Gemeenteblad van Overbetuwe
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Overbetuwe | Gemeenteblad 2025, 160098 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Overbetuwe | Gemeenteblad 2025, 160098 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening sociaal domein gemeente Overbetuwe 2024
In deze verordening staan de regels en afspraken van de gemeente Overbetuwe over de volgende onderwerpen:
In Nederland vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners hierbij te helpen. De landelijke overheid heeft de volgende wetten gemaakt om dit te bereiken:
De wetten van de landelijke overheid staan op de website Overheid.nl. Onder ‘beleid en regelgeving’ kunt u alle actuele teksten van wetten terugvinden
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. De gemeenteraad heeft deze lokale regels vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig om deze verordening uit te werken. Dat staat dan in deze verordening aangegeven.
De gebruikte begrippen en afkortingen, worden uitgelegd in bijlage 1 bij deze verordening.
1.4 De wetten en deze verordening
De wetten die bij 1.1 genoemd staan vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Per artikel is aangegeven op welke wet of wetten dat artikel is gebaseerd.
Zo is terug te vinden in welke wet daar iets over is geregeld.
Soms staat er Gemeentewet (Gw) als grondslag genoemd. Dan wordt bedoeld dat de gemeenteraad hier naast de genoemde wetten zelf regels mag maken, zo lang ze niet in strijd zijn met de wetten.
Soms wordt ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) genoemd. Dan staan er in de Awb regels die op dat artikel van toepassing zijn.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop u hulp kunt vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening, hoe wij met uw hulpvraag omgaan en wat er van u wordt verwacht.
2.1.1 Indienen van de hulpvraag en ontvangstbevestiging
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs, Awb)
Als u ondersteuning nodig heeft kunt u dit op de volgende manieren bij ons melden:
per mail via sociaalteam@overbetuwe.nl
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs)
Om uw melding goed te kunnen beoordelen hebben wij gegevens nodig over uw persoonlijke situatie. Als wij deze gegevens niet zelf kunnen inzien of verkrijgen, vragen wij deze bij u op. Bij de uitnodiging voor een gesprek wordt aangegeven welke gegevens wij nodig hebben en binnen welke termijn u deze moet aanleveren.
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs)
In veel situaties gaan wij na een melding eerst met u in gesprek. Dit doen wij om een beter beeld te krijgen van uw hulpvraag, het resultaat dat u hoopt te bereiken en uw persoonlijke situatie. Dit gesprek kan telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is om uw hulpvraag te beoordelen. Als u een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, dan betrekken wij dit bij het gesprek.
2.2.2 Uitnodiging voor gesprek
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs)
U ontvangt voor het gesprek een uitnodiging van ons. U mag een familielid, een mantelzorger of een andere bekende meenemen naar het gesprek. U kunt ook gebruik maken van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Deze ondersteuning is gratis. De cliëntondersteuner denkt met u mee over de hulp die het beste past. Ook helpt de cliëntondersteuner u bij gesprekken en contacten met instanties. Bij de uitnodiging voor het gesprek geven wij u informatie over de mogelijkheid om hier gebruik van te maken.
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs,Llv, Awb)
Wij zorgen ervoor dat de medewerker die uw melding of aanvraag behandelt voldoende deskundig is. Als een medewerker meer informatie nodig heeft, vraagt deze één of meerdere andere deskundige(n) om advies te geven. Ook kunnen wij u vragen om zelf aanvullende informatie aan te leveren, als dit nodig is om uw aanvraag goed te kunnen beoordelen. Of om toestemming te geven om informatie op te vragen, bijvoorbeeld bij een (huis)arts.
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs)
Na het gesprek ontvangt u zo snel mogelijk een verslag van de uitkomsten van het onderzoek naar de hulpvraag. Als wij meer informatie nodig hebben om het verslag te kunnen maken kan dit tot gevolg hebben dat een besluit niet binnen de wettelijke termijn genomen kan worden. U krijgt hier dan bericht over.
2.4.1 Algemene regels bij een aanvraag
(Jw, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Awb)
Na de melding en het gesprek kunt u een aanvraag indienen. Zoals in artikel 2.1.3 is gesteld, is dit niet altijd nodig. Een aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden in gediend.
2.4.2 Aanvraag voor een maatwerkvoorziening
Bij een aanvraag voor een maatwerkvoorziening gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
De hulp is noodzakelijk om (één van) de doelen van de in 1.1 genoemde wetten te bereiken;
Wij kunnen de maatwerkvoorziening weigeren:
als u niet voldoet aan de verplichtingen die voor de aangevraagde hulp gelden of als er een weigeringsgrond uit de wet of uit de algemene weigeringsgronden in deze verordening van toepassing is.
2.5 Beoordeling van de aanvraaag
(Jeugdwet, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Wko, Awb)
Of en welke hulp of ondersteuning u nodig heeft, hangt af van uw persoonlijke situatie en vraag. Wij richten ons op u, op het versterken van wat nog wél kan, eventueel met hulp van mensen om u heen. We kijken welke oplossingen binnen handbereik liggen, maar ook of we op zoek moeten naar passende vrijwillige of professionele ondersteuning.
(Jeugdwet, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Wgs. Llv, Awb)
U ontvangt van ons een schriftelijk bericht over het besluit van de gemeente. Dit is een beschikking. Het doel van de beschikking is dat u weet of u wel of geen ondersteuning in de vorm van een voorziening krijgt, en zo ja welke. De beschikking kan dus een toekenning of een afwijzing zijn. Bij een toekenning krijgt u ondersteuning van ons. Dit heet een voorziening.
Er staat ook in het besluit of de ondersteuning in natura (product of dienst), in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), in geld of op een andere manier wordt gegeven. In hoofdstuk 8 staat meer informatie over de verschillende vormen van hulp.
Het recht op hulp vervalt als u niet binnen 6 maanden na het besluit begint met het gebruik maken van de hulp, tenzij dit u niet te verwijten valt. Deze voorwaarde wordt ook in het besluit opgenomen.
Hoofdstuk 3 Werk en participatie
Wij vinden het belangrijk dat inwoners als dat nodig is worden ondersteund bij het vinden van passend werk. Welke ondersteuning dat kan zijn, wordt in dit hoofdstuk beschreven.
Dit hoofdstuk gaat verder over de tegenprestatie die kan worden gevraagd en over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking.
Wij ondersteunen werkgevers die werk hebben voor inwoners uit de arbeidsmarktregio (zie ook 3.1).
Wij kunnen voor de verschillende soorten voorzieningen budgetplafonds vaststellen. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat de gemeente aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kan uitgeven. Als dit plafond is bereikt, dan kan er voor dat jaar niet zo'n voorziening meer verstrekt worden. Voor wettelijke loonkostensubsidie en beschut werk kan geen budgetplafond worden vastgesteld.
Wij stemmen de ondersteuning af op uw persoonlijke situatie. De ondersteuning die wij bieden heten voorzieningen. Voor inwoners met een grote kans op betaald werk wordt andere ondersteuning ingezet dan voor inwoners met een kleine kans op betaald werk.
Zo kijken wij onder andere naar uw opleiding, uw werkervaring, waar u goed in bent en of u zorg biedt aan anderen. Op basis daarvan bepalen wij welke voorziening op uw persoonlijke situatie van toepassing is. Wij leggen dit vast in een plan van aanpak.
Als u een voorziening van ons ontvangt, mogen wij een tegenprestatie van u verwachten. Dit kan ook naast of in aanvulling op (parttime) werk zijn. Het doel van een tegenprestatie is het vergroten van de zelfredzaamheid en/of het vergroten van de kansen op werk.
Aan de hand van uw persoonlijke situatie beoordelen wij of het zinvol is om een voorziening in te zetten. En zo ja, welke en voor hoe lang. Daarbij kijken wij naar een aantal zaken, zoals uw persoonlijke omstandigheden, of er beperkingen zijn, of u zorg heeft voor kinderen, of u mantelzorg verleent, of er wettelijke verplichtingen zijn en of er voldoende budget beschikbaar is.
Een leer-werktraject nodig hebt om de stap richting werk te zetten, kunnen wij u extra ondersteuning aanbieden als dit nodig is voor het volgen van een leer-werktraject. Er wordt alleen extra ondersteuning ingezet als de ondersteuning die al door school of door de werkgever wordt geboden onvoldoende is.
Als u 27 jaar of ouder bent kunnen wij u kortdurende scholing aanbieden als die scholing nodig is om de stap te zetten naar passend werk voor een langere periode. De scholing duurt niet langer dan nodig is. De gemeente bepaalt de vorm en de duur van de scholing.
3.5.6 Participatievoorziening beschut werk
Als u nog geen beschutte werkplek kunt krijgen omdat wij het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken voor dat jaar al hebben bereikt, kunt u op een wachtlijst komen. U krijgt dan in het volgende kalenderjaar met voorrang een beschutte werkplek. Als er in dat volgende jaar nog steeds geen geschikte werkplek voor u beschikbaar is, is het mogelijk dat een andere persoon voorgaat.
3.5.7 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie
Als u een korte afstand tot de arbeidsmarkt heeft dan kunnen wij een werkgever kortdurende loonkostensubsidie verstrekken.
De hoogte, duur en verplichtingen worden door de gemeente nader uitgewerkt in een beleidsregel.
Een proefplaatsing duurt twee maanden, net als bij een gewone proeftijd. Meestal is dit voldoende om te kijken of u geschikt bent voor de functie. De proefplaatsing kan met maximaal vier maanden worden verlengd als dat voor de werkgever noodzakelijk is om een goed beeld te krijgen van uw geschiktheid voor werk.
3.6 Ondersteunende voorzieningen
3.6.1 Ondersteuning bij het beter beheersen van de Nederlandse taal
Het beheersen van de Nederlandse taal is nodig voor het vinden en behouden van een werkplek. Als u de Nederlandste taal onvoldoende beheerst, kunnen wij een voorziening aanbieden om de taal beter te leren (niveau basisonderwijs groep 8). Deze voorziening wordt vastgelegd in een taalplan.
In dit taalplan wordt in ieder geval beschreven:
3.6.2 Premie vrijwilligerswerk
Als u vrijwilligerswerk gaat doen, komt u in aanmerking voor een premie vrijwilligerswerk als u:
De premie kan worden aangevraagd vanaf 6 maanden na de start van het vrijwilligerswerk en daarna één keer per 24 maanden zolang het vrijwilligerswerk duurt.
3.6.5. Wettelijke loonkostensubsidie
Wij stellen vast of u niet in staat bent om het wettelijk minimumloon te verdienen. Daarom doen wij een loonwaardemeting. Deze loonwaardemeting wordt binnen de eerste 6 maanden na een nieuw dienstverband uitgevoerd. Als u langdurig bij eenzelfde werkgever werkt, wordt de loonwaardemeting tenminste eens in de 5 jaar uitgevoerd. De meting wordt afgestemd op uw individuele omstandigheden en ontwikkelmogelijkheden.
3.6.6 Aanvraag loonkostensubsidie
Wij verstrekken overeenkomstig artikel 10d, van de Participatiewet, ambtshalve of op aanvraag, loonkostensubsidie aan de werkgever die een dienstbetrekking aan wil gaan met een persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. In geval van een aanvraag zijn het tweede tot en met het vijfde lid van dit artikel van toepassing.
Wij kunnen u een detacheringsbaan aanbieden om uw kansen op betaald werk groter te maken. De detacheringsbaan wordt vastgelegd in een overeenkomst tussen de gemeente, de werkgever en uzelf. Daarin worden de doelen van de detacheringsbaan opgenomen, hoe lang de detacheringsbaan duurt, wat de werkzaamheden en de werktijden zijn, hoe de begeleiding plaatsvindt en de evaluatie momenten. Na het eind van de overeenkomst kan de werkgever u in dienst nemen. Ook hier is de voorwaarde is dat het werk niet leidt tot ontslag van werknemers bij dezelfde werkgever en ook niet leidt tot oneerlijke concurrentie met andere werkgevers. De werkgever zorgt voor een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering.
Hoofdstuk 4: Gezond en Veilig Opgroeien in Overbetuwe
Wij vinden het belangrijk dat kinderen en jongeren Overbetuwe zo gezond, veilig en gelukkig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van ouders/gezaghebbende, de jongeren zelf en hun netwerk. Het kan zijn dat het u even niet zelfstandig lukt om voor een veilig en gezond leef- en opvoedklimaat te zorgen. U kunt in dit geval hulp vragen aan de gemeente. De gemeente heeft als taak om zo passend mogelijke hulp aan te bieden. Wij kijken daarbij eerst naar wat u zelf of met hulp van uw netwerk kunt, en bieden vervolgens hulp op maat, binnen de kaders van de jeugdwet.
De hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden. Het versterken dan de eigen kracht van de jeugdige en van het probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving staat daarbij voorop.
Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en jeugdigen tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 werden, of die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Bij het bieden van hulp houden wij rekening met uw geloof, levensovertuiging en culturele achtergrond bij het gezamenlijk opstellen van uw ondersteuningsvraag.
Alle hulp is erop gericht om uw eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen te versterken.
Wij houden zo bij de hulpverlening zo veel mogelijk rekening met de wensen van de jeugdigen en hun ouder(s) of andere gezaghebbende(n).
Pleegouders kunnen voor hulp in eerste instantie bij de pleegzorgorganisatie terecht. Als het nodig is kan de pleegzorgorganisatie extra ondersteuning vragen aan de gemeente.
Als u het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met het sociale netwerk kunt bereiken, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. We noemen dit Algemene (basis)voorzieningen. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt hulp-op-maat ingezet. We noemen dit maatwerkvoorzieningen.
4.4 Als je 18 wordt (overgang van 18- naar 18+)
Hulp vanuit de jeugdwet is bedoeld voor jongeren tot 18 jaar. Als je als jongere jeugdhulp krijgt en je hebt die hulp ook nodig nadat je 18 bent geworden, heeft de gemeente als taak ervoor te zorgen dat je daarbij geholpen wordt. Daarvoor maken wij samen met jou een toekomstplan. Het doel hiervan is dat de hulp waar die nog nodig is doorloopt na je 18e
In zo'n plan kijken wij samen naar de volgende onderwerpen:
Het is mogelijk dat de jeugdhulp verlengd wordt tot 23 jaar. Deze verlenging is dan een onderdeel van het toekomstplan.
Het is óók mogelijk dat je vanaf je 18e hulp krijgt op grond van de Wmo, op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet Langdurige Zorg (Wlz - deze wet kan ook vóór het 18e jaar al van toepassing zijn). Dit staat vertaald in het toekomstplan. Samen met eventuele financiële gevolgen daarvan, zoals het wettelijk verplichte eigen risico vanuit de zorgverzekering en de eigen bijdrage voor de Wmo.
Als er sprake is van pleegzorg, dan wordt deze ingezet tot 21 jaar, tenzij je na je 18e hebt aangegeven dat je op eigen benen wilt staan. De pleegzorg kan verlengd worden tot je 23e als dit nodig is.
4.5 Afstemming met andere vormen van hulp
Wij streven ernaar dat de hulp aansluit bij andere vormen van hulp die aan de jeugdige of aan de ouders/gezaghebbende wordt gegeven. Om dat te bereiken maken wij afspraken met hulpverleners, instellingen, zorgverzekeraars en andere personen of organisaties. De jeugdige en/of de ouders/gezaghebbende wordt bij deze afspraken betrokken.
Hoofdstuk 5 Meedoen en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen
Als een u een lichamelijke beperking en/of langdurige psychische of psychosociale problemen heeft, kunnen wij ondersteuning bieden. Deze ondersteuning is erop gericht dat u zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunt blijven wonen en aan activiteiten mee kunt blijven doen. De ondersteuning moet een passende en duurzame bijdrage leveren aan uw ondersteuningsbehoefte.
In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen voor de ondersteuning die de gemeente hierbij kan geven.
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die niet in staat zijn de dag goed in te vullen ondersteuning kunnen krijgen. Dagbesteding houdt in dat inwoners mee kunnen doen aan arbeidsmatige, recreatieve of andere groepsactiviteiten onder begeleiding, voor één of meer dagdelen per week. Dit biedt dagstructuur, een zinvolle invulling van de dag en uw mantelzorger wordt ontlast.
Groepsbegeleiding kan ook een opstap zijn naar een zinvolle invulling van de dag door bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Uw talenten en mogelijkheden staan dan op de voorgrond en kunnen verder ontwikkeld worden. Mogelijk kan dit ertoe leiden dat u (weer) een opleiding gaat volgen of passend werk vindt.
Als u niet in staat bent om de normale dagelijkse activiteiten uit te voeren, kunt u ook individuele ondersteuning krijgen. Deze individuele begeleiding is gericht op weer aanleren van dagstructuur en praktische bezigheden, zoals de administratie, uw persoonlijke verzorging en het aangaan van sociale contacten.
5.1.4 Respijtzorg en kortdurend verblijf
Als u mantelzorg ontvangt van mensen om u heen, kunnen wij uw mantelzorger ondersteunen, zodat degene de zorgtaken kan volhouden. Bijvoorbeeld iemand kan de zorgtaken van uw mantelzorger tijdelijk overnemen, zodat de mantelzorger er even uit kan. Wij noemen dit respijtzorg. Als de zorg meerdere dagen omvat, dan is er sprake van logeeropvang of kortdurend verblijf.
5.1.5 Verplaatsen in en om de woning
Als u zich vanwege een beperking in en om de woning niet kunt verplaatsen, kunt u ondersteuning krijgen in de vorm van een rolstoel.
5.2 Zelfstandig en veilig wonen
Als er een andere, reeds geschikte woning beschikbaar is en dit de meest goedkope en meest geschikte oplossing is, kan het zijn dat u moet verhuizen. Wij maken hierover een afweging waarbij wij de belangen van de gemeente en ook die van u betrekken. Als dit van toepassing is, kunnen wij u een verhuiskostenvergoeding geven. De hoogte van deze vergoeding is gebaseerd op de goedkoopste offerte.
5.3 Ondersteuning mantelzorger
U bent mantelzorger als u langdurig, intensief en onbetaald voor iemand zorgt. Wij ondersteunen mantelzorgers om te voorkomen dat zij overbelast raken. Wij doen dat door (tijdelijk) de zorg van uw naaste over te nemen. Afhankelijk van de intensiteit van de zorg wordt dit gedaan door een professional of een vrijwilliger. Ook kan uw naaste een aantal dagen of dagdelen een locatie voor groepsbegeleiding bezoeken.
Hoofdstuk 6 Vervoer naar school
Ieder kind heeft recht op passend onderwijs dat aansluit bij de levensovertuiging of godsdienst van de ouders. Soms is de afstand van huis naar school te groot voor het kind of kan het kind vanwege zijn beperking niet zelfstandig naar school reizen. Ouders kunnen dan in bepaalde gevallen een beroep doen op het leerlingenvervoer. In dit hoofdstuk is geregeld hoe de gemeente ouders kan ondersteunen bij het vervoer van het kind naar school.
6.3.1 Vervoersvoorziening naar school
Gaat uw kind niet naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school, dan komt u alleen in aanmerking voor een vervoersvoorziening naar de verder weg gelegen school als:
u in een brief heeft aangegeven waarom het kind naar een school gaat die verder weg is gelegen dan de dichtstbijzijnde, toegankelijke school. Daarbij moet overtuigend worden aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijsbehoefte van uw kind is en waarom de dichtstbijzijnde school van het type onderwijs waarop uw kind is aangewezen niet in deze behoefte kan voorzien en daarmee niet toegankelijk is.
6.3.3 Bijzondere regeling voor weekend- en vakantievervoer
Als u vanuit de gemeente een vervoersvoorziening krijgt voor uw kind dat speciaal onderwijs volgt en daarom in een internaat of pleeggezin verblijft, kunt u ook een vervoersvoorziening krijgen voor:
De regels uit de andere artikelen van dit hoofdstuk gelden ook voor het weekend- en vakantievervoer, behalve artikel 6.4.1 lid 2, onderdeel a.
6.4 Vorm en hoogte van de vervoersvoorziening
Wij stemmen de vervoersvoorziening af op de goedkoopste manier van reizen. Als uw kind naar school kan fietsen (eventueel met begeleiding), dan kunt u een vergoeding krijgen voor het gebruik van de fiets. Kan uw kind niet fietsen naar school, dan kunt u een vergoeding krijgen voor het openbaar vervoer (ov). U kunt gebruikmaken van aangepast vervoer als dat nodig is. U kunt er in dat geval ook voor kiezen om uw kind zelf te vervoeren als u daarvoor toestemming van ons krijgt. Dan heeft u recht op een vergoeding die gebaseerd is op de kosten van vervoer met eigen auto. Gaat uw kind naar de basisschool, dan betaalt u de reiskosten soms zelf (zie artikel 6.4.2).
De vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel is gebaseerd op de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding. Deze bedraagt € 0,24 per kilometer voor de auto. Bij de berekening voor het gebruik van de auto wordt uitgegaan van maximaal 4 keer een enkele reis per dag. De hoogte van de vergoeding voor het gebruik van de fiets bedraagt € 0,09 per kilometer.
[6.4.1 punt 7 bevat een kennelijke verschrijving. Hier wordt bedoeld: De vergoeding voor het gebruik van een eigen vervoermiddel is gebaseerd op de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding. Deze bedraagt € 0,23 per kilometer voor de auto. Bij de berekening voor het gebruik van de auto wordt uitgegaan van maximaal 4 keer een enkele reis per dag. De hoogte van de vergoeding voor het gebruik van de fiets bedraagt € 0,09 per kilometer.]
6.4.2 Bijzondere regeling vervoer naar basisschool
Is uw jaarinkomen in het peiljaar hoger dan € 28.800 dan trekken wij per kind de kosten voor de eerste 6 kilometer met het ov af van de vergoeding die u voor het vervoer van uw kind ontvangt. Het gaat om de kosten voor het gebruik van een ov-chipkaart of een andere ov-betaalmogelijkheid door het kind en een eventuele begeleider. Ook als er geen ov beschikbaar is of als er geen gebruik wordt gemaakt van het ov, trekken wij dit bedrag af van de vergoeding. Bij aangepast vervoer moet u dit bedrag aan ons betalen (eigen bijdrage).
Is de reisafstand van de woning tot de school meer dan 20 kilometer? Dan betaalt u in aanvulling op de eigen bijdrage uit het eerste lid een inkomensafhankelijke bijdrage. Als wij zorgen voor aangepast vervoer, dan betaalt u deze eigen bijdrage aan ons. Als uw kind op een andere manier wordt vervoerd, dan wordt de eigen bijdrage afgetrokken van de vergoeding die u van ons krijgt. De hoogte van de eigen bijdrage wordt per gezin per schooljaar berekend en hangt af van uw jaarinkomen in het peiljaar. Dit ziet u in de tabel hieronder.
Als uw kind naar een speciale school voor basisonderwijs gaat, geldt dat de eigen bijdrage voor 25% wordt kwijtgescholden. Als meerdere kinderen uit uw gezin naar een speciale school voor basisonderwijs gaan, wordt de eigen bijdrage voor het tweede, derde en volgende kind voor respectievelijk 25%, 50% en 75% kwijtgescholden.
6.6 Ingangsdatum en duur van de vervoersvoorziening
Een vervoersvoorziening gaat in op de datum die u aangeeft. Deze datum mag niet liggen vóór de datum waarop wij de aanvraag hebben ontvangen. Voor aangepast vervoer geldt dat de vervoersvoorziening ingaat op een datum die zo mogelijk aansluit bij de datum die u aangeeft. U moet elk schooljaar een nieuwe aanvraag doen, tenzij u voor meerdere schooljaren een vervoersvoorziening heeft gekregen. Bij een aanvraag na 1 juni voor het volgende schooljaar is de beschikbaarheid van taxivervoer niet vanaf de start van het schooljaar gegarandeerd.
Hoofdstuk 7 Inkomen en schulden
Als u de dagelijkse kosten niet kunt betalen hebben wij een financieel vangnet: een maandelijkse bijstandsuitkering. Als u een laag inkomen en geen of weinig vermogen heeft, kunt u daarnaast aanvullende uitkeringen en toeslagen aanvragen voor extra ondersteuning. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste extra’s weergegeven. Ook worden er enkele basisregels gegeven voor ondersteuning die wij kunnen bieden bij schulden.
Hieronder beschrijven wij waar wij rekening mee houden bij het maken van beleid om armoede en schulden tegen te gaan.
Bijzondere bijstand is voor ons een belangrijk hulpmiddel om u financieel te ondersteunen. Hier beschrijven wij de uitgangspunten waarmee wij rekening houden bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de Participatiewet.
7.3 Individuele inkomenstoeslag: uw persoonlijk minimabudget
U komt in aanmerking voor een PMB als u minimaal een jaar rond moet komen van een laag inkomen en er geen zicht is op verbetering. Het PMB is bedoeld om kosten te dekken voor uitgaven die u niet via uw inkomen en/of spaargeld kunt betalen. Hieronder wordt beschreven voor wie het PMB bedoeld is, wat de hoogte van het PMB is en welke extra verhogingen er zijn.
Studenten met een structurele medische beperking hebben soms financiële ondersteuning nodig om een opleiding te volgen. Dat is belangrijk omdat de kans op werk met een afgeronde opleiding groter is. Met een studietoeslag geven wij de student een zetje in de rug omdat wij het inkomen aanvullen. Op welke manier wij studietoeslag aan u als student verstrekken, werken we verder uit in beleidsregels.
Ook als u minder geld heeft om uit te geven, willen wij dat u kunt meedoen. Daarom bieden wij de Meedoenregeling aan voor volwassenen en thuiswonende minderjarige kinderen vanaf 4 jaar. Door de financiële drempel (gedeeltelijk) weg te nemen, ondersteunen wij u zodat u ook met een laag inkomen kunt meedoen aan sociale, culturele, sportieve en educatieve activiteiten.
Wij hebben de taak om u met schuldproblemen te ondersteunen. U kunt ons daarom om ondersteuning vragen bij het vinden van een oplossing voor uw schulden. Wij kunnen voor u de volgende ondersteuning inzetten bij schuldenproblemen:
We noemen hieronder de belangrijkste uitgangspunten die we gebruiken als u om ondersteuning vraagt.
Als u ondersteuning van ons kunt krijgen, sturen wij u hierover een brief (beschikking). U krijgt dan ook een plan van aanpak van ons, waarin staat hoe wij u gaan ondersteunen. Als u geen ondersteuning kunt krijgen, sturen wij u hierover ook een brief (beschikking). Hierin staat dan dat u niet bent toegelaten tot schuldhulpverlening en wat daar de reden van is.
Hoofdstuk 8 Vormen van ondersteuning
Als u ondersteuning van de gemeente krijgt, kan dat op verschillende manieren. Bijvoorbeeld in natura (product of dienst), in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb), in geld of op een andere manier. In dit hoofdstuk leggen we uit hoe deze verschillende vormen van hulp eruitzien. Ook is geregeld wanneer de gemeente een eigen bijdrage van de inwoner kan vragen.
Als duidelijk is wat u nodig heeft dan kan een maatwerkvoorziening aan u worden toegewezen. Maatwerkvoorzieningen zijn vormen van hulp en ondersteuning die specifiek op uw behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden zijn afgestemd. Deze zijn niet vrij toegankelijk. Vooraf is een onderzoek nodig naar uw beperkingen en wat u nodig heeft om mee te kunnen doen aan alledaagse activiteiten, om zelfstandig thuis te kunnen (blijven) wonen of dat uw kind gezond, veilig en gelukkig kan opgroeien. Maatwerkvoorzieningen zijn er in verschillende vormen. Deze worden hieronder beschreven.
(Jw, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Llv, Gemeentewet)
Bij ondersteuning in natura regelen wij dat u hulp (de voorziening) krijgt en geven wij de opdracht aan de leverancier, die de voorziening vervolgens bij u aflevert of de hulp uitvoert. Gaat het om een product, dan wordt dit in bruikleen of in eigendom verstrekt en wordt u begeleid door de aanbieder in het gebruik.
(Jw, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Llv, Awb)
Wij verstrekken een financiële tegemoetkoming als dit een passende bijdrage levert aan uw zelfredzaamheid en participatie en het om één van de volgende voorzieningen gaat:
de kosten voor vervoer per eigen auto, als dit vervoer niet algemeen gebruikelijk is en cliënt geen gebruik kan maken van het collectief vervoer. De hoogte is gebaseerd op de kilometerprijs van het Nibud en het uitgangspunt dat de cliënt 1.750 km per jaar binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen reizen.
8.2.3 Persoonsgebonden budget (pgb)
Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee u zelf hulp of producten inkoopt bij een zorgaanbieder. Als u denkt dat de zorgverleners waarmee de gemeente samenwerkt niet geschikt zijn, horen wij graag waarom u dat vindt. Als u aan de voorwaarden voldoet, is het in dat geval mogelijk om zelf te kiezen om de benodigde ondersteuning te regelen en te betalen met een pgb.
Als uit het gesprek met één van onze consulenten blijkt dat een pgb de beste optie is, moet u een budgetplan opstellen. In dit plan noteert u welke zorg u wilt krijgen, van wie, hoeveel uren of dagen per week, tegen welk tarief en welk resultaat u verwacht van de geboden ondersteuning. De gemeente beoordeelt uw plan. Als de gemeente akkoord is, kunt u een zorgovereenkomst met een zorgaanbieder van uw keuze sluiten.
Voor het pgb als bedoeld in de Jeugdwet gelden als extra voorwaarden dat:
de jeugdige of de ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer de hulp met een pgb betere ondersteuning biedt dan de professionele hulp in natura of wanneer de hulp met een pgb beter aansluit bij uw persoonlijke situatie
bij ondersteuning door iemand uit uw sociale netwerk, die persoon een recente verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (algemeen-08 VOG) dan wel een specifiek screeningsprofiel 45 “Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’ moet kunnen overleggen. Deze persoon moet indien relevant bevoegd en bekwaam zijn om (gelet op het doel van de jeugdhulp) de betreffende jeugdhulp te verlenen.
8.2.3.2 Pgb bij ondersteuning door een niet-gecontracteerde professional of organisatie
8.2.3.3 Pgb bij ondersteuning door personen uit uw eigen sociale netwerk
Ondersteuning door een familielid in de eerste of tweede graad, wordt altijd als ondersteuning door iemand uit het sociale netwerk gezien. Wordt de ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk beroepsmatig verleend, dan is de sociale relatie leidend en geldt het informele tarief (zie hiervoor 8.2.3.4).
Wij stellen het pgb vast aan de hand van een plan dat u maakt voor de besteding van het pgb. Dit noemen wij het budgetplan. In dit plan staat welke ondersteuning u uit het pgb wilt betalen en door wie de ondersteuning wordt gegeven. U moet daarbij aangeven of deze persoon tot uw sociaal netwerk behoort. Wij moeten dit plan goedkeuren.
Wij baseren het pgb op offertes over de aangegeven kosten. U moet daarvoor minimaal twee offertes opvragen bij verschillende leveranciers of aanbieders en deze samen met het budgetplan aan ons toezenden. Als u meerdere vormen van hulp nodig heeft, bij verschillende aanbieders, moet u voor elke vorm van hulp tenminste twee offertes opvragen en aan ons toezenden. In de offertes moet staan hoe hoog de kosten van de dienst(en) of product(en) zijn (kostprijs). Hiervoor moet u veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede ondersteuning kunnen inkopen.
De hoogte van het pgb is hoogstens gelijk aan het bedrag dat wij zouden betalen voor de goedkoopste en adequate ondersteuning in natura die nodig is in uw situatie, tenzij op basis van uw budgetplan passende en toereikende ondersteuning voor een lager tarief kan worden ingekocht. De kostprijs van ondersteuning in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop. Wanneer de offerte hoger is dan dit bedrag, vergoedt de gemeente de meerprijs niet.
8.2.3.5 Verantwoording en uitbetaling pgb
8.2.3.6 Pgb bij woningaanpassingen
Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een woningaanpassing, maar uiterlijk binnen 1 jaar na het toekennen van de pgb, laat u ons weten dat de werkzaamheden zijn voltooid. Daarbij zorgt u voor een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder het pgb is verleend.
8.3 Bijdrage in de kosten voor een maatwerk- of bij verordening aangewezen algemene voorziening
Voor maatwerkvoorzieningen in natura of pgb en voor bij deze verordening aangewezen algemene voorzieningen waarbij u een langdurige hulpverleningsrelatie aangaat betaalt u een eigen bijdrage. Deze bijdrage is ten hoogste het tarief dat wordt bepaald in artikel 2.1.4 lid 3 Wmo 2015 en/of artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015.
Voor het collectief taxivervoer betaalt u een ritbijdrage. Deze ritbijdrage is gebaseerd op het tarief die passagiers jonger dan 65 jaar moeten betalen voor het reizen met het regulier openbaar vervoer en wordt jaarlijks geïndexeerd. Deze ritbijdrage wordt jaarlijks door de gecontracteerde vervoersorganisatie gepubliceerd.
Gaat het om de kosten van een maatwerkvoorziening voor een minderjarige inwoner, dan betalen de onderhoudsplichtige ouders de bijdrage. Dat geldt ook voor de ouder tegen wie een vaderschapsactie is ingesteld en de rechter dit verzoek heeft toegewezen (artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek) en voor degene die samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner, maar die niet zelf de ouder is.
Hoofdstuk 9 Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop wij als gemeente en u als inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop wij ons richting u gedragen en wat wij van u verwachten. U heeft niet alleen rechten, maar ook plichten. Als u onvoldoende rekening houdt met de plichten die u heeft, kunnen wij de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
9.1 Hoe gaan we met elkaar om?
U informeert ons zo snel mogelijk of binnen een door ons aangegeven periode zo compleet mogelijk over alles wat nodig kan zijn voor het beoordelen van uw vraag om ondersteuning. Dit geldt ook als wij de ondersteuning u al hebben toegekend. U moet namelijk zo snel mogelijk veranderingen doorgeven die van invloed kunnen zijn op de ondersteuning die u van ons krijgt.
9.2 Afspraken en verplichtingen over uitkeringen
9.2.6 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen: gedragingen Participatiewet
Wij verlagen uw uitkering een maand met 20% van de bijstandsnorm voor het volgende gedrag:
het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover u jonger bent dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel 43, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet;
Bij gedragingen in het eerste en tweede lid kunnen wij ook een waarschuwing opleggen. Dit kunnen wij doen als u in de afgelopen 12 maanden niet eerder een schriftelijke waarschuwing of verlaging opgelegd heeft gekregen. Of als wij vinden dat een verlaging in uw omstandigheden een te zware maatregel is.
9.2.7 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen: Gedragingen IOAW en IOAZ
Wij kunnen uw uitkering verlagen wanneer algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) of de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) niet of onvoldoende door u wordt nagekomen.
Bij gedragingen in het eerste en tweede lid kunnen wij ook een waarschuwing opleggen. Dit kunnen wij doen als u in de afgelopen 12 maanden niet eerder een schriftelijke waarschuwing of verlaging opgelegd heeft gekregen. Of als wij vinden dat een verlaging gezien uw omstandigheden een te zware maatregel is.
9.2.8 Verlaging bij niet meewerken aan taaltoets
Werkt u niet of onvoldoende mee aan het afleggen van de taaltoets zoals bedoeld in artikel 18b van de Participatiewet? Dan kunnen wij uw uitkering een maand verlagen met:
Wij kunnen het verlagen van uw uitkering stoppen (niet uitvoeren) als u alsnog de arbeidsverplichtingen nakomt. Is dit het geval? Dan moet u zelf een verzoek tot stoppen van de verlaging bij ons indienen. Dit kan schriftelijk (per brief) of via e-mail, binnen drie maanden nadat wij het besluit om de uitkering te verlagen hebben genomen.
9.2.10 Te weinig inzet of besef van verantwoordelijkheid
Volgens de wet bent u er zelf verantwoordelijk voor dat u voldoende inkomen heeft om voor uw eigen levensonderhoud te zorgen. Dat betekent dat wij verwachten dat u er alles aan doet om te voorkomen dat u een bijstandsuitkering nodig hebt. Heeft u toch bijstand nodig, terwijl u dat (nog) had kunnen voorkomen? Dan heeft u niet genoeg besef van verantwoordelijkheid voor uw levensonderhoud getoond.
9.2.11 Zeer ernstige misdragingen
Wij verlagen uw uitkering als u zich zeer ernstig misdraagt tegenover onze medewerkers en/of organisaties die namens ons de Participatiewet, IOAW en IOAZ uitvoeren. Wij verlagen uw uitkering dan met:
9.2.12 Niet nakomen van andere verplichtingen
Wij verlagen uw uitkering als u afspraken en verplichtingen (bedoeld in artikel 55 en 56a van de Participatiewet) niet of onvoldoende nakomt. Wij verlagen uw uitkering voor één maand met:
9.2.13 Samenloop van gedragingen
Wij leggen u één verlaging op, op het moment dat één gedraging van u leidt tot schending van meerdere verplichtingen die genoemd zijn in dit hoofdstuk, artikel 18, lid 4 Participatiewet of artikel 18b Participatiewet. Wij leggen u dan de hoogste verlaging op die van toepassing is op het gedrag, en ook de duur die bij die verlaging hoort.
Als sprake is van meerdere gedragingen waarbij u niet voldoet aan de artikelen in dit hoofdstuk of artikel 18, lid 4 Participatiewet in combinatie met artikel 17, lid 1 Participatiewet, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke verlaging of boete opgelegd, tenzij dit gelet op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en uw omstandigheden niet verantwoord is;
Wij verlagen uw uitkering met 100% van de bijstandsnorm gedurende twee maanden als u zich binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee een verlaging is opgelegd vanwege een gedraging als bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Participatiewet, opnieuw schuldig maakt aan eenzelfde verwijtbare gedraging.
9.4 Beëindigen en terugvorderen van ondersteuning
9.4.2 Terugvordering ondersteuning
(Jeugdwet, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ)
Wij kunnen de ondersteuning of de waarde daarvan terugvorderen of verrekenen met andere ondersteuning die op grond van dezelfde wet wordt toegekend. Ondersteuning kan worden teruggevorderd vanaf het moment waarop is voldaan aan één of meer van de redenen voor beëindiging die genoemd worden in artikel 9.4.1.
9.4.3 Tijdelijk uitstellen betaling uit het pgb
Wij kunnen de SVB vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen tot wij een besluit hebben genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kan voor ten hoogste dertien weken, als er een ernstig vermoeden bestaat dat u geen recht (meer) heeft op een pgb, zoals wordt beschreven in lid 1 van artikel 9.4.1.
(Jeugdwet, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ, Avg)
Voor de onderzoeksmethoden die wij toepassen stellen wij protocollen op. Het gaat in ieder geval om protocollen over:
Deze protocollen moeten ervoor zorgen dat er geen ongeoorloofde inbreuk op uw privéleven plaatsvindt. Bij het uitvoeren van onderzoek zorgen wij ervoor dat inbreuk op persoonlijkheidsrechten, zoals op de bescherming van het privéleven, niet verder gaat dan wat noodzakelijk, passend en wettelijk toegestaan is.
(Jeugdwet, Wmo, Pw, IOAW, IOAZ)
Wij doen er alles aan om fraude te voorkomen. Daarom informeren wij u over uw rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik van uitkeringen en voorzieningen. Omgekeerd verwachten wij van u dat u ons informeert zodra de omstandigheden zijn gewijzigd waardoor u geen recht meer heeft op een voorziening.
Hoofdstuk 10. Inspraak en inwonersparticipatie
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Ook is geregeld dat er een cliëntenadviesraad is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners met een beperking.
(Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet)
De gemeente kiest ervoor om inwoners inspraak te geven in de onderwerpen die in deze verordening worden geregeld. De regels van de inspraakverordening gemeente Overbetuwe zijn daarop van toepassing, maar worden aangevuld met de regels in dit hoofdstuk. Inwoners kunnen inspraak hebben bij:
Hoofdstuk 11. Kritiek op de uitvoering
Wij proberen het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat u het niet eens bent met onze aanpak of ons besluit. U kunt dan altijd met ons bellen om te bekijken of er een oplossing gevonden kan worden. Als wij er dan samen niet uitkomen heeft u nog andere mogelijkheden. In dit hoofdstuk staat beschreven welke mogelijkheden u heeft om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Als gemeente volgen wij daarbij de aanwijzingen over klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
11.2 Klachten over de gemeente
Als u een klacht heeft, laat u dit zo snel mogelijk aan ons weten. Dat kan via overbetuwe.nl/klacht.
De klachtencoördinator van de gemeente Overbetuwe coördineert de behandeling van uw klacht. De regels over de afhandeling van klachten staan in de Klachtenverordening gemeente Overbetuwe en op overbetuwe.nl/klacht.
Wij zorgen ervoor dat u, als u hulp van of via de gemeente krijgt, een onafhankelijke vertrouwenspersoon kunt spreken. U kunt bij deze vertrouwenspersoon terecht voor een vertrouwelijk gesprek over bijvoorbeeld ongewenste omgangsvormen, problemen, klachten en vragen in verband met de geboden hulpverlening.
Voor de Jeugdwet geldt: de vertrouwenspersoon kan u (jongere, ouder of pleegouder) op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
Nadat wij een bezwaarschrift hebben ontvangen, neemt een medewerker eerst telefonisch contact met u op om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente. Ook informeert de medewerker naar de redenen, feiten en omstandigheden die voor u van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente.
Hoofdstuk 12. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
Aanbieders die formele hulp bieden in de vorm van een maatwerkvoorziening in natura of pgb, voldoen, naast wat daarover is bepaald in de wet, aan de kwaliteitseisen die door het college bij de inkoop van Wmo, Jeugd en maatschappelijke opvang en beschermd wonen worden gesteld. Het regionaal inkoop- en kwaliteitskader is hierop van toepassing.
12.2 Verhouding prijs en kwaliteit
Wij zorgen ervoor dat met de tarieven diensten kunnen worden ingekocht die voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor die diensten, waaronder de eisen aan de deskundigheid die aan hulpverleners worden gesteld. Wij zorgen er ook voor, dat de tarieven niet zo laag zijn, dat de hulpverlening tijdens de looptijd van het contract gevaar loopt.
Hoofdstuk 13 Van oud naar nieuw
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening ingaat. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
13.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt regelmatig of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevens bescherming (Avg).
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat.
Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
13.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling volgens de gemeente een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in artikel 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
Een voorziening of uitkering die op grond van een ingetrokken verordening wordt verstrekt, blijft ook na inwerkingtreding van deze verordening doorlopen. Deze voorziening of uitkering loopt door totdat de gemeente een nieuw besluit over die voorziening of uitkering heeft genomen.
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóórdat deze verordening was vastgesteld en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóórdat deze verordening was vastgesteld, geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening. Maar als een besluit volgens deze nieuwe verordening gunstiger uitpakt voor de inwoner, past de gemeente deze verordening toe. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van een van de bij 13.4 genoemde ingetrokken verordeningen, past de gemeente die ingetrokken verordening toe.
Nadere regels en beleidsregels, vastgesteld op grond van de in artikel 13.4 genoemde verordeningen die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening gelden als nadere regels en beleidsregels die vastgesteld zijn op grond van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering
van 5 november 2024
DE GEMEENTERAAD,
de griffier,
drs. D.E. van der Kamp
de voorzitter,
R.P. Hoytink-Roubos
Algemene voorziening: vrij toegankelijke voorziening als bedoeld in artikel 8.1 van de verordening
Inkomen: het inkomen bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de Participatiewet voor de beoordeling van het recht op het minimabudget als inkomen gezien. In hoofdstuk 6 (vervoer naar school) wordt onder inkomen verstaan: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair onderwijs;
Inwoner: de persoon die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een hulpvraag heeft die nog niet heeft geleid tot een verzoek om een besluit te nemen of tot feitelijk handelen door de gemeente, dan wordt met inwoner bedoeld: degene die als ingezetene in de basisregistratie personen van de gemeente is ingeschreven, of, als het gaat om hulp op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ: degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10, lid 1 en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders;
het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;
de leeftijd van achttien jaar doch niet de leeftijd van drieëntwintig jaar heeft bereikt, en voor wie de voortzetting van jeugdhulp noodzakelijk is of voor wie, na beëindiging van jeugdhulp die was aangevangen vóór het bereiken van de leeftijd van achttien jaar, binnen een termijn van een half jaar hervatting van de jeugdhulp noodzakelijk is; (zie ook begripsbepaling jeugdhulp in de Jeugdwet artikel 1, eerste lid.
Kind: een persoon jonger dan 18 jaar die ingeschreven staat in de gemeente Overbetuwe in de Basisregistratie personen voor wie aan de alleenstaande ouder of gehuwde ouders kinderbijslag op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt betaald of zal worden betaald vanaf het eerstvolgende kwartaal of het pleegkind jonger dan 18 jaar waarvoor een pleegvergoeding wordt ontvangen op grond van artikel 5.3, lid 1, van de Jeugdwet;
Maatwerkvoorziening: een op behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van zorg en diensten. Deze zijn niet vrij toegankelijk. Vooraf is een onderzoek nodig naar de beperkingen en behoeften van de aanvrager bij het mee doen aan alledaagse activiteiten en het zelfstandig thuis kunnen wonen.
Pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de jeugdwet, zijnde een door burgemeester en wethouders verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouder(s), dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken en zoals bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet maatschappelijke ondersteuning;
Reistijd: de tijd tussen het moment van het verlaten van de woning en de starttijd van de school volgens de schoolgids. Van deze reistijd mag maximaal 15 minuten worden afgetrokken als het kind gewoonlijk iets voor de start van de school aankomt op school. Voor de terugreis geldt de tijd tussen de eindtijd van de schooldag volgens de schoolgids en de aankomst bij de woning van het kind. Hierbij kan maximaal 15 minuten worden opgeteld voor een eventuele wachttijd voor ov of aangepast vervoer.
Toegankelijke school: school waarop de leerling is aangewezen van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting dan wel de openbare school. Een bepaalde onderwijskundige methode wordt niet tot het begrip ‘richting’ gerekend. Hiermee worden onder andere bedoeld: Jenaplanscholen, Montessorischolen, Iederwijsscholen, etc.
U: de inwoner die een direct belang heeft bij een besluit van de gemeente (artikel 1:2., lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht). Als de inwoner een ondersteuningsvraag heeft ingediend die nog niet heeft geleid tot een verzoek om besluit te nemen of tot feitelijk handelen van de gemeente, dan wordt met ‘u’ bedoeld: degene die in de basisregistratie van de gemeente is ingeschreven en feitelijk in de gemeente verblijft, of, als het gaat om hulp op grond van de Participatiewet, de IOAW of IOAZ: degene die woonplaats heeft in de gemeente, volgens de regels van artikel 10 lid 1en 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek.
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de verschillende van toepassing zijnde wetten en de Algemene wet bestuursrecht.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-160098.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.