Gemeenteblad van Nijkerk
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijkerk | Gemeenteblad 2025, 134167 | overige overheidsinformatie |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Nijkerk | Gemeenteblad 2025, 134167 | overige overheidsinformatie |
Rectificatie: Woonvisie gemeente Nijkerk 2024+
[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de Woonvisie gemeente Nijkerk 2024+ niet integraal was opgenomen. De oorspronkelijke publicatie is op 6 maart 2025 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2025, 96464.]
De raad van de gemeente Nijkerk;
gelezen het collegevoorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2024;
gelet op artikel 42, eerste lid, van de Woningwet;
Vier jaar geleden kwam onze Woonvisie 2020+ uit. Deze woonvisie kwam uit in een tijd waarin we te maken hadden met een oververhitte woningmarkt. Woningzoekenden hadden behoefte aan snelle uitbreiding van het woningaanbod, met name in het betaalbare segment. We hebben toen gekozen voor een woonvisie met duidelijke ambities en randvoorwaarden, zoals de bouw van jaarlijks 250 woningen, minimaal 35% sociale woningbouw.
In de afgelopen jaren hebben we gemerkt dat zowel woningzoekenden als ontwikkelaars blij zijn met deze duidelijkheid. De woonvisie geeft richting aan ons woningbouwprogramma. Samen met ontwikkelaars en woningcorporaties hebben we mooie projecten gerealiseerd, zoals Doornsteeg fase 2 (350 woningen), de Opstapwoningen (vroeger Tiny Houses geheten) bij Spoorkamp II (49 woningen), Deelplan 1a / Buntwal (67 woningen) en Woonpark Hoevelaken (165 woningen).
Maar we constateren ook dat de druk op de woningmarkt bijna onverminderd hoog is gebleven. Nog steeds is het voor veel woningzoekenden lastig om een passende woning te vinden. Prijzen in de koopsector zijn gestegen (in onze gemeente met +23% ten opzichte van 2020) en in de sociale huursector zijn steeds meer mensen actief aan het reageren op vrijkomende woningen.
Daarnaast is er een Wet versterking regie Volkshuisvesting in de maak.
Met deze wet wil de Rijksoverheid strakker sturen op de realisatie van meer (en vooral) betaalbare huur- en koopwoningen. Elke gemeente (ook Nijkerk) zal rekening moeten houden met deze uitgangspunten. Dat geldt ook voor de huisvestingsopgave van diverse aandachtsgroepen, zoals arbeidsmigranten, statushouders en woonwagenbewoners.
Daarom hebben we onze Woonvisie geactualiseerd. Een complete koerswijziging is het niet. We bouwen voort op de ingeslagen weg. We staan nog steeds voor een groot deel achter de uitgangspunten zoals die in 2020 zijn vastgelegd. Wel hebben we op specifieke punten gekeken hoe we onze woonvisie konden verbeteren aan de tijdsgeest, zowel wat betreft de trends op de woningmarkt als de kaders die vanuit het Rijk worden meegegeven.
1.2 Wet versterking regie Volkshuisvesting als vertrekpunt
Na jaren van beperkte sturing vanuit de Rijksoverheid, worden nu weer meer kaders aangegeven waarbinnen het gemeentelijke beleid zich moet bewegen. Dit heeft geleid tot de Wet versterking regie Volkshuisvesting. Versnelling van de woningbouw met focus op voldoende betaalbare woningen staat daarbij hoog op de agenda, net als het huisvesten van urgente en aandachtsgroepen. Belangrijke uitgangspunten zijn:
In iedere gemeente moet minimaal 2/3e van het woningbouwprogramma uit betaalbare woningen bestaan (sociale huur, middeldure huur < €1.157 en betaalbare koop < €390.0001).
In gemeenten waar het aandeel sociale huur onder het landelijk gemiddelde zit2 (zoals in Nijkerk) moet minimaal 30% van het woningbouwprogramma (dus bijna de helft van de opgave voor betaalbare woningen) uit sociale huur bestaan.
We liggen als gemeente op de grens van twee woningmarktregio’s; de regio Amersfoort en de regio FoodValley. In beide regio’s zijn we betrokken geweest bij de totstandkoming van de regionale woondeal. Hierin zijn de landelijke kaders uit de Wet versterking regie Volkshuisvesting onderschreven als ambitie om naar toe te werken. De ambities en opgaven voor de gemeente Nijkerk zijn in de Woondeals als volgt beschreven:
In de periode 2022-2030 hebben we een ambitie om meer dan 250 woningen netto per jaar toe te voegen aan onze woningvoorraad.
Dit is een ambitie die alleen haalbaar is als verschillende kritische randvoorwaarden aanwezig zijn en er geen verdere knelpunten optreden.
Ongeveer tweederde van die regionale woningbouwopgave moet gerealiseerd worden via grote woningbouwlocaties (Sleutelprojecten). Voor de gemeente Nijkerk zijn dat Stadshaven en Paasbos, Hoevelaken: Klaarwater, Deelplan 3 Nijkerkerveen en Nijkerk inbreidingen (waaronder Doornsteeg fase 3).
De Omgevingsvisie vormt de basis van onze visie op het ruimtelijk domein: zoals wonen, economie, mobiliteit, voorzieningen, natuur en recreatie.
De Omgevingsvisie wordt de komende tijd herzien. Hiervoor zal deze woonvisie als bouwsteen gebruikt worden. Bij deze herziening zal ook het thema duurzaamheid nader uitgewerkt worden. Dit thema zal daarom in de woonvisie niet nadrukkelijk aan de orde komen.
De Wet versterking regie Volkshuisvesting gaat ook uitvoerig in op de opgaven ten aanzien van wonen met zorg. Daarbij gaat het om de huisvestingsopgave voor ouderen (doorgaans de grootste doelgroep met een zorgvraag), maar ook om diverse aandachtsgroepen (waarvan een deel in aanmerking komt voor urgentie).
De gemeente Nijkerk kiest ervoor om het thema wonen en zorg in een aparte woonzorgvisie uit te werken. Daardoor zal dit onderwerp slechts in beperkte mate in deze visie op wonen aan de orde komen.
1.5 Samen met bewoners en betrokken partijen
Het realiseren van onze ambities op het gebied van wonen kunnen we alleen samen met onze betrokken lokale partners, zoals de woningcorporaties (Woningstichting Nijkerk, de Alliantie), huurdersorganisaties, ontwikkelaars, makelaars en inwoners. Deze visie op wonen hebben we daarom samen met hen vormgegeven.
Veel standpunten die tijdens deze bijeenkomsten zijn benoemd, liggen in lijn met elkaar. Soms kwam het voor dat verschillende partijen, inwoners anders tegen een bepaalde opgave kijken. We hebben daarom zoveel mogelijk de rode draad uit de gesprekken als visie overgenomen en deze vergeleken met feitelijke cijfers, prognoses en wettelijke kaders om tot een definitieve visie te komen.
Voor de opbouw van deze woonvisie wordt gewerkt aan de hand van drie thema’s
Sinds 2020 werden er jaarlijks gemiddeld 248 woningen in onze gemeente aan de voorraad toegevoegd (de ambitie was jaarlijks 250). Dat moeten we de komende jaren vast zien te houden. Daarvoor moeten we belemmeringen voor de woningbouw zoveel mogelijk wegnemen (waar we als gemeente hier invloed op hebben), zonder daarmee onze kwalitatieve ambities over boord te zetten. Dit is ook nodig omdat de vraag naar woningen de afgelopen jaren onverminderd groot is gebleven in onze gemeente.
Door prijsstijgingen zijn woningzoekenden uit de Randstad zich veel meer gaan oriënteren op woonplekken daarbuiten. Amersfoort kent binnen de regio de meeste aantrekkingskracht. Maar ook de gemeenten daaromheen (waaronder Nijkerk) zien een toename van vestigers. De gunstige ligging en nabijheid van grote steden is bepalend voor onze aantrekkingskracht. Zeker voor mensen die een iets ruimere woning zoeken (qua woonoppervlak, aantal slaapkamers), is Nijkerk als woongemeente zeer gewild. Dit geldt voor zowel bij onze eigen inwoners als voor mensen van buiten de gemeente Nijkerk.
De huishoudensgroei is een belangrijke graadmeter voor de verwachte woningbehoefte. Op basis van de meest recente prognose3 zal het aantal huishoudens in de gemeente Nijkerk met ongeveer 1.900 toenemen in de periode 2024 t/m 2030. In die raming wordt rekening gehouden met de vraag van lokale woningzoekenden en een positief migratiesaldo (dus een extra opgave door huishoudens die zich in de gemeente vestigen).
Figuur 2.1: Gemeente Nijkerk. Verwachte huishoudensontwikkeling (2024-2040), vergeleken met ambitie Woondeals en ambitie Woonvisie 2020+
Bron: Provincie Gelderland (2023), Woondeals FoodValley en Amersfoort (2023)
Maar de totale woningbouwopgave binnen de woningmarktregio’s waartoe de gemeente Nijkerk behoort (FoodValley en Amersfoort), is dusdanig groot dat gemeenten (ook Nijkerk) hebben gekeken of er meer woningen gebouwd kunnen worden. In de regionale woondeals is opgenomen dat we als gemeente Nijkerk in de periode tot en met 2030 3.857 woningen kunnen bouwen, mits diverse knelpunten aangepast worden (zie kader). Op jaarbasis blijven we vooralsnog vasthouden aan de ambitie uit de woonvisie 2020+ (bouw van 250 woningen per jaar). Daarnaast zijn we als gemeente nu al aan het nadenken over het aanvullen van de planningslijst met concrete woningbouwlocaties voor de periode 2030-2040. Want ook na 2030 zal er sprake zijn van een forse woningbouwopgave voor onze gemeente.
2.2 Hoe gaan we de bouwambitie waarmaken?
We zetten onze bouwambities uit de woonvisie 2020+ voort. Maar we constateren dat er diverse knelpunten zijn die consequenties kunnen hebben voor de oplevering van voldoende woningen. Op een aantal knelpunten hebben we als gemeente relatief weinig invloed (zie kader) en is het vooral aan de Rijksoverheid en andere landelijke organisaties om tot een oplossing te komen. Maar er zijn ook zaken waar we als gemeente wel meer mogelijkheden hebben om belemmering voor de woningbouwrealisatie weg te nemen of mogelijk te voorkomen:
Een belangrijke vertragende factor zijn de vele bezwaarprocedures die gevoerd worden tegen de ontwikkeling van nieuwe plannen. In het wetsvoorstel Versterking regie op de volkshuisvesting zijn al maatregelen genoemd om bezwaarprocedures te verkorten / in te perken. Daarnaast willen we als gemeente kijken hoe we het draagvlak in onze samenleving voor de realisatie van woningen kunnen vergroten. Bijvoorbeeld door in communicatie-uitingen de urgentie van woningbouw voor onze gemeente beter te benadrukken. Maar ook door woningzoekenden een duidelijke (formele) stem te geven in de discussie over woningbouwprojecten.
We willen niet alleen veel woningen bouwen, maar ze moeten ook van goede kwaliteit zijn (qua typologie, uitstraling, woonoppervlak, duurzaamheid, levensloopgeschiktheid) en ook betaalbaar zijn. Een stapeling van kwaliteitseisen kan de planontwikkeling vertragen, omdat het voor ontwikkelaars lastig is om aan alle voorwaarden te voldoen. Waar mogelijk gaan we daarom meer flexibiliteit bieden in de kwalitatieve kaders die we aan ontwikkelaars meegeven. Hierbij denken we onder andere aan de minimale plangrootte (qua woonprogramma) waarbij een plan aan bepaalde voorwaarden moet voldoen (zoals de verordening differentiatie woningbouw). Ook het werken met tenders (waarbij de prijs onderdeel is van de selectiecriteria) kan ontwikkelaars meer ruimte bieden om zelf te kiezen op welke kwaliteitsambities men meer / minder in zet. Bij de locatie Stadshaven fase 1a zijn hier reeds ervaringen mee opgedaan.
Er is tekort aan personeel, zowel bij de gemeente als bouwers, om plannen te toetsen en vervolgens te bouwen. Dit knelpunt is niet van vandaag op morgen opgelost. Wel kunnen we met elkaar kijken hoe we taken beter kunnen verdelen en hoe we de werkdruk kunnen verminderen (o.a. via ondersteuning door RVO).
In onze Omgevingsvisie staat benoemd waar we de komende jaren vooral willen bouwen. Het heeft onze voorkeur om woningen via verdichting en transformatie toe te voegen. Daarmee sparen we zoveel mogelijk ons groene buitengebied.
Verdichting betekent doorgaans wel meer woningen per hectare en ook vaker gestapelde bouw. Daarbij is bouwen op inbreidingslocaties vaak een complex en langdurig traject. Gezien onze grote woningbouwopgave ontkomen we niet aan het bouwen op uitbreidingslocaties.
Onze woningvoorraad bestaat vandaag de dag uit relatief veel grondgebonden koopwoningen (vooral rij- en hoekwoningen). Een woningtype dat aantrekkelijk is voor gezinnen met kinderen; de grootste doelgroep binnen onze gemeente. Het aantal gezinnen zal de komende jaren verder toenemen, door onze ruime woningvoorraad, maar ook de kindvriendelijke woonomgeving (groen, ruim opgezette, een goed voorzieningenniveau). Maar de sterkste groei zit bij de oudere huishoudens; vooral kleine huishoudens. Dit heeft gevolgen voor de woningbehoefte. Daarnaast blijft de vraag naar betaalbare huur- en koopwoningen, als gevolg van de voortgaande prijsontwikkeling, groot.
3.1 Kwalitatieve woningbehoefte
Op basis van demografische trends en geïnventariseerde woonwensen kan er een beeld geschetst worden van de kwalitatieve woningbehoefte voor de komende jaren.
Ruim 60% van de woningvraag gaat de komende jaren uit naar koopwoningen in onze gemeente. Die vraag richt zich enerzijds op het koopsegment tot €270.000. Daarnaast blijft er ook een aanzienlijke vraag naar dure koop; vooral afkomstig van doorstromers. Ten opzichte van de huidige voorraad is er een sterke toename van de vraag naar meergezinswoningen. Ongeveer 21% van de vraag gaat uit naar sociale huur.
Tabel 3.1: Gemeente Nijkerk. Kwalitatieve woningbehoefte 2023- 2040, vergeleken met huidige woningvoorraad (2023).
We zoomen nu nader in op de woningbehoefte van verschillende doelgroepen op de woningmarkt.
Starters zijn veelal jongere personen of stellen die een eerste woning zoeken. Dat kan een huurwoning zijn, maar er zijn ook jongeren die willen starten met een koopwoning. Doordat woningprijzen de afgelopen jaren verder zijn gestegen, is de positie van starters op de koopwoningmarkt verder verslechterd. Hierdoor blijven ze tot een latere leeftijd thuis wonen, terwijl zij wel de wens hebben om het huis uit te gaan.
De afgelopen jaren hebben we al ingezet op de bouw van kleine, betaalbare woningen (minder woonoppervlak en een groter aandeel appartementen) voor starters. Dat willen we voortzetten. Bij grondgebonden woningen zetten we ook in op woonvormen die niet (of slechts beperkt) uit te bouwen zijn, zodat er geen forse, plotselinge waardevermeerdering ontstaat (denk aan rug-aan-rug woningen, kleine kavels).
Daarnaast is in den lande te zien dat starters bereid zijn om sommige woonvoorzieningen te delen als daarmee een betaalbaar woonconcept gerealiseerd kan worden (zoals een gedeelde keuken, tuin of wasruimte). De komende jaren willen we kijken of ook in Nijkerk starters bereid zijn om deze concessies te doen als we daarmee meer betaalbare woningen kunnen bieden.
Huishoudens met een laag- en middeninkomen
Onder huishoudens met een laag inkomen verstaan we de doelgroep die primair in aanmerking komt voor een sociale huurwoning. Zij hebben doorgaans te weinig financiële middelen om een woning te kopen. De vraag van deze doelgroepen neemt toe. De toename zit vooral bij de volgende doelgroepen:
De behoefte voor deze doelgroepen gaat iets sterker uit naar meergezinswoningen, maar er is ook vraag naar eengezinswoningen.
Qua prijsklasse gaat de behoefte vooral uit naar woningen tot de 2e aftoppingsgrens (€697, prijspeil 2024). De mogelijkheid om sociale huurwoning te kunnen huren is voor deze doelgroepen dan ook echt nodig.
Ook voor huishoudens met een middeninkomen is de koopsector door de prijsontwikkelingen nauwelijks nog te betalen. Een oplossing is om meer kleine, betaalbare koopwoningen te bouwen, maar er is ook behoefte aan middeldure huur.
Bij deze doelgroep richten we ons op de vitale senioren4 zonder grote zorgvraag. Het gaat in onze gemeente vaak om huishoudens waarvan de kinderen inmiddels het huis uit zijn, maar waarbij men nog wel vaak in een ruime gezinswoning woont. Qua huishoudensgrootte heeft men zo’n ruime woning vaak niet meer nodig, maar zolang er nog geen fysieke beperkingen zijn, woont men er vaak nog met veel plezier en voelt de directe woonomgeving vaak zeer vertrouwd (zowel de fysieke omgeving als de buurtgenoten). Dit maakt het zeer lastig om na te denken over een volgende stap (bijvoorbeeld om kleiner te gaan wonen), zeker als de hypotheek grotendeels (of helemaal) betaald is. Maar een deel van de senioren denkt wel na over de toekomstige woonsituatie en overweegt daarbij wel kleiner en comfortabeler te gaan wonen. Maar dan moet een nieuwe woning wel aan veel wensen tegemoet komen (nultreden, in de buurt van voorzieningen, voldoende buitenruimte, minimaal 2 slaapkamers). Een woning kopen is op latere leeftijd nog steeds een optie, maar dan moet de aanschafprijs wel lager zijn dan de opbrengst van de woning die men verkocht heeft.
Het vergroten van het aanbod aan nultredenwoningen vinden we van groot belang om doorstroming op de woningmarkt te creëren. Bij verhuizing van senioren komen vaak weer ruime woningen beschikbaar die zeer geschikt zijn voor gezinnen.
Naast dat er voldoende geschikt woningaanbod moet zijn, hebben senioren ook vaak wat extra ondersteuning nodig om tot een verhuizing over te gaan. Bijvoorbeeld in de vorm van informatie over de mogelijkheden die er zijn (verhuizen of huidige woning aanpassen), uitleg over de financiële gevolgen, etc. Zowel de Alliantie als WSN werken hiervoor met verhuiscoaches die senioren informeren over de doorstroommogelijkheden.
Ook een voorrangsregeling (bijvoorbeeld als men in de sociale huur wil verhuizen vanuit een eengezinswoning naar een kleine nultredenwoning) kan ouderen helpen bij het opgang brengen van de doorstroming en het vrijmaken van een ruimere woning voor een gezin.
3.2 Verbeteren van betaalbaarheid en beschikbaarheid
Het zorgen voor geschikte woonruimte voor alle inwoners zien we als een belangrijke opgave. Inwoners met hogere inkomens weten zich in de regel goed te redden op de woningmarkt. In deze woonvisie richten we ons daarom specifiek op de eerdergenoemde doelgroepen die het in de huidige woningmarkt lastig hebben. We onderscheiden vier prijsniveaus (in huur en koop). We sluiten hierbij grotendeels aan bij de prijsgrenzen
zoals die door de Rijksoverheid zijn bepaald (voor sociale huur, middeldure huur en de betaalbaarheidsgrens in de koopsector). Echter, een koopwoning van €390.000 is voor veel startende huishoudens niet betaalbaar.
Daarom hanteren we twee extra lokale prijsgrensklassen (sociale koop en middensegment laag) waarbinnen een deel van onze woningbouwopgave gerealiseerd moet worden (zie tabel 3.2). Hetzelfde doen we voor de middeldure huur.
De extra prijsklassen vormen een percentage van landelijk gehanteerde prijsklassen voor de koop (betaalbaarheidsgrens) en middeldure huur. Daardoor worden ze automatisch met de landelijke grenzen geïndexeerd.
Woningbouwcategorieën naar eigendom en prijsklasse (prijspeil 2024)
Anno 2024 bestaat ongeveer 23% van onze woningvoorraad uit sociale huur. Daarmee is het aandeel sociale huur lager dan het landelijk gemiddelde (27%). Dit komt voort uit het van oudsher ruime aanbod aan goedkope koopwoningen in onze gemeente. Lagere inkomens konden daardoor ook in de koopsector terecht. Door de stijgende prijzen is dat al enige tijd niet meer het geval. We zien daarom dat het aantal actief woningzoekenden in de sociale huursector al jaren toeneemt.
Om meer woningaanbod voor deze doelgroep te creëren, willen we jaarlijks 75 sociale huurwoningen bouwen (bruto). Daarmee geven we invulling aan de lokale behoefte onder reguliere woningzoekenden én houden we rekening met de extra vraag als gevolg van kwetsbare huishoudens die de komende jaren steeds vaker in een zelfstandige (huur)woning zullen wonen (denk aan uitstroom van beschermd wonen, mensen met een verstandelijke beperking, uitstroom vanuit de jeugdzorg). Hiermee conformeren we ons aan de uitgangspunten van het Wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting en de afspraken die we met regiogemeenten in de Woondeals hebben gemaakt.
We vinden het tevens belangrijk dat de toewijzing van vrijkomende sociale huurwoningen zorgvuldig gebeurt, zodat er voor iedereen een zekere mate van gelijke slaagkansen zijn. Dit betekent ook dat specifieke woningtypen toekomen aan huishoudens die daar vanwege hun achtergrond het meest behoefte aan hebben; grote eengezinswoningen moeten primair worden toegewezen aan grote gezinnen.
Ook moeten er voldoende kansen zijn voor lokale woningzoekenden om in hun eigen gemeente te kunnen blijven wonen. Omdat ze hier werken en hun sociale leven hebben. In december 2023 is de nieuwe Huisvestingsverordening vastgesteld. De Huisvestingsverordening vervangt de oude Urgentieverordening en regelt onder meer de volgordelijkheid voor de toewijzing van sociale huurwoningen bij schaarste. Daarnaast is in de eerste herziening van de Huisvestingsverordening de mogelijkheid opgenomen om het maximale wettelijke percentage (50%) van de sociale huurwoningen lokaal toe te wijzen aan eigen inwoners. De Huisvestingsverordening wordt in de regio Amersfoort in het kader van de harmonisatie een regionaal afgestemde Huisvestingsverordening opgesteld.
De grens voor middeldure huur is landelijk gekoppeld aan het woningwaarderingsstelsel (tot en met 186 punten) en ligt op €1.157 (prijspeil 1-7-2024). Dit segment is vooral gevraagd onder jonge huishoudens (vaak starters) die te weinig financiële middelen hebben om een woning te kopen. De vraag gaat vooral uit naar appartementen, in de buurt van voorzieningen en OV knooppunten (stations).
In de Nationale Prestatieafspraken (2022) is opgenomen dat er ook voor woningcorporaties een rol is weggelegd in de bouw van middeldure huur. Hiervoor is de markttoets voorlopig opgeschort. Ook in onze gemeente vinden we het belangrijk datnaast particuliere ontwikkelaars- ook WSN een bijdrage levert in de bouw van dit segment.
Een klein deel van de senioren heeft een vraag voor particuliere huur, mits het gaat om een appartement van hoge kwaliteit (nultreden, voldoende woonoppervlak, veel buitenruimte, centrale ligging).
We vinden het belangrijk dat er de komende jaren voldoende middeldure huurwoningen gebouwd worden. Maar het gaat om een relatief specifiek segment dat niet op elke plek in de gemeente past. Daarom ligt het niet voor de hand om in elk woningbouwinitiatief een minimum aandeel middeldure huur op te nemen. Bovendien willen we het aantal verplichte prijscategorieën bij nieuwbouw beperkt houden, om ook enige flexibiliteit voor ontwikkelaars te houden.
Wel willen we door middel van een pilot op een kansrijke locatie middeldure huurwoningen ontwikkelen. Bij succes kan middeldure huur ook in andere projecten opgenomen worden en kan eventueel een verplicht percentage afgesproken worden.
Een groot deel van de woningbehoefte in onze gemeente gaat uit naar goedkope- en middeldure koopwoningen. Deze vraag komt vooral van starters op de woningmarkt. Ook op landelijk niveau wordt het belang van voldoende goedkope en middeldure koopwoningen erkend. Daarom is in het Wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting opgenomen dat elke gemeente voldoende betaalbare koop (en huur)woningen in haar plannen opneemt. Voor koopwoningen wordt een landelijke betaalbaarheidsgrens (per 1-1-2024 €390.000) gehanteerd die jaarlijks wordt geïndexeerd.
Maar voor veel woningzoekenden (en zeker starters) is deze prijsgrens niet betaalbaar. We vinden het belangrijk dat er ook in lagere prijsklassen voldoende koopwoningen worden gebouwd. Daarom zal elk nieuwbouwinitiatief vanaf 12 woningen minimaal 35% sociale woningbouw (huur en koop) in haar programma op moeten nemen. Van de vereiste 35% sociale woningbouw mag maximaal 5% worden ingezet voor sociale koop (70% van de betaalbaarheidsgrens). Wanneer in een nieuwbouwproject niet wordt gekozen om sociale koop te ontwikkelen, moet de volledige 35% sociale woningbouw uit huurwoningen bestaan.
Net als in ons huidige beleid hanteren we bij middeldure koop een onderscheid tussen een laag (85% van de betaalbaarheidsgrens) en hoog prijssegment (betaalbaarheidsgrens; €390.000, prijspeil 2024), om voldoende spreiding in prijsklassen bij nieuwbouw te bewerkstelligen.
Middeldure koop is vooral gewenst onder doorstromers op de woningmarkt. Zij zoeken een grondgebonden woning om wat ruimer te kunnen wonen en wellicht een gezin te stichten. Maar voor een deel gaat de vraag ook uit naar appartementen; vaak een vraag afkomstig van ouderen die voor een iets lagere prijs dan hun huidige woning in de buurt van voorzieningen in een nultredenwoning willen wonen.
Overige maatregelen voor betaalbare koopwoningen
Met de bouw van kleine, niet of nauwelijks uit te bouwen woningen en het hanteren van verschillende verplichte prijscategorieën leveren we samen met ontwikkelaars een flinke bijdrage aan het vergroten van het aanbod aan betaalbare koopwoningen. Maar er zijn meer instrumenten dan alleen nieuwbouw.
Financiële constructies (zoals KoopStart, HuurKoop) leiden niet tot realisatie van meer betaalbaar woningaanbod, maar vervullen wel een functie bij het ‘instappen’ in de koopsector. Bij KoopStart krijgen kopers een korting op de aanschafprijs die men bij verkoop van de woning weer aan de ontwikkelaar moet terugbetalen.
Bij Huurkoop ‘huurt’ men als potentiële koper eerst de woning. Na afloop van de afgesproken termijn kan de koper de woning echt kopen. De koper betaalt maandelijks huur tot de afgesproken datum. Het totale betaalde bedrag aan huur wordt geheel of gedeeltelijk verrekend met de afgesproken aankoopprijs.
We willen onderzoeken of we deze (en mogelijkerwijs andere) financiële koopconstructies kunnen toepassen bij de verkoop van woningen.
Een andere mogelijkheid om betaalbare koopwoningen te bieden is door verkoop van corporatiewoningen. De komende jaren blijft er ruimte voor de corporaties om huurwoningen te verkopen. De opbrengsten daarvan zijn ook nodig om nieuwe sociale huurwoningen te bouwen. Randvoorwaarde daarbij is dat in de periode 2024-2030 minimaal 30% van de toegevoegde woningen uit sociale huur bestaat. Verkoop van bestaande sociale huur zal dus gecompenseerd moeten worden met nieuwbouw.
Daarnaast continueren we de komende jaren de inzet van onze starterslening, zodat koopwoningen betaalbaarder worden. De voorwaarden van de lening zijn verruimd, waardoor de regeling een groter bereik heeft gekregen. Hierdoor kan de starterslening een groot verschil maken voor starters die anders niet in aanmerking zouden komen voor een koopwoning.
Ook de verordening doelgroepen woningbouw wordt voortgezet. Deze verordening legt de prijsgrenzen vast van de verschillende woningcategorieën en de inkomensgrenzen van de verschillende doelgroepen en borgt daarnaast dat deze betaalbare woningen ook voor langere tijd in deze prijsklasse behouden blijven (voor betaalbare koop is die termijn twee jaar) en ook aan een doelgroep met beperkte financiële middelen toegewezen moet worden.
Voortzetten verordening differentiatie woningbouw
In de basis moeten alle woningbouwinitiatieven (met > 12 woningen) voldoen aan de verdeling in prijscategorieën. Het kan in de praktijk voorkomen dat er goede redenen zijn waarom het toch niet mogelijk is om aan de verdeling naar prijsklassen te voldoen. In dat geval is het mogelijk om af te wijken van de verplichte aantallen woningen, mits deze verrekend worden met een bouwplan elders in de gemeente. Ook wordt verwacht dat de woningen binnen vijf jaar op de alternatieve locatie gerealiseerd zijn.
Verplicht aandeel nultredenwoningen
In de vorige woonvisie was reeds opgenomen dat vanwege de toenemende vergrijzing en het op gang brengen van de doorstroming minimaal 10% van de woningbouw uit nultredenwoningen moest volstaan. De komende jaren zet de vergrijzing verder door. De noodzaak voor voldoende passende huisvesting voor senioren blijft daarom onverminderd aanwezig.
In het landelijke programma ‘Wonen en zorg voor ouderen’ (2022) heeft de Rijksoverheid het belang van meer passende huisvesting voor senioren ook onderschreven. Daarbij zijn ook definities gegevens van de verschillende vormen voor seniorenhuisvesting.
In deze woonvisie gaan we vooral in op de behoefte aan nultredenwoningen. De woonzorgvisie beschrijft de opgave voor de andere twee woonvormen. Duidelijk is wel dat als gevolg van de vergijzing de vraag naar alle woonvormen voor ouderen zal toenemen in onze gemeente.
In de regio FoodValley is een regionale woonzorgvisie opgesteld, waarbij ook de huisvestingsopgave voor senioren in beeld is gebracht. Op basis van deze analyse gaan we de komende tijd het verplichte aandeel nultredenwoningen herijken. Tot die tijd blijft het minimumpercentage van 10% nultredenwoningen het uitgangspunt bij nieuwbouw. Maar we maken wel onderscheid naar locatie. De behoefte aan nultredenwoningen manifesteert zich met name in de nabijheid van zorg- en winkelvoorzieningen (denk aan supermarkt, huisarts, apotheek). Vooral in een straal van 600 meter rondom deze voorzieningen zal dit minimumpercentage bij woningbouwlocaties nageleefd moeten worden. Op andere locaties (zeker aan de rand van de kernen en het buitengebied) is dit minimumpercentage niet van toepassing.
Verder geldt nog steeds dat het aandeel nultredenwoningen vrij verdeeld mag worden over de verplichte percentages sociale en middeldure segment en het resterende percentage (33%) dat ongereguleerd is.
We willen bouwen voor de lokale behoefte, oftewel de behoefte aan woonruimte onder de inwoners van onze gemeente. Het woningbouwprogramma is dan ook gericht op deze lokale behoefte. Bij voorkeur zien we deze woningen bij inwoners van onze gemeente terecht komen. Hierbij zijn we wel gehouden aan de kaders van de wet. Het is niet mogelijk om hier zelf regelgeving voor op te stellen. We maken daarom afspraken met ontwikkelaars om de promotie van nieuwbouwprojecten zo veel mogelijk lokaal in te vullen, door bijvoorbeeld te werken met lokale makelaars en gebruik te maken van lokale media.
We herijken het verplichte aandeel nultredenwoningen op basis van de regionale woonzorgvisie. Tot die tijd blijft het aandeel van minimaal 10% nultredenwoningen per nieuwbouwlocatie vanaf 12 woningen het uitgangspunt. Dit geldt vooral in een straal van 600 meter rondom voorzieningen (met name supermarkt, arts, apotheek).
4. Alternatieve en flexibele woon- vormen
De woningvoorraad in Nijkerk kenmerkt zich door een groot aandeel grondgebonden woningen. De wijken zijn ruim opgezet en de woningen zijn gemiddeld vrij groot. Niet iedereen heeft echter behoefte aan een typische gezinswoning, of heeft geen budget daarvoor. Een deel van de woningzoekenden heeft daarom behoefte aan een alternatieve woonvorm. Ook is er behoefte aan flexibiliteit, omdat mensen tijdelijk verblijven of omdat ze met spoed woonruimte zoeken. Naast de inzet die we plegen om reguliere woningen te bouwen, willen we daarom ruimte bieden aan de bouw van alternatieve en flexibele woonvormen.
Daarnaast gaat het in dit hoofdstuk ook over de woonbehoefte van enkele aandachtsgroepen5. Vanwege hun specifieke woningbehoefte (omdat ze acuut aan een woning geholpen moeten worden, of omdat rekening gehouden moet worden met hun specifieke wooncultuur), scharen we deze woonopgaven onder dit hoofdstuk.
In hoofdstuk 3 was al te lezen dat starters en jongeren steeds vaker bereid zijn om voorzieningen in een wooncomplex met andere bewoners te delen (zoals een keuken, tuin, wasruimte), als daardoor betaalbare woonruimte gebouwd kan worden. De trend voor gedeelde voorzieningen is nu vooral in de steden te zien, maar ook in onze gemeente ontvangen we signalen dat die bereidheid voor gedeelde voorzieningen toeneemt.
Behoefte aan gedeelde voorzieningen zien we ook terug onder ouderen. Daar is het motief vooral het voorkomen / bestrijden van vereenzaming. Bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke ontmoetingsruimte in of nabij het wooncomplex, of door de ligging aan een gemeenschappelijke binnentuin (hofjes, geclusterde woonvormen). We zien daarbij ook kansen voor het creëren van hofjes voor meerdere generaties samen (combinatie van jongeren en ouderen of vitale en kwetsbare ouderen), zodat men elkaar ook kan helpen (denk aan boodschappen halen, een lamp vervangen, op huisdieren passen, pakketjes aannemen, etc.).
De huidige druk op de woningmarkt en de inflexibiliteit van de bestaande woningvoorraad vragen om een flexibele schil. Zeker als het gaat om sociale huurwoningen is de bouw van tijdelijke en verplaatsbare woningen een oplossing die snel gerealiseerd kan worden. Overigens zien we dat de grens tussen permanente en flexibele woonvormen steeds meer vervaagd. Vooral door innovaties in bouwtechnieken (modulair bouwen) is de kwaliteit van flexibele woonvormen steeds hoger geworden.
Deze woningen zien we als volwaardige woningen. De flexibiliteit zit hem erin dat de woningen na 15 jaar (of nog langer) eenvoudig gedemonteerd kunnen worden en elders weer opgebouwd worden, op een plek waar we dan behoefte aan deze woningen hebben. We zetten flexibele woonvormen daarom ook vooral in op locaties met een tijdelijke bestemming.
In het verleden hebben we hier al ervaring mee opgedaan. De komende tijd worden ruim 250 flexwoningen voor onder andere jongeren en starters tussen de 18 en 34 jaar gerealiseerd (Wonen bij Jaap). Hierbij worden ook diverse ontmoetingsplekken gecreëerd, zoals een paviljoen met wasserette, gemeenschappelijke keuken en lounge. Bewoners zoeken elkaar op als ze daar zin in hebben. En vinden privacy als het nodig is in hun eigen studio of appartement.
De komende jaren willen we als gemeente samen met WSN nog zo’n 50 tot 100 flexwoningen toevoegen. In Spoorkamp I en II zijn al 77 opstapwoningen gerealiseerd. Daar komen in de periode 2024/2025 nog eens 252 flexwoningen bij (project ‘Wonen bij Jaap’). Daarnaast wordt onderzocht of er op termijn meer flexwoningen in Hoevelaken gerealiseerd kunnen worden. Flexwoningen zijn daarbij niet bedoeld als vervanging van reguliere woonvormen, maar als een alternatief voor woningzoekenden die anders geen woning zouden vinden.
Flexibele woonvormen in nieuwbouwwijken
Flexibele woningbouw leent zich goed voor locaties zonder woonbestemming, waarbij gewerkt wordt met een tijdelijke bestemming. Naast het gebruik van tijdelijke locaties kan ook gedacht worden aan het inzetten van flexibele woonvormen als onderdeel van nieuwbouwontwikkelingen op uitleglocaties. De gedachte hierachter is dat na een exploitatietermijn van bijvoorbeeld 30 jaar de locatie vrijkomt voor een woonvorm waar op dat moment behoefte aan is. Na een dergelijke termijn kan een wijk bijvoorbeeld behoefte hebben aan huisvesting gericht op senioren, waar dan ook ruimte voor ontstaat. We streven daarom naar het inzetten van flexibele woonvormen op zowel uitleg- als inbreidingslocaties.
4.3 Huisvestingsopgave voor aandachtsgroepen
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens heeft enkele jaren geleden geoordeeld dat woonwagenbewoners een minderheidsgroep vormen met een eigen culturele identiteit die bescherming van de overheid verdient.
Vervolgens heeft de Rijksoverheid in 2018 een beleidskader uitgebracht met daarin vereisten ten aanzien van het gemeentelijk woonwagen- en standplaatsenbeleid. Hierin staat onder andere dat gemeenten het beleid ten aanzien van woonwagens en standplaatsen moeten vaststellen als onderdeel van het volkshuisvestingsbeleid. Dit beleid dient voldoende rekening te houden met en ruimte te geven voor het woonwagenleven.
Kenmerkende aspecten van het woonwagenleven zijn uiteraard de specifieke woonvorm, maar ook het kunnen leven in familieverband.
De afbouw van standplaatsen is niet toegestaan (behoudens uitzonderlijke omstandigheden) zolang er behoefte is aan standplaatsen.
Anno 2024 telt de gemeente Nijkerk 20 standplaatsen, verdeeld over twee locaties, waarvan een in Nijkerk (15 koopstandplaatsen en -woonwagens) en een in Hoevelaken (5 huurstandplaatsen van De Alliantie met daarop een koopwoonwagen). Uit een eerste inventarisatie (2019) bleek er een behoefte te zijn aan vijf extra woonwagenstandplaatsen (ten opzichte van het huidige aanbod). Inmiddels zijn we enkele jaren verder en is de belangstelling groter. Dit betekent dat we de komende tijd kansrijke locaties gaan inventariseren voor uitbreiding van het aantal standplaatsen. Nieuwe woonwagenlocaties zijn kleinschalig van aard en worden bij voorkeur in clusters van drie tot zes standplaatsen ontwikkeld.
Ook hebben we als gemeente specifiek woonwagenbeleid opgesteld, waarbij we de kaders weergeven ten aanzien van o.a. rolopvatting van betrokken partijen, de toewijzing van vrijkomende standplaatsen, de aanleg van nieuwe standplaatsen.
Een van de uitgangspunten van ons beleid is dat woonwagenbewoners binnen een redelijke termijn kans maken op een standplaats. Deze redelijke termijn stellen we gelijk aan de gemiddelde wachttijd voor een sociale huurwoning binnen de regio Eemvallei (7 tot 8 jaar).
Om blijvend zicht te houden op de behoefte aan woonwagenstandplaatsen gaan we een belangstellendenlijst opstellen. Woonwagenbewoners die op zoek zijn naar een standplaats in onze gemeente, kunnen zich hiervoor inschrijven. De belangstellendenlijst zal door de gemeente worden beheerd. Hierbij geldt wel dat we ons richten op woonwagenbewoners die behoren tot een van de subgroepen Roma, Sinti en reizigers. Ook moeten woonwagenbewoners een sociale en/of maatschappelijke binding hebben met de gemeente Nijkerk. Het is belangrijk dat vrijkomende standplaatsen weer worden toegewezen aan een woonwagenbewoner (zowel bij huur- als koopstandplaatsen).
Op basis van recente ramingen wordt het aantal werkzame buitenlandse werknemers in onze gemeente geschat op 1.200 tot 1.600 werknemers. Veel arbeidsmigranten in de foodsector en logistieke sector en zijn belangrijk voor de lokale economie. Maar een groot deel van de arbeidsmigranten woont niet in Nijkerk.
Het woningaanbod voor deze doelgroep is op dit moment veel kleiner dan de vraag. De concurrentie voor bedrijven is groot. Buitenlandse werknemers zijn veel kritischer geworden. Wanneer er geen goede huisvesting is kiezen zij mogelijk voor een andere werkgever in een andere regio. Dit gaat ten koste van de bedrijfsvoering van Nijkerkse ondernemers.
De gemeente vindt het belangrijk om goede en veilige huisvesting voor de Nijkerkse arbeidsmigranten te bieden om de economie in Nijkerk te ondersteunen. Hierbij is een goede samenwerking tussen gemeente en werkgevers noodzakelijk.
We beschikken over een beleidsnota huisvesting arbeidsmigranten waarbij randvoorwaarden zijn opgenomen waaraan nieuwe huisvestingsinitiatieven voor deze doelgroep worden getoetst. Deze beleidsnota gaan we de komende tijd herzien.
Elke gemeente in Nederland is wettelijk verplicht om onderdak te bieden aan statushouders met een verblijfsvergunning. In recente jaren is het aantal vluchtelingen dat naar Nederland is gekomen gestegen, net als het aantal vluchtelingen dat een verblijfsstatus heeft gekregen. Voor de gemeente Nijkerk lag de taakstelling voor statushouders in 2023 op 97 personen en in de eerste helft van 2024 op 47. Hoewel de toekomstige verwachtingen sterk afhankelijk zijn van de duur en ernst van geopolitieke conflicten, lijkt de kans groot dat de taakstelling de komende jaren op hetzelfde niveau of zelfs hoger zal komen te liggen.
De gemeente werkt continu samen met de woningcorporaties om voldoende huisvesting voor statushouders te bieden. Corporaties nemen naar rato een deel van de taakstelling van de huisvesting voor hun rekening. Als het lastig blijkt om de taakstelling te halen via het aanbod van vrijkomende sociale huurwoningen verkennen we als gemeente alternatieve vormen van huisvesting. De gemeente is verantwoordelijk voor inkoop van voldoende begeleiding.
4.4 Beter benutten van bestaande voorraad
Woningsplitsing en kamerbewoning
De grote vraag naar woningen zal waarschijnlijk vooral via nieuwbouw ingevuld moeten worden. Maar we zien ook kansen om de bestaande voorraad beter te benutten, bijvoorbeeld via woningsplitsing of verkamering. Dit draagt bij aan zorgvuldig ruimtegebruik. Daarnaast kan splitsing of verkamering ook een goed alternatief zijn om (zeer) ruime (en daardoor dure) woonruimte te verkleinen, zodat ze beter betaalbaar worden en aantrekkelijker voor kleine huishoudens. Tegelijkertijd is het wel belangrijk om eventuele nadelige effecten (bijvoorbeeld voor de leefbaarheid) te beperken. Met name in de binnenstad van Nijkerk en het centrum van Hoevelaken zien we de toegevoegde waarde van woningsplitsing. Het zijn gebieden die gekenmerkt worden door een grote dynamiek qua voorzieningen, vastgoed en bewoners. Woningsplitsing kan een bijdrage leveren aan de levendigheid, ook na sluitingstijd van winkels.
Op andere plekken in onze gemeente (overige woonwijken, bedrijventerreinen en het buitengebied) vinden we woningsplitsing minder passend. Toch kan het incidenteel voorkomen dat ook op deze plekken woonruimte gesplitst of verkamerd kan worden.
Voor alle situaties geldt dat gesplitste eenheden uit minimaal 40 m² (GBO) moet bestaan en verkamerde eenheden minimaal 25 m². Ook is een te grote clustering van gesplitste of verkamerde panden onwenselijk. Daarom hanteren we als bovengrens maximaal 15% gesplitste of verkamerde panden per straat. Deze en andere voorwaarden hebben we vastgelegd in onze Beleidsnota woningsplitsing en kamerbewoning.
We hechten veel waarde aan ons groene buitengebied. Het is niet alleen economisch van belang (agrarische sector), maar heeft ook een grote recreatieve waarde. Daarom zijn we terughoudend om meer woningen in het buitengebied toe te voegen.
Het toevoegen van woningen in het buitengebied is alleen mogelijk als dat leidt tot een versterking van de landschappelijke waarden. Bijvoorbeeld als we daarmee een leegstaande monumentale boerderij kunnen opknappen. Of als daardoor ouderen langer zelfstandig kunnen wonen, dichtbij hun kinderen (mantelzorgsituatie).
We hebben daarom richtlijnen opgesteld voor (ver)bouwplannen aan of bij bestaande panden in het buitengebied en bij sloop en nieuwbouw op bestaande agrarische bedrijven. Hiervoor hebben we een beeldkwaliteitsplan voor het buitengebied opgesteld. Nieuwe initiatieven voor verbouw of nieuwbouw van woningen worden hieraan getoetst.
5. Uitvoering: uitgangspunten woningbouwprogrammering
De afgelopen jaren is de druk op de woningmarkt onverminderd hoog gebleven. Daarnaast is landelijke wetgeving in de maak, zodat er meer sturing komt op de woningbouwontwikkeling bij gemeenten (zowel kwantitatief als kwalitatief). Daarom willen we de ingeslagen koers van onze vorige woonvisie grotendeels voortzetten, maar wel op enkele relevante punten aanvullen. In dit hoofdstuk zetten we de belangrijkste uitgangspunten voor woningbouwprogrammering op een rij. Daarnaast geven we aan welke instrumenten we daarvoor in gaan zetten. Om goed zicht te houden op de voortgang van verschillende doelstellingen is ten slotte aandacht voor de monitoring van het woningbouwprogramma.
5.1 Uitgangspunten voor woningbouwprogrammering
Bij het programmeren van woningbouw streven we in beginsel naar differentiatie en variatie. De kracht van de wijken en buurten is voor een groot deel gelegen in de menging van verschillende woningsegmenten. Hierdoor wonen mensen met verschillende inkomens en in verschillende levensfasen naast elkaar. Een actuele uitdaging ligt in het streven naar meer variatie in de woningvoorraad. De bestaande woningvoorraad is redelijk eenzijdig door een groot aandeel grondgebonden gezinswoningen. Verschillende doelgroepen worden hierdoor onvoldoende bediend.
In nieuwbouwprojecten moet daarom naast differentiatie van prijsklassen ook aandacht zijn voor variatie in woningtypen. Zoals kleinere woningen voor éénpersoonshuishoudens, woningtypen waarmee ouderen verleid worden te verhuizen en woonconcepten op het gebied van wonen en zorg (voor dat laatste: zie onze woonzorgvisie).
Het toevoegen van betaalbare woningen blijft een speerpunt van ons woningbouwprogramma. Het uitgangspunt van 35% sociale woningbouw bij nieuwbouwontwikkelingen wordt gecontinueerd. Maximaal 5% hiervan kan ingezet worden voor sociale koop, maar dan moeten de woningen wel een reële verhouding tot de marktwaarde hebben. Daarnaast moet minimaal 10% van de totale woningbouwopgave bestaan uit woningen in het middensegment laag en 22% in het middensegment hoog (huur en koop). Voor de bovengrens van middelduur sluiten we nu aan bij landelijke prijsgrenzen, namelijk de betaalbaarheidsgrens voor koopwoningen (€390.000, prijspeil 2024) en de grens voor 186 wws punten voor middeldure huur (€1.157, prijspeil 2024). Tot slot is er ruimte voor maximaal 33% woningen in het dure segment (huur en koop).
Aandacht voor doelgroepen en woningtypen
Bij het programmeren van woningbouw willen we duidelijk aangeven voor welke doelgroepen de ontwikkeling is beoogd. Hiermee kunnen we beter sturen op de specifieke woningtypen die binnen een ontwikkeling moeten terugkomen. Naast een meer algemene omschrijving van doelgroepen in termen van inkomen richten we ons daarbij op meer specifiek omschreven doelgroepen.
Ten eerste is de huisvestingsopgave voor de brede doelgroep van senioren groot. Voor hen is er momenteel onvoldoende aanbod in de huidige woningvoorraad. Bovendien kan met het bouwen voor deze doelgroep doorstroming op gang worden gebracht. Wij willen ontwikkelaars en bouwers uitdagen om specifieke aandacht te besteden aan woningen voor senioren. Om die reden stellen we een aandeel van 10% nultredenwoningen verplicht. Dit aandeel actualiseren we te zijner tijd op basis van de nieuwste cijfers uit de regionale woonzorgvisie.
We sluiten aan bij de definities die de Rijksoverheid geeft over de woonvormen voor ouderen.
Ten tweede kijken we naar de verschillende doelgroepen die de gevolgen van de woningmarkt het meest sterk ervaren. In hoofdstuk 3 is reeds stilgestaan bij de belangrijkste hiervan. Met name jongeren en starters raken in de knel. Vaak gaat het hier om éénpersoons huishoudens.
Hier zit ook een duidelijk overlap met de lage inkomens voor wie sociale woningen gebouwd moeten worden. Zodoende is voor deze doelgroep geen verplicht percentage opgenomen. Desalniettemin moeten voor deze doelgroepen andersoortige woningen gebouwd worden. In plaats van ruime grondgebonden sociale huurwoningen hebben zij behoefte aan kleinere en goedkope woonruimte
De hierboven behandelde uitgangspunten zijn samenvattend in onderstaand schema weergegeven.
Zoals in hoofdstuk 3 is aangegeven laten we bovenstaande differentiatie en variatie wel afhangen van de grootte van het bouwproject.
In onderstaand schema is dit samenvattend weergegeven.
Onderscheid tussen buitenstedelijke en binnenstedelijke locaties We hebben de te realiseren woningaantallen en daaruit volgende percentages voor sociale woningbouw en woningbouw in het middensegment bij nieuwbouw vastgelegd. We tonen daarmee een hoog ambitieniveau en zijn ons er tegelijkertijd van bewust dat deze aantallen en percentages niet op elke locatie eenvoudig te behalen zijn. We maken daarbij onderscheid tussen buitenstedelijke en binnenstedelijke locaties.
Buitenstedelijke locaties: Dit zijn veelal uitleglocaties aan de randen van onze kernen. Het gaat hier vaak om de bouw van grotere aantallen woningen op landbouwgrond, waarbij deze grond in het bezit is van slechts enkele partijen. Op dergelijke locaties houden we vast aan de vereiste percentages, om zo voldoende differentiatie in nieuwe buurten en wijken te waarborgen. Wel zijn we bereid om mee te denken in andere mogelijkheden voor meer financiële ruimte om te voorkomen dat projecten vertragen of uitvallen.
Er spelen belangen van eigenaren en omwonenden. De opgave om aan specifieke woningbehoeften te voldoen is bij binnenstedelijke locaties groot. Binnenstedelijke locaties zijn in de regel aantrekkelijk voor senioren, bijvoorbeeld omdat deze in de nabijheid van zorginstellingen of andere voorzieningen liggen. Bij binnenstedelijke locaties kan daarom maatwerk gewenst zijn. Wij zijn dan bereid om af te wijken van de vereiste percentages. Dit onder de voorwaarden dat in het plan ingezet wordt op:
Ten slotte is het bij kleine initiatieven niet realistisch dat een ontwikkelaar volledig kan voldoen aan de gestelde eisen. Daarom bieden we voor kleine binnenstedelijke projecten (< 25 woningen), als de gegronde redenen voor zijn, de mogelijkheid om de sociale woningbouw binnen vijf jaar op een alternatieven bouwlocatie te realiseren.
Het college heeft hierbij een besluitvormende rol. Zij krijgt bij de kaderstelling van de projecten informatie over het woningbouwprogramma en een motivatie bij eventuele afwijkingen die worden toegepast.
Exploitatie sociale huur door corporatie
Bij nieuwbouw van sociale huurwoningen hebben we een voorkeur voor exploitatie door een in de gemeente actieve corporatie. Wanneer mogelijk wordt daarom in een anterieure- of koopovereenkomst met de ontwikkelaar opgenomen dat een in Nijkerk actieve corporatie de eerste aangewezen partij is om sociale huurwoningen af te nemen. In het geval dat een marktpartij sociale huurwoningen wil exploiteren, moeten de woningen aan de inkomensdoelgroep voor sociale huur verhuurd worden. Ook moeten deze woningen langdurig als sociale huurwoningen in stand gehouden worden, gelijk aan de eisen die aan een corporatie gesteld worden.
Vernieuwen van het segment sociale koop
Het uitgangspunt van 35% sociale woningbouw ziet naast sociale huur toe op sociale koopwoningen. In hoofdstuk 3 is reeds stilgestaan bij de knelpunten van het segment sociale koop in de huidige markt. Aan de andere kant is er vraag naar dit segment en willen we ontwikkelaars dan ook uitdagen om sociale koopwoningen te blijven bouwen. Uitgangspunt daarbij is wel dat marktwaarde van die woningen in verhouding staat tot de koopsom van maximaal € 273.000 (prijspeil 2024). We moeten er rekening mee houden dat deze woningen vorm krijgen als gestapelde woningbouw. Daarnaast is het van belang om de inkomensdoelgroep voor sociale koop gelijk te stellen met die voor sociale huur. We willen immers bereiken dat sociale koopwoningen ook echt bij de lage inkomens terecht komen.
In het wetsvoorstel Regie op de Volkshuisvesting is opgenomen dat minimaal tweederde van de totale gemeentelijke woningbouwopgave uit betaalbare woningen (sociale huur, middeldure huur < €1.157, koop < €390.000) moet bestaan. Met onze aangepaste richtlijnen ten aanzien van differentiatie en variatie voldoen we aan deze landelijke uitgangspunten.
In beginsel geldt dat de gehele woonvisie bepalend is voor het gewenste woningbouwprogramma van nieuwbouwontwikkelingen in de gemeente Nijkerk. In deze woonvisie geven we specifieker aan wat we van ontwikkelaars verwachten. Daarbij vinden we het belangrijk dat elke ontwikkelaar aan dezelfde kaders gehouden is. De afgelopen jaren zijn de kaders voor woningbouw nader uitgewerkt in twee verordeningen. De beide verordeningen worden aangepast in lijn met de herziene woonvisie.
Verordening doelgroepen woningbouw
De gemeente heeft de mogelijkheid om per deelgebied in het omgevingsplan te eisen dat een percentage van bepaalde categorieën woningen wordt gerealiseerd in nieuwbouwontwikkelingen. In de doelgroepenverordening worden de doelgroepen (uitgedrukt in bruto-inkomen), instandhoudingstermijn en de maximale koop- of huurprijs per woningbouwcategorie vastgelegd.
Middels deze verordening kan de gemeente expliciet sturen op de gewenste woningbouwcategorieën voor sociale- en midden huur. Ook is met deze verordening voor iedereen duidelijk wat we precies bedoelen als we het hebben over begrippen als sociale koop of middeldure huur.
Verordening differentiatie woningbouw
In de verordening differentiatie woningbouw zijn bepalingen vastgelegd om er voor te zorgen dat er voldoende sociale en middeldure woningbouw wordt gerealiseerd. Met name in kleine projecten is het is niet altijd mogelijk om aan het vereiste van sociale woningbouw te voldoen. Als daar gegronde redenen voor zijn, is het mogelijk om de sociale woningbouw binnen vijf jaar op een alternatieve bouwlocatie binnen de gemeente alsnog te realiseren. Om deze werkwijze transparant te maken en een duidelijk kader te geven, zijn hiervoor bepalingen in een verordening differentiatie woningbouw opgenomen.
Privaatrechtelijke maatregelen: zelfbewoningsplicht
Voor vrijwel elke woningbouwontwikkeling wordt een (anterieure) overeenkomst gesloten. Hierin worden diverse onderwerpen vastgelegd, zoals de kosten van de gemeente voor de betreffende ontwikkeling. Ook is het gebruikelijk om in deze overeenkomsten bepalingen met betrekking tot het woonprogramma vast te leggen. Het biedt zo de mogelijkheid om privaatrechtelijke maatregelen gericht op de betaalbaarheid en beschikbaarheid van woningen door te voeren. Zo passen we een zelfbewoningsplicht (conform onze ontwikkelagenda) toe, om bij sociale of middeldure koopwoningen te voorkomen dat deze in handen van (particuliere) beleggers komen.
Er is veel behoefte aan zicht op het toekomstige, alsmede het gerealiseerde programma. Evaluatie van de gestelde kaders en monitoring van het woningbouwprogramma zijn dan ook van belang. Dit biedt tevens de mogelijkheid om bij te sturen. De woonvisie wordt in beginsel voor langere tijd vastgesteld, maar ontwikkelingen op de woningmarkt zouden aanleiding kunnen geven om het beleid te herijken en mogelijk aan te passen. De woningbouwaantallen fluctueren jaarlijks. Wij bekijken daarom over een periode van meerdere jaren naar de behaalde doelstellingen.
Onderdeel van de monitoring is het jaarlijks aanbieden van een overzicht van het totale woningbouwprogramma (met een tijdshorizon tot 2030) en de opleveringen van het afgelopen jaar aan de gemeenteraad. Hierbij wordt ook de relatie met de doelstellingen van de woonvisie gelegd. Daarnaast wordt in het kader van de prestatieafspraken met woningcorporaties en huurders gerapporteerd over het woningbouwprogramma, om in het bijzonder de ambities op het gebied van sociale woningbouw te kunnen volgen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Nijkerk d.d. 28 november 2024,
de griffier,
mevrouw A.G. VERHOEF-FRANKEN
de voorzitter,
de heer mr. drs. G.D. RENKEMA
Bijlage I: Inwonerspeiling opgaven woonbeleid
In mei 2024 heeft een online enquête gelopen waaraan inwoners van de gemeente Nijkerk mee konden doen. De enquête bestond uit negen vragen die men via de website van de gemeente kon invullen. De enquête is door 235 mensen ingevuld.
1. Voor welke mensen is het nu het moeilijkst om een woning te vinden in de gemeente Nijkerk?
2. Welk soort woningen zijn er vooral te weinig in de gemeente Nijkerk?
3. Bij welke prijs vindt u een koopwoning nog betaalbaar?
4. Door gestegen bouwkosten is nieuwbouw de laatste jaren flink duurder geworden. Hoe kunnen we toch betaalbare koopwoningen blijven bouwen?
5. Moet een starterswoning voor volgende generaties betaalbaar blijven?
6. Zouden er meer verschillende soorten woonvormen gebouwd moeten worden?
7. Moet de gemeente meer doen om het aantal bijzondere woonvormen te vergroten?
8. Zou de gemeente het voor woningeigenaren makkelijker moeten maken om de eigen woning te splitsen in meerdere woningen?
9. Moeten we extra dingen doen om te zorgen dat er de komende jaren sneller woningen gebouwd worden?
Bijlage II: Identiteit en woningbehoefte per kern
De gemeente Nijkerk bestaat uit de drie kernen Nijkerk, Hoevelaken en Nijkerkerveen. Deze kernen hebben elk hun eigen karakter. In deze woonvisie is in beginsel gekeken naar de behoefte voor de gemeente Nijkerk in zijn totaliteit. Toch bestaan er ook enkele verschillen tussen de kernen binnen de gemeente. We willen rekening houden met deze verschillen door ons te richten op onderscheidende woonmilieus die aansluiten bij het karakter van de specifieke kern. In deze bijlage wordt de identiteit per kern geschetst en wordt aangegeven welke behoefte kenmerkend is voor de betreffende kern.
Nijkerk is de grootste kern binnen de gemeente en beschikt ook over de meeste voorzieningen. Daarmee is de kern aantrekkelijk voor oudere huishoudens die vanwege een zorgvraag dichtbij voorzieningen willen wonen. In vergelijking met de andere kernen, beschikt Nijkerk over relatief veel betaalbare rij- en hoekwoningen. Hierdoor oriënteren veel jonge één- en twee persoonshuishoudens uit de gemeente zich op Nijkerk. Nijkerk is ook de kern waar de meeste verhuizers (vestigers) uit andere gemeenten zich willen vestigen. Dit betreft eveneens jonge één- en twee persoonshuishoudens. Deels kiezen zij voor Nijkerk vanwege het voorzieningenniveau, maar ook omdat in vergelijking met de andere kernen het aanbod aan betaalbare woningen in Nijkerk wat groter is.
In Nijkerk is er ook vraag naar appartementen op centrumlocaties bij zowel senioren, die op zoek zijn naar ruime, levensloopgeschikte appartementen, als bij jongeren, die vooral op zoek zijn naar een betaalbaar, compact appartement. Tenslotte kent Nijkerk de grootste vraag naar sociale huurwoningen. We willen in Nijkerk voldoende bijbouwen voor gezinnen. Zij dragen bij aan de levendigheid van de wijken en het in stand houden van de diverse voorzieningen. Ouderen in Nijkerk geven aan graag te willen verhuizen naar een levensloopgeschikt appartement. Een ligging in de buurt van winkels en voorzieningen zoals huisarts of fysiotherapeut is hierbij essentieel. We verwachten dat er de komende jaren nog enkele locaties ontwikkeld kunnen worden om in deze vraag te kunnen voorzien, zoals bijvoorbeeld in de Havenkom. Maar niet iedereen wil zijn vertrouwde buurt verlaten, daarom willen we in Nijkerk ook vrijkomende bebouwing in bestaande wijken gebruiken voor het realiseren van woningen voor ouderen, eveneens met voldoende voorzieningen in de buurt. Ook voor starters zien we op deze locaties mogelijkheden. Door vooral te bouwen voor één- en twee persoonshuishoudens en in de vrije sector huur kan in deze vraag worden voorzien.
Kenmerkend voor Hoevelaken is het grote aandeel koopwoningen en de ligging dicht tegen Amersfoort aan. Veel gezinnen die zich hier van oorsprong vestigden zijn nu een dagje ouder en hebben vaak geen reden om te verhuizen. Ze wonen doorgaans in een ruime woning en de voorzieningen van de stad zijn dichtbij. De kern is relatief sterk vergrijsd en zal nog verder vergrijzen. Daarom zal goed gekeken moeten worden of deze kern voldoende is ingericht op het langer zelfstandig wonen.
Het woningaanbod in Hoevelaken is vrij eenzijdig. Om doorstroming op gang te brengen willen we specifieke nieuwe woonmilieus toevoegen. Waarbij de aandacht uitgaat naar woon-zorg concepten voor ouderen, zodat ouderen in Hoevelaken kunnen blijven wonen.
De eengezinswoningen komen dan beschikbaar voor starters en gezinnen. Verder is er behoefte aan een inhaalslag in het aanbod aan sociale huurwoningen.
Nijkerkerveen is de kleinste kern binnen de gemeente. De woningvoorraad bestaat voor een groot deel uit ruime grondgebonden en vrijstaande woningen. Hierdoor kent de kern een meer landelijk woonmilieu dan de andere kernen in de gemeente. Het dorp is vooral aantrekkelijk gebleken voor gezinnen die een ruime koopwoning zoeken. Zij moeten wel mobiel genoeg zijn gezien de beperkte voorzieningen in Nijkerkerveen. De vraag richt zich in Nijkerkerveen wat meer op 2-onder-1 kap en vrijstaande woningen dan in de andere twee kernen. Tenslotte is ook in Nijkerkerveen behoefte aan sociale huurwoningen. Ook in Nijkerkerveen willen we voldoende voor gezinnen bouwen. Ouderen willen graag in Nijkerkerveen blijven wonen. Zij zijn er aan gewend dat de voorzieningen op afstand liggen. Anderzijds is het sociale netwerk hier erg sterk, wat het voor ouderen ook aantrekkelijk kan maken om in Nijkerkerveen te kunnen blijven wonen. In Nijkerkerveen is minder behoefte aan appartementen.
Daarom zien we hier ruimte voor woonconcepten die aansluiten bij het woonmilieu van Nijkerkerveen, bijvoorbeeld gelijkvloerse woningen op voormalige boerenerven. Hierdoor kunnen de ouderen in de buurt van hun kinderen blijven wonen.
Aangepaste woningen – Woningen die zijn aangepast voor mensen met een lichamelijke beperking, variërend van hellingbanen voor de voordeur, verbrede deuren, drempelloosheid tot speciale voorzieningen in de badkamer.
Aftoppingsgrens – De aftoppingsgrens is de huurprijs waarboven in principe geen subsidie wordt verstrekt en is afhankelijk van het type huishoudens. De lage aftoppingsgrens voor een- en tweepersoonshuishoudens bedraagt 650,43 euro per 2024. De hoge aftoppingsgrens voor drie- of meerpersoonshuishoudens is 697,07 euro. Enkel specifieke doelgroepen hebben boven deze grens nog recht op huurtoeslag (bijv. bij seniorenwoningen of mensen met een verstandelijke beperking).
Anterieure overeenkomst – Vrijwillig gesloten overeenkomst tussen gemeente en particuliere initiatiefnemer. In de overeenkomst zijn allerlei afspraken vastgelegd, bijvoorbeeld over kostenverhaal, fasering en woningbouwprogramma.
Betaalbare koopwoning – Koopwoning tussen €273.000 en €390.000 (prijspeil 2024). De bovengrens valt samen met de landelijke betaalbaarheidsgrens. Deze prijsgrens wordt jaarlijks landelijk geïndexeerd op basis van de consumentenprijsindex (CPI). In de gemeente Nijkerk wordt de prijsklasse voor betaalbare koop nader uitgesplitst in een categorie middeldure koop laag (€273.000 - €331.500) en middeldure koop hoog (€331.500 - €390.000).
Betaalbaar prijssegment – Koop (< € 390.000, prijspeil 2024), sociale huur (< € 879,66, prijspeil 2024), middeldure huur tot en met 186 wws punten (< € 1.157, prijspeil 2024).
Collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO) – Particulieren verwerven in groepsverband een bouwkavel met woonbestemming. Hiervoor organiseren zij zich meestal in een vroeg stadium in een stichting of vereniging zonder winstoogmerk, die als opdrachtgever naar architect en aannemer van het project optreedt. Uiteindelijk worden de woningen in groepsverband gerealiseerd.
DAEB – Woningcorporaties moeten zich volgens de Woningwet 2015 concentreren op het bouwen, verhuren en beheren van sociale huurwoningen en enkele andere maatschappelijke taken. De Woningwet 2015 noemt dit: diensten van algemeen economisch belang (daeb). Huurwoningen in het DAEB-segment kennen een huurprijs tot €879,66 (liberalisatiegrens, prijspeil 2022). Huurwoningen in het niet-DAEB segment kennen een huurprijs boven €879,66.
Doelgroep van beleid – Huishoudens die niet of onvoldoende zelfstandig in goede en betaalbare huisvesting kunnen voorzien. Hiervoor geldt een inkomensgrens van € 47.699 voor eenpersoonshuishoudens en € 52.671 voor meerpersoonshuishoudens (belastbaar inkomen, prijspeil 2024). Minimaal 80% van het vrijkomend aanbod in de sociale sector moet aan huishoudens tot deze inkomensgrens worden verhuurd.
Doorstromer – Woningzoekende die bij verhuizing een woning achterlaat.
Eengezinswoning – Ook wel grondgebonden woning, de typen lopen uiteen van een tussenwoning en hoekwoning tot twee onder een kap, villa en landhuis.
Gebruiksoppervlakte (GBO) – De gebruiksoppervlakte van een woning is de oppervlakte die nuttig gebruikt kan worden. Het betreft de totale vloeroppervlakte tussen de omsluitende wanden minus vaste obstakels van omvang. Deze obstakels kunnen zijn: schalmgat, dragende binnenwanden, liftschachten, trapgat, vloeroppervlakte met een hoogte lager dan 150 centimeter en andere vrijstaande constructies.
Grondgebonden woning – Woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de bouwlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een terras en/of een tuin.
Harde plancapaciteit – Woningbouwplannen die vastliggen in vigerende (onherroepelijke) bestemmingsplannen of projectbesluiten of zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Ook plannen in procedure, op basis waarvan via een verleende en niet geschorste verklaring van geen bezwaar ex artikel 19 WRO kan worden gebouwd, behoren tot de harde plancapaciteit.
Huurtoeslag (grens) – De maximale huurprijs van een woning waartoe een huurder een bijdrage van de rijksoverheid in de huur ontvangt. Daarbij gaat het om mensen die in verhouding tot hun inkomen te veel huur betalen. Deze toeslag wordt uitbetaald door de belastingdienst.
Kwaliteitskortingsgrens – De ´kwaliteitskortingsgrens´ is een begrip uit de huurtoeslag. Ligt je huurprijs hoger dan deze grens (€454,47 prijspeil 2024), dan wordt er gekort op je huurtoeslag. Dit heet ‘kwaliteitskorting’ omdat een hogere huur ook een kwalitatief betere woning met zich mee zou brengen.
Meergezinswoning – Ook wel aangeduid als gestapelde woning. Een deel van een gebouw met meerdere woningen, zoals een flatwoning, appartement, galerijflat, etagewoning, boven- en benedenwoning, portiekwoning of maisonnette.
Middeldure huurwoning – Huurwoning meestal in het bezit van een particuliere eigenaar of belegger, maar soms ook van een corporatie. Vaak gaat het hier om woningen met een huurprijs vanaf € 879,66 (prijspeil 2024) tot en met 186 wws punten (< € 1.123, prijspeil 2024). In de gemeente Nijkerk wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen middeldure huur laag (€879 - €1.018) en middeldure huur hoog (€1.018 - €1.157).
Middeninkomens – Huishoudens met een bruto jaarinkomen tussen de € 47.699 en de € 60.000 (prijspeil 2024). Woningcorporaties hebben de mogelijkheid om jaarlijks 10% tot 20% van hun vrijkomende voorraad aan deze inkomensgroep toe te wijzen.
NHG-grens – De NHG-grens is de prijsgrens waarbij woningkopers een hypotheek kunnen afsluiten met Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Dit is een vangnet als de woningkoper door omstandigheden de hypotheek niet meer kunt betalen, of een restschuld overblijft na de verkoop van de woning. De NHG-grens wordt jaarlijks geïndexeerd waarbij wordt gekeken naar de gemiddelde woningprijs. De NHG-grens is daarom voor veel gemeenten ook een belangrijke referentie om de prijsgrenzen voor betaalbare koopwoningen te bepalen.
Nultredenwoning – Woningen die zonder trappen van buiten af bereikbaar zijn en waarbij de zogenaamde ‘primaire ruimten’ (keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer) zich op dezelfde woonlaag bevinden. Drempels in de woningen zijn laag of ontbreken.
Passend toewijzen – Wooncorporaties dienen jaarlijks minimaal 95% van de huishoudens met recht op huurtoeslag die een woning krijgen toegewezen, een huurwoning tot de aftoppingsgrens toe te wijzen.
Plancapaciteit/voorraad – Bekende locaties voor woningbouw en het aantal woningen dat naar verwachting daar gebouwd kan worden, ongeacht de procedurele status. Plancapaciteit leidt niet altijd tot realisatie.
Primaire doelgroep – Huishoudens met een bruto jaarinkomen tot € 52.671 (prijspeil 2024). Woningcorporaties dienen jaarlijks minimaal 80% van hun vrijkomende voorraad aan deze inkomensgroep toe te wijzen.
Prestatieafspraken – Afspraken tussen de gemeente, woningcorporaties en huurdersorganisaties over de uitvoering van het (sociale) woningbouwbeleid zoals opgenomen in de gemeentelijke woonvisie.
Scheefwoners – Huishoudens met een belastbaar inkomen van € 52.671 of meer, maar wel gehuisvest in een huurwoning tot € 879,66 (prijspeil 2024).
Senioren – Over het algemeen gaat het hier om mensen die gepensioneerd zijn (ongeveer de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder). Een exacte leeftijdsklasse is hierin echter niet te bepalen, doordat de 65-plussers van nu veel vitaler en zelfstandiger zijn dan van dan van 20 jaar geleden. Een trend die zich waarschijnlijk ook de komende jaren (decennia?) gaat voortzetten.
Sociale huurwoning – Huurwoning met een huurprijs tot de liberalisatiegrens (€ 879,66, prijspeil 2024). Het woningwaarderingsstelsel wordt gebruikt om de maximale huurprijs van een sociale huurwoning te bepalen.
Sociale koopwoning – Koopwoning tot €273.000 (prijspeil 2024) en ligt op 70% van de landelijke betaalbaarheidsgrens. Indexatie vindt jaarlijks plaats en volgt daarbij de indexatie van de landelijk betaalbaarheidsgrens.
Spoedzoekers – Huishoudens die met spoed op zoek zijn naar een woning. Hier gaat het bijvoorbeeld om huishoudens na een scheiding. Hierbij gaat het om personen die niet formeel tot de categorie urgenten behoren, maar wel baat hebben bij snelle, tijdelijke en betaalbare woonruimten.
Starter – Huishouden dat voor verhuizing niet zelfstandig woonde en daarna hoofdbewoner van een woning is. We richten ons hierbij wel met name op de jonge starters (tot en met ongeveer 35 jaar).
Starterswoning – Kleine woning, gericht op 1- en 2-persoonshuishoudens in het betaalbare segment (sociale huur, middeldure huur of koop tot de NHG grens).
Tijdelijke woningen – Woningen die worden gerealiseerd met de bedoeling om niet permanent te blijven staan. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om verplaatsbare woningen of tijdelijke units.
Bruto vloeroppervlak (BVO) – Het bruto vloeroppervlak is de som van de vloeroppervlakte van alle bouwlagen, gemeten langs de buitenomtrek. De bruto vloeroppervlakte is dus inclusief bijvoorbeeld ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, delen onder 1,5 m hoogte.
Vrije sector huur – Alle huurwoningen met een huurprijs boven de sociale huurprijsgrens van € 879,66 (prijspeil 2024).
Zachte plancapaciteit – Gedurende de overgangsfase van de Omgevingswet tot vaststelling nieuw omgevingsplan (1-7-2022 t/m 2029): Woningbouwplannen die zijn opgenomen in een onherroepelijk of vastgesteld bestemmingsplan met wijzigingsbevoegdheid, een bestemmingsplan of inpassingsplan in voorbereiding (vergunning voor buitenplanse omgevingsplanactiviteit), een plan dat is opgenomen in een structuurvisie of ander door de gemeenteraad vastgesteld beleidsdocument, een initiatief (beginselbereidheid van B&W) of een potentieel plan (geen beginselbereidheid van B&W).
Vanaf 2030 of een eerder moment (vanaf vaststelling vaststelling nieuw Omgevingsplan):
Woningbouwplannen waarbij (nog) geen sprake is van een onherroepelijk of vastgesteld omgevingsplan of projectbesluit (vergunning buitenplanse omgevingsplanactiviteit), maar die zijn opgenomen in een omgevingsplan of projectbesluit in voorbereiding, of plannen in een omgevingsvisie, -programma of delegatiebesluit aan B&W, plannen in initiatieffase (beginsel- bereidheid B&W) of potentiële plannen (geen beginselbereidheid B&W).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-134167.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.