Wijziging beleidsregels Maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend,

 

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

B E S L U I T E N:

 

  • 1.

    De Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024 als volgt te wijzigen:

Artikel I  

De titel en tekst van paragraaf 3.6 wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden:

 

§ 3.5 Respijtzorg en spoedzorg

Respijtzorg wordt geduid als mantelzorgvervanging en wordt verstrekt wanneer sprake is van overbelasting of dreigende overbelasting van de mantelzorger van de cliënt. De te verstrekken inzet sluit aan bij de vraag van de mantelzorger.

Artikel II  

Aan Hoofdstuk 3 wordt een paragraaf met artikelen toegevoegd, onder vernummering van de artikelen 22 en 23 tot 24 en 25, die luiden als volgt:

 

§ 3.6 Begeleiding en dagbesteding

 

Artikel 22. Normenkader begeleiding 2.0

Als afwegingsinstrument voor begeleiding en dagbesteding wordt het normenkader begeleiding 2.0 gebruikt. Het Normenkader Begeleiding 2.0 helpt bij het bepalen van de aard en omvang van de begeleiding (incl. dagbesteding). De uiteindelijke afweging en de inzet blijft altijd maatwerk en wordt met de opgenomen cliëntkenmerken gemotiveerd vastgelegd. Het normenkader is een hulpmiddel om te komen tot een gedegen en toetsbare afweging.

Het normenkader begeleiding 2.0 is toegevoegd aan Bijlage II.

 

Artikel 23. Gebruikelijke hulp bij begeleiding

Er mag van uitgegaan worden dat het algemeen gangbaar is dat huisgenoten elkaar helpen met de dagelijkse activiteiten die geen specialistische hulp vereisen. In aanvulling op het gestelde in artikel 5 worden in het kader van begeleiding in ieder geval de volgende taken als gebruikelijke hulp aangemerkt binnen een leefeenheid:

  • Het geven van begeleiding aan een cliënt op het terrein van de maatschappelijke participatie (bijvoorbeeld het bieden van begeleiding bij activiteiten buitenshuis, zoals winkelen, bezoek aan museum, theater, strand, bos, etc. inclusief begeleiding bij vervoer);

  • Het begeleiden van de cliënt bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, (huis)arts, paramedicus etc.;

  • Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de (financiële) administratie, boodschappen, verzorgen van maaltijden, regie voeren over het huishouden. Hiertoe behoort ook het aansporen tot of het herinneren aan het uitvoeren van genoemde taken door cliënt;

  • Overname of begeleiding bieden bij ADL-taken zoals het aansporen om op te staan of het toezien van het nuttigen van maaltijden/dranken;

  • Het communiceren met derden zoals instanties, artsen, familie etc.;

  • Het voeren van ventilerende gesprekken en het doornemen van de dag met elkaar.

Artikel III  

Aan de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2024 wordt onder de Bijlage normtijden specificatie een bijlage toegevoegd die luidt als volgt:

 

Bijlage Normenkader begeleiding 2.0

 

Normenkader Begeleiding Versie 2.0

 

Afwegingskader voor het indiceren van Wmo-begeleiding

 

Ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies

 

Normenkader begeleiding, versie 2.0

 

Instrument voor het indiceren van Wmo -begeleiding

Dit Normenkader Begeleiding is ontwikkeld door bureau HHM en Factum Advies, op basis van opdrachten uitgevoerd voor meerdere gemeenten en een gezamenlijke doorontwikkeling en validatie door beide bureaus.

 

Zie bijlage 5 voor de belangrijke verschillen tussen versie 1.0 en versie 2.0 van dit normenkader.

 

Versie 2.0, november 2024

Kenmerk MW/24/1850/nkbg

 

1 Algemeen

 

1.1 Inleiding

Dit normenkader is ontwikkeld om gemeenten te helpen bij het bepalen van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt en het afwegen en onderbouwen van de aard en omvang van indicaties voor Wmo-begeleiding.

 

Het Normenkader Begeleiding is als versie 1.0 in 2022 uitgewerkt op basis van voorgaande ontwikkel- en implementatie-trajecten door bureau HHM (Normenkader Begeleiding) en Factum Advies (FAQT-V) met en voor meerdere gemeenten. In de jaren 2022 - 2024 hebben beide bureaus het normenkader samen doorontwikkeld tot versie 2.0 van het Normenkader Begeleiding. In het separate Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 (bureau HHM, Factum Advies, 2024) is de ontwikkelhistorie en validatie van het normenkader beschreven.

 

In geschillen rondom de Hulp bij het huishouden heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) aangegeven dat gemeenten voor de onderbouwing van indicaties gebruik mogen maken van een normenkader, mits dit normenkader tot stand is gekomen op basis van objectief, deskundig en onafhankelijk uitgevoerd onderzoek1 .

 

Een goed onderzocht normenkader leunt daarbij op drie pijlers (triangulatie):

  • data-onderzoek in de praktijk

  • de oordelen van cliënten

  • expertopinies

 

In het Ontwikkelverslag Normenkader Begeleiding 2.0 beschrijven wij hoe we vorm en invulling hebben gegeven aan deze drie pijlers bij de uitwerking van het Normenkader Begeleiding 2.0.

 

In deze handleiding de uitwerking: hoe kan het Normenkader Begeleiding worden toegepast door gemeentelijk consulenten.

 

1.2 Doel normenkader begeleiding

Veel inwoners van de gemeente regelen alleen of samen met anderen de vraagstukken die zij tegenkomen in hun leven. Een deel van de inwoners heeft hierbij tijdelijk of langdurend ondersteuning nodig, bijvoorbeeld in de vorm van Wmo-begeleiding: individuele begeleiding en/of dagbesteding.

 

De Wmo 2015 kent als hoofddoel:

Inwoners van de gemeente zo nodig ondersteuning bieden ten aanzien van zelfredzaamheid en participatie.

 

Als een cliënt2 om ondersteuning vraagt, doet de gemeente hier onderzoek naar. De gemeente onderzoekt de gehele ondersteuningsbehoefte van de cliënt. Bepaalt daarna wat de mogelijkheden zijn om hierin te voorzien vanuit eigen kracht, het netwerk en overige voorliggende voorzieningen. Om tot slot te bepalen welke maatwerkvoorziening hierop aanvullend nodig is. Deze maatwerkvoorziening (ondersteuning op maat van het individu) wordt vastgelegd in een beschikking ofwel een indicatie. De cliënt ‘verzilvert’ de indicatie vervolgens ‘in natura’ en/of met een persoonsgebonden budget.

 

De cliënt wil daarbij weten “wat ga ik nu krijgen en waarom krijg ik dit?”, de gemeente moet dit ook inzichtelijk maken.

De Wmo-consulent3 van de gemeente heeft behoefte aan een kader om transparant en zo objectief mogelijk te kunnen bepalen welke ondersteuning de cliënt nodig heeft, binnen de lokale en wettelijke kaders.

De aanbieder wil weten welke inzet van ondersteuning van hen wordt verwacht.

 

Met dit normenkader helpen we de Wmo-consulent om diens professionele afweging - nog meer -transparant, afgewogen en eenduidig te maken. In de indicatie wordt de aard, omvang en duur van de te bieden ondersteuning vastgelegd, in overeenstemming met het juridisch kader zoals bepaald door de CRvB. Het is aan de gemeente om te bepalen hoe zij dit normenkader willen implementeren in hun eigen werkprocessen. Dit vraagt om situationeel maatwerk. Dit normenkader is algemeen van karakter en is daarmee voor alle gemeenten bedoeld.

 

N.B.: het indiceren van Wmo-begeleiding is geen ‘harde wetenschap’ met vaste uitkomsten op basis van harde ‘rekenregels’. Het indiceren van begeleiding vraagt om een professionele afweging, op basis van veel elementen, met als doel ondersteuning op maat te bieden voor de inwoner. Dit normenkader helpt dit transparant en afgewogen te doen, maar vereist wel een basisdeskundigheid van de Wmo-consulent om het te kunnen gebruiken.

 

N.B.: in het normenkader volgen we de lijn van het algemene werkproces van Wmo-indicatiestelling met als focus de aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning. We beschrijven daarom niet het gehele werkproces in al zijn facetten.

Dit bevat meer stappen en elementen, zoals het wijzen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning, het kunnen kiezen tussen zorg in natura of pgb, hoe wordt omgegaan met het vastleggen van gegevens, de mogelijkheid van het aanreiken van een persoonlijk plan, de mogelijkheid tot het maken van bezwaar en dergelijke.

 

1.3 Disclaimer

Bureau HHM en Factum Advies spannen zich in om dit Normenkader Begeleiding juridisch houdbaar te laten zijn in geval van bezwaar en beroep. Wij kunnen succes bij juridische toetsing echter niet garanderen en aanvaarden geen aansprakelijkheid voor eventuele schade die hierdoor kan ontstaan.

 

Wij bevelen sterk aan om – voordat men met het normenkader gaat werken - een training te volgen over het werken met het Normenkader Begeleiding zodat het normenkader wordt gebruikt zoals het is bedoeld.

 

1.4 Leeswijzer

Na de algemene inleiding in hoofdstuk 1, schetsen we in hoofdstuk 2 het proces van indicatiestelling voor begeleiding.

In hoofdstuk 3 beschrijven we de start van het proces van indicatiestelling: het integrale onderzoek en het beschrijven van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt (stappen 1, 2 en 3, conform de CRvB-uitspraak).

In hoofdstuk 4 beschrijven we stap 4 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces, het onderzoeken van de eigen mogelijkheden van cliënt en netwerk en overige voorliggende oplossingen.

In hoofdstuk 5 beschrijven we de afsluitende stap 5 (conform de CRvB-uitspraak) van het proces: het vertalen van de nog in te vullen ondersteuningsbehoefte van de cliënt naar een Wmo-maatwerkvoorziening.

 

2 Proces indicatiestelling

De Centrale Raad van Beroep heeft in een uitspraak4 vastgelegd welke vijf stappen een gemeente moet doorlopen om op een zorgvuldige wijze tot een besluit te komen. Het proces om te komen tot een indicatie voor begeleiding hebben wij uitgewerkt in deze vijf stappen, zie figuur 1.

 

Figuur 1. Proces besluitvorming Wmo -begeleiding

 

Stap 1: Wat is de hulpvraag van de cliënt?

De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek en gaat met de cliënt in gesprek.

De cliënt heeft recht op onafhankelijke cliëntondersteuning en kan een persoonlijk plan uiterlijk binnen 7 dagen indienen.

 

Stap 2: Wat is het probleem?

Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:

  • de problematiek bij de participatie en zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) van de cliënt;

  • inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied;

  • inventarisatie van overige cliëntkenmerken.

Stap 3: Welke ondersteuning is naar aard en omvang nodig?

Vaststellen aard en omvang van de bruto ondersteuningsbehoefte van de cliënt bij participatie en/of zelfredzaamheid.

 

Stap 4: Afweging voorliggende oplossingen?

Vervolgens weegt de Wmo-consulent af welke andere oplossingen dan wel voorliggende oplossingen beschikbaar zijn voor de cliënt om tot oplossingen te komen voor diens ondersteuningsbehoefte:

  • onderzoek oplossingen door eigen kracht en/of netwerk;

  • onderzoek overige voorliggende voorzieningen5 .

Stap 5: Maatwerkvoorziening?

Tot slot komt de Wmo-consulent in drie substappen tot de voor de cliënt benodigde maatwerkondersteuning op grond van de Wmo 2015 (netto):

  • definitief maken van de benodigde Wmo-maatwerkvoorziening(en);

  • kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit;

  • afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van te indiceren ondersteuning.

3 Onderzoek

Dit hoofdstuk omschrijft de eerste drie stappen uit het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep:

  • 1.

    De cliënt meldt zich met een hulpvraag. De Wmo-consulent start het onderzoek in samenspraak met de cliënt en waar nodig met de mantelzorger(s) dan wel een vertegenwoordiger van de cliënt.

  • 2.

    De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt diens problematiek ten aanzien van participatie en/of zelfredzaamheid (aandoeningen, stoornissen en beperkingen), inventariseert diens ondersteuningsbehoefte en de effecten hiervan op verschillende leefgebieden en inventariseert de situatie van de cliënt op een aantal specifieke kenmerken.

  • 3.

    Vaststellen aard en omvang van de (bruto) ondersteuningsbehoefte.

 

Stap 1. Cliënt meldt zich, start onderzoek

Wanneer de cliënt zich meldt, bespreekt de Wmo-consulent diens hulpvraag met de cliënt. De Wmo-consulent onderzoekt ook de leefsituatie van de cliënt (gezinssituatie etcetera). Cliënten hebben de mogelijkheid een persoonlijk plan aan te dragen, dat de Wmo-consulent vervolgens meeneemt in het proces.

 

Stap 2. Wat is het probleem?

Tijdens het onderzoek bevraagt de Wmo-consulent de cliënt, voor zover nodig en gerelateerd aan het gebruik van het Normenkader Begeleiding, op drie aspecten:

  • a.

    problematiek

  • b.

    leefgebieden

  • c.

    overige cliëntkenmerken

Ad a. De problematiek (aandoeningen, stoornissen en beperkingen) t.a.v. zelfredzaamheid en/of participatie van de cliënt

De Wmo-consulent brengt het functioneren van de cliënt in kaart aan de hand van de aandoeningen, stoornissen en beperkingen. De onderzoeksmethodiek ICD/ICF6 kan hierbij helpend zijn.

 

Ad b. Inventarisatie van de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte per leefgebied

De Wmo-consulent brengt de ondersteuningsbehoefte van de cliënt in kaart aan de hand van elf leefgebieden7 . Per leefgebied wordt bekeken op welke manier de aandoeningen, stoornissen en beperkingen invloed hebben en leiden tot zelfredzaamheids- of participatieproblemen. Deze worden beschreven en concluderend ook vastgelegd

 

Belangrijk is hierbij dat de Wmo-consulent het leefgebied scoort naar de werkelijke ondersteuning die een cliënt naar beoordeling van de consulent nodig heeft, ook als dit nu op een andere manier wordt opgelost of wanneer een cliënt geen ondersteuning op dit gebied wenst. Zo doe je het meest recht aan de feitelijke situatie van de cliënt en wordt de ‘bruto’ behoefte aan ondersteuning van de cliënt duidelijk. In stap 4 worden de voor de cliënt al beschikbare of andere nog in te zetten mogelijke oplossingen op deze leefgebieden geïnventariseerd, waardoor deze uiteindelijk niet meewegen in de toe te kennen ‘netto’ maatwerkvoorziening.

 

Let op: we bevelen aan ieder leefgebied aan de orde te stellen, waarbij alleen de voor het onderzoek relevante informatie wordt vastgelegd in de rapportage.

 

De elf leefgebieden beschrijven we op volgende pagina’s.

 

De elf leefgebieden:

  • -

    Persoonlijk functioneren: dit leefgebied gaat over het zelfbeeld/zelfinzicht van de cliënt en de controle over het gedrag.

    Kan de cliënt zelf een hulpvraag formuleren en kan de cliënt deze ook uitstellen? Dit omvat bijvoorbeeld ook het begrijpen van consequenties, omgaan met veranderingen, keuzes maken, emoties reguleren, eigen grenzen aangeven en agressie.

  • -

    Sociaal functioneren: dit leefgebied gaat over het gedrag van cliënt in relatie tot anderen.

    Is de cliënt beïnvloedbaar? Kan de cliënt rekening houden met anderen? Is de cliënt in staat om te functioneren binnen het gezin, de familie of binnen de vriendengroep? Kan de cliënt vriendschappen aangaan, deze behouden en onderhouden?

  • -

    Gezondheid en zelfzorg: dit leefgebied gaat over de zelfzorg en het inzicht van de cliënt in gezondheidsrisico’s.

    Denk hierbij aan problematiek gerelateerd aan slapen, evenwichtig dag- en nachtritme, volhouden van een gezond voedingspatroon, uiterlijke verzorging en tijdig medische professionals inschakelen wanneer er iets speelt.

  • -

    Verplaatsen en vervoer: dit leefgebied richt zich op het zelfstandig verplaatsen buiten de woning.

    Kan de cliënt gebruikmaken van een eigen vervoersmiddel (bijvoorbeeld een fiets of auto) of van het openbaar vervoer? Ook zaken als het bepalen van een route vallen onder dit leefgebied.

  • -

    Wonen: dit leefgebied focust zich op problematiek rondom het onderhouden van de woning, zelfstandig kunnen wonen, het veroorzaken van dan wel omgaan met overlast en het contact met de eigenaar van de woning. Hieronder valt bijvoorbeeld ook het hebben van een veilige, passende woning en het veilig bewonen van de woning.

  • -

    Regie bij het huishouden: dit leefgebied gaat over de problemen die de cliënt ervaart bij het organiseren van huishoudelijke taken. Het gaat dan om het doen van de was, zorgen voor een schoon en leefbaar huis en ook het doen van de boodschappen en het bereiden van de maaltijd.

  • -

    Werk/school: dit leefgebied richt zich op problematiek ten aanzien van school of het werk van de cliënt.

    Aandachtpunten hierbij zijn onder andere het hebben van een structuur, maken van keuzes voor de toekomst, aanwezigheid, op tijd komen of groepsgeschiktheid.

  • -

    Vrije tijd: dit leefgebied gaat over eventuele begeleiding die de cliënt nodig heeft bij het invullen van zijn vrije tijd of participatie in de samenleving. Problemen hierbij kunnen bijvoorbeeld gaan over sport, deelnemen aan verenigingen of het hebben van een zinvolle invulling van de dag.

  • -

    Financiën/administratie: dit leefgebied gaat over het om kunnen gaan met geld, het hebben en het oplossen van schulden en het hebben van een bron van inkomsten. Ook gaat dit leefgebied over het omgaan met post en de acties die hieruit voortkomen.

  • -

    Justitie: dit leefgebied richt zich op de noodzaak voor begeleiding van de cliënt op het gebied van gedrag en/of risicobeperkingen waarbij mogelijk reeds sprake kan zijn van een overtreding, contact met de politie of een lopende justitiële maatregel.

  • -

    Verslaving: dit leefgebied gaat over de invloed die een eventuele verslaving heeft op het dagelijks leven van de cliënt, zoals het meedoen in het gezin, school of werk.

Zie bijlage 3 voor een aanvullende lijst met aandachtspunten per leefgebied. Dit is een hulpmiddel wat kán helpen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag.

 

In bijlage 4 zijn indicatieve beschrijvingen opgenomen die kunnen helpen om de zwaarte van de problematiek en de daaruit volgende ondersteuningsbehoefte per levensgebied te bepalen.

 

Per leefgebied wordt door de Wmo-consulent aangegeven (gescoord) of sprake is van:

 

0. Geen ondersteuningsbehoefte

De cliënt heeft op dit leefgebied geen problemen waarbij ondersteuning nodig is.

 

1. Lichte ondersteuningsbehoefte, er is toezien nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied weinig problemen. De cliënt kan de activiteit zelf uitvoeren, maar een ander moet toezien, stimuleren en controleren. De cliënt kan zelf ondersteuning vragen en kan wachten op deze ondersteuning.

 

2. Matige ondersteuningsbehoefte, er is hulp nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied meer problemen, waardoor de cliënt deze activiteit slechts met moeite kan. Een ander moet helpen, stimuleren, instrueren en controleren. De cliënt kan meestal zelf ondersteuning vragen en kan soms wel en soms niet goed wachten op deze ondersteuning.

 

3. Zware ondersteuningsbehoefte, er is overname nodig

De cliënt heeft op dit leefgebied grote problemen. De cliënt kan de activiteit niet zelf uitvoeren, een ander moet overnemen, aansturen, instrueren en controleren. De cliënt heeft moeite met ondersteuning vragen en meestal ook moeite met wachten op deze ondersteuning.

 

Let op: het gaat hier om de mate waarin ondersteuning nodig is naar het oordeel van de Wmo-consulent.

 

Ad c. Inventarisatie van overige kenmerken van de cliënt

Tot slot van stap 2 inventariseert de Wmo-consulent een aantal overige kenmerken van de cliënt (zie tabel 1).

 

Deze overige kenmerken worden in combinatie met de scores op de leefgebieden later in stap 5 gebruikt bij de definitieve bepaling van de aard, omvang en duur van de in te zetten ondersteuning.

 

Kenmerk

Score

1

Aard van de problematiek

Acuut

Fluctuerend/wisselend

Stabiel (continu aanwezig)

 

2

Zelfinzicht cliënt eigen handelen en mogelijkheden

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

3

Motivatie van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

4

Lerend vermogen van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

5

Belastbaarheid van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

6

Sociaal netwerk van de cliënt

Beperkend

Neutraal-gemiddeld

Bevorderend

 

7

Draagkracht netwerk van de cliënt

Hoog

Gemiddeld

Laag

8

Risico voor cliënt, netwerk of samenleving als geen of minder ondersteuning wordt geboden

Hoog

Gemiddeld

Laag

9

Complexiteit van de problematiek

Hoog

Gemiddeld

Laag

 

10

Verwachting ontwikkeling van de cliënt

Achteruitgang

Gelijkblijvend/stabiel

Verbetering

Tabel 1. Overige kenmerken van de cliënt

 

Toelichting overige cliëntkenmerken

  • 1.

    Aard van de problematiek:

    Is de problematiek acuut van aard, fluctuerend/wisselend in de tijd of continu/stabiel?

  • 2.

    Zelfinzicht:

    In hoeverre begrijpt de cliënt zijn aandeel in de situatie/in de problematiek? Indien de cliënt inzicht heeft in zijn eigen handelen en dit kan beïnvloeden, werkt dit bevorderend. Kan de cliënt dit niet, dan werkt dit beperkend.

  • 3.

    Motivatie:

    Staat de cliënt open voor hulpverlening en wil deze ook zelf aan de slag gaan met zijn hulpvragen, dan is dit bevorderend.

  • 4.

    Lerend vermogen:

    Is de cliënt in staat om nieuw gedrag aan te leren en dit toe te passen? Wat ook belangrijk is om mee te wegen, is in hoeverre de cliënt in staat is om dit geleerde gedrag te generaliseren naar andere situaties.

  • 5.

    Belastbaarheid cliënt:

    De belastbaarheid van de cliënt kan beperkend werken wanneer de cliënt onvoldoende energie of mentale capaciteit heeft om met zijn begeleidingsdoelen aan de slag te gaan. Andersom kan dit ook juist bevorderend werken wanneer de belastbaarheid goed is.

  • 6.

    Sociaal netwerk:

    Is het sociale netwerk van de cliënt helpend in de situatie of is het netwerk onderdeel van het probleem.

    Als de cliënt geen netwerk heeft, scoor je dit als neutraal.

  • 7.

    Draagkracht van het netwerk:

    De draagkracht van het netwerk is hoog/gemiddeld/laag.

    In geval van overbelasting of afwezigheid van het netwerk is de draagkracht laag. Overbelasting of afwezigheid van het netwerk kán problematiserend zijn.

    Bij een gemiddelde draagkracht kan het netwerk de cliënt op een reguliere wijze ondersteunen.

    Als sprake is van een hoge draagkracht, dan helpt het netwerk nadrukkelijk om de problematiek van de cliënt op te lossen of te laten verminderen.

  • 8.

    Risico:

    Het risico voor de cliënt zelf of diens omgeving op ernstig nadeel voor de cliënt zelf of diens omgeving, is in deze cliëntsituatie hoog/gemiddeld/laag.

  • 9.

    Complexiteit van de problematiek:

    De complexiteit van de problematiek is over het geheel gezien hoog/gemiddeld/laag.

    In de afweging ten aanzien van de complexiteit van de problematiek als geheel speelt een rol:

    • a.

      Problemen op enkele of meerdere levensgebieden?

    • b.

      Ondersteuningsvraag is meer of minder voorspelbaar?

    • c.

      Hoe gaat de omgeving om met de problematiek van de cliënt?

    • d.

      Kun je goed met de cliënt communiceren over de problematiek?

  • 10.

    Verwachting ontwikkeling situatie cliënt (wat is er mogelijk?):

    De situatie van de cliënt richting de toekomst met inzet van ondersteuning: gaat achteruit/blijft stabiel/verbetert.

Beschrijving scoremogelijkheden op de overige cliëntkenmerken 2 tot en met 6

De Wmo-consulent scoort de mate van invloed van de kenmerken op de omvang en duur van de in te zetten begeleiding:

 

Beperkend:

Dit kenmerk heeft een belemmerende invloed op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt minder snel of minder makkelijk tot een oplossing voor het ervaren probleem.

 

Neutraal/gemiddeld:

Dit kenmerk heeft bij deze cliënt geen specifiek beperkend en ook geen specifiek bevorderend effect ten aanzien van de intensiteit van de in te zetten begeleiding, dit komt overeen met wat cliënten voor begeleiding gemiddeld aankunnen.

 

Bevorderend:

Dit kenmerk is helpend op de te bieden begeleiding. Door dit kenmerk komt de cliënt sneller of makkelijker tot een oplossing voor het ervaren probleem.

 

 

Stap 3: Vaststellen aard en omvang ondersteuningsbehoefte

De Wmo-consulent bepaalt, zoveel als mogelijk in samenspraak met de cliënt en/of het netwerk, de te behalen aandachtspunten per leefgebied en de noodzakelijke ondersteuning hiervoor. Zodat duidelijk wordt wat de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte is van de cliënt en waar ook eventuele prioriteiten en keuzes van de cliënt liggen. Hierbij kan onder andere gebruik worden gemaakt van een zorginventarisatie, het persoonlijk plan of het ondersteuningsplan van de cliënt.

 

4 Stap 4: Afweging

 

In stap 4 weegt de Wmo-consulent vervolgens af welke andere oplossingen dan op grond van de Wmo 2015 beschikbaar zijn voor de cliënt om diens ondersteuningsbehoefte in te vullen.

 

De Wmo-consulent bespreekt met de cliënt en onderzoekt de mogelijkheden van de cliënt zelf, van het cliëntsysteem en het netwerk van de cliënt om oplossingen te vinden voor de door de cliënt ervaren zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen. Dit betreft naast de mogelijkheden van de cliënt persoonlijk ook mogelijkheden om gebruik te maken van andere regelingen dan de Wmo. Deze oplossingen kunnen onder andere zijn: algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, laagdrempelige steunpunten, de Zorgverzekeringswet, de Participatiewet en/of de Wet langdurige zorg (Wlz).

 

Alle oplossingen die voorliggend zijn op een Wmo-maatwerkvoorziening worden als eerste benut. Hierover wordt de cliënt geadviseerd in het gespreksverslag. Daarbij is het conform de uitspraak van de CRvB van belang dat de Wmo-consulent nadrukkelijk onderzoekt of de voorliggende oplossing daadwerkelijk een oplossing biedt voor het probleem van de cliënt én ook voor de cliënt beschikbaar is. Het is ook mogelijk dat de ondersteuningsbehoefte van de cliënt wordt ingevuld door een combinatie van eigen kracht en/of voorliggende oplossingen met daarop aanvullend een maatwerkvoorziening.

 

5 Stap 5: Maatwerkvoorziening

 

In de laatste stap van het indicatieproces volgen de substappen 5a, 5b en 5c:

5a. Concreet maken benodigde Wmo-maatwerkvoorziening.

5b. Kiezen van het best passende profiel, dat richting geeft aan het uiteindelijk te nemen besluit.

5c. Afweging op basis van alle verzamelde informatie: definitieve aard, omvang en duur van de te indiceren ondersteuning.

 

5.1 Stap 5a - Concreet maken benodigde Wmo -maatwerkvoorzieningen

Na de stappen 3 en 4 is duidelijk voor welke aandachtspunten op welke leefgebieden een Wmo-maatwerkvoorziening nodig is om de cliënt te helpen diens zelfredzaamheids- en/of participatieproblemen op te lossen.

 

De Wmo-consulent maakt in deze stap ook keuzes over:

  • a.

    of individuele begeleiding of dagbesteding (in groepsverband) nodig is of een combinatie hiervan;

  • b.

    of de ondersteuning ontwikkelgericht of behoudgericht moet zijn (primaire focus).

Ad b-1. Ontwikkelgerichte begeleiding

Primair doel van de begeleiding is het realiseren van een duidelijke ontwikkeling (leren, groeien, versterken) van de mogelijkheden van de cliënt om zich (meer) zelfstandig te redden in het leven. Hiervoor wordt een overzichtelijke periode bepaald, bijvoorbeeld een aantal maanden tot een jaar (eventueel twee jaar). Hierbij kan dus ook een secundair element van behouden aan de orde zijn.

 

Ad b-2. Behoudgerichte begeleiding

Primair doel van de begeleiding is het behouden of zoveel als mogelijk behouden van de mogelijkheden van de cliënt om zich zelfstandig te redden in het leven. Er kan ook sprake zijn van begeleiding bij achteruitgang. Hierbij kan dus ook een bijkomend element van ontwikkeling aan de orde zijn.

 

De keuze voor ontwikkelgericht dan wel behoudgericht heeft niet zozeer gevolgen voor de omvang van de te indiceren ondersteuning. Maar wel voor de opdracht die wordt meegegeven aan de aanbieder en voor de duur van de indicatie.

 

5.2 Stap 5b - Profiel kiezen

Op basis van onderzoek in de uitvoeringspraktijk hebben we ‘profielen’ uitgewerkt. Zowel voor individuele begeleiding als voor dagbesteding en voor beide een ontwikkelgerichte en een behoudgerichte versie. Deze profielen geven een beschrijving van cliëntgroepen aan de hand van de mogelijke scores op de set met leefgebieden en overige cliëntkenmerken zoals hiervoor beschreven.

 

Aan ieder profiel is een omvang van de te indiceren ondersteuning gekoppeld. Deze omvang is richtinggevend en dus niet dwingend bepalend.

Want: het kiezen van een profiel gebeurt op basis van de inhoudelijke beschrijving van de ondersteuningsvraag van de cliënt. Maar: er zijn ook altijd cliënten waarbij zodanige bijzonderheden aan de orde zijn dat het nodig is buiten de bandbreedte van het profiel te indiceren. En dat kan dan uiteraard, op grond van twee stelregels: ‘

Pas toe of leg uit’ en ‘Het enige doel dat je hebt, is ondersteuning op maat voor de cliënt indiceren’.

 

In stap 5b kiest de Wmo-consulent op basis van alle over de cliënt verzamelde informatie het voor deze cliënt best passende profiel. Dit doet de Wmo-consulent op basis van het totaalbeeld uit stap 2: de problemen van de cliënt, de scoring op de leefgebieden en de scoring op de overige cliëntkenmerken. Dit kunnen ook twee profielen zijn: één voor individuele begeleiding en één voor dagbesteding. Hierna geven we een nadere beschrijving van deze twee typen profielen.

 

I. Profielen individuele begeleiding

We onderscheiden vier profielen voor individuele begeleiding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.

 

De ontwikkelgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor relatief korte duur geïndiceerd.

De behoudgerichte individuele begeleiding wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

Per profiel is een bandbreedte gesteld van de gemiddelde tijd die een cliënt binnen dit profiel nodig heeft aan individuele begeleiding. De uren in het profiel zijn de direct cliëntgebonden uren. Dit betreft de uren die een begeleider direct besteedt aan het begeleiden van de cliënt (fysieke afspraken, telefonisch contact, digicontact etcetera). Alle andere uren die een begeleider besteedt aan een cliënt - denk hierbij bijvoorbeeld aan reistijd of rapportage - vallen niet binnen de uren in het normenkader.

 

Zie tabel 2 op de volgende bladzijde voor een samenvatting van de profielen.

In bijlage 1 zijn de profielen helemaal uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

Licht

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)

Lichte problematiek, primair ontwikkelgericht

 

Maximaal één uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBB-1)

Lichte problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

 

Maximaal één uur begeleiding per week

Matig

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)

Matige problematiek, primair ontwikkelgericht

 

Eén tot drie uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 2 (IBB-2)

Matige problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

 

Eén tot drie uur begeleiding per week

Matig - zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)

Matig tot zware problematiek, primair ontwikkelgericht

 

Drie tot vijf uur begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 3 (IBB-3)

Matig tot zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

 

Drie tot vijf uur begeleiding per week

Zwaar

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)

Zware problematiek, kortdurende inzet, primair ontwikkelgericht

 

Vijf uur of meer begeleiding per week

Individuele Begeleiding Behoudgericht 4 (IBB-4)

Zware problematiek, weinig mogelijkheden tot verbetering verwacht, primair behoudgericht

 

Vijf uur of meer begeleiding per week

 

Tabel 2. Profielen individuele begeleiding

 

Uit het door ons uitgevoerde data-onderzoek blijkt dat bij een ontwikkelgericht profiel, de volgende kenmerken naar voren komen:

  • De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

  • Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Als sprake is van een behoudgericht profiel, komen de volgende kenmerken naar voren:

  • De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.

  • Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.

Op basis van data-onderzoek in het uitvoeringsveld hebben we nader inzicht gekregen welke leefgebieden en overige cliëntkenmerken welke mate van invloed hebben op de keuze van een profiel.

In figuur 2 hebben we dit zichtbaar gemaakt.

 

N.B.: het kiezen van het voor deze cliënt best passende profiel blijft een nadrukkelijke kwalitatieve component houden. Maar op basis van onderzoeksdata kunnen we wel aangeven wat de denkrichting is. En nogmaals: het gaat om het kiezen van het best passende profiel en dus niet om een 100% match met een profiel.

 

In figuur 2 is te zien dat:

  • 1.

    Er eerst volledig onderzoek wordt gedaan (stappen 1 – 2 – 3)

  • 2.

    Vervolgens worden eigen kracht en voorliggende oplossingen onderzocht (stap 4)

  • 3.

    Volgende vraag: ‘Wat is de verwachting van de ontwikkeling in de situatie van de cliënt?

  • 4.

    Daarna is de mate van complexiteit van de problematiek sterk bepalend of je bij de lagere of hogere profielen uitkomt

  • 5.

    Bij IBO-1 en IBO-2 is daarna de motivatie van de cliënt heel bepalend. Bij IBO-3 en IBO-4 is vooral de mate van risico heel bepalend. Tot slot is het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop heel bepalend.

  • 6.

    Bij de IBB-profielen zijn met name de aard van de problematiek en het risico bepalend. Wederom in combinatie met het aantal leefgebieden en de zwaarte van de ondersteuningsbehoefte daarop van de cliënt.

Figuur 2. Individuele begeleiding

 

De ‘totaalscore’ die in figuur 2 wordt benoemd = de optelling van de scores op alle leefgebieden. Zie de beschrijving van de profielen voor individuele begeleiding in bijlage 1 voor de bijbehorende getallen.

 

II. Profielen dagbesteding

We onderscheiden twee profielen voor dagbesteding met een ontwikkelgericht respectievelijk behoudgericht karakter.

De ontwikkelgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor relatief kortere duur geïndiceerd.

De behoudgerichte dagbesteding (begeleiding groep) wordt in het algemeen voor lange duur geïndiceerd.

De profielen voor dagbesteding zijn gesplitst naar 1 t/m 4 dagdelen (1 of 2 dagen) versus 5 t/m 9 dagdelen (3, 4, of 4,5 dagen).

Zie tabel 3 voor een samenvatting van de profielen. In bijlage 2 zijn de profielen uitgeschreven.

 

ONTWIKKELGERICHT

BEHOUDGERICHT

1 t/m 4 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 1 (DBO-1)

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt.

 

Eén tot maximaal vier dagdelen per week

Dagbesteding Behoudgericht 1 (DBB-1)

Doel:

Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

 

Eén tot maximaal vier dagdelen per week

5 t/m 9 dagdelen p/w

Dagbesteding Ontwikkelgericht 2 (DBO-2)

Doel:

Ontwikkelen van vaardigheden van de cliënt

 

Vijf tot maximaal negen dagdelen per week

Dagbesteding Behoudgericht 2 (DBB-2)

Doel:

Behouden van vaardigheden, ontlasting mantelzorg

 

Vijf tot maximaal negen dagdelen per week

 

Tabel 3. Profielen dagbesteding

 

Uit het uitgevoerde data-onderzoek blijkt dat als sprake is van een ontwikkelgericht profiel, de volgende kenmerken naar voren komen:

  • De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

  • Risico: het risico in deze cliëntsituatie is laag of gemiddeld.

  • Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Als sprake is van een behoudgericht profiel, komen de volgende kenmerken naar voren:

  • De verwachte ontwikkeling van de cliënt: de situatie van de cliënt is in de toekomst stabiel of gaat achteruit.

  • Risico: het risico in deze cliëntsituatie is laag of gemiddeld.

  • Lerend vermogen van de cliënt: het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.

Een ander aspect dat bij de keuze voor een profiel voor dagbesteding heel bepalend is, is de hoofdvraag binnen de ondersteuningsbehoefte van de cliënt:

  • Primaire vraag van de cliënt = zinvolle daginvulling

    Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag het bieden van een zinvolle daginvulling, ter vervanging van werk of studie. Waarbij de cliënt ook wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren. Bijkomend kan sprake zijn van het ontlasten van mantelzorg/netwerk.

  • Primaire vraag van de cliënt = ontlasten van mantelzorg/netwerk

    Voor een deel van de cliënten is de primaire vraag gericht op het ontlasten van mantelzorgers of het netwerk. Zodat de cliënt samen of alleen zo lang mogelijk in een zelfstandige huisvestingssituatie kan verblijven.

    Aan de cliënt zelf wordt een zinvolle daginvulling geboden en deze wordt gesteund en gestimuleerd bij het persoonlijk functioneren.

 

Om vervolgens te komen tot een keuze van de omvang van de in te zetten dagbesteding, is figuur 3 behulpzaam.

In deze figuur laten we zien welke aspecten meespelen bij deze keuze.

 

Figuur 3. Afweging omvang dagbesteding

 

Kernvraag

De leidende vraag ten aanzien van de inzet van dagbesteding is:

‘Kun je zelf(standig) de dag doorkomen?’ En zo nee: welke mate en welke vorm van ondersteuning is dan voor je nodig?

 

Leefgebieden

Van de leefgebieden uit het Normenkader Begeleiding zijn met name de leefgebieden dagbesteding (werk/school) en vrije tijd van belang of het nodig is Wmo-dagbesteding in te zetten.

De situatie van de cliënt op andere leefgebieden kán mede bepalend zijn voor de mate waarin ondersteuning in de vorm van dagbesteding nodig is.

 

5.3 Stap 5c - Laatste afweging, vaststellen definitieve indicatie

Het in stap 5b gekozen profiel geeft richting aan de te stellen indicatie: ‘dit is de aard en omvang van de indicatie die bij deze cliënt, gezien de ondersteuningsbehoefte en kenmerken van de cliënt, verwacht mag worden nodig te zijn’.

In stap 5c maakt de Wmo-consulent de definitieve afweging over de omvang en de duur van de te stellen indicatie.

Zo wordt gekomen tot een indicatie op maat voor deze cliënt.

 

Omvang ondersteuningstijd bepalen

In het gekozen profiel (individuele begeleiding en/of dagbesteding) is de mogelijke omvang van de benodigde ondersteuning indicatief in een bandbreedte aangegeven.

Op basis van de specifieke situatie van de cliënt weegt de Wmo-consulent af of er meer of minder omvang van de ondersteuning nodig is dan gemiddeld in het profiel staat.

In eerste instantie gebeurt dit binnen de aangegeven bandbreedte. Maar dit kan daar ook buiten zijn, als dit de daadwerkelijk benodigde ondersteuning voor de cliënt is.

Cliënten kunnen zo nodig voor individuele begeleiding en dagbesteding tegelijk een indicatie krijgen.

Bij het definitief afwegen, het finetunen van de omvang van de indicatie, maakt de Wmo-consulent gebruik van het totaalbeeld dat deze heeft van de cliënt en maakt een gemotiveerde inschatting of de cliënt, afgezet tegen de ‘gemiddelde cliënt in het profiel’, hoger of lager dan dit gemiddelde moet worden geïndiceerd.

 

Voor alle profielen kan het risico-aspect een doorslaggevende factor zijn voor de aard, omvang en duur van de ondersteuning. Als sprake is van een groot risico voor de cliënt of de omgeving, dan kan deze factor belangrijker zijn dan bijvoorbeeld leerbaarheid, motivatie of de draagkracht van het netwerk. Dan is afdoende ingrijpen belangrijker.

 

Bij individuele begeleiding gericht op het ontwikkelen van vaardigheden zijn vooral de leerbaarheid en motivatie van de cliënt leidend bij de beslissing of meer ondersteuning wordt geboden tijdens een kortere termijn. Of dat juist minder ondersteuning tegelijk wordt geboden, maar gedurende een langere termijn.

 

Bij individuele begeleiding gericht op het behouden van vaardigheden is vooral leidend wat minimaal nodig is om de situatie van de cliënt stabiel te houden.

 

Als de ondersteuningsvraag van de cliënt dagbesteding betreft die is gericht op het behoud van vaardigheden, speelt meestal de belastbaarheid van het netwerk een grote rol in het toekennen van het aantal dagdelen. Naast de belastbaarheid van de cliënt zelf. Soms moet een gebalanceerd evenwicht worden bereikt tussen deze twee.

 

Wanneer het gaat om ontwikkelgerichte dagbesteding dan is met name de belastbaarheid en het lerend vermogen van de cliënt zelf doorslaggevend. Is sprake van een positieve verwachting van het kunnen leren door of ontwikkelen van de cliënt, dan kan worden overwogen een groter aantal dagdelen in te zetten voor een kortere termijn. Als de leerbaarheid en belastbaarheid beperkt is, dan is een lagere omvang van de inzet gedurende een langere periode meer aangewezen.

 

Verder spelen bij alle profielen de ondersteuningsmogelijkheden van het netwerk van de cliënt een rol. Positief of negatief.

  • Is er geen netwerk: dan heeft dit geen extra invloed op het indicatiebesluit.

  • Heeft het netwerk enige of veel ondersteuningscapaciteit: dan is mogelijk minder inzet van ondersteuning nodig.

  • Het netwerk kan ook de oorzaak zijn van extra problemen: in dat geval is mogelijk juist meer ondersteuning nodig.

Duur van de ondersteuning bepalen

De Wmo-consulent bepaalt op cliëntniveau de best passende duur8 van de indicatie.

Bij de duur van een indicatie is vooral de verwachting van de snelheid van ontwikkeling of situatie van de cliënt bepalend.

Als snelle ontwikkeling wordt verwacht, is sprake van ontwikkelgerichte ondersteuning en is een indicatie voor korte duur passend. Zodat controle of herijking van het indicatiebesluit kan plaatsvinden.

Als geen snelle ontwikkeling of situatie van de cliënt wordt verwacht of sprake is van langdurig behoudgerichte ondersteuning, is een indicatie voor lange duur passend.

 

Bijlage 1. Profielen individuele begeleiding

 

Afwegingen die gemaakt kunnen worden om te kiezen tussen ontwikkel- en behoudgerichte profielen bij individuele begeleiding:

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht (IBO-profielen)

Individuele Begeleiding Behoudgericht (IBB-profielen)

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend of neutraal/gemiddeld.

 

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 1 (IBO-1)

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 2 (IBO-2)

Individuele Begeleiding Ontwikkelgericht 3 (IBO-3)

Individuele Begeleiding

Ontwikkelgericht 4 (IBO-4)

Algemeen

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren.

De ondersteuning is planbaar.

Vaak is voor een beperkte periode nog net enige ondersteuning nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige tot zware problematiek, op meer leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, soms ook aan overname.

De ondersteuning is vaak planbaar.

De ondersteuning is voor een beperkte periode nodig.

Deze cliëntgroep heeft zware problematiek, op veel leefgebieden, er is ruimte voor ontwikkeling, zij het met intensieve begeleiding.

De cliënt heeft behoefte aan toezien, stimuleren en aanleren, en vaak ook aan overname.

De ondersteuning is vaak niet planbaar.

Als de ondersteuning met deze intensiteit niet in een beperkte periode kan worden afgebouwd, dan kan een oplossing buiten de thuissituatie nodig zijn.

Zelfinzicht

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent nauwelijks en soms niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Belastbaarheid

Cliënt is belastbaar.

Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar.

Cliënt is beperkt belastbaar.

Cliënt is voldoende belastbaar om intensieve begeleiding aan te kunnen.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is hoog.

De complexiteit is hoog.

Motivatie

De motivatie van de cliënt is bevorderend.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

De motivatie van de cliënt is neutraal/gemiddeld.

Risico

Het risico is laag.

Het risico is gemiddeld.

Het risico is gemiddeld.

Het risico is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week

De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week

De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week

De indicatie is minimaal vijf uur,

gemiddeld acht uur per week

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt (kan van 0 tot maximaal 33 variëren).

 

Individuele Begeleiding Behoudgericht 1 (IBO-1)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 2 (IBO-2)

Individuele Begeleiding

Behoudgericht 3 (IBO-3)

Algemeen

Deze cliëntgroep heeft lichte problematiek, op een beperkt aantal leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op wat meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden.

De ondersteuning is meestal planbaar.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Deze cliëntgroep heeft matige problematiek, op meer leefgebieden, weinig of geen verbetermogelijkheden.

De cliënt heeft behoefte aan begeleiding gericht op toezien, onderhouden en behouden, waarbij ook overname nodig kan zijn.

De ondersteuning is meestal planbaar, maar moet op afstand, maar wel makkelijk beschikbaar zijn.

De ondersteuning is meestal langdurig nodig.

Zelfinzicht

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek en herkent wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft zicht op eigen problematiek, maar herkent niet altijd wanneer het nodig is hulp te vragen.

Cliënt heeft beperkt tot geen inzicht in eigen problematiek en herkent vaak niet wanneer het nodig is hulp te vragen.

Belastbaarheid

Cliënt is belastbaar

Cliënt is wisselend tot beperkt belastbaar

Cliënt is beperkt belastbaar

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is laag of gemiddeld.

De complexiteit is hoog.

Aard van de problematiek

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is altijd aanwezig (stabiel).

De problematiek is fluctuerend / er is acute problematiek.

Risico

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is laag of gemiddeld.

Het risico is hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is maximaal één uur per week.

De indicatie is één tot drie uur, gemiddeld twee uur per week.

De indicatie is drie tot vijf uur, gemiddeld vier uur per week.

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware (score = 3) problematiek neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

 

Bijlage 2. Profielen dagbesteding

 

Afwegingen die gemaakt kunnen worden om te kiezen tussen ontwikkel- en behoudgerichte profielen bij dagbesteding:

 

Dagbesteding Ontwikkelgericht (DBO-profielen)

Dagbesteding Behoudgericht (DBB-profielen)

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst verbeterd.

De verwachte ontwikkeling van de cliënt:

De situatie van de cliënt is in de toekomst blijft stabiel of gaat achteruit.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is neutraal/gemiddeld of bevorderend.

Lerend vermogen van de cliënt:

Het lerend vermogen van de cliënt is beperkend.

 

Dagbesteding

Ontwikkelgericht 1 (DBO-1)

Dagbesteding

Ontwikkelgericht 2 (DBO-2)

Dagbesteding

Behoudgericht 1 (DBB-1)

Dagbesteding

Behoudgericht 2 (DBB-2)

Algemeen

Deze cliëntengroep heeft behoefte aan ontwikkelgerichte begeleiding. Er is vaak sprake van een arbeidsmatig karakter van de begeleiding.

De motivatie van de cliënt in combinatie met de belastbaarheid en de verdere invulling van de dagen bepaalt vooral de omvang van de dagbesteding.

De duur van de begeleiding kan beperkt zijn.

Bij deze cliëntengroep staat vulling van de dag(en), zo mogelijk behoud van vaardigheden en/of de ontlasting van mantelzorgers centraal. Er is geen sprake van ontwikkeling.

De belastbaarheid van de cliënt en de draagkracht van het netwerk bepalen vooral de omvang van de dagbesteding.

De duur van de begeleiding kan lang tot zeer lang zijn.

Complexiteit van de problematiek

De complexiteit van de problematiek is laag of gemiddeld.

De complexiteit van de problematiek is gemiddeld of hoog.

Beoogde inzet

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

De indicatie is minimaal één en maximaal vier dagdelen per week

De indicatie is minimaal vijf en maximaal negen dagdelen per week.

Zwaarte van de problematiek

Het aantal leefgebieden met geen (score = 0) en lichte (score = 1) problematiek neemt af naarmate het profiel hoger wordt.

Het aantal leefgebieden met matige (score = 2) en zware problematiek (score = 3) neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

De totaalscore van de leefgebieden neemt toe naarmate het profiel hoger wordt.

 

Bijlage 3. Aandachtspunten per leefgebied

 

De navolgende tabellen kunnen als hulpmiddel dienen bij het concreet in kaart brengen van de specifieke problemen van de cliënt per leefgebied, zowel tijdens het huisbezoek als bij het uitwerken van het verslag. Bijlage 4 bevat een inhoudelijke beschrijving van de verschillende niveaus van problematiek die hierbij kunnen worden gebruikt.

 

Let op: deze tabellen zijn geen afvinklijsten, neem alleen de onderwerpen mee die voor het onderzoek relevant en nodig zijn.

 

PERSOONLIJK FUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfbeeld

Zelfinzicht (o.a. inschatten gevaar voor zichzelf)

Omgaan met veranderingen

Begrijpen consequenties (korte/lange termijn)

Keuzes maken/besluiten nemen

Grenzen aangeven (eigen)

Hulpvraag formuleren

Impulsiviteit (sociale regels, geen risico zien)

Emotieregulatie (overspoelen, uitbarsten, driftbuien)

Angsten (inclusief spanning, zenuwen, nerveus, bang)

Stemmingsproblemen (somber, wisselingen, uitbundig)

Teruggetrokken/eenzaam/verdrietig

Agressie verbaal/fysiek (dreigen, vloeken, vechten)

Zelfbeschadigend gedrag/suïcide

Dwanghandelingen (herhaling van gedragingen)

Executieve functies (plannen, initiëren van taken, overzicht)

 

SOCIAAL FUNCTIONEREN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Beïnvloedbaar

Inleven in de ander

Grenzen aangeven (o.a., gevaar voor de ander)

Afspraken nakomen

Functioneren binnen gezin/familie

Duidelijkheid omtrent wel/geen contact met familie

Vrienden maken

Vriendschappen behouden

Contact met personen die schadelijk zijn

Verkering/relatie

Vangnet

Overlast

Groepsgeschiktheid

 

GEZONDHEID EN ZELFZORG

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Eten (verantwoord eetpatroon, kan eten tot zich nemen)

Wassen (verzorgd uiterlijk, geur)

Aankleden (schone kleding)

Slapen (in- doorslapen, wakker worden, dag-nachtritme)

Voldoende beweging/sport

Voorkomen van ziekten

Beheer medicatie

Afspraken zorgprofessionals (huisarts, specialist, begeleider)

Seksuele gezondheid (inclusief veilig vrijen)

 

VERPLAATSEN EN VERVOER

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Deelnemen aan het verkeer

Gebruikmaken eigen vervoermiddel (o.a. fiets, auto)

Route bepalen

Gebruikmaken van openbaar vervoer

 

WONEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Onderhoud woning/tuin

Overlast (o.a. geluid, stank, spullen)

Veiligheid

Zelfstandigheid

Contact met eigenaar van de woning

 

REGIE BIJ HET HUISHOUDEN

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Schoonmaken van de woning, wasverzorging, boodschappen en bereiden maaltijden

 

SCHOOL/WERK

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Evenwichtig dag- en nachtritme

Structuur

Aansturing (zelfstandigheid, zelfactivering)

Zinvolle invulling

School/werk passend bij interesse

Maken van keuzes voor de toekomst/toekomstperspectief

Aanwezigheid

Op tijd komen

Accepteren autoriteit

Taalbeheersing

 

VRIJE TIJD

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Zelfstandigheid/structuur/invulling

Interesses/hobby’s

Sport

 

FINANCIEN/ADMINISTRATIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Omgaan met betaal- communicatiemiddelen

Formulieren invullen

Leefgeld/zakgeld/inkomen

Overzicht (financiën en administratie op orde)

Schulden

 

JUSTITIE

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Stelen/vandalisme

Geweld

Heling/oplichting

Taakstraf

Boetes

 

VERSLAVING

Problematiek

geen

licht

matig

zwaar

Roken

Alcohol

Drugs (softdrug, harddrugs of anabolen)

Gamen

Telefoon/social media

Seks/porno

Gokken

 

Bijlage 4. Beschrijving problematiek per leefgebied

 

Leefgebieden

Beschrijving problematiek

 

Geen probleem

Lichte problemen (‘toezien’)

Matige problemen (‘helpen’)

Zware problemen (‘overnemen’)

Persoonlijk functioneren

Geen

Cliënt heeft een beperkt zelfbeeld en heeft soms moeite om eigen gedrag te sturen of heeft beperkt inzicht hierin. Cliënt is in staat hulp te vragen en de hulpvraag uit te stellen.

Cliënt heeft een beperkt (soms negatief) zelfbeeld en/of beperkte controle over het eigen gedrag of heeft onvoldoende inzicht hierin. Cliënt is niet in staat uit zichzelf hulp te vragen. De hulpvraag kan niet altijd worden uitgesteld.

Cliënt heeft geen realistisch zelfbeeld en/of zeer weinig tot geen controle over het eigen gedrag of geen inzicht hierin. Cliënt kan niet om hulp vragen of kan de hulpvraag niet uitstellen.

Sociaal functioneren

Geen

Cliënt is beperkt in staat tot het aangeven, bewaken of naleven van (inter)persoonlijke grenzen of het maken van keuzes. Begeleiding is nodig op het gebied van (persoonlijke en sociale) vaardigheden. Er is sprake van een onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt loopt regelmatig vast in sociaal contact. Het aanleren en (tijdelijk) deels overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk. Er is sprake van een atypische of onsuccesvolle manier van sociaal contact.

Cliënt gedraagt zich inadequaat in sociaal contact. Cliënt beschadigt zichzelf en/of anderen en is niet in staat zichzelf hierin te reguleren. Het aanleren en (langdurig) overnemen van (persoonlijke en sociale) vaardigheden is noodzakelijk.

Gezondheid en zelfzorg

Geen

Cliënt heeft moeite op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij aansturing en/of motivatie nodig. Cliënt heeft beperkt inzicht in gezondheidsrisico’s. Daarnaast is controle op afspraken met zorgprofessionals nodig.

Cliënt heeft problemen op het gebied van zelfzorg en heeft hierbij hulp nodig. Cliënt heeft onvoldoende inzicht in gezondheidsrisico’s. Begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Cliënt heeft grote problemen op het gebied van zelfzorg. Cliënt heeft geen inzicht in gezondheidsrisico’s. Beheren van afspraken en begeleiding bij afspraken met zorgprofessionals is nodig.

Verplaatsen en vervoer

Geen

Cliënt heeft ondersteuning (veelal instructie) nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft (deels) begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij deelname aan het verkeer/OV.

Wonen

Geen

Cliënt is in staat zelfstandig een woning te bewonen. Er is sprake van lichte problematiek ten aanzien van onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid. Toezicht op gezette tijden is noodzakelijk.

Cliënt is beperkt in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van problematiek bij onderhoud en verzorging van woning en/of veiligheid. Er moet toereikend en adequaat toezicht (op afroep) aanwezig

zijn.

Cliënt is niet in staat zelfstandig een woning te bewonen vanwege de eigen beperkingen. Er is sprake van ernstige problematiek met betrekking tot onderhoud en verzorging van de woning en/of veiligheid.

Regie bij huishouden

Geen

Cliënt heeft lichte aansturing en/of motivatie nodig, maar is in staat om taken zelf uit te voeren.

Cliënt heeft begeleiding nodig om taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt dan ook zelfstandig taken uit kan voeren.

Cliënt heeft veel begeleiding nodig om de taken uit te voeren. Er wordt samen opgewerkt waarbij de cliënt niet volledig zelfstandig taken kan uitvoeren.

Werk/school

Geen

Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft lichte beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag.

Cliënt heeft begeleiding nodig op het vlak van werk en/of school. Cliënt heeft beperkingen met betrekking tot deelname aan reguliere activiteiten voor invulling van de dag.

Cliënt heeft moeite op het vlak van werk en/of school. Het vermogen van cliënt om aan de leeftijd gerelateerde verwachtingen te voldoen is zeer beperkt. Cliënt heeft veel behoefte aan ondersteuning en structuur.

Vrije tijd

Geen

Cliënt heeft aansturing en/of motivatie nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd, of participatie in de samenleving. Cliënt heeft verminderde interesses.

Cliënt heeft begeleiding nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft beperkte en/of afwijkende belangstelling of interesses.

Cliënt heeft overname nodig bij het invullen van zelfstandigheid, vrije tijd of participatie in de samenleving. Cliënt heeft geen of ernstig afwijkende belangstelling of interesses.

Financiën/administratie

Geen

Er zijn lichte problemen met betrekking tot het onderhouden van de administratie en financiën. Meestal is geen sprake van problematische schulden. Cliënt kan zelf hulp vragen.

Er zijn meerdere problemen, waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Er zijn of dreigen problematische schulden.

Er zijn grote problemen waardoor sprake is van bijvoorbeeld schuldeisers of misbruik van vrienden en/of familie. Overname is nodig. Er is veelal sprake van problematische schulden.

Justitie

Geen

Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten.

Er is begeleiding nodig op het gebied van gedrag en/of risicobeperking. Er is sprake van een overtreding of straf. Cliënt heeft (mogelijk) schadelijke contacten.

Intensieve begeleiding is nodig op het gebied van gedrag en/of risico-beperking. Cliënt is in contact (geweest) met justitie. Er is risico op het (op)nieuw plegen van een delict.

Verslaving

Geen

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek interfereert met het meedoen binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het naleven van de afspraken rondom verslaving.

Het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek belemmert het functioneren binnen het gezin en het netwerk. Cliënt heeft moeite met het begrijpen en/of het naleven van afspraken rondom verslaving.

Cliënt kan niet (goed) meer functioneren binnen het gezin en het netwerk door het gebruik van middelen of overige verslavingsproblematiek. Afspraken rondom verslaving worden niet begrepen of nageleefd.

 

Bijlage 5. Verschillen versie 1.0 en versie 2.0 van het Normenkader Begeleiding

 

De opzet van het Normenkader Begeleiding versie 2.0 is gelijk aan die van versie 1.0. We hebben wel aanpassingen doorgevoerd. Dit op grond van het uitgevoerde validatie-onderzoek, de evaluatiebijeenkomst die we met gebruikers hebben gehouden, twee bijeenkomsten met een expertgroep en de praktijkervaringen die we bij een 30-tal gemeenten hebben opgedaan.

Het validatie-onderzoek heeft een statische onderbouwing gegeven voor het normenkader en heeft met name bijgedragen aan het nog verder versterken van de lijnen van besluitvorming binnen het normenkader.

 

De belangrijkste aanpassingen in versie 2.0 ten opzichte van versie 1.0 van het Normenkader Begeleiding zijn:

  • In versie 1.0 onderscheiden we 3 fasen in het werkproces.

    In versie 2.0 volgen we nadrukkelijk de ‘vijf stappen die volgen uit de CRvB-uitspraak’ in het werkproces.

  • We spreken nu van “Wmo-consulent” in plaats van “toegangsmedewerker”. De benaming Wmo-consulent bleek duidelijker te zijn in de praktijk.

  • De naam van het leefgebied "Dagbesteding (werk/school)" is aangepast naar "Werk/school". We merkten dat er verwarring ontstond rond de term "dagbesteding" in de naam van leefgebied, die is hiermee opgelost.

  • We zijn van het woord "problematiek van de cliënt" overgegaan naar het woord "ondersteuningsbehoefte van de cliënt”. Effectief bedoelen we daarmee hetzelfde, maar met de term ondersteuningsbehoefte sluiten we beter aan op de wederzijdse afstemming die plaatsvindt tussen de cliënt en de Wmo-consulent.

  • De volgorde van de overige cliëntkenmerken is aangepast, zodat deze meer aansluit bij de manier van uitvragen in de praktijk.

  • Het cliëntkenmerk “draagkracht van het netwerk” is toegevoegd. Dit kenmerk blijkt bij de individuele begeleiding medebepalend te zijn en is bij de bepaling van de omvang van de in te zetten dagbesteding duidelijk een bepalende factor.

  • Het cliëntkenmerk “verwacht rendement” bleek in de praktijk slecht uitlegbaar te zijn en zorgde voor verwarring. Uit het validatie-onderzoek kwam ook naar voren dat het geen of een zeer beperkte toegevoegde waarde heeft. Daarom hebben we deze geschrapt.

  • In het hele document hebben we begrippen nader toegelicht en verduidelijkingen doorgevoerd waar sprake bleek te zijn van mogelijke verwarring of onduidelijkheden.

  • Bij de beslissing over de in te zetten individuele begeleiding hebben we nieuwe figuren ingevoegd, mede gebaseerd op data uit het validatie-onderzoek.

  • Bij de beslissing over de in te zetten dagbesteding hebben we een nieuwe denklijn geïntroduceerd. Met als kernelementen de vraag “kun je zelfstandig de dag doorkomen?” en de draagkracht van het netwerk. Deze aanpassing is vooral voortgekomen uit de uitvoeringspraktijk.

  • De voorbeelden van de mogelijke duur van de in te zetten ondersteuning worden niet meer specifiek benoemd. Deze bleken in de praktijk verwarrend te werken. De mogelijke duur waarop de ondersteuning wordt ingezet, is een lokale keuze. Hier komen mogelijk op termijn wel nadere landelijke richtlijnen voor.

  • We spreken nu van “profielen” en niet meer van “indicatieprofielen”. Deze profielen zijn een tussenstap in het denkproces van de Wmo-consulent. Deze profielen worden als zodanig helemaal niet geïndiceerd. De benaming “indicatieprofiel” riep verwarring op, die we nu hebben opgelost.

  • Het overzicht van de profielen is vereenvoudigd. Ze staan nu in één overzicht, waarin de belangrijkste onderscheidende cliëntkenmerken tussen de profielen duidelijker zijn gemarkeerd.

  • De reikwijdte van het profiel IBO-1 is nu tot en met 1 uur per week in plaats van tot 1 uur per week.

  • In de bijlagen zijn verfijningen van woorden doorgevoerd, daar waar bleek dat in de uitvoeringspraktijk sprake was van onduidelijkheden.

  • De beschrijvingen van de leefgebieden zijn naar Bijlage 4 verplaatst. Op enkele plekken zijn deze beschrijvingen preciezer geformuleerd, daar waar sprake was van onduidelijkheden.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad en werkt terug tot en met 1 januari 2025.

Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 11 maart 2025 Purmerend,

burgemeester en wethouders van Purmerend,

de secretaris,

M.H. van der Weit

de burgemeester,

E. van Selm

Naar boven