Gemeenteblad van Lopik
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lopik | Gemeenteblad 2025, 164804 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Lopik | Gemeenteblad 2025, 164804 | beleidsregel |
Nota Ruimtelijke Beleidsregels Kleinschalige Duurzame Energie
In de twaalfde tranche van de Crisis- en herstelwet is de gemeente Lopik aangewezen voor de ontwikkeling van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte. In navolging hiervan heeft het college van burgemeester en wethouders besloten om het nieuwe bestemmingsplan voor het landelijk gebied voor te bereiden. Door gebruik te maken van de mogelijkheden die de 12e tranche van de Crisis- en herstelwet biedt, kunnen er, naast een goede ruimtelijke ordening, ook regels met betrekking tot een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en goede omgevingskwaliteit worden opgenomen. Van deze mogelijkheid wordt nu gebruik gemaakt door beleid in te voeren op het gebied van duurzame energie.
Daarnaast heeft de gemeenteraad van Lopik op 28 september 2021 de Regionale Energie Strategie (verder: RES) 1.0 (mede) vastgesteld, in navolging van het Klimaatakkoord. Met de RES wordt het in regionaal verband opwekken van duurzame energie geregeld. Daarin wordt onderscheid gemaakt tussen kleinschalige en grootschalige opwek van duurzame energie, waarbij slechts het gedeelte van verduurzaming dat ziet op grootschalige opwek, vanaf 15 kWp, van energie mee zal tellen voor het bod dat de RES U16 aan het Rijk zal doen.
Vanwege diverse maatschappelijke en economische ontwikkelingen is er behoefte ontstaan aan ruimtelijk beleid ten behoeve van het kleinschalig opwekken van duurzame energie. Door hierin te voorzien wordt ook het overige (ruimtelijke) beleid van de gemeente in overeenstemming gebracht met de uitgangspunten van de RES.
Door vaststelling van deze nota wordt daaraan uitvoering gegeven. Op deze manier wordt er een toetsingskader geboden om door middel van een omgevingsvergunning initiatieven toe te staan om kleinschalig duurzame energie op te wekken.
Lopik is gelegen in het oostelijke deel van het Groene Hart en maakt, zoals eerder beschreven, onderdeel uit van de RES-regio U16. Regionaal wordt onderkend dat de aanwezigheid van de groene ruimte waar het grondgebied van onze gemeente deel van uitmaakt, belangrijk is voor de leefbaarheid en het vestigingsklimaat van de hele randstad. Zowel in het provinciale beleid als in het rijksbeleid – het Groene Hart is in de nationale omgevingsvisie aangewezen als aandachtsgebied – wordt het belang van dit gebied benadrukt.
De ligging van ons grondgebied in het Groene Hart, specifiek de landschappelijke kwaliteiten van ons landelijk gebied, vraagt om een zorgvuldige afweging van de betrokken belangen bij ontwikkelingen, waaronder ontwikkeling van faciliteiten ten behoeve van de duurzame opwekking van energie.
De gemeenteraad is verantwoordelijk voor het ruimtelijk beleid van een gemeente. De gemeenteraad voert deze verantwoordelijkheid uit door het vaststellen van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) schrijft daarbij voor dat deze stukken met het oog op een goede ruimtelijke ordening, bestemmingen aanwijzen en hieraan regels verbinden. Deze regels betreffen in ieder geval het gebruik van de gronden en van de zich daarop bevindende bouwwerken.
Ten aanzien van een bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan de gemeenteraad besluiten om te verwijzen naar (nader op te stellen) beleidsregels, die een kader scheppen voor de invulling van open normen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. In deze voorliggende nota ‘Ruimtelijke beleidsregels kleinschalige duurzame energie’ wordt bepaald hoe de open norm van een goede omgevingskwaliteit bij kleinschalige duurzame energie opwekking moet worden toegepast.
Het is de bevoegdheid van de gemeenteraad om het bestemmingsplan vast te stellen met de opgenomen open norm aangaande kleinschalige en opwekking van duurzame energie. Het college van burgemeester en wethouders is vervolgens bevoegd om beleidsregels vast te stellen ten behoeve van de uitoefening van hun bevoegdheid om omgevingsvergunningen te verlenen.
Beleidsregels opgesteld krachtens artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht bevorderen een consistente en voortvarende afhandeling van de aanvragen om een omgevingsvergunning. Voor de motivering van dergelijke aanvragen kan dan verwezen worden naar de in de beleidsregels neergelegde gedragslijn.
2 Ruimtelijke beleidsregels kleinschalige windmolens
Gevoelige objecten: woonbestemming of een andere bestemming waar mensen permanent, althans langdurig verblijven.
Kleinschalige windmolen: een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch vermogen uit wind, met een maximale ashoogte van 25 meter.
Ashoogte van een windmolen met een horizontale as
Gemeten vanaf het middelpunt van de as van de wieken tot aan het peil. Zie afbeelding 1.1.
Ashoogte van een windmolen met een verticale as
Gemeten vanaf de bovenkant van de rotor tot aan het peil. Zie afbeelding 2.1.
Gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
Rotordiameter De rotordiameter wordt bepaald door het maximale bereik van de rotor, gemeten loodrecht op de as. Zie afbeelding 2.2.
Tiphoogte windmolen met een horizontale as
De ashoogte van een windmolen, plus de straal van de rotorcirkel. Zie afbeelding 2.3.
Tiphoogte windmolen met een verticale as
De ashoogte van een windmolen, plus het deel van de rotorbladen dat daarboven uitsteekt. Zie afbeelding 2.3.
Er wordt per bouwperceel toestemming verleend voor het plaatsen van één windmolen, tenzij aangetoond kan worden dat ook een tweede windmolen voorziet in de eigen energiebehoefte, danwel het onder b genoemde ander lokaal maatschappelijk belang, én er geen zwaarwegende bezwaren zijn tegen een tweede windmolen.
De bouwlocatie voor een kleinschalige windmolen moet gelegen zijn binnen het door de provincie Utrecht aangegeven gebied ‘windturbines kleiner dan 20 meter’ (Artikel 5.3 interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht)
Hiermee wordt plaatsing in Natura2000-gebieden of in ganzenrustgebieden zondermeer uitgesloten
In afwijking lid a is een windmolen tot een ashoogte van 25 meter toegestaan indien dat noodzakelijk is om volledig of bijna volledig in eigen energiebehoefte van de bestaande bouwwerken te voorzien en waarbij een tweede windmolen op basis van 2.2.1 onder lid b niet mogelijk, dan wel niet passend is.
Om geluidsoverlast te voorkomen moet de afstand van de kleinschalige windturbine tot geluidsgevoelige objecten, behalve een eigen geluidsgevoelig object, dusdanig zijn dat er overdag maximaal 47 dB en ’s nachts maximaal 41 dB geluid op de gevel van deze objecten gemeten kan worden. Om dit te toetsen moet een akoestisch onderzoek worden aangeleverd bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Wanneer het licht van de rotorbladen wordt gereflecteerd kan er flikkering ontstaan. Om overlast door flikkering te voorkomen dienen kleinschalige windmolens, in overeenstemming met de Activiteitenregeling, dus niet gemaakt te zijn van reflecterende materialen. Dan wel te zijn behandeld met antireflectie-coating waardoor flikkering niet meer voor komt.
Indien zwaarwegende belangen beletten dat een windmolen geplaatst kan worden op een wijze en op een locatie waarbij wordt voldaan aan de voorgaande eisen en wanneer er aangetoond kan worden dat er een alternatieve locatie voorhanden is waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de directe omgeving, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor bovenstaande beleidsregels.
3 Ruimtelijke beleidsregels kleinschalige zonnestroomsystemen
Kleinschalig zonnestroomsysteem: Is het systeem waarmee zonne-energie wordt opgevangen en omgezet in elektriciteit, bestaande uit zonnepanelen, optimizers (optioneel), een omvormer en een aansluiting in de meterkast, met een maximaal vermogen overeenkomstig met de omvang het eigen energiegebruik.
Dakgebonden zonnestroomsysteem: Een zonnestroomsysteem waarbij de zonnepanelen op het dak of aan de gevel van een gebouw zijn gemonteerd
Grondgebonden zonnestroomsysteem: Een zonnestroomsysteem waarbij de zonnepanelen aan de ondergrond zijn gekoppeld, direct dan wel indirect middels een bijbehorend bouwwerk
De bouwhoogte van een grondgebonden zonnestroomsysteem
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk geen gebouw zijnde, inclusief het gemonteerde zonnepaneel (zie afbeelding 3.1).
Bedekking van de bodem bij een grondgebonden zonnestroomsysteem
Het gebied loodrecht onder de uiterste punten van het zonnestroomsysteem wordt gezien als bedekte bodem (zie afbeelding 3.2.)
De locatie van een kleinschalig grondgebonden zonnestroomsysteem moet gelegen zijn binnen het door de provincie Utrecht aangegeven gebied ‘zonevelden’ (Artikel 5.4 interim Omgevingsverordening Provincie Utrecht).
Hiermee wordt plaatsing in Natura2000-gebieden of in ganzenrustgebieden zondermeer uitgesloten.
Een omgevingsvergunning voor een kleinschalig grondgebonden zonnestroomsysteem kan alleen verleend worden indien: geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de archeologische en cultuurhistorische waarden: het initiatief mag geen onevenredige afbreuk doen aan waardevolle historische omgeving (zowel bebouwd als onbebouwd), waarbij in elk geval geldt dat realisatie binnen gronden met de bestemmingen Waarde - Archeologie geldt dat omgevingsvergunning uitsluitend kan worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische en/of cultuurhistorische waarde geen bezwaar bestaat
Indien zwaarwegende belangen beletten dat een kleinschalig grondgebonden zonnestroomsysteem geplaatst kan worden op een wijze en op een locatie waarbij wordt voldaan aan de voorgaande eisen en wanneer er aangetoond kan worden dat er een alternatieve locatie voorhanden is waarbij geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, cultuurhistorische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de directe omgeving, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen voor bovenstaande beleidsregels.
4 Afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden
4.1 Ontheffing aan innovatieve initiatieven
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen aan innovatieve initiatieven die niet passen binnen het afwegingskader dat in deze beleidsnota is gegeven, die ten doel hebben om op kleinschalig niveau duurzame energie op te wekken.
Hierbij moet in ieder geval worden voldaan aan de volgende uitgangspunten:
5.1 Schade ten gevolge van planologische ontwikkelingen
Een vergunning voor een initiatief ten behoeve van het kleinschalig opwekken van duurzame energie, wordt niet eerder verleend dan dat er ten behoeve van die ontwikkeling een anterieure overeenkomst is gesloten waarmee planschade die voor vergoeding in aanmerking komt, voor rekening van de initiatiefnemer wordt gebracht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-164804.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.