alsmede over de vervreemding van een gemeentelijk beschermd cultuurgoed of een gemeentelijk beschermde verzameling of over het afstand doen van de zorg daarvoor vraagt het college advies aan een commissie ruimtelijke kwaliteit.
5. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en
b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
6. Het college verwerkt de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 3.1 c Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd cultuurgoed of gemeentelijk beschermde verzameling
1. Het college kan een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.1a, eerste of tweede lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3, vierde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het gemeentelijk beschermd cultuurgoed of de gemeentelijk beschermde verzameling waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
a. door de minister beschermd cultuurgoed of beschermde verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, of
b. beschermd cultureel erfgoed op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Afdeling 2 – Aanwijzing gemeentelijke monumenten
Artikel 3.2 De aanwijzing tot gemeentelijk monument
Artikel 3. 3 Voornemen tot aanwijzing
1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3.2, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
2. Voordat een monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.
Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 3.6 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, is afdeling 3 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 3.6. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbende en inschrijving.
Artikel 3.7 Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
1. In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 3.5 wordt in dat geval aan de commissie ruimtelijke kwaliteit advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit heeft genomen over de aanwijzing, bedoeld in 3.2 eerste lid.
3. Afdeling 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het bevoegd gezag tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 3.5 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 3.8. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
Als de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in het tweede lid, achterwege.Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft, is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Afdeling 3 – Bescherming gemeentelijk monument
Artikel 3.9. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het college verleent, voor een monument met een religieuze bestemming, geen omgevingsvergunning als bedoeld in het tweede lid, dan in overeenstemming met de eigenaar als en voor zover het een omgevingsvergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.
Artikel 3.11. Weigeringsgronden
Afdeling 4 Aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
Artikel 3.12a Aanwijz ing als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.
2. Het college zendt het voorstel voor advies aan de commissie ruimtelijke kwaliteit. Artikel 3.5, is van overeenkomstige toepassing.
3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.
4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
5. Dit artikel is niet van toepassing op:
a. door de minister beschermde cultuurgoederen en beschermde verzamelingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet, en
b. cultureel erfgoed dat is aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet.
Artikel 3.12b Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd stads - of dorpsgezicht
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van het college, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 3.12a, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 3.12a, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.
3. Het college verwerkt de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 3.12c Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning
1. Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.
2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van het college niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
3. Artikel 3.11 is van overeenkomstige toepassing.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Afdeling 6 – Vangnet archeologie
Artikel 3.14 Vangnet archeologie
1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:
a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;
b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of
d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
2. Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.
Hoofdstuk 4 – Openbaar water, havens en gemeentelijk vaarwater
Artikel 4.1. Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterwet, de Omgevingsverordening Gelderland of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Afdeling 2 – Havens en gemeentelijk vaarwater
Artikel 4.2. Toepassingsgebied
Deze afdeling is van toepassing in de havens en het gemeentelijk vaarwater van de gemeente Lochem, zoals weergegeven op bijgevoegde kaart met nummer 2017044-61-D01.
Artikel 4.4. Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Het college kan een vergunning of ontheffing in aanvulling op artikel 2.4 ieder geval tevens weigeren, wijzigen of intrekken als dit in het belang is van de orde, de veiligheid en het milieu in of in de omgeving van de haven, of de kwaliteit van de dienstverlening in de haven noodzakelijk is.
Artikel 4.5. Verplichtingen van houders van toestemmingen
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
Afdeling 3 – Orde in en gebruik van de haven
Artikel 4.12. Ligplaatsenoverzicht
Het college kan een ligplaatsenoverzicht vaststellen, dat in elk geval bevat een kaart van de haven met daarop aangegeven:
Artikel 4.16. Plezier- en zeilvaart in de haven
Het is verboden zich met een pleziervaartuig, waarmee al dan niet eveneens bedrijfsmatig wordt gevaren, in de haven te bevinden, tenzij:
het schip zich rechtstreeks en zonder onderbreking begeeft naar een in de haven gelegen ligplaats waar het in overeenstemming met het ligplaatsenoverzicht, de geplaatste verkeerstekens en de daarbij behorende nadere aanduidingen of met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein ligplaats zal nemen.
Artikel 4.17. Overlast aan vaartuigen
Tenzij bij of op grond van deze verordening anders bepaald is het anderen dan de eigenaar of schipper van een schip niet toegestaan, zonder goedkeuring van de eigenaar of schipper dat schip vast te houden, zich daarop te begeven, zich daarop te bevinden of los te maken.
Artikel 4.19. Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water
Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats wil innemen of verlaten, of een aanwijzing van het college daartoe ontvangt, voor zijn rekening en risico zo nodig het ijs te breken of een sleepboot te gebruiken.
Ligplaatshouders die (een) hond(en) aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien ambtenaren die belast zijn met de zorg voor de nakoming van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften dit verlangen, verplicht om deze hond(en) bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.
Artikel 4.24. Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe in de omgeving van de havens en het gemeentelijk vaarwater aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Artikel 4.25. Stuwadoorsmaterieel en garneren van goederen
Het is verboden om goederen, die met vorkhefwagens moeten worden verwerkt, op of bij gemeentelijke werken en wegen anders op te slaan dan met gebruikmaking van houten onderliggers van voldoende dikte om bij het onderschuiven van de vork beschadiging aan het oppervlak van de gemeentelijke werken en wegen te voorkomen.
Afdeling 4 – Veiligheid en bescherming milieu in de omgeving van de haven
Artikel 4.29. Gebruik afvalverbrandingsoven
Het is verboden aan boord van een schip een afvalverbrandingsoven in gebruik te hebben.
Artikel 4.30. Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, zorgt ervoor dat:
Artikel 4.31. Aanwijzen stoffen
Het college kan stoffen die stank of hinder kunnen veroorzaken aanwijzen waarvoor nader bepaalde aanvullende risicobeheersende maatregelen getroffen dienen te worden.
Artikel 4.37. Gebruik van ankers
Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij:
dit gebeurt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havenmeester is gemeld.
Artikel 4.39. Verrichten van werkzaamheden
Het is verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:
per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:
als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;
Artikel 4.40. Ontsmetten van schepen
In afwijking van het eerste lid is het verboden een schip, geladen met los gestorte bulklading in vaste vorm die is behandeld met gassen of stoffen die gassen afstaan, te ontsmetten, tenzij dit wordt gedaan door een gasmeetdeskundige die in het bezit is van een bewijs van vakbekwaamheid als bedoeld in artikel 71, tweede en vierde lid, van de Wet gewasbescherming en biociden, en voor het schip een verklaring is afgegeven dat het schip en de lading voldoende vrij zijn van gassen of stoffen.
Artikel 4.41. Reinigen van openbare kaden, terreinen en wegen
Onverminderd het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente zijn de gebruikers van de gemeentelijke werken en wegen, verplicht er op toe te zien dat, indien ten gevolge van door hen of op last verrichte werkzaamheden, waaronder transporten mede zijn begrepen, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sintels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, smeer of daarmee vergelijkbare (vloei)stoffen op de gemeentelijke werken en wegen na afloop van de werkzaamheden achterblijven, behoorlijk, zulks ter beoordeling van de havenmeester, te reinigen binnen 24 uren na beëindiging van de werkzaamheden, en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren ten minste één (1) maal per etmaal.
Artikel 5.1. Aanwijzing collectieve festiviteiten
De geluidsnormen als bedoeld in paragraaf 5.1.4.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 5.3 van deze verordening gelden niet voor de volgende collectieve festiviteiten: nieuwjaarsdag, oudejaarsdag, carnaval (4 dagen), koningsnacht, koningsdag en de kermisdagen per kern (stad, dorp of buurtschap).
Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in paragraaf 5.1.4.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en artikel 5.3 van deze verordening – uiterlijk om 01.00 uur op zaterdag en zondag en om 00.00 uur op overige dagen beëindigd.
Afdeling 2 – Het bewaren van houtopstanden
Artikel 5.5. Aanvraag vergunning
De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 5.6. Weigeringsgronden
De vergunning kan in elk geval worden geweigerd op grond van:
Artikel 5.7. Afstand tot de erfgrens
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, lid 2 Burgerlijk Wetboek bedraagt langs openbare wegen één meter voor bomen te rekenen vanaf het midden van de voet van de boom en 0,50 meter voor heesters en heggen, voor zover het bomen, heesters en heggen betreft op een openbare weg.
Artikel 5.9. Herplant-/instandhoudingsplicht
Als een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld of waarvoor door de burgemeester noodkap is toegepast dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Als een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 5.10. Bestrijding van boomziekten
Als zich op een terrein een houtopstand bevindt die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar oplevert voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, als hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Afdeling 3 – Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 5.13. Vrij te stellen categorieën
Het bevoegd gezag kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel 5.12 geldt niet.
Artikel 5.14. Omgevingsvergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Omgevingswet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapsverordening, de Omgevingsverordening Gelderland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening gemeente Lochem.
Artikel 5.18. Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.23. Uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hen anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.26. Overlast van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 6 – Bodem-, weg- en milieuverontreiniging
Artikel 5.27. Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen geven.
Afdeling 7 – Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 5.28. Opslag voertuigen, vaartuigen, mest en afvalstoffen
Het is verboden op een door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
Artikel 5.31. Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 6.3. Binnentreden woningen
Artikel 18.7 van de Omgevingswet is van overeenkomstige toepassing op deze verordening.
Artikel 6.4. Overgangsbepaling
Besluiten, genomen krachtens de verordeningen, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
Artikel 6.5 Intrekking oude regelingen
Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening worden de volgende verordeningen ingetrokken:
Begripsbepalingen en overige bijlagen
Commissie ruimtelijke kwaliteit: de op basis van afdeling 17.2 van de Omgevingswet ingestelde adviescommissie met als taak het bevoegd gezag op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de erfgoed- en welstandbepalingen, de Omgevingswet, de Erfgoedverordening, het monumentenbeleid en het welstandsbeleid;
Gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;
Kampeerterrein: terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of vaste verblijfsrecreatievoorzieningen ten behoeve van recreatief nachtverblijf, en als zodanig bestemd in het bestemmingsplan dan wel via een omgevingsvergunning mogelijk is gemaakt;
Ladingresiduen: de restanten van lading in ruimen of tanks aan boord die na het lossen en schoonmaken achterblijven, met inbegrip van restanten na laden of lossen en morsingen;Omgevingsvergunning monument: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht;
Openbare inrichting: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt;
Schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
Scheepsafval: afval, met inbegrip van residuen, niet zijnde ladingresiduen, en sanitair afval, dat ontstaat tijdens de bedrijfsvoering van een schip en dat valt onder de reikwijdte van bijlagen I, IV, V en VI van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, met Protocollen en Bijlagen met Aanhangsels, en met het op 17 februari 1978 te Londen tot stand gekomen Protocol bij dat Verdrag met Bijlage en Aanhangsels, alsmede lading gebonden afval, zijnde al het materiaal dat aan boord bij de stuwage en verwerking van de lading als afval overblijft, met inbegrip van stuwmateriaal, schoorpalen, laadborden, verpakkingsmateriaal, houten platen, papier, karton, draad en stalen banden;
Vellen: kappen, snoeien van meer dan 20% kroonvolume, rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede ophoging van het maaiveld binnen de kroonprojectie van de houtopstand, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolg kunnen hebben;
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-167342.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.