Gemeenteblad van Oss
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Oss | Gemeenteblad 2025, 143492 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
|---|---|---|---|---|
| Oss | Gemeenteblad 2025, 143492 | ruimtelijk plan of omgevingsdocument |
Deze publicatie bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst. Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
De publicatie wordt standaard getoond met verschilmarkering. Door te kiezen voor ‘Was’ of ‘Wordt’ kunt u de voormalige of vernieuwde tekst op zichzelf bekijken.
Toon versie van document
Dit document bevat verschilmarkering t.o.v. eerdere regelingtekst.
Tekst en afbeeldingen die worden toegevoegd zijn onderstreept en groen gemarkeerd, of van een groen kader voorzien. Tekst en afbeeldingen die worden verwijderd zijn doorgestreept en rood gemarkeerd, of van een rood kader voorzien.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss,
gelezen de inhoud van de wijziging 'Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels activiteiten voormalige stortplaatsen', de motivering en het verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners,
besluit;
De wijziging van het Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels activiteiten voormalige stortplaatsen zoals opgenomen in Bijlage A vast te stellen.
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oss in de vergadering van [DATUM COLLEGEVERGADERING].
Burgemeester en wethouders van Oss,
De secretaris,
H. Reints
De burgemeester,
Drs. W.J.L. Buijs-Glaudemans
A
Hoofdstuk 1 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.
De begripsbepalingen van dit omgevingsplan staan in bijlage I.
Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat begripsbepalingen voor de toepassing van hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.
Tenzij daarvan in dit omgevingsplan is afgeweken, gelden voor dit omgevingsplan ook de begripsbepalingen uit bijlage I van:
het Omgevingsbesluit; en
In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn op de locatie ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen de begripsbepalingen uit het ter plaatse geldende ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan van toepassing op de ruimtelijke regels in dat ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan.
De meet- en rekenbepalingen van dit omgevingsplan staan in bijlage II.
De meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan staan in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan.
In aanvulling op het eerste en tweede lid zijn op de locatie ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen de meet- en rekenbepalingen uit het ter plaatse geldende ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan van toepassing op de ruimtelijke regels in dat ruimtelijk plan tijdelijk deel omgevingsplan.
De regels in dit omgevingsplan gelden binnen het hele grondgebied van de gemeente Oss, tenzij in de regels is bepaald of uit de regels volgt dat ze in een beperkter geografisch werkingsgebied gelden.
De geografische werkingsgebieden van dit omgevingsplan staan in bijlage III.
De regels uit dit omgevingsplan zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen uit artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
het uitoefenen van de bevoegdheden en taken van de gemeente Oss zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Omgevingswet; en
een evenwichtige toedeling van functies aan locaties zoals bedoeld in artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet.
Tenzij elders in dit omgevingsplan anders is bepaald, gelden de regels voor een activiteit in dit omgevingsplan voor degene die de activiteit verricht. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels voor de activiteit.
Als gegevens en bescheiden worden verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders, anders dan in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning of een maatwerkvoorschrift, dan worden die ondertekend en voorzien van:
een beschrijving van de activiteit waarop het verstrekken van de gegevens en bescheiden betrekking heeft;
naam, adres en telefoonnummer van degene die de activiteit verricht;
als de gegevens en bescheiden worden ingediend door een gemachtigde: naam, adres, woonplaats en telefoonnummer van de gemachtigde;
als de gegevens en bescheiden elektronisch worden ingediend: het e-mailadres van de aanvrager of gemachtigde;
het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
een aanduiding van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
een tekening en/of beschrijving van de bestaande en beoogde nieuwe toestand; en
de datum.
De gegevens en bescheiden zoals bedoeld in het eerste lid worden uiterlijk vier weken voor aanvang van de activiteit verstrekt.
Voordat de contactgegevens zoals bedoeld in artikel 1.6 wijzigen, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zoals bedoeld in artikel 1.5 zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
B
Hoofdstuk 2 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Er is een gebiedstype centrum en gemengd gebied.
Er is een gebiedstype woongebied.
Er is een gebiedstype werkgebied.
Er is een gebiedstype buitengebied.
C
Het opschrift van hoofdstuk 3 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
D
Hoofdstuk 4 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
E
Hoofdstuk 5 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Titel 5.2 gaat over bodemactiviteiten.
De regels in titel 5.2 zijn, als uitwerking van de doelen in artikel 1.4, in het bijzonder gesteld met het oog op:
Afdeling 5.2.2 gaat over het verrichten van een activiteit in of op een locatie voormalige stortplaats.
Onder een activiteit verrichten in of op een locatie voormalige stortplaats wordt verstaan:
de grond, de afdeklaag, of het stortmateriaal te beschadigen;
de grond, de afdeklaag, of het stortmateriaal af te graven;
de grond, de afdeklaag, of het stortmateriaal te doorboren; en
stoffen of voorwerpen, niet zijnde afvalstoffen, te storten, te plaatsen, neer te leggen of te laten staan of liggen.
De regels in afdeling 5.2.2 zijn niet van toepassing op bestaande toegelaten activiteiten in of op een voormalige stortplaats die in de periode voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit omgevingsplan werden verricht.
De regels in afdeling 5.2.2 zijn, in aanvulling op de oogmerken in artikel 5.2, ook gesteld met het oog op:
In afwijking van artikel 1.5 wordt door de zakelijk en/of persoonlijk gerechtigde tot de gronden voldaan aan de regels in afdeling 5.2.2.
Artikel 5.6 Bevoegdheid stellen maatwerkvoorschriften
Er kunnen met het oog op de oogmerken uit artikel 5.4 maatwerkvoorschriften worden gesteld voor activiteiten zoals opgenomen in paragraaf 5.2.2.2.
Met een maatwerkvoorschrift kan worden afgeweken van de regels in deze paragraaf, tenzij anders is bepaald of als hoofdstuk 5 van het Besluit kwaliteit leefomgeving zich daar tegen verzet.
De maatwerkvoorschriften strekken tot het waarborgen van de veiligheid en het beschermen van de gezondheid en het milieu.
Maatwerkvoorschriften worden genomen in onvoorziene situaties en bijzondere gevallen en in verband met lokale omstandigheden en het bereiken van ambities voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.
Een maatwerkvoorschrift wordt niet gesteld als:
over dat onderwerp een voorschrift aan een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit kan worden verbonden; of
het stellen van maatwerkvoorschriften is uitgesloten in het Besluit activiteiten leefomgeving of het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Er kunnen voorschriften aan een omgevingsvergunning worden verbonden. Deze vergunningvoorschriften zijn bedoeld om het belang of de belangen te beschermen in verband waarmee de vergunning is vereist.
Artikel 5.7 Meldingsplichtige activiteit - activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats
Een activiteit in of op een voormalige stortplaats mag in de aangewezen gevallen uitsluitend worden verricht na het doen van een melding.
De aangewezen gevallen zijn:
de activiteit heeft geen gevolgen voor de bodem en het grondwater;
de activiteit leidt niet tot belemmering of beschadiging van de nazorgvoorzieningen; en
de activiteit valt niet onder de vergunningplicht in artikel 5.8.
Als sprake is van een activiteit ter uitvoering van een hergebruikplan waarvoor reeds een omgevingsvergunning is verleend, dan kan met een melding worden volstaan als:
In aanvulling op artikel 1.6, eerste lid bevat een melding activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats ook:
In afwijking van artikel 1.6, tweede lid worden de gegevens en bescheiden ten minste zes weken voor de aanvang van de activiteit verstrekt.
De indiener van de melding krijgt binnen vier weken na ontvangst een reactie of de melding voldoet aan de voorwaarden uit artikel 1.6 en het vierde lid van dit artikel.
De reactie als bedoeld in het zesde lid kan inhouden dat maatwerkvoorschriften of beperkingen worden verbonden aan het uitvoeren van de meldingsplichtige activiteit die betrekking hebben op:
Artikel 5.8 Vergunningplichtige activiteit - activiteit verrichten in of op een voormalige stortplaats
Een activiteit in of op een voormalige stortplaats, anders dan bedoeld in artikel 5.7, tweede en derde lid, mag uitsluitend worden verricht na het verkrijgen van een omgevingsvergunning.
De volgende beoordelingsregel is van toepassing:
De vergunningaanvraag is ingediend volgens de algemene aanvraagvereisten uit artikel 7.3 van de Omgevingsregeling.
In aanvulling op het derde lid is de aanvraag ook voorzien van:
een verklaring van de normadressaat dat deze instemt met het verrichten van de activiteiten;
een rapport met een beoordeling van de risico's van de te verrichten activiteiten voor de gezondheid, de bodemkwaliteit en de grondwaterkwaliteit in de bestaande situatie van de voormalige stortplaats volgens NEN 5740 en NEN 5707. Het rapport bevat ten minste inzicht in de bestaande bodem- en grondwatersituatie en de bepaling van de dikte en kwaliteit van de aanwezige deklaag en andere aanwezige nazorgvoorzieningen;
een beschrijving van het verzet van grond en stortmateriaal dat plaats gaat vinden en de behandeling van vrijkomende grond- en afvalstromen;
een hergebruikplan met een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen die worden getroffen om:
de risico's, bedoeld onder b, zoveel mogelijk te beperken;
beschadiging aan de afdeklaag en de voorzieningen die zijn getroffen ter bescherming van de bodem- en grondwaterkwaliteit te voorkomen;
de bereikbaarheid en de uitvoerbaarheid van de nazorgvoorzieningen te garanderen;
verontreiniging van de bodem en het grondwater te voorkomen; en
het vrijkomen en ophopen van stortgas tegen te gaan.
F
Hoofdstuk 6 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
G
Het opschrift van hoofdstuk 7 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
H
Het opschrift van hoofdstuk 8 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
I
Het opschrift van hoofdstuk 9 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
J
Het opschrift van hoofdstuk 22 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
K
Artikel 22.46 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
L
Artikel 22.47 wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
[Vervallen]
Voordat de naam of het adres, bedoeld in artikel 22.46, wijzigen, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
Ten minste vier weken voordat de activiteit door een ander zal gaan worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders.
M
Bijlage II wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor de toepassing van hoofdstuk 22 wordt verstaan onder:
afstand tussen een leiding van het distributienet en het deel van het bouwwerk dat zich het dichtst bij die leiding bevindt, gemeten langs de kortste lijn waarlangs een aansluiting zonder bezwaren kan worden gemaakt;
cluster aaneengesloten percelen met overwegend bedrijfsbestemmingen, binnen een in het omgevingsplan als bedrijventerrein aangewezen gebied, daaronder niet begrepen een gezoneerd industrieterrein of een industrieterrein waarvoor geluidproductieplafonds als omgevingswaarden zijn vastgesteld;
AS SIKB 2000: Accreditatieschema Veldwerk bij Milieuhygiënisch Bodem- en waterbodemonderzoek, versie 2.8, 07‑02‑2014, met wijzigingsblad van 10‑02‑2018;
achtererfgebied en de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;
BRL SIKB 2000: Beoordelingsrichtlijn 2000, Veldwerk bij milieuhygiënisch bodemonderzoek, versie 5, 12‑12‑2013;
BRL SIKB 7000: Beoordelingsrichtlijn 7000, Uitvoering van (water)bodemsaneringen en ingrepen in de waterbodem, versie 5, 19‑06‑2014, met wijzigingsblad van 12‑02‑2015;
het tijdelijk deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet;
gebied I of gebied II, bedoeld in bijlage I bij de Meststoffenwet, of een in dit omgevingsplan aangewezen concentratiegebied;
collectief circulatiesysteem voor het transport van warmte door een circulerend medium voor verwarming of warmtapwater;
gebouw:
dat op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en;
dat gezien de aard, indeling en inrichting geschikt is om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; en
dat permanent of op een daarmee vergelijkbare wijze wordt gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf; of
geurgevoelig gebouw dat nog niet aanwezig is, maar op grond van het omgevingsplan of een omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit mag worden gebouwd;
industrieterrein als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder zoals die wet luidde voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
ISO 11423-1:1997: Water – Bepaling van het gehalte aan benzeen en enige afgeleiden – Deel 1: Gaschromatografische methode met bovenruimte, versie 1997;
landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling een emissiefactor voor geur is vastgesteld en die vallen binnen een van de volgende diercategorieën:
landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld, met uitzondering van pelsdieren.
NEN 5725:2017: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van milieuhygiënisch vooronderzoek, versie 2017;
NEN 5740:2009/A1:2016: Bodem – Landbodem – Strategie voor het uitvoeren van verkennend bodemonderzoek – Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond, versie 2009+A1 en 2016;
NEN 6090:2017: Bepaling van de vuurbelasting, versie 2017;
NEN 6578:2011: Water – Potentiometrische bepaling van het totale gehalte aan totaal fluoride, versie 2011;
NEN 6589:2005/C1:2010: Water – Potentiometrische bepaling van het gehalte aan totaal anorganisch fluoride met doorstroomsystemen (FIA en CFA), versie 2010;
NEN 6600-1:2019: Water – Monsterneming – Deel 1: Afvalwater, versie 2019;
NEN 6965:2005: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek, versie 2005;
NEN 6966:2006: Milieu – Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten – Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma, versie 2005 + C1:2006;
NEN-EN 858-1:2002/A1:2004: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2002 + A1: 2004;
NEN-EN 858-2:2003: Afscheiders en slibvangputten voor lichte vloeistoffen (bijv. olie en benzine) – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2003;
NEN-EN 872:2005: Water – Bepaling van het gehalte aan onopgeloste stoffen – Methode door filtratie over glasvezelfilters, versie 2005;
NEN-EN 1825-1:2004: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 1: Ontwerp, eisen en beproeving, merken en kwaliteitscontrole, versie 2004 + C1:2006;
NEN-EN 1825-2:2002: Vetafscheiders en slibvangputten – Deel 2: Bepaling van nominale afmeting, installatie, functionering en onderhoud, versie 2002;
NEN-EN 12566-1:2016: Kleine afvalwaterzuiveringsinstallaties ≤ 50 IE – Deel 1: Geprefabriceerde septictanks, versie 2016;
NEN-EN 12673:1999: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal geselecteerde chloorfenolen in water, versie 1999;
NEN-EN 16693:2015: Water – Bepaling van de organochloor pesticiden (OCP) in watermonsters met behulp van vaste fase extractie (SPE) met SPE-disks gecombineerd met gaschromatografie-massaspectrometrie (GC-MS), versie 2015;
NEN-EN-ISO 2813:2014: Verven en vernissen – Bepaling van de glans (spiegelende reflectie) van niet-metallieke verflagen onder 20 graden, 60 graden en 85 graden, versie 2014;
NEN-EN-ISO 5667-3:2018: Water – Monsterneming – Deel 3: Conservering en behandeling van watermonsters, versie 2018;
NEN-EN-ISO 5815-1:2019: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 1: Verdunning en enting onder toevoeging van allylthioureum, versie 2019;
NEN-EN-ISO 5815-2:2003: Water – Bepaling van het biochemisch zuurstofverbruik na n dagen (BZVn) – Deel 2: Methode voor onverdunde monsters, versie 2003;.
NEN-EN-ISO 9377-2:2000: Water – Bepaling van de minerale-olie-index – Deel 2: Methode met vloeistofextractie en gas-chromatografie, versie 2000;
NEN-EN-ISO 9562:2004: Water – Bepaling van adsorbeerbare organisch gebonden halogenen (AOX), versie 2004;
NEN-EN-ISO 10301:1997: Water – Bepaling van zeer vluchtige gehalogeneerde koolwaterstoffen – Gaschromatografische methoden, versie 1997;
NEN-EN-ISO 10523:2012: Water – Bepaling van de pH, versie 2012;
NEN-EN-ISO 11885:2009: Water – Bepaling van geselecteerde elementen met atomaire-emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma (ICP-AES), versie 2009;
NEN-EN-ISO 12846:2012: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire-absorptiespectrometrie met en zonder concentratie, versie 2012;
NEN-EN-ISO 14403-1:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 1: Methode met doorstroominjectie analyse (FIA), versie 2012;
NEN-EN-ISO 14403-2:2012: Water – Bepaling van het totale gehalte aan cyanide en het gehalte aan vrij cyanide met doorstroomanalyse (FIA en CFA) – Deel 2: Methode met continu doorstroomanalyse (CFA), versie 2012;
NEN-EN-ISO 15587-1:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 1: Koningswater ontsluiting, versie 2002;
NEN-EN-ISO 15587-2:2002: Water – Ontsluiting voor de bepaling van geselecteerde elementen in water – Deel 2: Ontsluiting met salpeterzuur, versie 2002;
NEN-EN-ISO 15680:2003: Water – Gaschromatografische bepaling van een aantal monocyclische aromatische koolwaterstoffen, naftaleen en verscheidene gechloreerde verbindingen met «purge-and-trap» en thermische desorptie, versie 2003;
NEN-EN-ISO 15682:2001: Water – Bepaling van het gehalte aan chloride met doorstroomanalyse (CFA en FIA) en fotometrische of potentiometrische detectie, versie 2001;
NEN-EN-ISO 15913:2003: Water – Bepaling van geselecteerde fenoxyalkaanherbicide, inclusief bentazonen en hydroxybenzonitrillen met gaschromatografie en massaspectrometrie na vastefase-extractie en derivatisering, versie 2003;
NEN-EN-ISO 17294-2:2016: Water – Toepassing van massaspectrometrie met inductief gekoppeld plasma – Deel 2: Bepaling van geselecteerde elementen inclusief uranium isotopen, versie 2016;
NEN-EN-ISO 17852:2008: Water – Bepaling van kwik – Methode met atomaire fluorecentiespectometrie, versie 2008;
NEN-EN-ISO 17993:2004: Water – Bepaling van 15 polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK) in water met HPLC met fluorescentiedetectie na vloeistof-vloeistof extractie, versie 2004;
NEN-ISO 15705:2003: Water – Bepaling van het chemisch zuurstofverbruik (ST-COD) – Kleinschalige gesloten buis methode, versie 2003;
NEN-ISO 15923-1:2013: Waterkwaliteit – Bepaling van de ionen met een discreet analysesysteem en spectrofotometrische detectie – Deel 1: Ammonium, chloride, nitraat, nitriet, ortho-fosfaat, silicaat en sulfaat, versie 2013;
ruimtelijk besluit of ruimtelijke besluiten, bedoeld in artikel 22.1, onder a, van de Omgevingswet, die bij wijze van overgangsrecht als tijdelijk deel onderdeel zijn van dit omgevingsplan, totdat deze bij wijzigingsbesluit voor een locatie zijn komen te vervallen;
stortplaats waar voor 1 september 1996 het storten van afvalstoffen is beëindigd;
besluit over de aanleg van een distributienet voor warmte in een bepaald gebied, waarin voor een periode van ten hoogste 10 jaar, uitgaande van het voor die periode geplande aantal aansluitingen op dat distributienet, de mate van energiezuinigheid en bescherming van het milieu, gebaseerd op de energiezuinigheid van dat distributienet en het opwekkingsrendement van de over dat distributienet getransporteerde warmte, bij aansluiting op dat distributienet is opgenomen.
N
Na bijlage II worden twee bijlagen ingevoegd, luidende:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken samen;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de hoogte van de bovenkant van de laagste spoorstaaf;
tussen de zijdelingse perceelsgrenzen, gemeten over ten minste 3/4 van de lengte van het bouwperceel, in welke lengte in ieder geval het bouwvlak aanwezig is of de toegestane situering van het hoofdgebouw indien geen bouwvlak is aangegeven;
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
vanaf de waterlijn tot aan het hoogste punt van het woonschip, de woon-/werkark respectievelijk het drijvende gebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, luchtkokers, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
/join/id/regdata/gm0828/2025/a9ef447f878d4830a8abaf463e47394b/nld@2025‑03‑31;14532671
/join/id/regdata/gm0828/2025/26d38ea770b54646ac23503784f1630a/nld@2025‑03‑31;14532671
/join/id/regdata/gm0828/2025/9357a8230770411599718b530643f6ca/nld@2025‑03‑31;14532671
/join/id/regdata/gm0828/2025/8452a71513fd4d5e8b4472ba8078c034/nld@2025‑03‑31;14532671
/join/id/regdata/gm0828/2025/8f1457ddf04f4233a92155dcdf3d1348/nld@2025‑03‑31;14532671
/join/id/regdata/gm0828/2025/cc5c64d1e2164d719c51d5ad4f3d66e3/nld@2025‑03‑31;14532671
O
Het opschrift van toelichting 'Toelichting' wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
P
Voor artikelgewijzetoelichting 'Artikelsgewijze Toelichting' wordt een algemenetoelichting ingevoegd, luidende:
De Omgevingswet gaat over activiteiten die de fysieke leefomgeving beïnvloeden. De fysieke leefomgeving bestaat uit de plekken waar wij leven, wonen, werken, reizen en recreëren. Het omgevingsplan is sinds 1 januari 2024 het juridische instrument van gemeenten om de fysieke leefomgeving mee te beschermen én zinvol te kunnen gebruiken. In Omgevingsplan gemeente Oss staat welke activiteiten - waarvoor de gemeente Oss regels mag maken - op welke locatie(s) en onder welke voorwaarde(n) kunnen plaatsvinden.
De toelichting op Omgevingsplan gemeente Oss bestaat (vooralsnog) uit dit algemene deel en een toelichting per artikel. Het algemene deel bevat een toelichting op uitgangspunten, doelen en principes van ons omgevingsplan als geheel. Ook bevat deze algemene toelichting uitleg over hoe de gemeente Oss de transitiefase inricht. Per artikel is, waar gewenst, een uitleg van het artikel opgenomen. Soms bevat de artikelsgewijze toelichting ook een juridische of beleidsmatige onderbouwing.
De algemene toelichting bevat niet de volledige bestuurlijke en juridische onderbouwing van de besluiten waarmee dit omgevingsplan tot stand is gebracht. Dat staat wel in de motivering van de besluiten tot wijziging van het omgevingsplan. Deze zijn via een link in het Omgevingsloket te raadplegen via officiëlebekendmakingen.nl.
Deze algemene toelichting is bewust beknopt gehouden. Op de landelijke websites van IPLO, Aan de slag met de Omgevingswet en VNG is alle algemene informatie over het instrument omgevingsplan te vinden.
Het omgevingsplan is juridisch primair bepalend voor de vraag welke activiteiten die gevolgen (kunnen) hebben voor de fysieke leefomgeving op welke locatie(s) en onder welke voorwaarde(n) kunnen plaatsvinden. De regels in dit plan staan echter niet op zichzelf, maar in relatie tot andere kerninstrumenten van de Omgevingswet. Er is hogere wet- en regelgeving op het gebied van de fysieke leefomgeving die rechtstreeks geldt voor iedereen. Deze regels gaan boven de regels in dit omgevingsplan. Ook bevat hogere wet- en regelgeving instructies aan gemeenten voor de regels in het omgevingsplan.
Naast het omgevingsplan zijn er ook andere gemeentelijke documenten die van belang zijn voor de fysieke leefomgeving: de omgevingsvisie, programma's en omgevingsvergunningen. De omgevingsvisie bevat strategische beleidsdoelen en programma's bevatten uitvoeringsgericht beleid. Beiden geven richting aan de inhoud van de regels en de manier van regelen in ons omgevingsplan. De omgevingsvergunning is een uitvoeringsinstrument voor de regels over activiteiten in het omgevingsplan.
Sinds 1 januari 2024 hebben we een tijdelijk omgevingsplan. Dit tijdelijke deel van ons omgevingsplan bestaat uit regels voor de fysieke leefomgeving zoals die bestonden voor inwerkingtreding van de Omgevingswet, zoals de bestemmingsplannen. In de periode tot 2032 zetten we de regels uit het tijdelijke deel van ons omgevingsplan om in regels voor het nieuwe deel van ons omgevingsplan. Stap voor stap verdwijnen de oude regels en vervangen we deze door nieuwe regels. Soms zullen de nieuwe regels vergelijkbaar zijn met de oude regels, soms zullen de nieuwe regels anders zijn. Bijvoorbeeld omdat regels verouderd zijn of doordat uit de praktijk is gebleken dat ze overbodig zijn of onvoldoende functioneren. De gemeenteraad van de gemeente Oss heeft besloten om de transitie te zien als een verbouwing: de delen van 'ons huis van de fysieke leefomgeving' die goed functioneren behouden we, daar waar verbeteringen gewenst zijn, voeren we verbeteringen door. Voorop staat dat de regels die we stellen zinvol zijn.
Het omgevingsplan is elektronisch raadpleegbaar in het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO). Het DSO is online te benaderen via het Omgevingsloket. In het onderdeel 'Regels op de kaart' kan het omgevingsplan geopend worden door te zoeken op Omgevingsplan gemeente Oss. In het onderdeel 'Vergunningcheck' kan op adres voor veel voorkomende (kleinere) activiteiten gecontroleerd worden of een vergunning nodig is. Tijdens de transitiefase is het ingewikkeld om het geldende deel van het tijdelijke en/of nieuwe deel van het omgevingsplan te vinden. Ook kan het zijn dat de Vergunningcheck nog niet goed werkt. Voor initiatiefnemers is het daarom, zeker in de transitiefase, aan te raden om de hulp van een adviseur in te schakelen of om advies te vragen bij de gemeente Oss.
Op 7 oktober 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oss ingestemd met de Nota van Uitgangspunten Omgevingsplan Oss. Deze uitgangspunten zijn de basis voor de verdere uitwerking van dit omgevingsplan en voor de inrichting van de transitiefase. Uiteraard kunnen actuele inzichten en ontwikkelingen leiden tot bijstelling op onderdelen; zie de schuingedrukte opmerkingen in onderstaande tekst. Hieronder zijn de acht acht uitgangspunten uit de nota samengevat.
Uitgangspunt 1: De indeling van ons omgevingsplan maakt een goede afweging mogelijk tussen het gebruik van de ruimte en de effecten van dit gebruik op onze leefomgeving.
De huidige grote druk op het gebruik van de ruimte leidt tot een zware belasting van onze leefomgeving. Het omgevingsplan is een cruciaal instrument om een duurzaam evenwicht tussen deze twee aspecten te kunnen bereiken. We richten ons plan zo in dat de verschillende aspecten goed herkenbaar zijn in het plan.
Uitgangspunt 2: Bij het opstellen van regels denken en werken we vanuit het gebied.
De wet vraagt ons om met het omgevingsplan te zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ons startpunt bij het maken van regels is daarom steeds een gebied (locatie). Voor een gebied of locatie stellen we vanuit onze ambities regels. In ons omgevingsplan zijn de gebieden duidelijk herkenbaar en in lijn met onze omgevingsvisie.
Uitgangspunt 3: Bij de keuze van onze manier van regelen houden we rekening met de gebruiker van de regel en hebben we oog voor de aard en functie van het gebied of object.
We bepalen per gebied of object wat de gewenste balans is tussen beschermen en benutten. Afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied of object en het gebruik van een gebied (ontwikkelingsarm of in ontwikkeling) kiezen we voor regels die meer beschermend zijn of voor regels die meer vrij laten en uitnodigen. Ook passen we de manier van regelen aan op de behoefte van de (hoofd)gebruiker van de regel.
Uitgangspunt 4: We behouden regels die passend zijn en actualiseren regels waar gewenst.
Bij het maken van nieuwe omgevingsplanregels kijken we hoe we het nu (opmerking: d.w.z. voor inwerkingtreding van de Omgevingswet) geregeld hebben en wat onze ervaring daarmee is. Regels die goed functioneren en nog actueel zijn, behouden we. Daar waar regels niet goed functioneren, passen we ze aan. Ook voeren we in onze nieuwe regels beleidsactualisaties door en spelen we in op maatschappelijke ontwikkelingen. Tot slot zorgen we ervoor dat onze regels voor burgers en professionals goed toegankelijk en begrijpelijk geschreven zijn.
Uitgangspunt 5: We zorgen voor regionale afstemming van onze regels.
We overleggen met gemeenten uit de regio en met onze ketenpartners over onze nieuwe omgevingsplanregels. We ordenen ze op een manier die voor hen logisch en herkenbaar is. Met name de milieuregels uit de bruidsschat stellen we in regionaal verband op. (Opmerking: opstellen van milieuregels in regionaal verband is in de praktijk gewijzigd in afstemmen. Ook maken we gebruik van (milieu)regels die al ontwikkeld zijn door omgevingsdiensten, andere bevoegd gezagen, de VNG (staalkaarten) of door in een bepaald onderwerp gespecialiseerde instanties.)
Uitgangspunt 6: Bij inwerkingtreding wet werken we bij voorkeur met een buitenplanse opa.
Initiatieven die niet in het omgevingsplan passen, kunnen we mogelijk maken door een wijziging omgevingsplan of met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanafwijking (buitenplanse opa). Vanwege diverse praktische redenen werken we in de eerste periode na inwerkingtreding van de wet bij voorkeur met een buitenplanse opa.
Uitgangspunt 7: Over de inzet van programma’s besluiten we na vaststelling omgevingsvisie.
Met een programma, bestaande uit concrete maatregelen, kunnen we uitvoering geven aan ons beleid of aan een bepaald doel uit onze omgevingsvisie. Een programma nemen we op in ons omgevingsplan. (Opmerking: deze weergave uit 2021 blijkt niet helemaal correct. Programma's zijn op zichzelf staande omgevingsdocumenten. Wel wijzen we in ons omgevingsplan programma's aan.)
Uitgangspunt 8: Ons omgevingsplan is een dynamisch document dat met de tijd meebeweegt.
De Omgevingswet gaat uit van een sluitende beleidscyclus, waarin we onder andere de werking van ons omgevingsplan monitoren, evalueren en desgewenst bijstellen. In onze omgevingsvisie concretiseren we deze beleidscyclus voor de Osse situatie. Daar sluiten we met het omgevingsplan bij aan.
De gemeente Oss heeft een eigen indeling en systematiek voor haar omgevingsplan ontworpen. Aan de basis van deze keuzes hebben gelegen: de uitgangspunten van de gemeenteraad, de beheerbaarheid en de toegankelijkheid van het omgevingsplan. De indeling van het omgevingsplan wordt Casco Omgevingsplan gemeente Oss genoemd. Met het Casco Omgevingsplan gemeente Oss en de bijbehorende werkwijze (zie paragraaf 2.3) willen we zorgen voor het eenduidig opbouwen en plaatsen van omgevingsplanregels. Dit komt de samenhang, toegankelijkheid en raadpleegbaarheid van het nieuwe plan ten goede. Uiteraard is het aan het begin van de transitiefase niet mogelijk om tot in detailniveau de consequenties van de gemaakte keuzes te doorzien. Tijdens de transitiefase kunnen daardoor zo nodig bijstellingen plaatsvinden.
Omgevingsplan gemeente Oss bestaat na de transitiefase (2024 tot 2032) naar verwachting uit acht hoofdstukken en bijlagen. Tijdens de transitiefase zijn er daarnaast een hoofdstuk 22 met de bruidsschat en een tijdelijk hoofdstuk 9 voor wijzigingsprocedures die nog niet geplaatst kunnen worden in het nieuwe deel.
Gedurende de transitiefase vullen we stap voor stap het in eerste instantie vrijwel lege Casco omgevingsplan Oss. Dit doen we volgens een vaste systematiek. Wijzigingsvoorstellen voor ons omgevingsplan moeten opgebouwd zijn volgens deze systematiek. Hieronder volgt een toelichting.
We herhalen regels zo min mogelijk.
Een omgevingsplan is hoe dan ook een zeer omvangrijk document. Omdat we de omvang ervan zo veel mogelijk willen beperken, kiezen we er in Oss voor om regels zo min mogelijk te herhalen. Dit geldt zowel voor regels binnen het plan als voor regels uit hogere wetgeving die van toepassing zijn op ons omgevingsplan. Concreet betekent dit:
Algemene bepalingen voor activiteiten (begripsbepalingen, meet- en rekenbepalingen, doelen, normadressaat, algemene gegevens bij het verstrekken van gegevens en bescheiden en gegevens bij het wijzigen van contactgegevens of normadressaat) staan uitsluitend in hoofdstuk 1.
Overige algemene bepalingen, bijvoorbeeld over procedureregels, adviesorganen, handhaving, financiën, monitoring en overgangsrecht, staan uitsluitend in hoofdstuk 7.
Alleen als een specificatie, uitbreiding of afwijking van een algemene bepaling in hoofdstuk 1 of 7 van toepassing is, staat daarover een bepaling in een activiteitenhoofdstuk (hoofdstukken 3 t/m 6).
De algemene bepaling 'Doelen' in hoofdstuk 1 verwijst met een externe link naar de betreffende artikelen in de Omgevingswet. We herhalen deze doelen niet in ons omgevingsplan.
De algemene bepaling ‘Doelen’ staat alléén in hoofdstuk 1. In de activiteitenhoofdstukken (hoofdstukken 3 t/m 6) staan, alleen als dat meerwaarde heeft, ‘oogmerken’ als uitwerking van een specifiek doel. Deze zijn gericht op een concreet belang. Bijvoorbeeld: ‘In aanvulling op/Als uitwerking van de doelen (…) uit artikel 1.4 van dit omgevingsplan gelden voor (...) de volgende oogmerken:….’.
Binnen een activiteitenhoofdstuk beginnen we met algemene bepalingen die voor het hele hoofdstuk, titel, afdeling of paragraaf gelden. Denk daarbij aan oogmerken, toepassingsbereik of specifieke zorgplicht. Deze algemene bepalingen herhalen we in de onderliggende (sub)paragrafen niet, tenzij er een verschil is met de op het bovenliggende niveau genoemde algemene bepalingen.
Het ‘toepassingsbereik’ bepaalt waar titel, afdeling, hoofdstuk of (sub)paragraaf over gaat en eventueel op welke locatie de regels gelden.
Als er een specifieke zorgplicht geldt, staat deze ook bij de algemene bepalingen van het onderwerp. Met specifieke zorgplichten gaan we vooralsnog terughoudend om. Doordat een zorgplicht geen normen bevat, ontbreekt een toetsingskader als een belanghebbende een verzoek om handhaving indient. In voorkomende gevallen kan als vangnet gebruik gemaakt worden van de algemene zorgplicht uit de Omgevingswet en de specifieke zorgplichten uit het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving.
De algemene regels uit onze regelbieb herhalen we niet in verschillende delen van het omgevingsplan. We breiden het werkingsgebied van de regel steeds uit als deze ook op een andere locatie gaat gelden. Daardoor ontstaat er geen set regels per gebied, zoals bij de voormalige bestemmingsplannen, maar werken we zo veel mogelijk met dezelfde regels in de hele gemeente. Door de regels op de goede manier te annoteren, zie je ze terug in 'regels op de kaart'.
De regels gaan van algemeen naar specifiek.
Een hoofdstuk, afdeling of (sub)paragraaf met regels voor een activiteit beginnen we met algemene bepalingen.
Daarna volgen de algemene regels voor activiteiten. Deze regels staan per functie of onderwerp in een vaste volgorde van toegestaan naar verboden.
De regels voor activiteiten staan op onderwerp bij elkaar.
Het omgevingsplan van de gemeente Oss is thematisch ingedeeld, zodat de regels per onderwerp bij elkaar staan.
Binnen een onderwerp kunnen er afdelingen of (sub)paragrafen zijn voor deelonderwerpen of functies.
De regels voor activiteiten zijn zinnig.
Bepalend voor de aard van een regel (toegestaan, meldingsplicht, vergunningplicht e.d.) is wat zinnig is. Dat bepalen we door te kijken naar: het doel van de regel, het gemak voor de gebruiker van de regel en de (on)mogelijkheid om registraties bij te kunnen houden en toezicht en handhaving naar behoren uit te kunnen voeren op basis van de regel.
Bij het opstellen van de nieuwe omgevingsplanregels maken we gebruik van de kennis en ervaring van vakspecialisten om te bepalen wat zinnig is.
De regels voor activiteiten zijn gekoppeld aan locatie(s).
Het omgevingsplan is, anders dan een bestemmingsplan, activiteitgericht. Om te komen tot een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (art. 4.2 lid 1 Omgevingswet) is het nodig om activiteiten op een locatie (onder voorwaarden) in of uit te sluiten en gebiedsgericht vindbaar te maken.
De koppeling met gebieden maken we in het activiteitenhoofdstuk (hoofdstuk 3 t/m 6) en niet in hoofdstuk 2 'Gebieden'. Hoofdstuk 2 fungeert in Omgevingsplan gemeente Oss niet als richtingaanwijzer, zoals wel gebeurt in het VNG-casco. Hoofdstuk 2 geeft alleen een overzicht van de gebiedstypen (denk aan: woongebied, buitengebied) en de overige gebiedsaanwijzingen (denk aan: functie detailhandel, functie verkeer).
Als je de activiteit annoteert (zie aanwijzingen over annotaties hieronder), dan annoteer je ook de activiteitlocatie. Dit is de locatie waar de juridische regel geldt.
Opmerking: als een activiteit op een bepaalde locatie niet is toestaan, betekent dat niet dat de activiteit daar nooit kan plaatsvinden. Het is altijd mogelijk om met een vergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) af te wijken van het omgevingsplan, mits er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
De regels in het omgevingsplan annoteren we met het oog op een goede dienstverlening.
Slechts enkele annotaties zijn verplicht om aan te brengen. In Oss brengen we ook niet-verplichte annotaties aan als dit goed is voor de toegankelijkheid van het omgevingsplan.
De annotatie 'thema' brengen we aan als het artikel / lid een duidelijk relatie heeft met een thema uit de betreffende waardelijst. Het is mogelijk om meerdere thema's te annoteren. Hier maken we gebruik van als de bezoeker van het Omgevingsloket voor de activiteit op verschillende thema's zou kunnen gaan zoeken.
De annotatie werkingsgebied is verplicht. Iedere regel voor een activiteit annoteren we met het werkingsgebied. In ieder geval is dit het exacte gebied waar de juridische regel geldt. We annoteren daarnaast ook een ruimer werkingsgebied als dat uit oogpunt van dienstverlening gewenst is; werkingsgebied(en) bepalen waar de regel wordt gevonden bij het klikken op 'regels op de kaart' in het DSO.
Als de regel een VTH-consequentie heeft (bv. vergunningplicht of verbod) dan annoteren we ook de activiteit, de activiteitregelkwalificatie en de activiteitlocatie.
Als er in de regel verwezen wordt naar een gebiedsaanwijzing dan annoteren we deze gebiedsaanwijzing. Met een gebiedsaanwijzing leg je een koppeling met beleidsuitspraken over een bepaald gebied, bijvoorbeeld 'functie wonen' of 'gebiedstype buitengebied'.
Als er in de regel verwezen wordt naar een omgevingsnorm dan annoteren we het betreffende omgevingsnormgebied.
Tijdens de transitiefase gebruiken we als nodig het tijdelijke hoofdstuk 9.
Omgevingsplanregels voor (delen van) projecten waarvoor nog geen regels in de regelbieb beschikbaar zijn en die we regelen via een wijziging van het omgevingsplan, plaatsen we in een tijdelijk hoofdstuk: Hoofdstuk 9 Projecten transitiefase.
Voor iedere wijziging wordt een eigen titel (structuurelement) aangemaakt in hoofdstuk 9. Deze krijgt de naam van de locatie / het gebied.
Iedere titel in hoofdstuk 9 bevat alleen die regels waarvoor nog geen regels in de regelbieb of de bruidsschat beschikbaar zijn.
De regels in de tijdelijke titel maken gebruik van de algemene bepalingen in hoofdstuk 1, de gebiedstypen in hoofdstuk 2, de bruidsschatregels in hoofdstuk 22 en de bijlagen van het omgevingsplan.
Voor de overige onderdelen is de tijdelijke titel geordend op een manier die zo veel mogelijk vergelijkbaar is met de ordening in de hoofdstukken 3 t/m 7.
Aan alle regels in de tijdelijke titel wordt als werkingsgebied (een gedeelte van) de betreffende locatie gekoppeld.
Als de benodigde regels in de regelbieb beschikbaar zijn, zetten we de regels uit de tijdelijke titel om naar de hoofdstukken 1 t/m 7.
We zorgen dat de bruidsschat niet hernummert.
Artikelen die vanuit de bruidsschat (hoofdstuk 22) overgeplaatst zijn naar het nieuwe deel omgevingsplan worden pas verwijderd als de bruidsschat volledig is overgezet. Het bruidsschatartikel wordt op < Vervallen > gezet met een korte toelichting, bv. ‘Artikel (on)gewijzigd verplaatst naar artikel X (link) in het nieuwe deel omgevingsplan’.
Pas als alle artikelen vanuit de bruidsschat zijn overgezet naar het nieuwe deel van het omgevingsplan verwijderen we de bruidsschat in zijn geheel.
De regels zijn op een standaard manier geformuleerd.
Op 1 januari 2024 is van rechtswege het tijdelijke omgevingsplan voor de gemeente Oss ontstaan. Dit plan bestaat uit de bestaande ruimtelijke plannen (waaronder de bestemmingsplannen), de Bruidsschat (regels van het Rijk die naar gemeente en waterschappen zijn overgedragen) en enkele verordeningen (erfgoed, geur en bodem). De gemeente heeft tot 2032 de tijd om dit tijdelijke omgevingsplan en andere bestaande regelingen voor de fysieke leefomgeving om te zetten naar één nieuw omgevingsplan voor het hele grondgebied. Deze omzetting noemen we de ‘transitie’ en de periode tot 2032 de ‘transitiefase’.

De transitieopgave waar we als gemeente voor staan, is groot. De opgave bestaat onder andere uit de omzetting meer dan 200 bestemmingsplannen. Daarnaast hebben we tientallen beleidsstukken en verordeningen waarvoor we een afweging moeten maken of en hoe we deze omzetten naar ons omgevingsplan. Ook over de bruidsschatregels en alle milieuregels voor de fysieke leefomgeving moeten we een afweging maken. Ook het aspect ‘gezondheid’ zal een plek moeten krijgen in het geheel.
We zullen in Oss naar verwachting tot 2032 nodig hebben om de transitie plaats te laten vinden. Het totale speelveld is op dit moment moeilijk te overzien. Daarom bekijken we per jaar welke taken we uit gaan voeren. De bestuurlijke ambitie en de uitgangspunten die de Raad geformuleerd heeft (zie paragraaf 2.1), spelen een belangrijke rol in deze afweging. Aan het eind van elk jaar bepalen we wat we in het daaropvolgende jaar gaan oppakken en zetten we dit af tegen hetgeen we nog moeten doen vóór 2032. Dit landt in een zogenaamde transitieopgave voor het betreffende jaar.
In het eerste deel van de transitieperiode ligt de focus op aspecten waarop de meeste urgentie zit. Dit betreft het opstellen van een basisset met omgevingsplanregels (de 'regelbieb') en het ontwikkelen of aanpassen van beleid om medewerking te kunnen verlenen aan gewenste ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. De transitie van bestaande regelingen uit het tijdelijke deel van het omgevingsplan en gemeentelijke verordeningen waar we op dit moment prima mee uit de voeten kunnen, pakken we in een latere fase op.
Q
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In het eerste lid van dit artikel zijn de begripsbepalingen van de Omgevingswet en het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) en de Omgevingsregeling van toepassing verklaard op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. Het gaat om een zogenaamde statische verwijzing. Dat betekent dat latere wijzigingen van de begrippen in de Omgevingswet of de AMvB’s geen invloed hebben op de betekenis van de begrippen in hoofdstuk 22.
Bijlage II bij dit omgevingsplan bevat de overige begripsbepalingen die voor hoofdstuk 22 nog nodig zijn in aanvulling op de begrippen van de wet, de AMvB’s en de Omgevingsregeling.
Artikel 1.1 gaat over de begrippen die van toepassing zijn op dit omgevingsplan.
Eerste lid
In het eerste lid staat dat de begrippen die op dit omgevingsplan van toepassing zijn in bijlage I staan.
Er staan ook begrippen in het tijdelijke deel van het omgevingsplan (de voormalige bestemmingsplannen) en in tijdelijke regelingdelen die door andere bevoegd gezagen aan omgevingsplan Oss zijn toegevoegd. Op het moment dat deze overgezet worden naar het nieuwe deel van het omgevingsplan worden de bijbehorende begrippen geplaatst in bijlage I.
Het omgevingsplan van rechtswege, zoals dat ontstond bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, bevatte een bijlage II met begripsbepalingen die van toepassing zijn op hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. Deze begrippen zijn verplaatst naar bijlage I.
Definities van begrippen die slechts op een enkele plaats in het omgevingsplan worden gebruikt, of die in verschillende onderdelen van deze regeling een andere betekenis hebben, staan niet altijd in bijlage I. In deze gevallen kan de definitie van een begrip op de betreffende plaats in het omgevingsplan zijn opgenomen.
Als een begrip gelet op het normale taakgebruik geen uitleg nodig heeft, is er geen begripsbepaling voor opgenomen.
Tweede lid
Van veel begrippen die in dit omgevingsplan staan, is een definitie opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit of de Omgevingsregeling. In het tweede lid staat dat de daarin gegeven definities ook gelden voor dit omgevingsplan. Ze zijn niet opgenomen in bijlage I. Als de definitie van het begrip voor dit omgevingsplan anders is dan in deze besluiten en regelingen dan is deze wel gegeven in dit omgevingsplan.
De begripsbepalingen die zijn opgenomen in de Omgevingswet zelf gelden ook voor dit omgevingsplan. Dit staat in de Omgevingswet, artikel 1.1, eerste lid.
Derde lid
Tijdens de transitiefase staan de ruimtelijke regels van het omgevingsplan deels in het tijdelijke en deels in het nieuwe deel van het omgevingsplan. Als de regels in het tijdelijke deel staan dan zijn ook de begrippen uit het tijdelijke deel van toepassing.
R
Na sectie ' Begripsbepalingen' worden negen secties ingevoegd, luidende:
Artikel 1.2 gaat over de meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op dit omgevingsplan.
Eerste lid
In het eerste lid staat dat de meet- en rekenbepalingen die op dit omgevingsplan van toepassing zijn in bijlage II staan. Meet- en rekenbepalingen die slechts op een enkele plaats in het omgevingsplan worden gebruikt, of die in verschillende onderdelen van deze regeling een andere betekenis hebben, staan niet altijd in bijlage II. In deze gevallen kan de meet- en rekenbepaling op de betreffende plaats in het omgevingsplan zijn opgenomen.
Tweede lid
Hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan, dat van rechtswege ontstond bij inwerkingtreding van de Omgevingswet, bevat meet- en rekenbepalingen die van toepassing zijn op de regels in hoofdstuk 22 van dit omgevingsplan. In de periode 2024 - 2032 zetten we deze regels stapsgewijs om in omgevingsplanregels in de hoofdstukken 1 tot en met 8 van dit omgevingsplan. De meet- en rekenbepalingen worden dan ook verplaatst naar bijlage II.
Derde lid
Tijdens de transitiefase staan de ruimtelijke regels van het omgevingsplan deels in het tijdelijke en deels in het nieuwe deel van het omgevingsplan. Als de regels in het tijdelijke deel staan dan zijn ook de meet- en rekenbepalingen uit het tijdelijke deel van toepassing.
Artikel 1.3 gaat erover waar de regels uit dit omgevingsplan gelden.
Eerste lid
In het eerste lid staat dat de regels in dit omgevingsplan een werkingsgebied hebben. Het werkingsgebied van de regel bestaat uit de locatie(s) waar de regel geldt. Het werkingsgebied van regels in dit omgevingsplan komt overeen met het hele grondgebied van de gemeente Oss of met een gedeelte daarvan.
Tweede lid
In het tweede lid staat dat bijlage III een overzicht bevat van alle werkingsgebieden die in dit omgevingsplan gebruikt worden. Dit worden ook wel geografische informatieobjecten genoemd. Deze informatieobjecten maken onderdeel uit van de regels. In de viewer van het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO) kunnen de juridische regels uit het omgevingsplan in samenhang met deze informatieobjecten/werkingsgebieden bekeken worden.
Artikel 1.4 gaat over het doel van de regels in dit omgevingsplan. Het uiterste doel met het oog waarop regels in dit omgevingsplan kunnen worden gesteld, is gelijk aan de de doelen die zijn genoemd in de Omgevingswet. In artikel 1.4 zijn dynamische verwijzingen (dat wil zeggen links) opgenomen naar de artikelen over deze doelen in de Omgevingswet. Specifieke regels in dit omgevingsplan kunnen zich op één of enkele van deze doelen richten of een nadere uitwerking of begrenzing van doel(en) bevatten. Dit staat in oogmerken bij de betreffende regels of volgt impliciet uit de regels, bijvoorbeeld uit de beoordelingsregels die horen bij een bepaalde vergunningplicht.
Artikel 1.5 bepaalt tot wie de regels van dit omgevingsplan zijn gericht. Dat is degene die de activiteit verricht of laat verrichten. Voor regels over specifieke activiteiten in dit omgevingsplan kan een andere normadressaat zijn aangewezen.
Artikel 1.5 heeft alleen betrekking op de algemene regels voor activiteiten in dit omgevingsplan. De normadressaat voor vergunningsplichtige activiteiten is te vinden in artikel 5.37, eerste lid, Omgevingswet. Artikel 1.5 is inhoudelijk vergelijkbaar met het artikel in de Omgevingswet.
Degene die de activiteit verricht, is primair verantwoordelijk voor de naleving van de regels die gelden voor het verrichten van activiteiten. Onder 'degene die de activiteit verricht' wordt, zoals ook blijkt uit de toelichting op het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving, ook verstaan degene die de activiteit laat verrichten. Dit houdt bijvoorbeeld in dat een opdrachtgever ervoor zorgt dat zijn werknemers of contractanten die binnen de activiteit in opdracht deelactiviteiten uitvoeren de regels naleven. Het is primair de vergunningshouder of melder die zich aan de regels moet houden. Uit de toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving en het Besluit kwaliteit leefomgeving blijkt echter dat bij handhaving iedereen die het in zijn macht heeft om de overtreding te beëindigen, kan worden aangesproken. In relatie tot de activiteit bouwen kan een aannemer of onderaannemer rechtstreeks worden aangesproken.
De Omgevingswet en de AMvB's bevatten geen nadere duiding aan welke criteria 'degene die de activiteit verricht' in een concreet geval zou moeten voldoen. Wel is een aantal elementen aan te geven (zie meer uitgebreid paragraaf 2.3.2 van de Nota van toelichting bij het Besluit activiteiten leefomgeving (Staatsblad 2018, nr. 293)). Degene moet (economische) zeggenschap hebben over de activiteit. Dat is degene die het feitelijk of juridisch voor het zeggen heeft/in zijn macht heeft om de activiteit te starten, aan te passen of te beëindigen. Bij de meeste activiteiten is het degene die de vergunning aanvraagt of melding doet. In andere gevallen: degene met zeggenschap. Vaak zal het de eigenaar of huurder van het perceel/pand zijn.
Dit artikel heeft betrekking op gegevens en bescheiden die in het kader van een meldings- of informatieplicht moeten worden aangeleverd. Regels over aanleveren van gegevens en bescheiden in het kader van een vergunningplicht of maatwerkvoorschrift staan in artikel 7.3 (omgevingsvergunning), respectievelijk artikel 7.217 van de Omgevingsregeling.
Artikel 1.6 bepaalt dat, als op grond van een regel elders in het omgevingsplan gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag worden verstrekt in het kader van een meldings- of informatieplicht, deze altijd en minimaal een aantal algemene gegevens bevatten en dat deze uiterlijk vier weken voor aanvang van de activiteit worden verstrekt. Voor specifieke activiteiten kan het zijn dat ook andere gegevens of bescheiden moeten worden verstrekt. Dit is vermeld bij de regels over die specifieke activiteit.
Bij iedere specifieke meldingsplichtige activiteit is bepaald dat niet eerder gestart mag worden met de activiteit dan dat deze is gemeld. Dit betekent dat het verboden is om de activiteit te starten zonder voorafgaande melding. De indiener van een melding hoort voor aanvang van de activiteit of de melding aan de voorwaarden voldoet.
De term bescheiden wordt gebruikt om allerlei vormen van schriftelijke documentatie of bewijsstukken mee aan te duiden.
Artikel 1.6 komt in de plaats van artikel 22.46. Artikel 22.46 was van rechtswege onderdeel geworden van dit omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze bepaling is aangepast en in lijn gebracht met de artikelen 7.3 (omgevingsvergunning) en 7.217 (maatwerkvoorschrift) van de Omgevingsregeling. De regel geldt nu voor het hele omgevingsplan.
Artikel 1.7 bepaalt wat een initiatiefnemer moet doen als naam, adres, telefoonnummer, e-mailadres en/of de normadressaat wijzigen.
Artikel 1.7 komt in de plaats van artikel 22.47. Artikel 22.47 was van rechtswege onderdeel geworden van dit omgevingsplan bij inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Eerste lid
Het eerste lid regelt dat een naam- of adreswijziging wordt doorgegeven aan het bevoegd gezag vóórdat de wijziging een feit is. Dat is vooral voor de initiatiefnemer zelf van belang: diegene wil immers dat correspondentie van het bevoegd gezag op het juiste adres aankomt.
Tweede lid
Het tweede lid regelt dat bij overdracht van de activiteit naar iemand anders, met andere woorden bij het wisselen van de normadressaat, de daardoor gewijzigde gegevens aan het bevoegd gezag worden verstrekt. Bijvoorbeeld omdat een bedrijf onder dezelfde bedrijfsnaam en op hetzelfde adres wordt voorgezet, maar wisselt van eigenaar. Dit sluit aan op artikel 5.37 van de Omgevingswet, waar hetzelfde over vergunninghouders is geregeld.
De gebiedstypen worden gebruikt voor het doen van beleidsuitspraken over gebiedsgerichte keuzes. Het strategisch beleid voor de fysieke leefomgeving staat in de Omgevingsvisie gemeente Oss. Hoofdstuk vijf van de omgevingsvisie gaat in op de gebiedsgerichte keuzes. Door regels te stellen in dit omgevingsplan wordt uitvoering van de beleidskeuzes mogelijk gemaakt.
Bij de activiteiten die in het tweede lid zijn vermeld, kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van attributen en het organiseren van een evenement.
Het derde lid heeft betrekking op activiteiten die toegelaten zijn voor 1 januari 2024 door de provincie Noord-Brabant en op activiteiten die aangevangen zijn na 1 januari 2024, maar voor inwerkingtreding van deze regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen.
Soms is er maatwerk nodig bij een initiatief om eraan mee te kunnen werken. Dat kan in de vorm van maatwerkvoorschriften (lid 1 tot en met 5) en vergunningvoorschriften (lid 6). Een maatwerkvoorschrift biedt de mogelijkheid om in specifieke situaties af te wijken van algemene regels, terwijl een vergunningvoorschrift de voorwaarden vastlegt waaronder een vergunninghouder een activiteit mag uitvoeren.
S
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Als op grond van een paragraaf in deze afdeling van dit omgevingsplan, gegevens en bescheiden aan het bevoegd gezag worden verstrekt, worden die gegevens begeleid door een aantal algemene gegevens. De plicht om gegevens te verstrekken vloeit niet voort uit dit artikel. Die plicht is namelijk per activiteit opgenomen in de paragrafen van deze afdeling. Als in een paragraaf van deze afdeling het verstrekken van gegevens en bescheiden is voorgeschreven, bijvoorbeeld vóórdat wordt begonnen met die activiteit, wordt daarbij om specifieke gegevens gevraagd. Die gegevens worden dan verstrekt in aanvulling op de algemene gegevens uit dit artikel.
Dit artikel is aangepast en verplaatst naar artikel 1.6 in het nieuwe deel van dit omgevingsplan.
T
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Het eerste lid van artikel 22.47 regelt dat een naamswijziging of adreswijziging wordt doorgegeven aan het bevoegd gezag vóórdat de wijziging een feit is. Dat is vooral voor de initiatiefnemer zelf van belang: diegene wil immers dat correspondentie van het bevoegd gezag op het juiste adres aankomt. Het tweede lid regelt dat bij overdracht van de activiteit naar iemand anders, de daardoor gewijzigde gegevens aan het bevoegd gezag worden verstrekt. Bijvoorbeeld omdat een bedrijf onder dezelfde bedrijfsnaam en op hetzelfde adres wordt voorgezet, maar wisselt van eigenaar. Dit sluit aan op artikel 5.37 van de Omgevingswet, waar hetzelfde over vergunninghouders is geregeld.
Dit artikel is aangepast en verplaatst naar artikel 1.7 in het nieuwe deel van dit omgevingsplan.
U
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Voor landbouwhuisdieren waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld gelden geen waarden, maar is het uitgangspunt dat afstanden worden aangehouden. Deze afstanden zijn in dit artikel opgenomen. Het gaat hierbij om vaste afstanden: de afstand is niet gekoppeld aan het aantal landbouwdieren.
In dit omgevingsplan wordt onder landbouwhuisdieren zonder geuremissiefactor verstaan: landbouwhuisdieren waarvoor in de Omgevingsregeling geen emissiefactor voor geur is vastgesteld met uitzondering van pelsdieren. Deze begripsbepaling staat opgenomen in Bijlage III bij dit omgevingsplan.
Dit artikel is een voortzetting van artikel 4, eerste lid, van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij en artikel 3.117, eerste lid, van het voormalige Activiteitenbesluit milieubeheer.
Voor dit artikel geldt dat als in een geurverordening op grond van artikel 6 van de voormalige Wet geurhinder en veehouderij een andere afstand is vastgesteld dan de afstand in dit artikel, die andere afstand uit de geurverordening voorrang heeft op de afstand zoals opgenomen in dit artikel. Dit is geregeld in artikel 22.1 van dit omgevingsplan. Deze voorrang werkt ook door in de volgende artikelen van deze paragraaf over de eerbiedigende werking.
V
De volgende sectie wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
In dit artikel wordt aangegeven welke normen gehanteerd worden voor het meten van emissiegrenswaarden. Artikelen met normbladen voor het bemonsteren van afvalwater schrijven niet voor dat het afvalwater moet worden bemonsterd, maar wel wat er moet gebeuren áls er wordt bemonsterd. Er zijn normen opgenomen voor het bemonsteren, conserveren en ontsluiten. Ook zijn de analysemethoden die moeten worden gebruikt voor de stoffen waaraan in deze paragraaf emissiegrenswaarden worden gesteld voorgeschreven. De versies van de NEN-EN-normen zijn opgenomen in de begripsbepalingen van bijlage III.
Als er wordt bemonsterd, moeten de monsters volgens NEN 6600-1 worden geconserveerd om te voorkomen dat in de monsters verandering optreedt voor de te analyseren parameter tussen het moment van bemonstering en het moment van analyse. Omdat de emissiegrenswaarden die zijn gesteld betrekking hebben op het totaal van opgeloste en niet opgeloste stoffen in het afvalwater, is het van belang dat het monster niet gefilterd wordt en dat de stoffen die zich onopgelost in het afvalwater bevinden meegenomen worden in de analyse.
W
Het volgende opschrift wordt op de aangegeven wijze gewijzigd:
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Met de komst van de Omgevingswet heeft de gemeente een nieuw instrument gekregen om ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving mogelijk te maken: het omgevingsplan.
Sinds 1 januari 2024 heeft de gemeente een omgevingsplan van rechtswege. Dit bestaat uit een tijdelijk deel (onze voormalige bestemmingsplannen en enkele verordeningen), de bruidsschat (= gedecentraliseerde Rijksregels) en een nieuw deel. Het nieuwe deel van ons omgevingsplan is nog vrijwel leeg. Tot 2032 bouwen we het nieuwe deel van ons omgevingsplan stapsgewijs op en laten we het tijdelijk omgevingsplan en de overige regels over de fysieke leefomgeving stapsgewijs vervallen (transitiefase).
De uitgangspunten die van toepassing zijn op Omgevingsplan gemeente Oss zijn in de algemene toelichting bij het omgevingsplan opgenomen. In de toelichting wordt ook uitgelegd hoe het omgevingsplan is opgebouwd, welke systematiek we aanhouden en hoe we invulling geven aan de transitiefase.
De structuur van het omgevingsplan wordt ook wel het ‘casco’ genoemd. Iedere gemeente kan haar eigen casco vormgeven. Met deze wijziging plaatsen we het casco in Omgevingsplan gemeente Oss. Dat wil zeggen dat we de namen van hoofdstukken, afdelingen en paragrafen opnemen in ons plan zonder er inhoudelijke regels onder te plaatsen. Door deze structuur te geven, is duidelijk waar regels over de fysieke leefomgeving tijdens de transitiefase een plek gaan krijgen.
Het omgevingsplan wordt een zeer omvangrijk digitaal document. Dit komt doordat alle regels voor de fysieke leefomgeving – ruimte, milieu, natuur, bouwen, erfgoed en meer – in dit plan komen. Een duidelijke systematiek is nodig om overzicht te kunnen houden, dubbele regels te voorkomen en regels terug te kunnen vinden. De algemene toelichting geeft uitleg over de Osse systematiek. Denk daarbij aan:
Eén van de onderdelen van de Osse systematiek is: we herhalen regels zo min mogelijk. Om dat mogelijk te maken, nemen we tijdens deze wijzigingsprocedure enkele basisartikelen op, bijvoorbeeld over begripsbepalingen en het aanleveren van gegevens en bescheiden. Wijzigingsprocedures die daarna volgen, kunnen gebruik maken van deze artikelen.
Met de Omgevingswet zijn er regels over bouwen en milieu gedecentraliseerd van het Rijk naar de gemeente (de zogenaamde Bruidsschat). Om te voorkomen dat er geen regels meer zouden zijn voor deze onderwerpen na inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn deze regels beleidsneutraal in ons omgevingsplan geplaatst door het Rijk. Dit is hoofdstuk 22 in het nieuwe deel van ons omgevingsplan. Tijdens de transitiefase waarin we ons nieuwe omgevingsplan opbouwen, besluiten we of we deze regels ongewijzigd overnemen, laten vervallen of aanpassen. Regels die we (gewijzigd) overnemen, verplaatsen we naar het casco van Omgevingsplan gemeente Oss. Dat doen we met deze wijziging nog niet.
Nadat het Rijk de bruidsschat in ons omgevingsplan heeft geplaatst, heeft het Rijk foutjes in de bruidsschat gerepareerd met de Vangnetregeling. Gevolg is dat de gemeente, bij het beoordelen of een initiatief past binnen het omgevingsplan, moet kijken naar de bruidsschat in hoofdstuk 22 én naar de Vangnetregeling. Dit is veel werk en foutgevoelig. Tijdens deze wijzigingsprocedure verwerken we daarom de Vangnetregeling in onze bruidsschat in hoofdstuk 22.
Samen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is het bevoegd gezag over stortplaatsen die zijn gesloten vóór 1996 overgegaan van de provincies naar de gemeenten. In de gemeente Oss gaat het om ruim 40 voormalige stortplaatsen. Er is geen overgangsrecht voor de provinciale regels die golden vóór 1 januari 2024; er zitten hiervoor geen regels in de Bruidsschat. Daardoor is de extra bescherming bij onder andere het graven in de bodem van een voormalige stortplaats vervallen. Dit kan leiden tot ongeziene en ongewenste milieuschade. Na vaststelling van de voorgestelde wijziging moet er voor sommige activiteiten in of op een voormalige stortplaats, afhankelijk van de bodemimpact, een melding worden gedaan of een vergunning worden aangevraagd.
In oktober 2022 is als voorbereiding op deze wijziging het Beleidskader voormalige stortplaatsen in gemeente Oss na inwerkingtreding Omgevingswet door de gemeenteraad vastgesteld. De ontwerp omgevingsplanregels die betrekking hebben op activiteiten in of op een voormalige stortplaats zijn gebaseerd op dit beleidskader. Het Osse beleidskader is een beleidsneutrale vertaling van het voormalige beleid van de provincie. Na vaststelling van deze wijziging is het beschermingsniveau van de provincie van vóór 1 januari 2024 hersteld.
Er is een klein verschil met de provinciale regeling. Er zijn twee voormalige stortplaatsen toegevoegd: de voormalige “Put van Hofmans” aan de Dennenweg in Berghem en een voormalige stortplaats bij de kruising J.F. Kennedybaan-Weteringstraat in Lithoijen. Deze stortplaatsen zijn ook vóór 1996 gesloten, maar ze zijn om ons onbekende redenen destijds niet aangewezen door de provincie. Ze vallen wél precies binnen de doelstellingen van ons beleidskader en zijn daarom toegevoegd in de ontwerp wijziging omgevingsplan.
Voor het onderdeel uit deze wijziging dat gaat over de regels voor activiteiten in of op een voormalige stortplaats is een omgevingsdialoog gehouden. De omgevingsdialoog heeft plaatsgevonden in overeenstemming met de uitgangspunten uit de ‘Nota participatie onder de Omgevingswet'. De gemeente heeft de concept omgevingsplanregels en een brief met uitleg gestuurd aan de eigenaren en zakelijk gerechtigden van de voormalige stortplaatsen. Daarop zijn acht reacties ontvangen. Met vijf participanten heeft vervolgens een gesprek plaatsgevonden. In één geval heeft de reactie tot een beperkte aanpassing van de regeling geleid: het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener uiterlijk een reactie kan verwachten, zijn beter op elkaar afgestemd en duidelijker omschreven. In het Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners, dat is opgenomen als Bijlage I bij deze motivering, staat welke reacties zijn ontvangen en wat de gemeente daarmee heeft gedaan.
Voor de andere onderdelen van deze wijzigingsprocedure heeft geen omgevingsdialoog plaatsgevonden, omdat deze onderdelen vooral technisch van aard zijn.
Het concept van deze wijziging omgevingsplan is voor afstemming aangeboden aan de provincie Noord-Brabant, Waterschap Aa en Maas en de GGD. De reacties hebben niet geleid tot aanpassing van de concept wijziging. De reacties zijn verwerkt in Bijlage I bij deze motivering (Verslag omgevingsdialoog en afstemming ketenpartners).
In een plan-mer-beoordeling wordt getoetst of er bij het plan aanzienlijke milieueffecten kunnen optreden. Het ontwerp "Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen" is niet kaderstellend voor projecten uit bijlage V Omgevingsbesluit. Het plan is daarom niet plan-mer-beoordelingsplichtig.
Als het plan kaderstellend is voor projecten die milieugevolgen kunnen hebben, anders dan projecten die in bijlage V bij het Omgevingsbesluit zijn opgenomen, moet een plan-mer-beoordeling worden uitgevoerd. Daarbij wordt gekeken naar de kenmerken van het plan en de kenmerken van de effecten en van de gebieden die kunnen worden beïnvloed.
Met het ontwerp "Omgevingsplan gemeente Oss - Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen" worden regels gesteld voor activiteiten die in of op een voormalige stortplaats plaatsvinden. De regels zijn beleidsneutraal van de provincie overgenomen en zijn inhoudelijk niet gewijzigd, zie ook de toelichting zoals opgenomen in paragraaf 2.5 van deze motivering. De opbouw en structuur van de regels is aangepast naar de vereisten van de Standaard Toepassingsprofielen Omgevingsdocumenten (TPOD).
Voor het verrichten van activiteiten in of op een voormalige stortplaats zoals bedoeld in de regels geldt een meldingsplicht of een vergunningplicht. Omdat er sprake is van een groot maatschappelijk belang bij het beschermen van het milieu en de nazorgvoorzieningen van voormalige stortplaatsen, geldt de meldingsplicht ook voor activiteiten die naar verwachting geen gevolgen hebben. In alle gevallen dat een activiteit in of op een voormalige stortplaats wordt verricht die mogelijk nadelige milieugevolgen kan hebben, worden de mogelijke gevolgen beoordeeld.
Het plaatsen van het casco, het opnemen van een algemene toelichting en enkele basisartikelen en het verwerken van de Vangnetregeling zorgen ervoor dat Omgevingsplan gemeente Oss in de basis op orde is. Het plan kan nu gevuld gaan worden met regels voor activiteiten voor de fysieke leefomgeving. De genoemde onderdelen van deze wijziging zorgen op zichzelf niet voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ze maken het mogelijk om regels die daar wél voor zorgen binnen een gegeven structuur en systematiek in het omgevingsplan te plaatsen.
De regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen zijn, in tegenstelling tot de eerder genoemde onderdelen, een inhoudelijk onderdeel van deze wijziging. Daarom heeft daarover een inventarisatie van belangen plaatsgevonden door middel van een omgevingsdialoog. Door een meldings- en vergunningplicht op te nemen in het omgevingsplan, is het voor de gemeente mogelijk om het belang van de bescherming van de gezondheid, bodem- en grondwaterkwaliteit af te wegen tegen het belang van het benutten van de voormalige stortplaatsen. Daarmee kan de gemeente zorgdragen voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Deze nota bevat de volgende onderdelen:
een beschrijving van de omgevingsdialoog;
een overzicht en samenvatting van de reacties omgevingsdialoog (art. 10.2 Ob);
een samenvatting van de reacties van de ketenpartners (art. 2.2 Ow);
een beoordeling van de reacties op inhoud;
de gevolgen van de reacties voor de inhoud van de concept wijziging omgevingsplan.
Dit verslag is een onderdeel van en bijlage bij de motivering.
Volgens de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) mogen wij NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en enkele andere persoonsgegevens niet digitaal aanbieden. Een uitzondering geldt voor gegevens van:
ondernemingen die behoren tot een rechtspersoon (zoals een B.V. of een v.o.f.);
personen die beroepsmatig betrokken zijn bij de procedure, bijvoorbeeld advocaten en gemachtigden.
Als het voor de uitoefening van een publieke taak moet, mogen wij persoonsgegevens wel digitaal aanbieden.
Wij bieden deze nota digitaal aan. Wij noemen geen namen van natuurlijke personen in de reacties.
Op 27 november 2024 is de kennisgeving voornemen wijziging Omgevingsplan gemeente Oss voor de procedure ‘Wijziging Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen’ gepubliceerd in het gemeenteblad, in Oss Actueel op de website van de gemeente Oss. In deze kennisgeving is uitgelegd hoe burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere bestuursorganen bij de voorbereiding worden betrokken:
Hoe betrekken we de omgeving bij de voorbereiding?
Voordat we overgaan tot wijziging van het omgevingsplan vindt een omgevingsdialoog plaats. Wij doen dat in overeenstemming met de uitgangspunten in de ‘Nota participatie onder de Omgevingswet'. De vorm van de omgevingsdialoog is altijd maatwerk.
Voor het onderdeel dat gaat over de regels voor bodemactiviteiten op voormalige stortplaatsen wordt een omgevingsdialoog gehouden. De eigenaren en de zakelijk gerechtigden van de gronden waar de nieuwe regels van toepassing zijn, informeren wij over de inhoud van deze regels en wat dit voor hen betekent. Zij krijgen de gelegenheid om hierover met ons in gesprek te gaan.
Voor de andere onderdelen vindt geen omgevingsdialoog plaats, omdat deze wijzigingen vooral technisch van aard zijn.
Op 5 december 2024 is een brief gestuurd aan alle eigenaren van en zakelijk gerechtigden tot de gronden waar zich een voormalige stortplaats bevindt waarvoor de nieuwe omgevingsplanregels gaan gelden. In deze brief is uitgelegd wat de regels betekenen. Als bijlagen zijn bijgevoegd: een afschrift van de concept-regels en een kaart met de locaties waar de regels gaan gelden. De betrokkenen konden tot 10 januari 2025 hun reactie geven en desgewenst een afspraak maken. De gemeente heeft acht reacties ontvangen. Met vijf participanten is een gesprek gevoerd.
Daarnaast hebben wij deze concept wijziging omgevingsplan voor afstemming aangeboden aan de volgende instanties: GGD, Waterschap Aa en Maas en Provincie Noord-Brabant.
Hieronder vatten wij alle reacties samen. Daarna geven we aan of en hoe we deze reacties hebben verwerkt in de concept wijziging Omgevingsplan gemeente Oss – Casco omgevingsplan en regels voormalige stortplaatsen.
Reactie ketenpartner 1: GGD
Op 14 februari 2025 heeft telefonisch afstemming plaatsgevonden.
Reactie GGD: door deze wijziging van het omgevingsplan ontstaat geen groter risico op contact tussen mensen en gevaarlijke stoffen dan momenteel het geval is. Vanuit de GGD is er daarom geen aanleiding om aanpassing van de regels te adviseren.
Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.
Reactie ketenpartner 2: Provincie Noord-Brabant
Op 18 februari 2025 heeft afstemming plaatsgevonden in het (periodieke) casusoverleg met de provincie.
Reactie provincie Noord-Brabant: de concept wijziging van het omgevingsplan is akkoord. Als aandachtspunt wordt meegegeven dat bij een volgende wijziging van het omgevingsplan de voorbeschermingsregels van de provincie worden verwerkt.
Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.
Reactie ketenpartner 3: Waterschap Aa en Maas
Op 12 februari 2025 heeft de gemeente de concept wijziging omgevingsplan voor advies per mail gestuurd aan Waterschap Aa en Maas.
Reactie Waterschap Aa en Maas: vanuit het Waterschap worden geen bijzonderheden gezien.
Deze reactie heeft geen gevolgen voor het concept.
Reactie 1:
Participant heeft per e-mail op 5 januari 2025 gevraagd om welke kadastrale perceelnummers het gaat. De gevraagde informatie is verstrekt per e-mail op 8 januari
2025. Daarmee is de vraag van participant beantwoord.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 2:
Participant heeft per e-mail op 10 januari 2025 gevraagd om een gesprek. Tijdens het gesprek op 7 februari 2025 op het gemeentehuis met twee medewerkers van de gemeente geeft participant aan de zwager te zijn van de eigenaren. Voor de eigenaren zijn de regels lastig te begrijpen. Participant informeert wat de regels betekenen voor het huidige landbouwkundige gebruik van de locatie. De gemeente bevestigt dat bestaand gebruik na inwerkingtreding van de regels ongewijzigd kan worden voortgezet. Bij ander gebruik met mogelijk bodemgevolgen is een melding of vergunning noodzakelijk. Dit is hetzelfde regime dat gold toen de provincie nog bevoegd gezag was (voor 1‑1‑2024). Op verzoek van participant print medewerker van de gemeente een afbeelding van de begrenzing van de locatie waarvoor de regels gaan gelden.
Medewerkers van de gemeente laten participant zien waar op de website van de provincie Noord-Brabant de bodemonderzoeken te downloaden zijn die destijds op opdracht van de provincie zijn uitgevoerd. Participant geeft aan de verkregen informatie te zullen delen met de eigenaren van de stortplaats. Zijn vragen zijn beantwoord.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 3:
Participant heeft per e-mail op 28 december 2024 gevraagd om een gesprek. Tijdens het gesprek op het gemeentehuis op 17 januari 2025 ontvangen twee medewerkers van de gemeente de participant, haar echtgenoot en de eigenaresse van de voormalige stortplaats. Participant en echtgenoot zijn nicht en neef van de eigenaresse. Zij is de enige eigenaar van de voormalige stortplaats; haar echtgenoot is overleden. Eigenaresse is op leeftijd en ze is bezorgd wat de gevolgen kunnen zijn van de nieuwe regels, ook voor haar erfgenamen. Ze wil geen vervuilde grond aan hen achterlaten.
Medewerkers van de gemeente leggen uit dat de regels geen gevolgen hebben voor het huidige gebruik van de locatie (natuurgebied). Alleen bij ander gebruik met mogelijk bodemgevolgen is een melding of vergunning noodzakelijk. Dit is hetzelfde regime dat gold toen de provincie nog bevoegd gezag was (voor 1‑1‑2024). Op het beeldscherm bekijken we de begrenzing van de voormalige stortplaats. De medewerkers van de gemeente geven aan dat de gemeente het perceel niet wil kopen van eigenaresse. Wel kunnen zij contactgegevens sturen van waterschap en natuur beherende organisaties voor wie deze grond wellicht wel interessant is om in eigendom te hebben. De gegevens zijn op de dag van het gesprek per e-mail toegestuurd aan participant. In de mail is ook aangegeven hoe op de website van de provincie Noord-Brabant de bodemonderzoeken te downloaden zijn die destijds in opdracht van de provincie zijn uitgevoerd. Participant heeft inmiddels contact gelegd met het waterschap en is in gesprek over eventuele verkoop/overdracht van het betreffende perceel aan het waterschap.
Participant geeft aan dat haar vragen zijn beantwoord. Op verzoek van eigenaresse zullen we voortaan met participant communiceren.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 4:
Participant heeft op 8 januari 2025 gebeld met medewerker van de gemeente. Vragen die participant graag in een gesprek wil bespreken, zijn:
Op 16 januari 2025 hebben twee medewerkers van de gemeente op het gemeentehuis een gesprek gehad met participant. Participant geeft aan dat de eigenaar die de gemeente in het register van het kadaster heeft opgezocht en aangeschreven, is overleden. Dit is de schoonvader van participant. De drie erfgenamen zijn ontstemd dat zij nu eigenaar zijn van een voormalige stortplaats. Participant vraagt hoe het zit met aansprakelijkheid; documenten uit de tijd dat afspraken tussen de gemeente (Ravenstein) en schoonvader zijn gemaakt, zijn er niet meer. De medewerkers van de huidige gemeente Oss geven aan dat in de huidige tijd anders wordt omgegaan met het storten van afval in de bodem dan toentertijd. Medewerkers leggen uit dat de gemeente niets aan sanering doet. De verantwoordelijkheid voor de voormalige stortplaats ligt bij de eigenaren.
Uitleg gegeven dat de omgevingsplanregels anders geformuleerd zijn dan de provinciale regels van voor 1‑1‑2024, maar dat de regels inhoudelijk op hetzelfde neerkomen.
Participant geeft aan de omheining te willen vervangen door een wolvenbestendige omheining en vraagt zich af of dit is toegestaan onder de nieuwe regeling. Het vervangen van een omheining is voortgezet gebruik en dit is toegestaan.
Participant geeft aan dat op het naastgelegen perceel een dassenburcht aanwezig is en vraagt zich af of dit een probleem is. Het is aan de eigenaren van de stortplaats om te bepalen of zij daar iets mee willen doen.
Participant heeft gezocht naar de bestemmingsplanregels voor de locatie, maar krijgt deze niet gevonden.
Op 17 januari 2025 heeft een medewerker van de gemeente aan participant informatie
gestuurd:
de digitale vindplaats van de bestemmingsplanregels en de contactgegevens van
Balie BML voor eventuele vervolgvragen over dit bestemmingsplan,
de digitale vindplaats van de bodemonderzoeken die destijds in opdracht van de
provincie zijn uitgevoerd en als bijlage bij de mail de betreffende rapporten,
de bevestiging dat correspondentie voortaan aan ‘de erven’ zal worden gericht op
hetzelfde adres waar de voormalig eigenaar woonde.
In een reply per e-mail op 17 januari 2025 bevestigt participant de dat de drie erfgenamen niet op hun naam en adres willen worden benaderd. Correspondentie zal worden gericht aan ‘de ervan van’.
Participant geeft aan de formulering van de meldingsplicht onduidelijk te vinden op de onderdelen die gaan over het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener daarop een reactie kan verwachten. De reactie heeft geleid tot een aanpassing van het concept. Het moment van verstrekken van gegevens en bescheiden en het moment waarop indiener uiterlijk een reactie kan verwachten, zijn beter op elkaar afgestemd en duidelijker omschreven.
Reactie 5:
Participant heeft op 10 januari 2025 gebeld met medewerker van de gemeente. Hij geeft aan dat in juni 2024 diverse medewerkers van de gemeente en de wethouder bij hem op zijn bedrijf zijn geweest om een mogelijke herontwikkeling van de huidige bedrijfslocatie met starterswoningen te bespreken. De reacties waren positief; het initiatief zou besproken kunnen worden op de intaketafel. Participant vraagt zich af wat de nieuwe regels betekenen voor deze eventuele herontwikkeling.
Op 29 januari 2025 zijn participant en zijn partner op kantoor geweest voor een gesprek met drie medewerkers van gemeente, waaronder één medewerker die ook in juni 2024 bij het gesprek op de bedrijfslocatie aanwezig was. Participant geeft aan dat het bedrijf inmiddels verplaatst is en dat ze op afzienbare termijn zouden willen gaan herontwikkelen. De vraag is wat de aanwezigheid van de stortplaats en de komst van de regels daarvoor betekenen. Participant heeft zelf bij aankoop van het terrein, 4 tot 5 jaar geleden, een bodemonderzoek laten verrichten. Daaruit bleek niets ernstigs. Advies is om als eerste stap een schets van het initiatief aan de intaketafel voor te leggen, eventueel in meerdere varianten. Eén van de varianten zou een indeling kunnen zijn waarbij de woningen niet op de voormalige stortplaats zijn gesitueerd. Bij een ‘ja, mits’-advies vanuit de intaketafel zou de bodemsituatie verder verkend kunnen worden. Daarbij zou het bureau dat enkele jaren
geleden het bodemonderzoek heeft verricht eventueel weer betrokken kunnen worden.
Als het initiatief doorgaat en in de fase van vergunningaanvragen is, kan de vergunningaanvraag voor een activiteit in of op een voormalige stortplaats meelopen met
de andere vergunningaanvragen die nodig zijn voor de herontwikkeling.
Aandachtspunt dat participant meegeeft: de carnavalsloods op het terrein achter het bedrijfsterrein (eigendom gemeente) is aangesloten op stroom en riool van de
bedrijfslocatie. Op dit moment draag het bedrijf de kosten. De aansluitingen en de hoogte van de kosten zijn een aandachtspunt als herontwikkeling van de locatie plaatsvindt.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 6:
Participant heeft op 17 december 2024 gebeld met medewerker van de gemeente. Participant is bij aankoop van het perceel niet op de hoogte gebracht van de aanwezigheid van een stortplaats. Participant geeft aan dat uit onderzoek blijkt dat er geen vervuiling is van het grondwater. Hij vraagt zich af of het nodig is om deze voormalige stortplaats aan te wijzen. Op verzoek van medewerker gemeente heeft participant het betreffende onderzoek opgestuurd. Bodemspecialist van de gemeente heeft dit onderzoek bekeken. De aanwijzing destijds door provincie en nu door gemeente heeft betrekking op aanwezigheid
van stortafval. Of hierbij ook sprake is van grondwaterverontreiniging is voor deze aanwijzing niet van belang. Wel voor de mogelijkheden tot ander gebruik of activiteiten. Bestaand gebruik mag worden gecontinueerd. Voor nieuw gebruik gelden de regels voor activiteiten in of op voormalige stortplaatsen.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 7:
Participant heeft op 16 december 2024 gebeld met medewerker van de gemeente. Meneer heeft twee vragen. De eerste vraag gaat over het aanvragen van een huisnummer. De tweede vraag gaat over de betreffende voormalige stortplaats. Participant geeft aan dat de provincie Noord-Brabant destijds aan participant heeft aangegeven deze stortplaats binnen 25 jaar te zullen saneren. Medewerker van de gemeente heeft navraag gedaan over beide vragen en heeft participant op 17 december 2024 gebeld met informatie over hoe hij een huisnummer kan aanvragen en met de informatie dat de gemeente eventuele afspraken over het saneren van de voormalige stortplaats niet heeft overgenomen van de provincie; participant moet hiervoor bij de provincie zijn. Participant heeft daarop een vervolgvraag; de WOZ-waarde die de gemeente berekent, is te hoog volgens participant. Medewerker van de gemeente heeft participant gevraagd zijn vervolgvraag per e-mail toe te sturen. Op basis daarvan zal medewerker gemeente laten weten bij wie participant terecht kan met
deze vraag. Van participant geen vraag per e-mail ontvangen.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Reactie 8:
Participant heeft op 11 december 2024 gebeld met medewerker gemeente. Volgens participant klopt de aangeduide locatie niet. Participant heeft destijds (1959 – 1962) zelf gezien om welke locatie het gaat. Bodemspecialisten van de gemeente zijn nagegaan hoe de aanwijzing van deze voormalige stortplaats tot stand is gekomen en of de ingetekende locatie op de concept kaart van het omgevingsplan overeenkomst met de locatie die op de kaart van de provincie was opgenomen. Op 14 januari 2025 hebben twee medewerkers van de gemeente de participant ontvangen op het gemeentehuis. Op kaart hebben zij aan participant laten zien dat de locatie die de provincie destijds had opgenomen overeenkomt met de locatie die de gemeente in het omgevingsplan wil gaan opnemen. Daarnaast hebben zij aan participant uitgelegd dat de afbakening van de locatie correct is, gezien de resultaten van de bodemonderzoeken die de provincie heeft laten uitvoeren.
De reactie heeft geen gevolgen gehad voor het concept.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-143492.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.