Gemeenteblad van Ommen
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ommen | Gemeenteblad 2025, 145894 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Ommen | Gemeenteblad 2025, 145894 | beleidsregel |
Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Ommen
Deze beleidsregels gaan over wat de gemeente kan doen als inwoners bepaalde noodzakelijke kosten niet kunnen betalen. Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om zelf hun kosten te betalen, kan de gemeente hulp bieden. Die hulp heet bijzondere bijstand, en is bedoeld om inwoners te helpen onverwachte noodzakelijke kosten te betalen als ze dat zelf niet meer kunnen. Hoe en wanneer die hulp gegeven kan worden, leggen we in deze beleidsregels uit. Het zijn regels op hoofdlijnen. Per situatie onderzoekt de gemeente wat de beste oplossing is voor het probleem van de inwoner. Dat noemen we maatwerk.
In deze beleidsregels maken we zo weinig mogelijk gebruik van vaktaal, maar soms kan dat niet anders. Sommige begrippen uit de wet zijn namelijk lastig te vertalen. De eerste keer dat we zo’n begrip gebruiken, geven we aan uit welke wet dat begrip komt. Dat begrip heeft in deze beleidsregels dezelfde betekenis als in die wet. Andere begrippen die we in deze beleidsregels gebruiken zijn:
Een inwoner moet voldoen aan een aantal voorwaarden om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand. Die voorwaarden staan in de wet, vooral in de artikelen 15 en 35. De belangrijkste voorwaarden benoemen we hier in het kort.
1.3.1 Geen beroep op een andere voorziening
De inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als géén beroep kan worden gedaan op een andere (voorliggende) voorziening. Het gaat om een voorziening die toereikend (voldoende) en passend in de kosten van de inwoner voorziet en daarom voorgaat op bijzondere bijstand (art. 15 van de wet). Die voorziening moet de inwoner dan eerst aanvragen. Als de kosten volgens die voorziening niet noodzakelijk zijn, dan kan de inwoner voor die kosten ook geen bijzondere bijstand ontvangen.
1.3.2 Aanvraag vooraf indienen
De inwoner moet een aanvraag bij de gemeente indienen voordat de kosten zijn gemaakt. Dit geldt niet voor:
1.3.3 Noodzakelijke kosten en bijzondere omstandigheden
De kosten moeten noodzakelijk zijn en het gevolg zijn van bijzondere omstandigheden (art. 35 lid 1 van de wet). Of dit zo is bepaalt de gemeente per geval, maar voor sommige kosten nemen we dat altijd aan. Die kosten noemen we hieronder in hoofdstuk 4. We geven dan ook aan welke bijzondere regels daarvoor gelden.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Soms zijn er meerdere mogelijkheden om in de kosten te voorzien. Uitgangspunt is dan dat de gemeente bijstand verleent voor de goedkoopste mogelijkheid. Noemt de meest actuele prijzengids van het Nibud normbedragen voor die kosten, dan sluit de gemeente daarbij aan voor het bepalen van de hoogte van de bijstand.
Bijzondere bijstand betaalt de gemeente in principe ‘om niet’ (als gift). Soms kan bijzondere bijstand als lening worden verstrekt. Dat is bijvoorbeeld zo als de bijstand bestemd is voor de aanschaf van huishoudelijke apparaten als een wasmachine of koelkast. Zie artikel 4.9 voor de situaties waarin de bijstand als lening wordt verstrekt.
Bijzondere bijstand kan ook een lening zijn, als de inwoner op korte termijn voldoende geld ontvangt om de kosten zelf te betalen, of als de inwoner schuld heeft aan het ontstaan van de kosten of de kosten had kunnen voorkomen. Per situatie bepaalt de gemeente of de bijstand dan als lening wordt verstrekt.
De lening moet worden terugbetaald in 36 aaneengesloten maanden. Het bedrag dat de inwoner per maand moet terugbetalen is gelijk aan 5% van de toepasselijke bijstandsnorm.
Als de inwoner gedurende 36 maanden volgens afspraak heeft afgelost, dan wordt na die periode de resterende lening omgezet in een gift.
Wanneer de aflossing niet wordt nagekomen, wordt de lening omgezet naar een vordering. Als de betalingsverplichting niet wordt nagekomen, kan er beslag worden gelegd.
De gemeente onderzoekt of de kosten kunnen worden betaald uit het inkomen en het vermogen van de inwoner. Daarvoor gelden de hieronder beschreven regels.
Als de inwoner een inkomen heeft dat lager is dan 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm dan hoeft de inwoner uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. De inwoner heeft dan geen draagkracht. Heeft de inwoner een inkomen hoger dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm dan bestaat er geen recht op bijzondere bijstand. Bij het bepalen van de inkomensgrens houdt de gemeente rekening met eventuele medebewoners op het adres van de inwoner (kostendelers). Ook houdt de gemeente rekening met de vraag of de inwoner een woonruimte heeft waaraan geen of lage kosten verbonden zijn.
Voor het bepalen van de draagkracht sluit de gemeente aan bij de wet. Inkomsten tellen mee als de inwoner daarover beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. Een inwoner kan niet beschikken over inkomsten waarop executoriaal beslag is gelegd of die gereserveerd worden voor schuldeisers, omdat een schuldsaneringsregeling op grond van de WSNP is uitgesproken.
Inkomsten die de wet vrijlaat bij algemene bijstand, laten we ook vrij bij bijzondere bijstand. Dat betekent dat die inkomsten niet meetellen bij het bepalen van de draagkracht. Dat geldt ook voor de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag. Die tellen niet mee. Vrijgelaten inkomsten blijven buiten beschouwing, behalve als het gaat om:
2.2 Berekening draagkracht en draagkrachtperiode
De draagkracht is 100% van het meerinkomen als de inwoner bijzondere bijstand aanvraagt voor kosten die zich maandelijks voordoen. Dit zijn kosten zoals huur, gas, licht, water en levensmiddelen. De draagkracht is 130% van het meerinkomen voor overige kosten, zoals huishoudelijke apparaten, medische kosten en rechtsbijstand.
De draagkrachtperiode wordt vastgesteld voor 12 maanden. Dit is het draagkrachtjaar. We gaan uit van het inkomen op het moment van de aanvraag. De inwoner meldt wijzigingen in het inkomen. Het draagkrachtjaar start op de 1e van de maand waarin de kosten zich voordoen.
Het vermogen stelt de gemeente vast op dezelfde manier als voor de algemene bijstandsuitkering. De regels uit de wet voor het vaststellen van het vermogen gelden ook voor bijzondere bijstand. Als de inwoner een vermogen heeft dat niet hoger is dan de bedragen uit artikel 34 lid 3 van de wet, hoeft de inwoner uit zijn vermogen niets bij te dragen aan de kosten, tenzij er in deze beleidsregels iets anders is geregeld. Is het vermogen hoger dan die bedragen uit de wet, dan telt het vermogen boven die grens volledig mee als draagkracht.
Als de inwoner aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoet, dan kan hij in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Voldoet de inwoner niet aan de voorwaarden, dan kan hij toch in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als er sprake is van ‘zeer dringende redenen’ (artikel 16 van de wet). De inwoner moet dan in een acute noodsituatie zitten die alleen met bijstand opgelost kan worden. De inwoner moet aantonen dat zo’n situatie zich voordoet. Per geval beoordeelt de gemeente of bijzondere bijstand wordt verleend.
Voor een aantal veelvoorkomende kostensoorten gelden bijzondere regels:
Let op: de voorwaarden voor bijzondere bijstand gelden voor al deze kostensoorten. Dat betekent dat de inwoner in aanmerking komt voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden uit hoofdstuk 1 en 2 is voldaan. Soms gelden er bijzondere regels voor de noodzaak van de kosten of de invulling van bijzondere omstandigheden of de draagkracht. Dit wordt per kostensoort aangegeven.
4.1 levensonderhoud van 18- tot 21-jarigen
Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen in aanmerking komen voor algemene bijstand als ze geen andere mogelijkheden hebben om rond te komen. De bijstandsnormen voor jongeren zijn laag, omdat de ouders nog onderhoudsplichtig zijn. Uitwonende jongeren kunnen in aanmerking komen voor aanvullende bijzondere bijstand als de bijstandsnorm te laag is om van te leven en zij geen beroep kunnen doen op hun ouder(s). De hoogte van de aanvullende bijzondere bijstand hangt af van de noodzakelijke extra kosten die de jongere moet maken. De jongere moet aantonen welke noodzakelijke kosten hij maakt.
De hoogte van de bijstand is maximaal het verschil tussen de algemene bijstandsnorm voor de jongere en die voor een 21-jarige in dezelfde woon- en leefsituatie.
De gemeente verhaalt de aanvullende bijzondere bijstand op de ouders, tot de grens van hun onderhoudsplicht.
Let op: jongeren van 18 tot 21 jaar die in een instelling wonen hebben geen recht op algemene bijstand. Wel kan bijzondere bijstand worden verstrekt. Ook daarvoor geldt dat de gemeente eerst moet beoordelen of de ouders kunnen bijdragen in de kosten (onderhoudsplicht). De hoogte van de bijzondere bijstand is maximaal gelijk aan de bijstandsnormen voor 18-21-jarigen die niet in een inrichting verblijven. Als de ouder(s) niet willen bijdragen in de kosten, dan onderzoekt de gemeente de mogelijkheden om de verstrekte bijstand op hen te verhalen.
Voor vergoeding van noodzakelijke medische en paramedische kosten kan de inwoner een beroep doen op de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de Wet langdurige zorg (Wlz). Bovendien kan de inwoner deelnemen aan de collectieve zorgverzekering. Het is daarom niet nodig om voor medische kosten bijzondere bijstand te verstrekken. De gemeente verleent ook geen bijstand voor:
4.3 Kosten met een medische kant
4.3.1 Kledingslijtage en bewassing
Het is mogelijk dat een inwoner extra kosten moet maken voor het wassen of aanschaffen van kleding, als gevolg van een ziekte of beperking. Die inwoner kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente kan een medisch advies vragen om vast te stellen of de inwoner vaker dan gemiddeld kleding moet aanschaffen of moet wassen. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor waskosten uit de Nibud-prijzengids. De gemeente gaat ervan uit dat ouders van kinderen tot 4 jaar geen extra kledingkosten voor die kinderen maken.
Extra kosten voor een noodzakelijk dieet worden niet vergoed door de zorgverzekering. De gemeente kan bijzondere bijstand voor dieetkosten verstrekken als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente kan een medisch advies vragen om vast te stellen of de inwoner een speciaal dieet moet volgen en daar extra kosten voor moet maken. Voor het vaststellen van de extra kosten sluit de gemeente aan bij de normbedragen voor voeding uit de Nibud-prijzengids.
Het kan nodig zijn dat de inwoner zijn woning extra moet verwarmen als gevolg van ziekte of beperking. De gemeente kan bijzondere bijstand voor die extra kosten verstrekken als aan de voorwaarden is voldaan. De gemeente vraagt kan een medisch advies vragen om vast te stellen of de inwoner de woning extra moet verwarmen. Is het nodig dat de inwoner de woning extra verwarmt? Dan gaat de gemeente ervan uit dat die extra kosten per graad warmer 7% bedragen van de normbedragen voor verwarming per huishouden uit de Nibud-prijzengids.
Woonkosten moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. Soms is dat lastig, omdat de kosten hoog zijn en er geen huurtoeslag mogelijk is. Onder bepaalde voorwaarden kan de inwoner dan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
4.4.1 Woonkostentoeslag bij huur
Voor de huur van een woning kan de inwoner in principe huurtoeslag krijgen. Bijzondere bijstand is daarom meestal niet mogelijk. In 2 situaties is dat anders. De gemeente kan bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken, als de inwoner geen huurtoeslag kan krijgen:
Huurtoeslag gaat in op de eerste dag van de maand, mits de inwoner op die eerste dag al op dat adres was ingeschreven. Anders gaat de huurtoeslag een maand later in. Als dat het geval is, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken ter hoogte van de niet ontvangen huurtoeslag over de gebroken eerste maand, vanaf de dag van inschrijving.
Als huurtoeslag niet mogelijk is omdat de huur te hoog is, kan de gemeente bijzondere bijstand in de vorm van woonkostentoeslag verstrekken.
De gemeente berekent de woonkostentoeslag als volgt:
Onder ‘huur’ verstaan we de ‘kale’ huur. Dat is de huur die voor de huurtoeslag meetelt. Daarnaast kunnen servicekosten meegenomen worden. Het gaat om de servicekosten waarvoor huurtoeslag kan worden verstrekt. Zie ook: www.toeslagen.nl.
De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:
De woonkostentoeslag kan met 6 maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.
Voor de huur van een kamer of voor kostgeld wordt geen bijstand verleend.
Het inkomen van de inwoner boven de toepasselijke bijstandsnorm telt volledig mee als draagkracht. Het vermogen boven de vermogensgrens telt volledig mee bij het berekenen van de woonkostentoeslag.
4.4.2 Woonkostentoeslag bij eigen woning
Een inwoner die een eigen huis bewoont kan geen huurtoeslag krijgen. De gemeente kan toch woonkostentoeslag verstrekken als:
De gemeente berekent de woonkostentoeslag op dezelfde manier als bij een huurwoning met hoge huur, zie artikel 4.4.1.2. De volgende woonkosten worden daarbij meegeteld:
De gemeente verstrekt de woonkostentoeslag voor maximaal 12 maanden. De inwoner is in die periode verplicht om:
De woonkostentoeslag kan met maximaal 6 maanden worden verlengd wanneer de inwoner geen goedkopere woonruimte heeft gevonden en de gemeente vindt dat dit de inwoner niet te verwijten is.
De woonkostentoeslag is een maandelijks bedrag ‘om niet’ (als gift).
Het inkomen van de inwoner boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm wordt volledig meegeteld als draagkracht. Het vermogen boven de vermogensvrijlating telt volledig mee bij het berekenen van de woonkostentoeslag.
4.4.3 Eerste huur, waarborgsom en administratiekosten
Bij verhuizing of eerste huisvesting moet de inwoner vaak extra woonkosten maken, zoals het betalen van een waarborgsom, vooruitbetaling van de eerste huur en administratiekosten. Deze kosten moeten uit het maandelijkse inkomen worden betaald. De inwoner kan (behalve in uitzonderlijke situaties) in principe niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
4.5 Doorbetaling vaste lasten bij verblijf in inrichting
De inwoner die opgenomen wordt in een inrichting, kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand in de vaste lasten van de woning die hij achterlaat, als:
De inwoner moet ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand voldoen.
De gemeente verstrekt bijzondere bijstand in de noodzakelijke woonlasten, zoals de huur en voorschotnota’s voor gas, licht en water. De bijstand duurt maximaal 6 maanden. Deze periode kan worden verlengd met maximaal zes maanden, als het volgens de gemeente nodig is om het verblijf in de inrichting te verlengen.
Verblijft de inwoner in een penitentiaire inrichting, dan gelden de bovenstaande regels ook, maar de bijstand duurt maximaal zes maanden.
De kosten van een begrafenis of crematie moet de inwoner betalen uit de eventuele nalatenschap en een uitvaartverzekering van de overleden persoon. Als de inwoner de overblijvende kosten niet kan betalen, kan de gemeente bijzondere bijstand verstrekken, als de inwoner erfgenaam is en meebetaalt aan de uitvaart. Uitgangspunt is dat bijstand wordt verleend tot maximaal het erfrechtelijk deel van de overblijvende kosten. Voor de hoogte van de te vergoeden bedragen sluit de gemeente aan bij de bedragen zoals die in de actuele prijzengids van het Nibud staan en op de site van www.uitvaart.nl.
4.7 Duurzame gebruiksgoederen (huishoudelijke apparaten. woninginrichting)
Duurzame gebruiksgoederen zoals een koelkast of wasmachine, moet de inwoner uit het maandelijkse inkomen betalen. De inwoner kan niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Op die regel zijn enkele uitzonderingen. De gemeente kan wel bijzondere bijstand verstrekken voor duurzame gebruiksgoederen als de inwoner onvoldoende in staat is geweest om voor de kosten te sparen.
De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen uit de actuele prijzengids van het Nibud (inclusief verwijderingsbijdrage). Uitgangspunt is dat de bijzondere bijstand de vorm van een geldlening heeft.
4.9 Verhuizing en woninginrichting
De kosten van een verhuizing moet de inwoner in principe zelf betalen. Dat geldt ook voor de kosten van het inrichten van de woning na de verhuizing. De gemeente kan toch bijzondere bijstand verstrekken, als de verhuizing om medische of andere redenen noodzakelijk is.
De bijzondere bijstand voor de kosten van verhuizing is in principe een bedrag ‘om niet’. De bijzondere bijstand voor de inrichting van een woning is in principe een lening.
De inwoner die een advocaat toegewezen krijgt op grond van de Wet op de rechtsbijstand, betaalt doorgaans een eigen bijdrage. Voor die eigen bijdrage is bijzondere bijstand mogelijk. De inwoner kan voor andere vormen van rechtsbijstand in principe geen bijzondere bijstand krijgen. De gemeente verstrekt ook geen bijzondere bijstand voor:
4.10.1 Hoogte van de bijzondere bijstand voor rechtsbijstand
Als de inwoner eerst (gratis) rechtshulp vraagt aan het Juridisch loket voordat hij naar een advocaat gaat, is de eigen bijdrage lager (in 2021 € 56,- lager). Als de inwoner niet eerst naar het Juridisch Loket gaat, maar direct naar een advocaat stapt, dan verlaagt de gemeente de bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage met de misgelopen verlaging van die eigen bijdrage. Gaat het om een Lichte Advies Toevoeging (LAT), dan wordt de bijzondere bijstand niet verlaagd.
De inwoner met een toegevoegde advocaat kan in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de griffierechten die de inwoner moet betalen om een procedure te voeren. Heeft de inwoner geen toevoeging op grond van de Wet op de rechtsbijstand, dan beoordeelt de gemeente per situatie of de procedure noodzakelijk is. Is dat zo, dan is bijzondere bijstand mogelijk voor de griffierechten als ook aan de andere voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan.
Let op: als de rechter de tegenpartij veroordeelt in de kosten van de procedure, dan vordert de gemeente de bijzondere bijstand van de inwoner terug.
4.12 Bewindvoering, curatele en mentorschap
Zodra de kantonrechter de inwoner onder beschermingsbewind stelt, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de bewindvoerder maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. Gaat het om bewindvoering vanwege schulden, dan duurt de bijstand net zo lang als het schuldenbewind duurt. In andere gevallen wordt de bijstand voor onbepaalde tijd toegekend en jaarlijks opnieuw beoordeeld.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met eventuele draagkracht van de aanvrager. Er geldt een draagkracht van 100% van het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Zit de inwoner in een wettelijke schuldsanering (WSNP-traject), dan kan de inwoner niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de WSNP-bewindvoerder daarvoor maakt.
Nadat de kantonrechter de inwoner onder curatele heeft gesteld, kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de curator maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand wordt voor onbepaalde tijd verstrekt, maar wel regelmatig opnieuw beoordeeld.
Zodra de kantonrechter een mentor voor de inwoner heeft aangesteld kan de inwoner in aanmerking komen voor bijzondere bijstand voor de kosten die de mentor maakt. De bijstand die de gemeente verstrekt wordt berekend volgens de Regeling curatoren, bewindvoerders en mentoren, tenzij de rechter in zijn beschikking iets anders aangeeft. De bijstand wordt voor onbepaalde tijd verstrekt, maar wel regelmatig opnieuw beoordeeld.
Reiskosten kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand, als aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand is voldaan.
De bijzondere bijstand is gelijk aan de noodzakelijke kosten voor het openbaar vervoer.
Wanneer de inwoner met de auto moet reizen dan is de bijstand gelijk aan de door de Belastingdienst gehanteerde vergoeding die een werkgever per kilometer belastingvrij mag verstrekken. Voor reiskosten met een afstand tot 10 kilometer is geen bijzondere bijstand mogelijk.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-145894.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.