Verordening van de raad van gemeente Haarlem houdende wijziging van de Referendumverordening gemeente Haarlem 2022

De raad van de gemeente Haarlem

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 februari 2025 met nummer 2024/2140778

gelet op artikel 84, 149 en 154 van de Gemeentewet;

 

 

B E S L U I T:

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Referendumverordening gemeente Haarlem 2022

Artikel I  

De Referendumverordening gemeente Haarlem 2022 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Aan artikel 1 wordt een onderdeel c toegevoegd dat komt te luiden als volgt:

  • c.

    centraal stembureau: het centraal stembureau dat voor de gemeenteraadsverkiezingen wordt ingesteld als bedoeld in hoofdstuk E van de Kieswet.

B.

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Er kan een referendum worden gehouden op initiatief van kiesgerechtigden.

  • 2.

    Het tweede lid onder j. komt te luiden:

    die naar het oordeel van de raad gaan over een onderwerp waarover in de afgelopen vier jaar een referendum is gehouden.

  • 3.

    Het tweede lid onder k. komt te luiden:

    waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

C.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    De referendumcommissie bestaat uit drie of vijf leden en kiest uit haar midden een voorzitter.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    De leden worden benoemd voor een periode van maximaal zes jaar. Leden treden af volgens een bij hun benoeming vast te stellen aftreedschema. Aftredende leden kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van maximaal zes jaar.

  • 3.

    Het zesde lid komt te vervallen.

  • 4.

    Het zevende lid komt te luiden:

    De leden van de commissie ontvangen een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Die vergoeding bedraagt maximaal 125% van het bedrag dat voor commissies in het Rechtspositiebesluit decentrale ambtsdragers is vastgelegd.

D.

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door tenminste dertienhonderd (1300) ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2.

    Het zesde lid komt te luiden:

    De raad beslist of het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3.

    Het zevende lid komt te luiden:

    Als het verzoek wordt ingewilligd, behandelt de raad in dezelfde raadsvergadering het ontwerp raadsbesluit waarop het verzoek zich richt. De stemming over het ontwerp raadsbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen, wordt vervolgens aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, tenzij eerder negatief over de ontvankelijkheid van het referendumverzoek wordt beslist.

E.

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste zesduizend zeshonderd (6.600) ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 2.

    Het zesde lid komt te luiden:

    De voorzitter van de raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. Als het benodigde aantal ondersteuningsverklaringen is behaald, hoeven de overige verklaringen niet gecontroleerd te worden op geldigheid.

  • 3.

    Het negende lid komt te vervallen.

F.

Artikel 7 komt te vervallen.

 

G.

Artikel 8, tweede lid komt te luiden als volgt:

De stemming vindt plaats uiterlijk vier maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met maximaal twee maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing of om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

 

H.

Artikel 9 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    De raad stelt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, maar ten minste twaalf weken voor het referendum, de vraagstelling en de antwoordcategorieën van het referendum vast.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    Bij een referendum wordt aan de kiesgerechtigden de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het ontwerp raadsbesluit zijn.

  • 3.

    Het vierde lid komt te vervallen.

I.

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het tweede lid komt te luiden:

    Tevens stelt de raad een subsidieplafond vast voor subsidie voor activiteiten ter ondersteuning van het publieke debat en de meningsvorming over het onderwerp waarop het referendum betrekking heeft.

  • 2.

    Het derde lid komt te luiden:

    Burgemeester en wethouders maken het subsidieplafond en de begin- en einddatum van de aanvraagtermijn, plus een redelijke termijn waarop eventuele onvolledige aanvragen dienen te worden aangevuld, bekend. De aanvraagtermijn voor subsidies kan niet eerder starten dan twee weken na bekendmaking van de subsidiemogelijkheid, waarbij voldoende rekening wordt gehouden met schoolvakanties voor het basis- en voortgezet onderwijs die voor de regio zijn aangewezen.

J.

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan;

    • a.

      collectieven van ten minste zes kiesgerechtigden van wie de contactpersoon van het betreffende collectief op de dag van de aanvraag achttien jaar of ouder is; en

    • b.

      rechtspersonen die gevestigd of kantoorhoudend zijn in de gemeente Haarlem, met uitzondering van politieke groeperingen als bedoeld in hoofdstuk G van de Kieswet.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te vervallen.

  • 3.

    Het zesde lid komt te luiden:

    Subsidieverlening vindt plaats in volgorde van de door burgemeester en wethouders aangebrachte rangschikking.

  • 4.

    Na het zesde lid wordt een zevende lid toegevoegd dat komt te luiden:

    Bij de rangschikking van de aanvragen kennen burgemeester en wethouders punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum aantal naar de mate waarin:

    • a.

      de activiteiten naar redelijke verwachting een bijdrage leveren aan het publieke debat en de meningsvorming (maximaal 50 punten);

    • b.

      en de activiteiten voldoende voor kiesgerechtigden toegankelijk en/of de uitingen voldoende openbaar zijn (maximaal 5 punten);

    • c.

      en de activiteiten vooraf bekend gemaakt zijn bij de kiesgerechtigden, althans wanneer de activiteiten zich daar redelijkerwijs voor lenen (maximaal 5 punten);

    • d.

      en er sprake is van voldoende spreiding over aanvragers, soort en inhoud van de activiteiten (maximaal 20 punten);

    • e.

      en het gevraagde bedrag in redelijke verhouding staat tot het ermee te realiseren product en het verwachte bereik van de activiteit (maximaal 20 punten).

  • 5.

    Na het zevende lid wordt een achtste lid toegevoegd dat komt te luiden:

    Subsidieaanvragen die minder dan 60 punten behalen, komen niet voor subsidie in aanmerking, ook als het subsidieplafond niet wordt bereikt.

K.

Artikel 12 onderdeel a komt te luiden als volgt:

de aard en inhoud van de activiteit;

 

L.

Artikel 14 komt te vervallen.

 

M.

Artikel 15 komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de voorbereiding, de stemming en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum.

  • 2.

    Op de procedure ter voorbereiding, stemming en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de bepalingen voor de gemeenteraadsverkiezingen met decentrale stemopneming in de Kieswet en eventuele tijdelijke of experimentele wetten die een aanvulling zijn op de Kieswet voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing tenzij deze verordening anders bepaalt, met dien verstande dat:

    • a.

      ‘de dag van de kandidaatstelling’ gelezen wordt als ‘de vierenveertigste dag voor de dag van de stemming’;

    • b.

      bij de bepalingen over stemming, stemopneming en uitslagvaststelling ‘kandidaten’ of ‘kandidaat’ gelezen wordt als ‘keuzemogelijkheden’ als bedoeld in artikel 9 lid 3 van deze verordening;

    • c.

      ‘drie maanden nadat over de toelating van de gekozenen is beslist’ gelezen wordt als ‘drie maanden na de vaststelling van de uitslag’;

    • d.

      modellen en controleprotocollen voor het referendum worden vastgesteld door de projectleider verkiezingen;

    • e.

      de vaststelling van de uitslag door het centraal stembureau niet eerder plaats vindt dan de 7e dag na de stemming.

N.

Artikel 16 komt te luiden als volgt:

  • 1.

    Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en tegen het ontwerp raadsbesluit zijn uitgebracht alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit heeft gestemd waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag over aan de raad, vergezeld van het proces-verbaal, en maakt beide onverwijld bekend op een algemeen toegankelijke wijze.

  • 3.

    De raad doet op basis van het door het centraal stembureau vastgestelde proces-verbaal een uitspraak over of de stemming op wettige wijze is geschied.

Artikel II  

Deze verordening treedt in werking op de tweede dag na die van bekendmaking.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tot wijziging van de Referendumverordening gemeente Haarlem 2022

 

Aldus vastgesteld te Haarlem op 27 maart 2025

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING Verordening tot wijziging van de Referendumverordening gemeente Haarlem 2022:

wijzigingen in de (artikelsgewijze) toelichting

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 1. Tekst komt te luiden:

 

Kiesgerechtigd

Voor het begrip ‘kiesgerechtigd’ is aangesloten bij degene die gerechtigd is deel te nemen aan de raadsverkiezingen. Dit is geregeld in artikel B3 van de Kieswet. Het is de wens van de raad om de leeftijdsgrens te verlagen naar zestien jaar. Als in de verordening dus wordt gesproken over ´kiesgerechtigden´, dan gaat het over personen die aan de in de Kieswet gestelde eisen voldoen, behalve de leeftijdseis, want die is verlaagd tot 16 jaar.

 

Referendum

Deze verordening gaat uit van een referendum op basis van een ontwerp raadsbesluit. Een referendum is te zien als een advies van burgers aan de raad over een voorgenomen besluit.

 

Centraal stembureau

De verordening geeft een aantal taken aan het centraal stembureau. Het verkiezingenstelsel kent meerdere centraal stembureaus. Er zijn geen bepalingen opgenomen om een apart centraal stembureau in te stellen en dit is ook niet de bedoeling. Om verwarring te voorkomen wordt duidelijk gemaakt dat het hier gaat om hetzelfde centraal stembureau als voor de gemeenteraadsverkiezingen.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 2, tweede lid. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

Tweede lid

 

Een aantal onderwerpen, waarover de raad een besluit kan nemen, leent zich minder goed voor een referendum. In deze verordening is een lijst met uitzonderingen opgenomen, gebaseerd op de ervaringen met onder meer de ‘Tijdelijke referendumwet’ en autonome gemeentelijke referendumverordeningen. Enerzijds dient voorkomen te worden dat de verordening een leeg instrument wordt, waarbij het praktisch onmogelijk wordt een referendum te organiseren. Anderzijds is het voor de burger belangrijk dat duidelijk is over welke besluiten geen referendum kan worden gehouden. De uitgezonderde onderwerpen worden hierna toegelicht.

 

  • a.

    over individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, kwijtscheldingen, schenkingen;

    Een referendum gaat niet over individuele kwesties maar over een beleidsmatig of inhoudelijk onderwerp. Ook zaken die nauw samenhangen met een persoon, zoals een kwijtschelding of schenking, zijn uitgezonderd.

     

  • b.

    over de hoogte van geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers, gewezen ambtsdragers, en hun nabestaanden;

    Zoals de rechtspositionele besluiten van de griffier en griffiemedewerkers geen onderwerp van een referendum kunnen zijn, zijn ook de rechtspositionele regelingen van raadsleden (politieke ambtsdragers) uitgezonderd van het referenduminstrument.

     

  • c.

    over de vaststelling, wijziging of intrekking van de arbeidsvoorwaardenregeling en daaruit voortvloeiende besluiten met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie;

    De raad is de werkgever van de griffier en de griffiemedewerkers. Een referendum kan niet gaan over een persoon. Ook de rechtspositionele besluiten die de raad neemt met betrekking tot de griffier en de medewerkers van de griffie kunnen geen onderwerp zijn van een referendum. Het referendum treedt niet in dergelijke arbeidsrechtelijke verhoudingen.

     

  • d.

    over het voor kennisgeving aannemen van notities en rapporten;

    Voor kennisgeving aannemen betekent dat de raad deze stukken niet inhoudelijk bespreekt. Er wordt wel een soort procesbesluit over genomen, namelijk dat het niet besproken wordt. Het is ongewenst om over een dergelijk procesbesluit een referendum te houden.

     

  • e.

    in het kader van deze verordening;

    Er wordt een aantal besluiten genomen tijdens het referendumproces. Bijvoorbeeld een besluit over het inleidend verzoek, het definitieve verzoek, de datum en de vraagstelling. Als een dergelijk besluit referendabel zou zijn, dan zou het referendumproces worden verstoord.

     

  • f.

    over de vaststelling van de gemeentelijke begroting en de rekening;

    Aan het eind van elk jaar moet de raad een begroting vaststellen op grond van artikel 212 Gemeentewet. Zonder deze begroting kan een gemeente in het komende kalenderjaar geen uitgaven doen. Een referendum over het raadsbesluit om een begroting vast te stellen kost tijd en zorgt er daardoor voor dat de gemeente de wet niet kan naleven. De gemeente is immers verplicht een begroting te hebben aan het begin van een nieuw kalenderjaar. Het bemoeilijkt bovendien het functioneren van de gemeente, omdat er geen uitgaven kunnen worden gedaan zonder een vastgestelde begroting. Het referenduminstrument is mede niet van toepassing op deze besluiten omdat het instrument deze grote ongewenste gevolgen heeft. In het geval er in een nota of beleid wordt gesproken over een wijziging van de begroting, betekent dit niet dat dit raadsvoorstel niet referendabel is. Het is gebruikelijk dat in een beleidsvoorstel wordt aangegeven wat de financiële consequenties zijn. Dit is echter niet de essentie van het voorstel.

     

  • g.

    over de vaststelling van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    De raad besluit jaarlijks over de gemeentelijke tarieven en belastingen op grond van artikel 216 en 229 Gemeentewet. Net als bij het vaststellen van de begroting wordt de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie ernstig belemmerd als dit besluit als gevolg van een referenduminitiatief niet op tijd wordt genomen. Daarnaast is het denkbaar dat het besluit over gemeentelijke tarieven en belastingen met enige regelmaat onderwerp van een referenduminitiatief wordt enkel om te protesteren tegen de hoogte van deze tarieven en belastingen. Het referenduminstrument is hier niet voor bedoeld. In het geval er in een nota of beleid wordt gesproken over invoering of verhoging van tarieven, betekent dit niet dat dit raadsvoorstel niet referendabel is.

     

  • h.

    ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

    Als de raad slechts kan instemmen met beleid dat vastgesteld is door een hogere regelgever, dan is een referendum niet mogelijk. De raad heeft immers niet de mogelijkheid of bevoegdheid om dat besluit te veranderen.

     

  • i.

    die naar het oordeel van de raad hun grondslag vinden in een eerder genomen besluit waarover een referendum is gehouden of kon worden gehouden;

    Bij complexe onderwerpen worden door de raad vaak verschillende opeenvolgende besluiten genomen, vaak gedurende enkele jaren. Het betreft dan nauw aan het oorspronkelijke besluit gerelateerde vervolgbesluiten die direct voortvloeien uit het eerder genomen besluit. Het is aan de inwoners om alert te zijn en bij het eerste, oorspronkelijke besluit waarbij mogelijk wordt ingestemd met het project een referenduminitiatief te starten. Daarna is het niet meer mogelijk. Het is niet de bedoeling dat de specifieke uitvoering van een omvangrijk project of van beleid, dat in essentie is goedgekeurd, op een later moment nog ter discussie wordt gesteld middels een referendum.

     

  • j.

    die naar het oordeel van de raad gaan over een onderwerp waarover in de afgelopen vier jaar een referendum is gehouden;

    Deze bepaling heeft als doel om in de toekomst een ‘loop’ van referenda over hetzelfde onderwerp te voorkomen. Overigens is deze uitzonderingsgrond zo geformuleerd dat de raad tot het oordeel moet komen. Dit oordeel moet draagkrachtig en kenbaar worden gemotiveerd in het dan voorliggende besluit.

     

  • k.

    waarvan de raad van mening is dat dringende redenen aanleiding zijn om geen referendum te houden.

    Welke redenen dringend zijn, is aan de raad. Het is wel van belang dat deze dringende redenen draagkrachtig en kenbaar gemotiveerd zijn. Dit geldt overigens ook voor een beroep op de andere uitzonderingsgronden, genoemd in artikel 2, tweede lid.

    Deze uitzonderingsgrond is in het verleden door meerdere gemeenteraden gebruikt om een inleidend referendumverzoek af te wijzen. Tegen het raadsbesluit staan bezwaar en beroep open. De rechter heeft in enkele gevallen keren een gemeenteraad in het ongelijk gesteld vanwege onvoldoende gemotiveerd gebruik van deze uitzonderingsgrond. Als voorbeeld kan worden verwezen naar een tweetal uitspraken: ECLI:NL:RBZUT:2011:BQ8971 en ECLI:NL:RBNHO:2017:11154. Voor een verduidelijking van de beoordelingsruimte van de raad, zie ECLI:NL:RVS:2017:2878. De raad kon hier, zo oordeelde de Raad van State, in redelijkheid tot het oordeel komen dat het inleidend verzoek moest worden afgewezen.

Wijziging van de toelichting bij artikel 3. Tekst komt te luiden:

 

Een referendumcommissie wordt ingesteld nadat de Referendumverordening is vastgesteld. Het is een permanente commissie, omdat een referenduminitiatief ineens kan opkomen en er dan binnen enkele dagen een advies dient te worden uitgebracht over bijvoorbeeld de vraag of een referendum mogelijk is over het ontwerp raadsbesluit. Het kan zijn dat de leden van de referendumcommissie lange tijd niet bijeenkomen. Als er geen referenduminitiatief is, zal er doorgaans geen reden zijn om te vergaderen. Met het tweede lid wordt een flexibele omvang van de referendumcommissie beoogd, die uit drie of vijf leden kan bestaan.

 

Voor de benoemingstermijn van (maximaal) zes jaar is aangesloten bij de termijn die gehanteerd wordt voor de rekenkamer. Om te voorkomen dat leden gelijktijdig (na zes jaar of twee maal zes jaar) aftreden, wordt een aftreedschema gemaakt en bij de benoeming vastgesteld. Bij de benoeming van de leden wordt de benoemingstermijn vermeld. De benoemingstermijn kan dus per lid verschillen. Leden kunnen maximaal twee termijnen worden benoemd. De totale zittingstermijn is daarmee maximaal twaalf jaar en kan ook korter zijn.

 

Wanneer een lid van de referendumcommissie ontslag neemt, is het aan de raad om zo snel mogelijk een vervanger te benoemen. Er is niet bepaald dat het lid van de referendumcommissie aanblijft totdat in diens opvolging is voorzien. Het kan soms enkele maanden duren voordat er een opvolger is benoemd. Het is niet gewenst om iemand die ontslag neemt in het ongewisse te laten over wanneer dat ontslag uiteindelijk ingaat. Er is niet expliciet geregeld dat leden van de referendumcommissie (bijvoorbeeld in geval van niet functioneren) ontslagen kunnen worden. In het algemeen geldt dat diegene die benoemt ook kan ontslaan.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 5, eerste alinea. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

Het inleidend verzoek heeft twee functies: het aantonen dat er binnen de gemeente enig draagvlak is voor een referendum en een toetsing of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden. Daarom is het aantal handtekeningen voor het inleidend verzoek in de regel laag. Als norm wordt 1300 gehanteerd. Dit is 1 % van het aantal kiesgerechtigden in 2025. Het definitief verzoek (artikel 6) moet aantonen dat er voldoende draagvlak binnen de gemeente is om daadwerkelijk een referendum te houden. Voor het definitief verzoek wordt 6.600 als norm gebruikt.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 5, zesde lid. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

De raad beslist of het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Het besluit van de raad op het inleidend verzoek is een besluit in de zin van de Awb. Hiertegen staan bezwaar en beroep open.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 6. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

De procedure voor het definitief verzoek is in grote lijnen gelijk aan die voor het inleidend verzoek. Dit houdt onder meer in dat de voorzitter van de raad controleert op voldoende handtekeningen van kiesgerechtigden. De kiesgerechtigdheid is hier gekoppeld aan de dag waarop de raad besloten heeft dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd. Voor het aantal ondersteuningsverklaringen wordt als norm 6.600 kiesgerechtigden gehanteerd. Dit is 5% van het aantal kiesgerechtigden in 2025.

 

In de procedure voor het definitief verzoek wordt ook de digitale mogelijkheid opengesteld (vierde lid, tweede volzin).

 

Dat de ondersteuningsverklaringen van het inleidend verzoek niet meetellen voor het definitief verzoek heeft de volgende reden. Tijdens het inleidend verzoek is het ontwerp raadsbesluit nog niet besproken door de raad; het voorstel kan dus nog gewijzigd worden als gevolg van amendementen. Daarom is het mogelijk dat een kiesgerechtigde het inleidend verzoek ondersteunt, maar geen handtekening wil zetten voor het definitief verzoek, bijvoorbeeld omdat inmiddels aan zijn of haar bezwaren tegemoet is gekomen. Of over het ontwerp raadsbesluit een referendum kan worden gehouden is eerder in het proces, bij het inleidend verzoek beslist. Een voldoende aantal handtekeningen zal dan ook een positief besluit tot het houden van het referendum inhouden.

 

De toelichting bij artikel 7, dat vervalt, komt eveneens te vervallen.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 9, derde lid. Tekst komt te luiden:

 

Bij een referendum op initiatief van kiesgerechtigden ligt de vraagstelling grotendeels vast: de vraag is gekoppeld aan het ontwerp raadsbesluit. Doorgaans zal hier de vraagstelling zijn: “Bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit?” Soms wordt in een raadsvoorstel een keuzemogelijkheid aan de raad gegeven, als dit voorstel het onderwerp is van een referendum zullen aan de kiesgerechtigden deze keuzemogelijkheden worden voorgelegd.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 10, eerste lid. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

Eerste lid

 

Als duidelijk is dat er een referendum komt, dient de raad een budget vast te stellen. Dit gebeurt in beginsel in dezelfde raadsvergadering en uiterlijk in de eerstvolgende raadsvergadering. Allereerst voor de organisatie van het referendum zelf (stempassen, stembiljetten, stembureaus, enz.). Daarnaast een bedrag voor voorlichting. Er kan vanuit de gemeente een folder worden opgesteld met neutrale informatie over het ontwerp raadsbesluit dat onderwerp is van het referendum, of er kan een referendumkrant worden gemaakt waarbij de neutrale gemeentelijke informatie kan worden aangevuld met informatie van voor- en tegenstanders. De referendumcommissie heeft een toezichthoudende rol bij het verstrekken van deze neutrale informatie door de gemeente. In het geval van een referendumkrant heeft de referendumcommissie uiteraard geen rol ten aanzien van de informatie verstrekt door voor- en tegenstanders.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 10, tweede lid. De gehele tekst wordt vervangen door:

 

Tweede lid

 

Daarnaast wordt een subsidiebudget-plafond vastgesteld voor het verstrekken van subsidies voor activiteiten die burgers en maatschappelijke organisaties rond het referendum organiseren. Voor subsidie komen activiteiten in aanmerking die het publieke debat en de meningsvorming rond het referendum ondersteunen.

 

Een subsidieplafond is belangrijk, omdat daardoor openeinderegelingen worden voorkomen. Als het subsidieplafond is bereikt, moet de aanvraag om subsidie namelijk worden geweigerd (artikel 4:25, tweede lid, van de Awb). Een subsidieplafond is iets anders dan alleen vermelding op de begroting dat er voor een bepaald beleidsterrein een bepaald bedrag beschikbaar is aan subsidies. Een subsidieplafond is concreter; het moet onder die naam worden vastgesteld als het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking krachtens een wettelijk voorschrift van bepaalde met name genoemde subsidies (artikel 4:22 van de Awb). In deze verordening gebeurt dat door vermelding van het vaststellen van het plafond door de raad. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond moet ook worden bekendgemaakt hoe het wordt verdeeld (artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De bekendmaking van het subsidieplafond gebeurt in dit geval door het college.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 11, derde en vierde lid. Tekst komt te luiden:

 

Derde en vierde lid

 

De subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in materiële kosten. Alleen de kosten die direct samenhangen met de activiteit en die naar het oordeel van het college redelijk zijn in relatie tot de verwachte bijdrage van de activiteit aan het doel van deze subsidie komen in aanmerking. Denk aan de huur van een zaal voor een debatavond, het drukken van een folder of het maken van een filmpje. Het is niet bestemd voor loonkosten van de aanvrager of anderen. De kosten die voor subsidie in aanmerking komen moeten noodzakelijk zijn om de activiteit uit te kunnen voeren. Dus de zaalhuur voor een debatavond kan vergoed worden, eten en drinken, bijvoorbeeld in de vorm van een borrel na afloop, niet.

 

Toevoegen van toelichting bij artikel 11, zesde, zevende en achtste lid. Tekst komt te luiden:

 

Zesde, zevende en achtste lid

 

De subsidie wordt verstrekt via een tendersysteem. In de beoordeling van de subsidieaanvragen is het in het zevende lid onder a. genoemde aspect het belangrijkste.

 

De toelichting bij artikel 14, dat vervalt, komt eveneens te vervallen.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 15. De gehele tekst wordt vervangen door:

In de Referendumverordening worden diverse taken niet in handen van het college van burgemeester en wethouders gelegd, maar aan de raad of griffier gelaten. De organisatie en uitvoering van het referendum zelf, nadat duidelijk is dat dit er komt, ligt uiteraard wel bij het college.

 

Het ligt voor de hand om voor de procedures rond de stemming aan te sluiten bij de gang van zaken bij de raadsverkiezingen daarom wordt hier verwezen naar de Kieswet. Een algemene verwijzing is hiervoor voldoende en voorkomt ook dat verwijzingen onjuist zijn bij een wijziging van de Kieswet. Binnen de verwijzing schuurt een aantal onderdelen van de Kieswet met de praktijk van het referendum. Deze onderdelen worden hier apart uitgewerkt.

 

Het kan voorkomen dat naast de Kieswet een tijdelijke wet van toepassing is op het verkiezingsproces. Nieuwe ontwikkelingen met betrekking tot het verkiezingsproces worden doorgaans eerst op kleine schaal getest op basis van een experimentenwet, welke ook tijdelijk is. Op dit moment is er een experiment met een nieuw stembiljet. Indien de gemeente Haarlem meedoet aan een experiment of indien er een (landelijke) tijdelijke wet is, zijn de relevante bepalingen ook van toepassing op het referendumproces.

 

Wijziging van de toelichting bij artikel 16. Tekst komt te luiden:

In artikel 16 zijn bepalingen opgenomen over de taken van het centraal stembureau bij de telling, de vaststelling en de bekendmaking van de uitslag van een referendum. Deze wijken deels af van desbetreffende bepalingen in de Kieswet of vullen deze aan. Zie de toelichting bij artikel 15.

 

Bij reguliere verkiezingen is de raad het orgaan waarvoor kandidaten worden verkozen. Bij het referendum is dat niet het geval, maar de raad heeft wel een belangrijke rol als het orgaan dat door het referendum wordt geadviseerd. In het derde en vierde lid van artikel 16 zijn daarom enkele bepalingen opgenomen over de rol van de raad bij de vaststelling van de uitslag van het referendum.

Naar boven