|
Oud artikel
|
Nieuw artikel
|
|
Artikel 3: Regionale gezondheidsdienst
1. Er is een regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht.
2. De regionale gezondheidsdienst is een openbaar lichaam en bezit rechtspersoonlijkheid.
3. De regionale gezondheidsdienst is gevestigd te Utrecht.
|
Artikel 3: Regionale gezondheidsdienst
1. Er is een regionale gezondheidsdienst als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Wet publieke gezondheid, genaamd Gemeentelijke Gezondheidsdienst Regio Utrecht.
2. De regionale gezondheidsdienst is een openbaar lichaam en bezit rechtspersoonlijkheid.
3. De regionale gezondheidsdienst is gevestigd te Zeist.
|
|
-
|
Artikel 11a Zienswijze raden
1. Met inachtneming van artikel 10 lid 5 van de Wgr worden de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaand aan het nemen van het besluit in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren te brengen indien het één van de volgende besluiten betreft:
a. besluit algemeen bestuur om een voorstel tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling in overweging te geven aan de colleges, overeenkomstig artikel 1 van de wet.
b. overige besluiten van algemeen bestuur waarbij de gekwalificeerde meerderheid van het algemeen bestuur een zienswijze noodzakelijk acht.
c. Als 2/3e van de raden een zienswijze vragen op een besluit dan moet de gemeenschappelijke regeling dit mogelijk maken.
2. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen hun zienswijze schriftelijk kenbaar maken bij het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur biedt de raden een termijn van minimaal twaalf weken voor het schriftelijk naar voren brengen van een zienswijze.
3. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijze gegeven is stelt het dagelijks bestuur de raden van de deelnemende gemeenten, en indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, ook het algemeen bestuur, schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
4. Niet tijdig ontvangen zienswijzen kunnen door het dagelijks bestuur buiten
beschouwing worden gelaten.
5. De zienswijze met betrekking tot de kaderbrief en de begroting zijn separaat geregeld in artikel 44 van deze regeling.
|
|
-
|
Artikel 11b: burgerparticipatie
Ingezetenen van de deelnemende gemeenten en belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling slechts betrokken, voor zover dat bij of krachtens wet is vereist.
|
|
Artikel 14: Verantwoordingsrelaties
1. Het lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.
2. Het lid van het algemeen bestuur geeft het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente alle inlichtingen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen.
3. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van een van de raden gevraagd worden.
4. Het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de raad regelen de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd en inlichtingen worden gegeven als bedoeld in dit artikel.
5. Het college van burgemeester en wethouders kan het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan, indien dit lid niet langer het vertrouwen van het college bezit.
6. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
|
Artikel 14: Verantwoording en inlichtingen
1. Het lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente over het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur.
2. Het lid van het algemeen bestuur geeft het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, alsmede aan de gemeenteraad van de betreffende gemeente alle inlichtingen die één of meer leden van het college onderscheidenlijk de raad vragen.
3. Het algemeen bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van een van de raden gevraagd worden.
4. Het algemeen bestuur bepaalt aan de hand van de in hun vergadering geagendeerde onderwerpen; welke van deze
onderwerpen op welke wijze actief worden verzonden naar de raden. Hierbij houdt het algemeen bestuur rekening met de informatie die de raden nodig hebben voor de uitoefening van hun taken.
5. Het college van burgemeester en wethouders onderscheidenlijk de raad regelen de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd en inlichtingen worden gegeven als bedoeld in dit artikel.
6. Het college van burgemeester en wethouders kan het door hem aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan, indien dit lid niet langer het vertrouwen van het college bezit.
7. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het plaatsvervangend lid, bedoeld in artikel 6, tweede lid.
|
|
Artikel 30: Verantwoording en inlichtingen
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
3. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.
|
Artikel 30: Verantwoording en inlichtingen
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur.
2. Zij geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde, dan wel ongevraagde, inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft en waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
3. Het dagelijks bestuur geeft de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van de raad gevraagd worden.
|
|
Artikel 42: Algemeen
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
2. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, welke de kostenverdeling over de deelnemers bevat. De bijdrageverordening wordt bij gekwalificeerdere meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld of gewijzigd. Het algemeen bestuur kan bij de begroting of andere
verordeningen niet van de bijdrageverordening afwijken.
3. In de bijdrageverordening wordt bepaald op welke wijze de kosten voor de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de taken, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, afzonderlijk in de begroting inzichtelijk worden gemaakt.
4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de regionale gezondheidsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
5. De deelnemende gemeenten waarborgen daarenboven de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de regionale gezondheidsdienst voor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding van het inwonersaantal op 1 januari 2014.
6. Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de financiële verplichtingen die volgen uit dit artikel, tweede, vierde en vijfde lid, in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
|
Artikel 42: Algemeen
1. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
2. Het algemeen bestuur stelt een bijdrageverordening vast, welke de kostenverdeling over de deelnemers bevat. De bijdrageverordening wordt bij gekwalificeerdere meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld of gewijzigd. Het algemeen bestuur kan bij de begroting of andere
verordeningen niet van de bijdrageverordening afwijken.
3. In de bijdrageverordening wordt bepaald op welke wijze de kosten voor de taken, bedoeld in artikel 4, eerste lid, en de taken, bedoeld in artikel 4, tweede en derde lid, afzonderlijk in de begroting inzichtelijk worden gemaakt.
4. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de regionale gezondheidsdienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.
5. De deelnemende gemeenten waarborgen daarenboven de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de regionale gezondheidsdienst voor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding van het inwonersaantal.
6. Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de financiële verplichtingen die volgen uit dit artikel, tweede, vierde en vijfde lid, in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.
|
|
Artikel 43: Begroting
1. Voor alle taken en activiteiten brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden.
2. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Het algemeen bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.
4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.
5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.
6. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen. Een wijziging van de begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.
7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.
|
Artikel 43: Begroting
1. Voor alle taken en activiteiten brengt het algemeen bestuur jaarlijks op de begroting de bedragen die hij daarvoor beschikbaar stelt, alsmede de financiële middelen die hij naar verwachting kan aanwenden.
2. Het dagelijks bestuur zendt uiterlijk 15 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor zienswijze aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Het algemeen bestuur ziet erop toe dat de begroting in evenwicht is.
4. Het begrotingsjaar is het kalenderjaar.
5. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. De begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.
6. Besluiten tot wijziging van de begroting kunnen tot uiterlijk het eind van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen. Een wijziging van de begroting wordt met gekwalificeerde meerderheid, bedoeld in artikel 17, tweede lid, vastgesteld.
7. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.
|
|
Artikel 44: Voorbereiding begroting
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, tweede lid, bedoelde termijn, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het komende begrotingsjaar.
2. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, vijfde lid, bedoelde vaststelling, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regionale gezondheidsdienst en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
5. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
6. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgevingen, bedoeld in het vierde lid.
7. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie Utrecht hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
8. Het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere gemeenten, bedoeld in artikel 42, tweede en derde lid, en in het beleid en in de uitvoering van taken.
|
Artikel 44: Voorbereiding kaderbrief en begroting
1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, tweede lid, bedoelde termijn, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de algemene financiële, in de begroting, en beleidsmatige kaders, in de kaderbrief, voor het komende begrotingsjaar.
2. Het dagelijks bestuur zendt de concept kaderbrief naar de raden van de deelnemende gemeenten. De raden kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de concept kaderbrief naar voren brengen. Het dagelijks
bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de concept kaderbrief, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de kaderbrief schriftelijk en gemotiveerd in
kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het tweede lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
3. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks, tijdig voor de in artikel 43, vijfde lid, bedoelde vaststelling, het algemeen bestuur een ontwerp aan voor de begroting met toelichting van de regionale gezondheidsdienst en een meerjarenraming met toelichting voor ten minste drie op het begrotingsjaar volgende jaren.
4. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting ten minste 12 weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.
5. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de besturen van de deelnemende gemeenten voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
6. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. Het dagelijks bestuur stelt de raden van de deelnemende gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het vijfde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
7. Het algemeen bestuur beraadslaagt over de ontwerpbegroting niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgevingen, bedoeld in het vierde lid.
8. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten van de provincie Utrecht hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
9. Het bepaalde in het tweede, derde, vierde en vijfde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting, met uitzondering van die wijzigingen waarbij geen verandering wordt gebracht in de bijdragen van een of meerdere gemeenten, bedoeld in artikel 42, tweede en derde lid, en in het beleid en in de uitvoering van taken.
|
|
Artikel 45: Jaarrekening
1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar na het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, een voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.
|
Artikel 45: Jaarrekening
1. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.
2. Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar na het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, een voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.
3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan gedeputeerde staten van de provincie Utrecht.
|
|
Artikel 48: Wijziging
1. De regeling kan gewijzigd worden bij gelijkluidende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede en derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2. Een voorstel tot wijziging kan door het dagelijks bestuur, of tenminste een vijfde van de leden van het algemeen bestuur worden gedaan.
|
Artikel 48: Wijziging
1. De regeling kan gewijzigd worden bij gelijkluidende besluiten van de colleges, onverminderd het bepaalde in artikel 1, tweede tot en met vijfde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
2. Een voorstel tot wijziging kan door het dagelijks bestuur, of tenminste een vijfde van de leden van het algemeen bestuur worden gedaan.
|
|
Artikel 50: Uittreding
1. Een college van burgemeester en wethouders dat aan de regeling deelneemt kan overeenkomstig artikel 14, eerste lid, van de Wet publieke gezondheid niet uittreden uit de regeling.
2. Onder partiële uittreding wordt in dit artikel verstaan het opzeggen of terugnemen van een of meer aan de regionale gezondheidsdienst opgedragen taken, voor zover dat binnen enige wet mogelijk is.
3. De kosten die direct samenhangen met de partiële uittreding worden in rekening gebracht bij de deelnemer die partieel uittreedt.
|
Artikel 50 Uittreding
1. Uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van
gemeenten in regio's zoals bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio's.
2. Onder partiële uittreding wordt in dit artikel verstaan het opzeggen of terugnemen van een of meer aan de regionale gezondheidsdienst opgedragen taken, voor zover dat binnen enige wet mogelijk is.
3. De kosten die direct samenhangen met de (partiële) uittreding worden in rekening gebracht bij de deelnemer die partieel uittreedt.
4. Het uittredende college en het dagelijks bestuur doen gezamenlijk een voorstel voor de gevolgen van de uittreding. Het voorstel bevat in elk geval de vergoeding van de berekenbare kosten die rechtstreeks het gevolg zijn van de uittreding. Het voorstel wordt onverwijld aan het algemeen bestuur gezonden.
5. De uittreding vindt plaats nadat de colleges in meerderheid hebben ingestemd met het voorstel inzake de gevolgen en daarmee de uittreding zelf, waarbij in elk geval het uittredende college moet instemmen. Artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen is van overeenkomstige toepassing. Indien geen overeenstemming wordt bereikt over de gevolgen van uittreding en daarmee de uittreding zelf, wordt het geschil voorgelegd aan gedeputeerde staten, overeenkomstig artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
6. Het Dagelijks Bestuur en de uittredende gemeente zullen zich inspannen om de nadelige gevolgen van de uittreding voor GGDrU en gemeenten zoveel mogelijk te beperken door personeel of andere verplichtingen over te nemen of anderszins in stand te houden.
|
|
-
|
Artikel 52A:
1. Het algemeen bestuur draagt ervoor zorgt dat de regeling periodiek, doch tenminste éénmaal per zes jaar wordt geëvalueerd.
2. De evaluatie richt zich op de inhoud van deze regeling en de ervaringen met de gehanteerde werkwijzen.
3. Het algemeen bestuur neemt per evaluatie een besluit over de inhoud, het proces en de werkwijze van de evaluatie.
4. Op verzoek van 2/3 van de gemeenten kan een tussentijdse evaluatie worden voorgesteld aan het algemeen bestuur.
|