Gemeenteblad van Maastricht
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Maastricht | Gemeenteblad 2025, 153750 | gemeenschappelijke regeling |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Maastricht | Gemeenteblad 2025, 153750 | gemeenschappelijke regeling |
Gemeenschappelijke regeling gezamenlijke uitvoeringsorganisatie Sociale Zaken Maastricht – Heuvellandgemeenten 2025
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Gulpen-Wittem, Maastricht, Meerssen, Vaals en Valkenburg aan de Geul, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft,
het Bedrijfsplan (versie 0.6, 30 maart 2015) om te komen tot de vorming van één gezamenlijke uitvoeringsorganisatie sociale zaken Maastricht-Heuvelland.
Dientengevolge dit Bedrijfsplan voldoende waarborgen bevat, zowel voor de positie van de betrokken gemeentelijke bestuursorganen als voor de burgers van de gemeenten, voor een democratische, gelijkwaardige, kwalitatief hoogwaardige, effectieve en efficiënte uitvoering van de betreffende wettelijke taken en bevoegdheden zoals opgenomen in de Participatiewet en aanverwante wetten en regelingen;
De hierna volgende gemeenschappelijke regeling in de vorm van een
“gemeenschappelijke egeling gezamenlijke uitvoeringsdienst sociale zaken Maastricht-Heuvellandgemeenten” te wijzigen, zodat deze als volgt luidt:
Hoofdstuk 2 Centrumgemeente, taken en bevoegdheden.
Het is de centrumgemeente toegestaan taken van derden uit te voeren met toestemming van de deelnemers op advies van het pho-soza, bedoeld in artikel 6. Deze taakuitvoering dient in overeenstemming te zijn met het belang van deze regeling. Het college van de centrumgemeente gaat met derden bilaterale afspraken aan over de uitvoering en financiering van deze taken.
Hoofdstuk 3 Beleidsvorming en -uitvoering
Artikel 6 Het portefeuillehoudersoverleg: samenstelling, taak en werkwijze voor gezamenlijke beleidsvorming.
Hoofdstuk 4 Informatie en verantwoording
De rekenkamer van een partnergemeente is bevoegd alle documenten die berusten bij het gemeentebestuur van de centrumgemeente voor de uitvoering van de taak voor die partnergemeente te onderzoeken voor zover zij dat ter vervulling van haar taak als bedoeld in artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet nodig acht.
Artikel 13 Financiële zeggenschap en financiering structurele kosten.
De systematiek en de verdeelsleutel van de structurele kosten worden gebaseerd op het aantal uitkeringsdossiers per gemeente en door de colleges gezamenlijk vastgelegd in een dienstverleningshandvest. De colleges stellen het dienstverleningshandvest unaniem vast. Onder vaststellen wordt eveneens wijzigen verstaan.
Het college van de centrumgemeente brengt volgens de in het vierde lid van dit artikel bepaalde verdeelsleutel de structurele kosten in rekening bij de partnergemeenten. Deze dragen er zorg voor dat deze rekeningen, na akkoordbevinding, terstond voldaan worden, zodat de uitvoeringsorganisatie tijdig over voldoende middelen beschikt.
Hoofdstuk 6 Duur, evaluatie en geschillenregeling.
In geval van bindend advies wijzen de deelnemers in onderling overleg twee onafhankelijke bindend adviseurs aan. Deze adviseurs wijzen vervolgens een derde onafhankelijk bindend adviseur aan, die tevens zal optreden als voorzitter van de bindend adviescommissie. Deze adviescommissie regelt zelfstandig haar werkzaamheden.
Hoofdstuk 7 Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing
Artikel 20 Toetreding door andere colleges
Indien het pho-soza tot het oordeel komt dat een toetreding een bijdrage kan leveren aan het belang en doel van deze regeling, zoals bepaald in artikel 2 van deze regeling, doen ze daartoe een gezamenlijk voorstel aan de colleges. In het voorstel worden ook de voorwaarden, waaronder de financiële, voor een toetreding opgenomen.
In afwijking van het vierde lid gaat de uittreding van het college van de centrumgemeente pas in op 1 januari van het jaar volgende op het verstrijken van een termijn van twee jaren na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij de colleges unaniem een andere opzegtermijn overeenkomen. Artikel 22 is niet van toepassing op de uittreding van het college van de centrumgemeente.
Indien het college van de centrumgemeente beslist tot uittreding, dan nemen alle colleges binnen zes maanden een besluit of in plaats van de uittredingsprocedure van artikel 24 besloten wordt tot opheffing van de regeling overeenkomstig artikel 25. Besluiten vier van de vijf colleges tot opheffing, dan is artikel 25 verder van toepassing en wordt de uittredingsprocedure gestopt. Wordt niet tot opheffing besloten, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.
Een college dat voornemens is uit te treden, kan het college van de centrumgemeente vragen een indicatie te geven van de gevolgen van de uittreding, overeenkomstig hetgeen in deze regeling bepaald. De indicatie wordt binnen zes maanden opgeleverd, tenzij het betreffende uittredende college en het college van de centrumgemeente anders overeenkomen. De kosten voor het opstellen van de indicatie komen voor rekening van het college dat om de indicatie heeft verzocht. De indicatie bindt de gemeenten geenszins wanneer definitief tot uittreding wordt besloten.
Artikel 22 – Procedure voor vaststelling uittredingsplan
Het uittredingsplan bevat de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding. Tevens bevat het uittredingsplan een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.
Het college van de centrumgemeente wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en van de centrumgemeente. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het college van de centrumgemeente de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden uit de colleges, waaronder in ieder geval een vertegenwoordiger van de uittredende deelnemer en een vertegenwoordiger van de centrumgemeente.
Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het vijfde lid wordt een risico-opslag van 5% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.
Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het college van de centrumgemeente de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het college van de centrumgemeente conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.
Artikel 23 – Te vergoeden kosten
Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door de centrumgemeente die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.
De centrumgemeente brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen zes maanden nadat het college van de centrumgemeente de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 22 vijfde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 22, zevende lid, anders is vastgelegd.
De centrumgemeente is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het college van de centrumgemeente van het besluit tot uittreding van de deelnemer.
Artikel 24 – Uittreding door centrumgemeente
In de periode tussen het besluit tot uittreding van het college van de centrumgemeente tot de inwerkingtreding van de uittreding neemt het pho-soza het voortouw om een ontwerp uittredingsplan op te stellen. Het uittredingsplan bepaalt de wijze van berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.
Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de centrumgemeente, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom. Het bevat tevens een voorstel over hoe om te gaan met de personele gevolgen van de uittreding en de ontvlechting van gezamenlijke overeenkomsten met derden en aangeschafte systemen. De centrumgemeente en de partnergemeenten stellen zich constructief op bij het aanbieden, respectievelijk overnemen van personeel en andere contractuele verplichtingen, binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders.
Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan kan het pho-soza een onafhankelijke externe deskundige aanwijzen die in opdracht van de colleges het concept uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de centrumgemeente.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-153750.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.