Gemeenteblad van Utrecht
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Utrecht | Gemeenteblad 2025, 149358 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Utrecht | Gemeenteblad 2025, 149358 | beleidsregel |
Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Utrecht
Burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht en de burgemeester van de gemeente Utrecht, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht; Overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze beleidsregel verstaat onder:
Paracommerciële instellingen: rechtspersonen die geen naamloze vennootschap of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid zijn, zoals stichtingen of verenigingen die zich in de eerste plaats richten op het stimuleren van activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Horeca-activiteiten behoren dus niet tot de kernactiviteiten;
Artikel 2.1 Horeca, speelautomatenhallen, seksbedrijven en escortbedrijven
In geval van een aanvraag om een vergunning of wijziging van een vergunning als bedoeld in de artikelen 3, eerste lid en 30a van de Alcoholwet, de artikelen 4, eerste en tweede lid en 15, eerste lid van de Verordening horeca gemeente Utrecht betreffende een exploitatievergunning horeca, artikel 2, eerste lid van de Verordening op de speelautomatenhallen betreffende een vergunning voor een speelautomatenhal, artikel 3:4, eerste lid van de APV, betreffende een vergunning voor een seks- en escortbedrijf zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien:
Artikel 2.2. Coffeeshops en op basis van artikel 2:47 van de APV aangewezen bedrijven
In geval van een aanvraag om een vergunning of wijziging van een vergunning als bedoeld in de artikelen 4, eerste en tweede lid en 15, eerste lid van de Verordening horeca gemeente Utrecht ten behoeve van een coffeeshop of artikel 2:47, derde lid van de APV zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien:
Artikel 2.4 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob, een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor een inrichting of bedrijf, anders dan de situaties bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van deze beleidsregel, en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 21 en 22 van de Huisvestingswet, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van betrokkene of zijn huidige, potentiële of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 5.31, eerste lid onder a t/m c van de Omgevingswet, kan het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van betrokkene, dan wel degene die op grond van artikel 5.31, tweede lid van de Omgevingswet met hem gelijkgesteld kan worden, of zijn huidige, potentiële of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht, zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van betrokkene of zijn huidige, potentiële of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
Artikel 2.7 Verleende beschikking
In geval van een reeds verleende beschikking zal het bestuursorgaan een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van betrokkene of zijn huidige, potentiële of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
Hoofdstuk 3 Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, zal de gemeente een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, zal worden gebruikt in één van de volgende sectoren:
Onverminderd het bepaalde in het eerste en tweede lid, zal de gemeente een Bibob-onderzoek starten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie, indien de onroerende zaak waarop de vastgoedtransactie betrekking heeft, is gelegen aan de Amsterdamsestraatweg of op bedrijventerrein Nieuw Overvecht.
Artikel 3.3 Overheidsopdrachten
In geval van een overheidsopdracht, als bedoeld in artikel 1, eerste en vierde lid van de Wet Bibob, zal de gemeente, indien dit vanuit aanbestedingsrechtelijk oogpunt tot de mogelijkheden behoort, een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de integriteit van betrokkene of zijn huidige, potentiële of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob of over de organisatiestructuur of wijze van financiering.
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de Bibob-onderzoek bij beschikkingen
Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene
Het bestuursorgaan kan een aanvraag voor een beschikking buiten behandeling laten, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan kan een verleende beschikking intrekken, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Het bestuursorgaan kan een aanvraag buiten behandeling laten, dan wel een verleende beschikking intrekken, in geval van het niet of niet volledig beantwoorden van de door het LBB op grond van artikel 12, derde lid van de Wet Bibob gestelde vragen, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van door de het LBB op basis van datzelfde artikel verzochte gegevens.
Artikel 4.2 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij beschikkingen
Het bestuursorgaan kan overgaan tot weigering van een aanvraag om (wijziging van) een beschikking of tot intrekking van een reeds verleende beschikking of voorschriften verbinden aan de beschikking, indien uit het eigen onderzoek of uit advies van het LBB blijkt dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet Bibob, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3, zesde lid van de Wet Bibob.
Artikel 4.3 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de Bibob-onderzoek bij privaatrechtelijke transacties
Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
De gemeente kan besluiten de vastgoedtransactie niet aan te gaan, indien uit het eigen Bibob-onderzoek of een eventueel advies van het LBB blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12, derde lid van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen of heeft nagelaten de vragen die hem door het LBB zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het LBB gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.
Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van het gevaar met betrekking tot de vastgoedtransactie.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij overheidsopdrachten
De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, in de vergadering van 25 maart 2025.
De burgemeester
Sharon A.M. Dijksma
De secretaris,
Michiel J. Ruis
De burgemeester
Sharon A.M. Dijksma
Toelichting bij Beleidsregel toepassing Wet Bibob gemeente Utrecht
Aanleiding nieuwe beleidsregel Wet Bibob
Burgemeester en burgemeester en wethouders willen blijven inzetten op het ongewild faciliteren van criminaliteit op terreinen waar de Wet Bibob toepasbaar is.
Sinds 2018 - het jaar waarin het vorige beleid is opgesteld - hebben zich verschillende ontwikkelingen voorgedaan, waaronder verruiming van de Wet Bibob en vaststellen van de nota “Grenzen stellen, perspectief bieden”. De nota “Grenzen stellen, perspectief bieden” heeft stevige ambities voor het tegengaan van ondermijnende criminaliteit. Voor criminelen kunnen gemeenten belangrijke producten en diensten aanbieden die zij nodig hebben of graag willen om hun criminele activiteiten mee te ontplooien, denk hierbij aan vergunningen, maar ook vastgoedtransacties, subsidies en overheidsopdrachten. Ook zien we nieuwe ontwikkelingen, zoals zorgcriminaliteit waar een link kan zijn met drugsgerelateerde criminaliteit.
Om zoveel mogelijk te voorkomen dat gemeenten zelf onbedoeld criminele activiteiten faciliteren en een stap extra te zetten in de aanpak van ondermijnende criminaliteit, heeft het Rijk middels de hierboven al genoemde wetswijziging gemeenten extra mogelijkheden geboden om een Bibob-onderzoek toe te passen. Zo kan onder meer een Bibob-onderzoek op alle soorten overheidsopdrachten plaatsvinden en kunnen rechtspersonen met een overheidstaak elkaar onder bepaalde voorwaarden tippen. De wijziging van de beleidsregel toepassing Wet Bibob 2018 speelt in op deze ontwikkelingen.
In deze beleidsregel zijn onder meer nieuwe aanleidingen opgenomen om een Bibob-onderzoek te starten, zoals ‘zorgorganisaties’ bij vastgoedtransacties. Zo wordt nog beter voorkomen dat criminaliteit wordt gefaciliteerd en wordt de concurrentiepositie van de bonafide ondernemer beter beschermd, binnen de mogelijkheden die de gemeente daarvoor heeft. Er dient uiteraard ook een balans te zijn met de overige belangen die de gemeente behartigt, zoals het faciliteren van ondernemers, het tegengaan van overbodige regeldruk en het mogelijk maken van investeringen in de stad. Hierom werkt de gemeente onder meer met een eigen Bibob-vragenformulier om de inspanningen om het formulier in te vullen te verkleinen.
Per categorie wordt in deze beleidsregel uitgewerkt in welke gevallen proactief (dus zonder concrete signalen van criminaliteit) een Bibob-onderzoek wordt gestart.
In het eerste lid wordt onder meer geregeld dat een Bibob-onderzoek verricht blijft worden bij alle aanvragen voor nieuwe horecavestigingen. Zo wordt beoogd willekeur te voorkomen en vormen van criminaliteit te achterhalen die niet direct aan de oppervlakte zichtbaar zijn of zich aan de hand van bepaalde indicatoren openbaren.
In artikel 2.2 wordt geregeld dat elke aanvraag (om wijziging) van een vergunning van een coffeeshop of een op grond van artikel 2:47 van de APV vergunningplichtig bedrijf onderworpen wordt aan een Bibob-onderzoek. Hierdoor vallen ook bestaande coffeeshops en ondernemingen die nog geen vergunning hebben onder het toepassingsbereik van deze beleidsregel. Het komt wel eens voor dat de duur van een vergunning van een coffeeshop tijdelijk is, daarom worden ook bestaande coffeeshops getoetst bij elke aanvraag (om wijziging) van een vergunning.
In artikel 2.3 is geregeld dat elke aanvraag van een evenement aan een Bibob-onderzoek wordt onderworpen indien er sprake is van een signaal. Een voorbeeld van zo een signaal is wanneer uit een eerder verricht Bibob-onderzoek naar een horecabedrijf een ‘gevaar’ is gebleken en het om dezelfde betrokkenen gaat. Vergunningen voor vechtsportevenementen, waarbij voor binnenevenementen wordt aangesloten bij het Aanwijzingsbesluit artikel 5:21 Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010, vergunningplicht vechtsportwedstrijden of –gala’s, zullen aan een Bibob-onderzoek onderworpen blijven vanwege aanwijzingen dat dergelijke evenementen vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Organisatoren van evenementen zullen rekening moeten houden met een langere doorlooptijd en de vergunning tijdig moeten aanvragen.
In artikel 2.5 wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart in geval van een aanvraag voor een vergunning op grond van de Omgevingswet. Voor de start van een onderzoek wordt het signaal gewogen mede in het licht van het evenredigheidsbeginsel en jurisprudentie.
In dit artikel wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart in geval van aanvragen voor subsidies. Een onderzoek zal gestart worden indien er sprake is van een signaal.
In het tweede lid blijft geregeld dat bij bepaalde sectoren en bepaalde instellingen een proactieve toepassing van de Wet Bibob bij vastgoedtransacties plaatsvindt. De bij de sectoren genoemde voorbeelden zijn niet limitatief.
In het derde lid wordt geregeld dat bij alle vastgoedtransacties die zien op panden of gronden in de Amsterdamsestraatweg of op Bedrijventerrein Nieuw Overvecht een proactieve toepassing van de Wet Bibob plaatsvindt vanwege de kwetsbaarheid van deze gebieden.
In het vierde lid wordt geregeld dat ook ten aanzien van vastgoedtransacties die betrekking hebben op (toekomstige) bedrijven die op grond van de APV vergunningplichtig zijn, proactieve toepassing van de Wet Bibob plaatsvindt.
In alle gevallen geldt de voorwaarde dat de vastgoedtransactie onder de reikwijdte van de Wet Bibob dient te vallen. Hiervoor is in ieder geval enige betrokkenheid van de gemeente bij de transactie nodig, zoals bijvoorbeeld in het geval een ondernemer een pand wil huren van de gemeente of wanneer de gemeente toestemming dient te verlenen voor toestemming overdracht erfpacht.
In het zevende lid wordt geregeld dat de gemeente in beginsel niet de Wet Bibob toepast bij een verkrijging van registergoederen door de gemeente en bij vastgoedtransacties met (semi) overheidsinstellingen en bepaalde woning(bouw)corporaties. In bepaalde gevallen kan het aankopen van onroerende zaken de mogelijkheid bieden om een einde te maken aan een ongewenste situatie en kan daarom passen bij de aanpak beschreven in de nota ‘Grenzen stellen, perspectief bieden’.
In deze bepaling wordt geregeld wanneer het Bibob-onderzoek wordt gestart bij overheidsopdrachten. Door een wetswijziging is het nu mogelijk om ten aanzien van alle soorten overheidsopdrachten een Bibob-onderzoek te starten, waaronder bij zorg. Gelet op aanwijzingen dat de zorgsector vatbaar is voor criminele beïnvloedingen zal aan het ophalen van signalen bij overheidsopdrachten met het thema zorg extra aandacht worden besteed.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-149358.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.