Gemeenteblad van Stichtse Vecht
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Stichtse Vecht | Gemeenteblad 2025, 162853 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Stichtse Vecht | Gemeenteblad 2025, 162853 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025
De raad van de gemeente Stichtse Vecht,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,
gehoord de commissie Sociaal Domein d.d. 11 maart 2025, en gelet op:
Verordening Leerlingenvervoer Stichtse Vecht 2025
Deze verordening geeft gemeentelijke regels over het vervoer naar school. Het is de taak van de gemeente om haar ouders daarbij te helpen. De gemeente houdt zich hierbij aan de volgende wetten:
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de situatie van de leerling en ouders en het VN Kinderverdrag. De gemeente gaat daarbij uit van de menselijke maat en vertrouwen, waarbij de gemeente de kinderen en ouders vanuit een positieve insteek benadert. Er is respect voor de ander. Hierbij hoort ook het vertrouwen dat de inwoner en haar/zijn netwerk zelf tot oplossingen (kunnen) komen. De gemeente gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de inwoners. Zo nodig krijgen ze daarbij ondersteuning vanuit het netwerk, maatschappelijke organisaties en/of gemeente. Het zelfoplossend vermogen en de zelfredzaamheid worden ondersteund. Zoveel als mogelijk is die ondersteuning altijd gericht op het (terug) krijgen van die regie. De gemeente doet wat nodig is en levert maatwerk. Dit sluit naadloos aan op de gemeentelijke dienstverleningsvisie en de organisatievisie.
In deze verordening staan de volgende begrippen:
buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang van de leerling, bedoeld in artikel 1.1, van de Wet kinderopvang, waar de leerling voor het begin van de lestijd of na het einde van de lestijd op school is. Ook wordt hieronder verstaan andere vormen van naschoolse opvang, zoals opvang bij familieleden of andere personen uit het sociale netwerk van de ouder;
dichtstbijzijnde toegankelijke school: de school die het meest dichtbij is en toegankelijk is als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra. Verder geldt dat er plaats op de school moet zijn en dat het een school moet zijn die aansluit op de godsdienst of levensbeschouwing van de ouders of de meerderjarige leerling. Het samenwerkingsverband kan een advies geven over wat de dichtstbijzijnde toegankelijke school is die passend is voor de leerling;
reistijd: totale tijdsduur die ligt tussen het verlaten van de woning en de start van de schooldag volgens de schoolgids, min maximaal 10 minuten, als de leerling het schoolgebouw met bijbehorend terrein meestal eerder bereikt dan de schoolgids aangeeft, of de totale tijdsduur die ligt tussen het einde van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning, plus een eventuele wachttijd voor het Openbaar Vervoer of maximaal 10 minuten bij gebruikmaking van aangepast vervoer;
De ouder moet duidelijk uitleggen waarom leerlingenvervoer nodig is. De aanvraag moet worden onderbouwd met een advies van een deskundige. Heeft de inwoner geen advies van een deskundige gevoegd bij de aanvraag, dan kan de gemeente een deskundig advies opvragen. Bij elke nieuwe aanvraag moet de inwoner een nieuw advies aan de gemeente geven, behalve als de gemeente besluit dat dit niet nodig is. Een nieuw advies is bijvoorbeeld niet nodig als uit een eerder advies blijkt dat het niet aannemelijk is dat de situatie van de leerling verandert.
Vindt de gemeente het noodzakelijk of twijfelt de gemeente aan het advies van de deskundige dat bij de aanvraag door de ouder is opgestuurd (artikel 2.1, tweede lid van deze Verordening)? Dan vraagt de gemeente een andere deskundige om advies uit te brengen. Dit advies (deskundig oordeel) gebruikt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
Als een leerling een vervoersvoorziening krijgt, bepaalt de gemeente op de volgende manier de ingangsdatum:
3.1 Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Bij de beoordeling van het recht op leerlingenvervoer gaat de gemeente uit van de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
3.2 Verantwoordelijkheid ouders
Ouders zijn verantwoordelijk voor het naar school gaan van hun kinderen. De regels in deze verordening ondersteunen dit uitgangspunt. Dit geldt ook voor werkende (alleenstaande) ouders. Er wordt geen leerlingenvervoer gegeven als het werk van de (alleenstaande) ouder de enige reden is voor de aanvraag.
Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun minderjarige kind(eren) tijdens het reizen in het aangepast vervoer. Voordat er gevolgen aan onacceptabel gedrag worden verbonden wordt nagegaan of het gedrag verwijtbaar is. Bepaalde aandoeningen kunnen met zich meebrengen dat dit niet het geval is. In dit geval wordt door de gemeente beoordeeld of een andere vervoersvoorziening meer passend is, bijvoorbeeld eigen vervoer.
Als de leerling recht heeft op een volledige of gedeeltelijke vergoeding voor de reiskosten vanuit een andere regeling, telt de gemeente deze vergoeding mee bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding volgens deze verordening. Of de gemeente brengt dit bedrag als eigen bijdrage in rekening. De ouder moet de gemeente informeren over andere vergoedingen die hij of zij ontvangt.
3.7 Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
Er wordt ook een vervoersvoorziening gegeven voor de afstand tussen de woning of de opstapplaats en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke Speciale school voor Basisonderwijs in het samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is. Als de leerling vanwege een specifieke onderwijsbehoefte, zoals bij hoogbegaafdheid, van de leerling een vervoersvoorziening aanvraagt naar een school op een grotere afstand, dan de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt deze alleen toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
3.8 Schooltijden en wachttijden
Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan de gemeente besluiten een wachttijd van één of meerdere klokuren in te stellen, om het aangepast vervoer zo efficiënt mogelijk in te zetten. Als de ouder dat wil kan hij in deze situatie een kilometervergoeding krijgen voor de kosten van het eigen vervoer volgens de voorwaarden die staan in artikel 5.3 van deze Verordening.
Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde dagen en tijden wordt niet georganiseerd, tenzij de ouder naar het oordeel van de gemeente toereikend bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele beperking van een leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt en de ouders het vervoer niet zelf kunnen organiseren. Er moet in dit geval sprake zijn van ernstige benadeling van het gezin door de inzet van eigen vervoer. De ouder krijgt bij gebruik van eigen vervoer een kilometervergoeding voor de kosten van het eigen vervoer volgens de voorwaarden die staan in artikel 5.3 van deze Verordening.
4.1 Tijdelijk verblijf buiten de gemeente
Het besluit voor de vervoersvoorziening die is afgegeven vóór het tijdelijke verblijf wordt tijdelijk stopgezet vanaf de startdatum van het verblijf buiten de gemeente. Het besluit komt weer in werking zodra de leerling terugkeert naar de gemeente, tenzij de geldigheid van het besluit is verstreken.
4.2 Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie bij verblijf in pleeggezin, internaat of gezinshuizen
De gemeente kan, op aanvraag, een vervoersvergoeding geven voor het vervoer in het weekend en tijdens de schoolvakanties aan ouders van een leerling die in de gemeente woont. Dit geldt voor leerlingen die vanwege Passend Speciaal Onderwijs of Voortgezet Speciaal Onderwijs in een internaat, pleeggezin of gezinshuis verblijven. De gemeente houdt hierbij rekening met de regels van de artikelen 3.3 en 3.5 van deze Verordening.
De gemeente vergoedt de kosten voor het vervoer van de leerling in het weekend. Dit betreft de reis van het internaat of pleeggezin/gezinshuis naar het huis van de ouders en weer terug, voor zover de weekenden niet vallen binnen de schoolvakanties zoals genoemd in het eerste lid. De vergoeding wordt eenmaal per weekeinde verstrekt.
4.3 Vervoersvoorziening naar stageadres
De voorwaarde in het tweede lid, onder b, geldt niet als kan worden aangetoond dat dit niet mogelijk is. In dat geval kan de ouder een vergoeding krijgen voor de kosten van Openbaar Vervoer volgens de regels van artikel 5.1 van deze Verordening. Dit kan ook een vergoeding voor begeleiding volgens artikel 5.2 van deze Verordening zijn, of een kilometervergoeding voor eigen vervoer volgens de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
De voorwaarde in het tweede lid, onder c, geldt niet als de ouder kan aantonen dat een stageadres op de route van de woning, of opstapplaats, naar de school niet mogelijk is. In dat geval kan de ouder een vergoeding krijgen voor de kosten van Openbaar Vervoer volgens de regels van artikel 5.1 van deze Verordening. Dit kan ook een vergoeding voor begeleiding volgens de regels van artikel 5.2 van deze Verordening zijn, of een kilometervergoeding voor eigen vervoer volgens de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
4.4 Vervoer tussen de buitenschoolse opvang en de school
De vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug wordt alleen gegeven als de buitenschoolse opvang op de route ligt van de school naar de woning of opstapplaats. Als dit niet het geval is, wordt er geen vervoersvoorziening voor de buitenschoolse opvang verstrekt, behalve een kilometervergoeding voor het eigen vervoer van de school naar de woning of opstapplaats. In dat geval gelden de regels van artikel 5.3 van deze Verordening.
5.1 Vervoersvergoeding voor de leerling
Als de gemeente vindt dat de leerling in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, krijgt de leerling een kilometervergoeding voor de afstand die per fiets wordt afgelegd. Deze vergoeding is de helft van de belastingvrije kilometervergoeding die algemeen gebruikelijk is, afgerond op een hele cent (€ 0,12 per 1 juli 2024). De hoogte van deze vergoeding wordt bepaald door de Belastingdienst.
5.3 Vervoersvergoeding op basis van de kosten van door de ouders georganiseerd vervoer
De gemeente kan aangepast vervoer verstrekken als:
de leerling recht heeft op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 5.1 van deze Verordening, en de reistijd met Openbaar Vervoer naar school of terug, inclusief wachttijden en overstaptijden, langer is dan anderhalf uur. Als deze reistijd met aangepast vervoer 50% of minder van de reistijd per Openbaar Vervoer kan zijn, komt de leerling in aanmerking voor aangepast vervoer.
5.5 Vergoeding andere passende vervoersvoorziening
Als er recht is op een vervoersvoorziening, kan de gemeente, na overleg met de ouders, een (gedeeltelijke) vergoeding geven voor een andere geschikte en goedkopere vervoersoptie dan het Openbaar Vervoer naar school. Dit kan bijvoorbeeld een handbike, elektrische fiets of bakfiets zijn.
Als een leerling een basisschool of speciale basisschool bezoekt en de ouders meer verdienen dan het bedrag van € 17.700,- zoals genoemd in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs, moeten de ouders de kosten betalen die gebaseerd zijn op de zone-indeling van het Openbaar Vervoer voor de afstand die in artikel 3.4, eerste lid, onder a, van deze Verordening is bepaald. Dit bedrag wordt afgetrokken van de vervoersvergoeding of, als het gaat om aangepast vervoer, aan de ouders in rekening gebracht.
6.2 Draagkrachtafhankelijke bijdrage
Als een leerling een basisschool of speciale basisschool bezoekt die meer dan 20 kilometer van de woning ligt vanwege een keuze van de ouders, moeten de ouders een bijdrage betalen voor de vervoerskosten. Deze bijdrage is beschreven in artikel 4, elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs en afhankelijk van het inkomen van de ouders. De bijdrage is maximaal gelijk aan de kosten van het vervoer.
De bedragen voor de eigen bijdrage, zoals genoemd in het derde lid, worden vanaf 1 januari ieder jaar aangepast op basis van de wijziging van het consumentenprijsindexcijfer voor vervoersdiensten, vergeleken met 1 januari van het voorgaande jaar. Het bedrag wordt altijd afgerond op een veelvoud van € 5,-.
Ouders moeten veranderingen die invloed kunnen hebben op de toegewezen vervoersvoorziening direct schriftelijk aan de gemeente melden, met vermelding van de datum waarop de wijziging heeft plaatsgevonden.
8.1 Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen die gaan over leerlingenvervoer en waarin deze verordening niet voorziet, beslist de gemeente.
In bijzondere gevallen kan de gemeente, ten gunste van de ouders, afwijken van de regels over het leerlingenvervoer in deze verordening. Dit kan gebeuren nadat er, indien nodig, advies is gevraagd aan deskundigen.
De gemeente kan regels opstellen over de onderwerpen die in deze verordening staan. Deze regels geven aan hoe de gemeente met bepaalde bevoegdheden omgaat. De beleidsregels maken de regels uit de Verordening duidelijker en werken ze verder uit.
In deze toelichting wordt alleen ingegaan op Hoofdstuk 6 “Bijdrage in de kosten”.
Van ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs of een speciale school voor basisonderwijs bezoeken kan in bepaalde gevallen, afhankelijk van het inkomen, een bijdrage worden gevraagd (zie de artikelen 6.1 en 6.2 van deze Verordening). Deze bijdrage kan worden verrekend met de eventuele vergoeding. Een wijziging in het inkomen van deze ouders heeft in principe geen invloed op de vergoeding van de vervoerskosten voor datzelfde jaar. Indien echter sprake is van een structurele daling in het inkomen van de ouders kan de gemeente, vooruitlopend op een komend schooljaar, de vergoeding aanpassen.
Artikel 4, zevende lid, van de Wpo biedt de mogelijkheid een drempelbedrag bij ouders in rekening te brengen. De wetgever heeft bedoeld de ouders verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het vervoer, de zogenaamde drempel.
Het bedrag wordt per leerling in rekening gebracht, tenzij ouders meer dan één eigen kind met het eigen vervoer vervoeren en hiervoor een kilometervergoeding ontvangen. Dan wordt er per auto een drempelbedrag geheven (ABRvS 19 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1959). Als een leerling slechts voor een deel van het schooljaar een vervoersvoorziening wordt toegekend, wordt het drempelbedrag naar evenredigheid in rekening gebracht. Dit geldt ook wanneer alleen voor de heen- of terugreis een vervoersvoorziening wordt toegekend, of voor enkele dagen per week.
Bij het drempelbedrag is de vergoeding in geld gekoppeld aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens, dat wil zeggen de afstand van de woning tot de school waarboven aanspraak kan bestaan op een vervoersvoorziening. Het drempelbedrag houdt in dat de kosten van het Openbaar Vervoer tot aan deze kilometergrens voor rekening van de ouders komen.
De kosten van het Openbaar Vervoer worden berekend op basis van de kosten die met de OV-chipkaart (of eventueel een andere, binnen de gemeente of regio geldende betaalmogelijkheid) zouden worden gemaakt, rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden. Bij de vaststelling van de hoogte van het drempelbedrag is het niet van belang of de leerling daadwerkelijk gebruik maakt van het Openbaar Vervoer. Ook wanneer de leerling gebruik maakt van aangepast vervoer, of wanneer er geen Openbaar Vervoer aanwezig is, dienen de ouders de kosten van het Openbaar Vervoer over de afstand tot aan de door de gemeente gestelde kilometergrens zelf te dragen. In dat geval wordt uitgegaan van de meest gangbare, voor de leerling toegankelijke route, en gerekend met een OV-prijs die geldt binnen het betreffende vervoersgebied. De afstanden als genoemd in artikel 3.4 van deze Verordening worden aangehouden.
Doelgroep voor het drempelbedrag zijn de ouders van leerlingen van scholen voor basisonderwijs of speciale scholen voor basisonderwijs, die een gezamenlijk inkomen hebben dat boven een bepaalde grens uitkomt. Een uitzondering geldt voor leerlingen die wegens hun structurele beperking op ander vervoer dan Openbaar Vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige beperking niet zelfstandig van Openbaar Vervoer gebruik kunnen maken. Aan hun ouders mag geen drempelbedrag gevraagd worden.
Voor deze leerlingen geldt ook geen kilometergrens als voorwaarde voor een vervoersvoorziening. Aan ouders van leerlingen die een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs bezoeken kan geen drempelbedrag worden opgelegd, aangezien de Wec deze mogelijkheid niet biedt.
Voor de berekening van het geïndexeerde inkomen waarbij het drempelbedrag van toepassing is, wordt verwezen naar data van het CBS. Deze is te raadplegen via:
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/82838NED/table
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/83131NED/table?searchKeywords=consumentenprijsindexcijfer%20%20vervoersdiensten
Als de gemeente zelf geen inzage kan verkrijgen in de inkomensgegevens kunnen aanvragers een kopie van de belastingaanslag sturen om het inkomen aan te tonen. Ouders kunnen ook een inkomensverklaring opvragen bij de belastingdienst. Wanneer ouders weigeren de gevraagde informatie over hun inkomen te verstrekken, wordt op grond van artikel 4:15 van de Awb de beslistermijn opgeschort tot de dag waarop de aanvraag met de ontbrekende gegevens is aangevuld, of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken. In het laatste geval kan de gemeente besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. De aanvragers worden hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld (zie artikel 2). Als het gezamenlijk inkomen van het peiljaar nog niet bekend is, kan het derde jaar voorafgaande aan het desbetreffende schooljaar als voorlopig uitgangspunt worden gehanteerd. In een later stadium, als het inkomen van het peiljaar wel bekend is, kan een definitieve berekening worden gemaakt.
Structurele daling van inkomen
Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door af te wijken van de verordening. Om te bepalen in welk geval het redelijk is van de peildatum af te wijken, dient artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering als richtsnoer.
Het drempelbedrag is niet van toepassing op de ouders van leerlingen met een beperking, die niet zelfstandig met het Openbaar Vervoer kunnen reizen.
Artikel 6.2. Draagkrachtafhankelijke bijdrage
Artikel 4, elfde lid, van de Wpo biedt de mogelijkheid een bijdrage te vragen in de kosten van het vervoer, wanneer de afstand tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer is dan twintig kilometer. Deze bijdrage kan alleen worden gevraagd wanneer het een school voor regulier basisonderwijs betreft. De bijdrage is afhankelijk van de financiële draagkracht van de ouders. Er wordt geen eigen bijdrage gevraagd wanneer het gaat om leerlingen die wegens hun structurele beperking op ander vervoer dan Openbaar Vervoer zijn aangewezen, of vanwege een zodanige beperking niet zelfstandig van Openbaar Vervoer gebruik kunnen maken. De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt per gezin geheven, in tegenstelling tot het drempelbedrag dat per leerling in rekening wordt gebracht.
Voor de berekening van het geïndexeerde inkomen waarbij het drempelbedrag van toepassing is, wordt verwezen naar data van het CBS. Deze is te raadplegen via:
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/82838NED/table
https://opendata.cbs.nl/#/CBS/nl/dataset/83131NED/table?searchKeywords=consumentenprijsindexcijfer%20%20vervoersdiensten
Structurele daling van inkomen
Wanneer het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door af te wijken van de verordening. Om te bepalen in welk geval het redelijk is van de peildatum af te wijken, dient artikel 6.12 van de Wet studiefinanciering als richtsnoer.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-162853.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.