Gemeenteblad van Zwolle
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Zwolle | Gemeenteblad 2025, 127744 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Zwolle | Gemeenteblad 2025, 127744 | beleidsregel |
Wijziging van het Meetprotocol geluid bij evenementen gemeente Zwolle 2016
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;
overwegende dat het wenselijk is het Meetprotocol geluid bij evenementen gemeente Zwolle 2016 te wijzigen om onduidelijkheid weg te nemen over situaties waarin aanleiding is om met gevelreflectie te meten en welke correctie daarbij wordt toegepast;
Verder overwegende dat de ‘Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999’, welke als basis voor metingen werd gebruikt, is vervangen door de ‘Meet- en rekenmethode geluid industrie’ (bijlage IVh van de Omgevingsregeling), waarmee enkele termen veranderd en aangepast zijn;
gelet op artikel 4:6 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zwolle 2024;
De tekst van het Meetprotocol geluid bij evenementen gemeente Zwolle 2016 integraal te vervangen door:
Meetprotocol geluid bij evenementen gemeente Zwolle 2016
Meetprotocol geluid bij evenementen gemeente Zwolle 2016
In dit meetprotocol leggen we vast hoe we in Zwolle het geluid tijdens evenementen meten en berekenen. Daarmee geven we inzicht aan de omwonenden en organisatoren van evenementen. De wijze van handhaven van het Meetprotocol is vastgelegd in het ‘Handhavingsbeleid bij evenementen gemeente Zwolle 2016’. Dit meetprotocol is daar een onderdeel van.
In Zwolle hanteren we de meet- en rekenmethode geluid industrie (bijlage IVh van de Omgevingsregeling, hierna: ‘de meet- en rekenmethode’) als basis voor onze metingen. Dat is ook de basis voor dit meetprotocol. De meet- en rekenmethode is de opvolger van de Handleiding meten en rekenen Industrielawaai 1999, welke algemeen geaccepteerd was bij het meten en berekenen van geluid tijdens evenementen.
2.1 Geluidsplan en/of akoestische rapportage
De gemeente bepaalt aan de hand van de aanvraag of er een geluidsplan en/of een akoestische rapportage moet worden ingediend. In een geluidsplan legt de organisator uit hoe hij de geluidsapparatuur opstelt en wie tijdens het evenement verantwoordelijk is voor de inregeling van het geluid. Een akoestische rapportage is een onderzoek naar de bijdrage van de bron ten opzichte van geluidsgevoelige objecten.
2.2 Geluidsplan en/of akoestische rapportage
De gemeente Zwolle maakt al sinds 2012 gebruik van onbemande geluidsapparatuur die voldoet aan de Klasse-1 specificaties zoals verwoord in de meet- en rekenmethode. Ook de wijze van gebruik gebeurt volgens de Klasse-1 specificatie. Op dit punt voldoet de gemeente al sinds 2012 aan het de in dit protocol vastgelegde regels. Tijdens een evenement wordt met onbemande geluidsapparatuur langdurig gemeten en per eenheid van 1 minuut het gemiddelde geluidsniveau in dB(A) (normaal geluid) en dB(C) (basgeluid) bepaald. Daarnaast vinden geregeld en op verschillende locaties nabij de onbemande geluidsapparatuur, ook handmatig geluidsmetingen plaats.
Gevelreflectie is de weerkaatsing van het invallende geluid (het geluid dat het evenement produceert) op een gevel van een geluidgevoelig object. Bij het bepalen van de geluidgevoelige objecten wordt de meet- en rekenmethode gehanteerd.
Wanneer sprake is van voortuinen bij woningen, kan de meetapparatuur doorgaans op meer dan 2 meter van de gevel worden geplaatst, zodat zonder gevelreflectie kan worden gemeten. Soms is het niet mogelijk om de meetapparatuur op meer dan 2 meter van de gevel te plaatsen. Dit kan het geval zijn wanneer er geen of een zeer kleine voortuin is en/of de inrichting of het gebruik van de (openbare) ruimte ter plaatse de plaatsing van meetapparatuur belemmert. Wanneer een dergelijke situatie zich voordoet, kan het toch noodzakelijk zijn om een correctie toe te passen op de meetwaarde. Dit wordt beoordeeld door de toezichthouder.
Om de (handmatige) controlemetingen bij handhaving eenvoudig te houden, wordt een hoogte van 1,5 meter ten opzichte van het lokale maaiveld aangehouden. Deze beoordelingshoogte heeft praktische voordelen, omdat dan met de geluidsmeter in de hand kan worden gemeten. Het verschil in geluidsniveau tussen 1,5 en 5 meter hoogte is dusdanig gering, dat dit niet opweegt tegen het voordeel van een eenvoudig uitvoerbare handhaving.
Elke meting kent een bepaalde onnauwkeurigheid. Gedacht kan worden aan onnauwkeurigheden in afstand, geometrieën, tijdperioden en aflezingen van de apparatuur die de geluidgegevens afleest. Uit vaste jurisprudentie blijkt dat bij de beantwoording of sprake is van een overtreding van een geluidsvoorschrift daarom een meettolerantie van 1 dB in aanmerking kan worden genomen. Alleen dan kan met voldoende zekerheid vastgesteld worden of zich een overtreding heeft voorgedaan. In de meet- en rekenmethode is bepaald dat de onnauwkeurigheid van meten en rekenen volgens methode II over het algemeen bij deskundige toepassing minder is dan 2 dB. Dat betekent dat in theorie een hogere meettolerantie dan 1 dB denkbaar zou kunnen zijn, mits dat deugdelijk onderbouwd kan worden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er slechts een beperkt aantal metingen gedaan wordt. Gelet op de door ons gebruikte meetapparatuur en wijze van meten, is er geen grond om een hogere meettolerantie dan 1 dB in aanmerking te nemen. Er is overigens ook geen jurisprudentie bekend waarin een hogere meettolerantie dan 1 dB is aanvaard. Wij kiezen er daarom voor om een meettolerantie van 1 dB in aanmerking te nemen bij de geluidmetingen. De meetonnauwkeurigheid wordt achteraf toegepast en niet op voorhand verwerkt in de meetresultaten zoals de meetapparatuur die weergeeft. De meetresultaten worden dus achteraf door de toezichthouder gecorrigeerd met -1 dB.
Weersomstandigheden kunnen invloed hebben op de geluidsoverdracht. In de meet- en rekenmethode is hiervoor het begrip Meteoraam gebruikt. In de meet- en rekenmethode staat dat door meteorologische invloeden de geluidsoverdracht sterk kan variëren, met name bij afstanden groter dan 50 meter. Bij afstanden minder dan 50 meter mag onder alle omstandigheden worden gemeten. De weersomstandigheden mogen een betrouwbare werking van de apparatuur niet belemmeren. Metingen bij regen, sneeuw, mist of extreem lage temperatuur moeten om deze reden zoveel mogelijk worden vermeden. Windgeruis mag de metingen niet beïnvloeden. Als richtlijn geldt dat windgeruis tenminste 7 dB onder het signaal moet liggen. Het signaal is dan de dB waarde van het gemeten geluid bij het geluidsgevoelige object. Hiermee is nog niet ingegaan op de wens van organisatoren om rekening te houden met fluctuaties in windsnelheden. In het meetprotocol is aangegeven dat wij geen rekening houden met deze vorm van meteocorrectie, omdat:
de verwijzing naar de meet- en rekenmethode en het toepassen van een meteocorrectie bij metingen op een afstand groter dan 50 meter met een correctieterm tussen tenminste 0,5 dB en maximaal 5 dB heeft betrekking op industrielawaai (continue bedrijfsvoering, jaargemiddelde). Deze benadering is niet te gebruiken bij kortdurende evenementen;
Bij het plaatsen van de geluidmeetapparatuur wordt rekening gehouden met het in de meet- en rekenmethode beschreven meteoraam. In de praktijk betekent dit dat als de wind tijdens het evenement draait, de geluidmeetapparatuur zo nodig verplaatst wordt.
De meetresultaten leveren getallen met één decimaal (1 cijfer achter de komma) op.
Het is gebruikelijk en volgens vaste jurisprudentie aanvaard om, na toepassing van de meettolerantie, de uitkomsten af te ronden conform NEN 1047. De NEN 1047 houdt in dat indien het af te ronden getal achter de komma op een 5 eindigt, deze wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde gehele even getal.
Achtergrond van de afrondingsregels van de NEN 1047 is dat deze de fout bij een rekenkundige optelling van veel getallen beperken. Een onderdeel van de norm is het afronden van getallen eindigend op een 5. Indien deze consequent naar boven worden afgerond, zoals bij een rekenkundige afronding gebeurt, zal dit kunnen leiden tot een fout in het gemiddelde en daarmee ook in de standaarddeviatie. Door deze getallen afwisselend naar boven en naar beneden af te ronden, wordt de kans op een fout kleiner. Statistisch gezien komen even en oneven getallen even vaak voor. Een mooie eenduidige oplossing om afwisselend af te ronden is dan ook: “bij een 5 afronden naar het meest nabij gelegen even getal.
Het toepassen van een meetonnauwkeurigheidscorrectie en de afronding levert bijvoorbeeld het volgende op:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-127744.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.