Afdeling 1. Voorkomen of bestrijden van ongeregeldheden.
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigingen ontstaan,
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigingen ontstaan, of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing
- 3.
Is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie dan wel een buitengewoon opsporings- ambtenaar zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen inrichting te verwijderen.
- 4.
Het is verboden zich te begeven naar of zich te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegde bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 5.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
- 6.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levens- beschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen wordt een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uren voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden met het tijdstip van aanvang en beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
Artikel 2:3 Verspreiden geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
- 1.
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen onder publiek te ver- spreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
Het college kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op het huis-aan-huis verspreiden of het aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 5.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:4 Vertoningen op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, film- operateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
De burgemeester kan het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.
- 4.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Afdeling 2. Bruikbaarheid, uiterlijk aanzien en veilig gebruik van openbare plaatsen
Artikel 2:5 Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt, is verplicht deze
- a.
te voorzien van de naam of het bedrijf of een ander herkenningsteken; en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf
- 2.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op een openbare plaats achter te laten.
- 3.
Het eerste lid aanhef en onder b, is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet.
Artikel 2:6 Openen straatkolken en dergelijke
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2:7 Kelderingangen en dergelijke
- 1.
Kelderingangen en andere lager dan de aangrenzende weg gelegen betreedbare delen van een bouwwerk mogen geen gevaar voor de veiligheid van de weggebruikers opleveren.
- 2.
Het eerste is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 427, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van strafrecht.
Artikel 2:8 Veiligheid op het ijs
- 1.
Het is verboden:
- a.
voor het publiek toegankelijke ijsvlakten te beschadigen, te verontreinigen, te versperren of het verkeer daarop op enige andere wijze te belemmeren of in gevaar te brengen;
- b.
bakens of andere voorwerpen ten behoeve van de veiligheid geplaatst op de onder a bedoelde ijsvlakten te verplaatsen, weg te nemen, te beschadigen of op enige andere wijze het gebruik daarvan te verijdelen of te belemmeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht de provinciale omgevingsverordening.
Afdeling 4. Toezicht op openbare inrichtingen
Artikel 2:12 Definitie
- 1.
In deze afdeling wordt in ieder geval onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis, smartshop, headshop of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken, zowel alcoholische als non-alcoholische, worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse wordt bereid of verstrekt.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waarvan sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
- 3.
In deze afdeling wordt onder bezoekers niet verstaan:
- a.
de personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht;
- b.
dienstdoend personeel van de houder van de inrichting;
- c.
de personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:13 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan/BOPA.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren, als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat:
- a.
de woon- of leefsituatie in de omgeving van het openbare inrichting of openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed; of
- b.
de exploitant of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is.
- 4.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting met een kleinschalig karakter die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
een bedrijfskantine of -restaurant.
- 5.
De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod aan de openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Alcoholwet, als:
- a.
zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting: of
- b.
de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:7 of 2:13, tweede of derde lid.
- 6.
De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.
- 7.
Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:14 Sluitingstijd
- 1.
Openbare inrichtingen zijn gesloten op:
- a.
maandag tot en met vrijdag tussen 01.00 uur en 06.00 uur;
- b.
zaterdag en zondag tussen 02.00 uur en 06.00 uur;
- c.
kermisdagen met uitzondering van de laatste kermisdag tussen 02.00 en 06.00 uur; en
- d.
maandag en dinsdag tijdens carnaval tussen 02.00 en 06.00 uur.
- e.
nieuwjaarsdag (1 januari) tussen 04.00 en 06.00 uur.
- 2.
Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.
- 3.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.
- 4.
Voor een openbare inrichting als bedoeld in artikel 2:13, vierde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel.
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.
- 6.
Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:15 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing in die situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voor- ziet.
Artikel 2:16 Verboden gedragingen
- 1.
Het is verboden in een openbare inrichting:
- a.
- b.
zich te bevinden na sluitingstijd, tenzij het personeel betreft, of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30 eerste lid;
- c.
op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.
- d.
Artikel 2:17 Handel binnen oprenbare inrichtingen
De exploitant van een openbare inrichting staat niet toe dat een handelaar, aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enig andere wijze overdraagt.
Artikel 2:18 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Als een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college bij de toepassing van artikel 2:13 tot en met 2:15 op als bevoegd bestuursorgaan.
Afdeling 5. Regulering paracommerciële rechtspersonen en overige aangelegenheden uit de Alcoholwet
Artikel 2:19a Definities
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
- -
- -
- -
- -
para-commerciële rechtspersoon;
- -
- -
- -
zwakalcoholhoudende drank,
dat wat daaronder verstaan wordt in de Alcoholwet.
- 2.
In deze afdeling wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds para-commerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard en para-commerciële rechts- personen die zich richten op activiteiten van sportieve aard en para-commerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard. Onder deze laatste worden onder meer verstaan:
- -
- -
- -
lokaliteiten van gezelligheidsverenigingen
- -
instellingen van levensbeschouwelijke of godsdienstige aard
Artikel 2:19b Schenktijden para-commerciële rechtspersonen
- 1.
Para-commerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard kunnen alcoholhoudende drank verstrekken vanaf één uur voor aanvang en uiterlijk twee uur na af- loop van de activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechts- persoon, maar in ieder geval niet buiten onderstaande tijden:
- a.
maandag tot en met vrijdag van 17:00 tot 0.00 uur;
- b.
zaterdag en zondag van 12.00 tot 20.00 uur.
- 2.
Sociaal-culturele para-commerciële rechtspersonen kunnen alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken vanaf één uur voor aanvang en tot uiterlijk twee uur na afloop van de activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon.
- 3.
Van de in het eerste lid omschreven eindtijden kan incidenteel worden afgeweken wanneer de laatste activiteit die past binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende para-commerciële rechtspersoon later beëindigd is dan twee uur voor de in het vorige lid aangegeven eindtijden; in dat geval mag er na het doen van een melding aan de burgemeester tot twee uur na beëindiging van de activiteit alcohol worden geschonken, doch niet later dan 1.00 uur.
- 4.
Een para-commercieel rechtspersoon kan tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen welke niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, in afwijking van het eerste en tweede lid, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken met inachtneming van het volgende:
- a.
de drank wordt verstrekt op:
- i.
maandag tot en met vrijdag vanaf 17.00 uur tot 00.00 uur.
- ii.
Zaterdag en zondag vanaf 12.00 uur tot 20.00 uur.
- 5.
Er wordt geen drank verstrekt als dit zou leiden tot oneerlijke mededinging.
Artikel 2:19c Bijeenkomsten bij para-commerciële rechtspersonen
- 1.
Para-commerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard organiseren geen bijeenkomsten van persoonlijke aard of bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.
- 2.
Para-commerciële rechtspersonen van sociaal-culturele aard mogen bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn, organiseren:
- -
indien in de betreffende dorpskern geen commercieel geëxploiteerd alternatief voor die bijeenkomst voorhanden is, en
- -
maximaal 12 maal per jaar.
Artikel 2:19d Beperkingen voor horecabedrijven en slijtersbedrijven
De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.
Artikel 2:19e Beperking prijsacties detailhandel
Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholische drank aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 70% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.
Artikel 2:19f Verbod ‘happy hours’
- 1.
Het is verboden om in een horecalokaliteit, tijdens evenementen, of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd. Dit in het kader van het voorkomen van onveilige situaties als gevolg van alcoholmisbruik dan wel overlast.
- 2.
Ontheffingen van dit verbod kunnen worden aangevraagd bij het college van Burgemeester en wethouders.
Artikel 2:19g Proeverijen in slijtlokalen
- 1.
Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
- 2.
De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit of bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.
Afdeling 6. Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2:20 Definitie
In deze afdeling wordt onder inrichting verstaan elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen die mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
Artikel 2:21 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of de exploitatie of feitelijke leiding van een inrichting staakt, is verplicht daarvan binnen drie dagen daarna schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
Artikel 2:22 Nachtregister
- 1.
De houder van een inrichting die er zijn beroep van maakt aan personen nachtverblijf te verschaffen is verplicht een doorlopend register, als bedoeld in artikel 438 van het Wet- boek van Strafrecht en dat is ingericht volgens een door de burgemeester vastgesteld model of een door de burgemeester ter beschikking gesteld systeem, bij te houden.
- 2.
De houder van een inrichting is verplicht een in het eerste lid bedoeld register aan de burgemeester te kunnen overleggen op een door de burgemeester te bepalen wijze.
Artikel 2:23 Verschaffen gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van verstrek te verstrekken.
Afdeling 8. Toezicht op campings en recreatieparken
Artikel 2:27a Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
camping of recreatiepark: hetgeen hieronder in het maatschappelijk verkeer verstaan wordt;
- b.
de exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die bij een camping of recreatiepark exploiteert op grond van artikel 2:31b;
- c.
de beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke leiding uitoefent of uitoefenen;
Artikel 2:27b Vergunningplicht
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een camping of recreatiepark te exploiteren;
- 2.
De aanvraag voor de vergunning dient te geschieden met een door de burgemeester vast- gesteld formulier;
- 3.
In de aanvraag om een vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant; en
- b.
de persoonsgegevens van de beheerder.
- 4.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel 2:27c Gedragseisen
De exploitant en de beheerder:
- a.
staan niet onder curatele;
- b.
zijn niet in enig opzicht van aantoonbaar slecht levensgedrag; en
- c.
hebben de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.
Artikel 2:27d Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de vergunning worden geweigerd indien:
- a.
de exploitant of beheerder niet voldoet aan de in 2:31c gestelde eisen;
- b.
de exploitatie van de camping of het recreatiepark in strijd is met het omgevingsplan/BOPA of de provinciale omgevingsverordening;
- c.
naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de camping of het recreatiepark of de openbare orde door de exploitatie van de camping of recreatiepark op ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed;
- d.
de exploitant van de camping of het recreatiepark een onaanvaardbaar risico op ernstige ver- storing van de openbare orde met zich zal meebrengen;
- e.
dit in het belang is van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten.
Artikel 2:27e Sluiting
- 1.
De burgemeester kan ter bescherming van de openbare orde en veiligheid de sluiting bevelen van een camping of recreatiepark indien daar:
- a.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel verworven of overgedragen;
- b.
discriminatie heeft plaatsgevonden op grond van ras, geslacht, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook;
- c.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waarvoor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend;
- d.
zich andere feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de camping of recreatiepark ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde;
- 2.
De burgemeester kan de sluiting bevelen van een camping of recreatiepark indien:
- a.
de exploitant of beheerder handelt in strijd met het bepaalde in de artikel 2:40b, eerste lid, of 2:40c onder sub a en b;
- b.
de exploitant of beheerder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voor- schriften;
- 3.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen;
- 4.
De burgemeester draagt zorg voor het aanbrengen van het bevel tot sluiting bij de toegang van de inrichting of in de directe nabijheid daarvan;
- 5.
De rechthebbende laat toe dat een afschrift met het sluitingsbevel wordt aangebracht.
Artikel 2:27f Aanwezigheid in gesloten camping of recreatiepark
- 1.
Het is verboden een camping of recreatiepark te betreden waarvan de sluiting is bevolen;
- 2.
Het is de rechthebbende verboden zonder toestemming van de burgemeester bezoekers toe te laten of zelf de inrichting te betreden.
Artikel 2:27g Intrekking vergunning
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 wordt de vergunning ingetrokken indien:
- a.
De exploitatie van de camping of recreatiepark door een andere dan in de vergunning genoemde houder wordt overgenomen;
- b.
De exploitant of beheerder niet meer voldoet aan de in artikel 2:31c onder sub a en b gestelde eisen.
Artikel 2:27h Overgangsbepaling
De gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning krachtens deze afdeling is vereist en die verder niet voorkomen in de Algemene plaatselijke verordening gemeente Hilvarenbeek 2021, zijn niet van toepassing gedurende twaalf weken na inwerkingtreding van deze afdeling en ook niet na deze termijn, voor zover degene die op grond van deze afdeling een vergunning nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag voor deze vergunning heeft ingediend, totdat op de aanvraag onherroepelijk is beslist.
Afdeling 9 Maatregelen ter voorkoming van overlast, gevaar of schade
Artikel 2:28 Betreden gesloten woning of lokaal
- 1.
Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal of een daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 2:29 Plakken en kladden
- 1.
Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
- 2.
Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding te doen aanplakken of op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur- of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- 3.
Het verbod, bedoeld in het tweede lid, is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
- 4.
De houder van een schriftelijke toestemming is verplicht deze aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
- 5.
Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.
- 6.
Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
- 7.
Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Artikel 2:30 Vervoer plakgereedschap e.d.
- 1.
Het is verboden op de weg of openbaar water enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur- of verfstof of verfgereedschap te vervoeren of bij zich te hebben.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing als de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:33.
Artikel 2:31 Vervoer inbrekerswerktuigen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de in het eerste lid bedoelde voorwerpen niet bestemd zijn voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:32 Verbod op het vervoeren van geprepareerde voorwerpen
- 1.
Het is verboden op de weg of in de nabijheid van winkels te vervoeren of bij zich te hebben een voorwerp dat er kennelijk toe is uitgerust om het plegen van (winkel)diefstal te vergemak- kelijken.
- 2.
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het in dat lid bedoelde voorwerp niet bestemd is voor de in dat lid bedoelde handelingen.
Artikel 2:33 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats:
- a.
te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hek, omheining of andere afsluiting, verkeers- meubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;
- b.
zich op te houden op een wijze die voor andere gebruikers of omwonenden onnodig last of hinder veroorzaakt.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikelen 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 2:34 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval verstaan portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
Artikel 2:35 Verboden drankgebruik
- 1.
Het is verboden voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcohol- houdende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcohol- houdende drank bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
een terras dat behoort bij een bouwbedrijf als bedoeld in de Alcoholwet;
- b.
een andere plaats dan een horecabedrijf als bedoeld onder a, waarvoor een onthef- fing geldt krachtens artikel 35 van de Alcoholwet.
Artikel 2:36 Verboden gedrag bij of in gebouwen
- 1.
Het is verboden zonder redelijk doel:
- a.
zich in een portiek of poort op te houden;
- b.
in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.
- 2.
Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen of een soortgelijke meergezinswoning en van een gebouw dat voor publiek toegankelijk is, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik be- stemde ruimte van dat gebouw.
Artikel 2:37 Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
- a.
Het is verboden op openbare plaatsen of in voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven zichtbaar goederen te dragen, bij zich te hebben of te vervoeren die uiterlijke kenmerken zijn van een organisatie die bij rechterlijke uitspraak of bestuurlijk besluit verboden is verklaard of is ontbonden vanwege een werkzaamheid of doel in strijd met de openbare orde.
- b.
Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:38 Neerzetten van fietsen of bromfietsen
Het is verboden op een openbare plaats een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw of in de ingang van een portiek als dit in strijd is met de uitdrukkelijke verklaarde wil van de gebruiker van dat gebouw of dat portiek of als daardoor die ingang versperd wordt.
Artikel 2:39 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein en dergelijke
Het is verboden zich op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2:40 Bespieden van personen
- 1.
Het is verboden zich in de nabijheid van een persoon dan wel een gebouw, woonwagen of woonschip op te houden met de kennelijke bedoeling deze persoon of een persoon die zich in dit gebouw, deze woonwagen of dit woonschip bevindt, te bespieden.
- 2.
Het is verboden door middel van een verrekijker of enig anders optisch instrument een persoon die zich in een gebouw, woonwagen of woonschip bevindt te bespieden.
Artikel 2:41 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
op een door het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeel- plaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- b.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats als de hond niet is aangelijnd;
- c.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats als de hond niet is aangelijnd;
- d.
op de weg als die hond niet is voorzien van een halsband of en ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.
- 2.
Het eerste lid, aanhef en onder b is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
Het eerste lid, onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat bege- leiden of die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
Artikel 2:42 Verontreiniging door honden
- 1.
Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2:43 Gevaarlijke honden
- 1.
Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan de burgemeester die eigenaar of houder van die hond een aanlijnverbod of een aanlijn- en muil- korfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het ter- rein van een ander.
- 2.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.
- 3.
De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:
- a.
vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;
- b.
door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en
- c.
zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 2:45, eerste lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aan- vraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chip- reader afleesbaar.
Artikel 2:44 Bedelarij
Het is verboden op een openbare plaats te bedelen om geld of andere zaken in door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast aangewezen gebieden.
Artikel 2:45 Verbod op gokken
- 1.
Het is verboden om binnen de grenzen van de gemeente Hilvarenbeek deel te nemen aan enige vorm van gokken, al dan niet georganiseerd, ongeacht de locatie. Dit verbod geldt voor zowel openbare als private ruimtes.
- 2.
Het is verboden om te gokken of gokactiviteiten te organiseren op of aan de weg, op openbare plaatsen, in parken, op pleinen, of op andere locaties die toegankelijk zijn voor het publiek, inclusief tijdelijke constructies, zoals tenten of kramen.
- 3.
Het tweede lid is ook van toepassing op woningen, bedrijfspanden, kantoren, horecagelegen- heden, of enige andere gebouwen of constructies die zich op privéterrein bevinden. Dit geldt ook voor bijgebouwen, tuinen en andere delen van het privéterrein.
- 4.
Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing op kansspelen waarvoor krachtens de Wet op de kansspelen een vergunning is verleend, mits deze worden georganiseerd binnen de grenzen van de verleende vergunning en onder de daarbij gestelde voorwaarden.
- 5.
Het bepaalde in het eerste en tweede lid is niet van toepassing op kleine kansspelen als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de Kansspelen, of kleine kansspelen die daarmee gelijkgesteld kunnen worden. Deze uitzondering geldt uitsluitend indien de activiteit naar aard en omvang als een klein kansspel kan worden beschouwd en er geen sprake is van commerciële doeleinden of georganiseerde gokactiviteiten.
Afdeling 10. Bestrijding van heling van goederen
Artikel 2:46 Definitie
In deze afdeling wordt onder handelaar verstaan de handelaar aangewezen bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:47 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en
- e.
de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.
- 3.
Op de aanvraag om een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel 2:48 Voorschriften als bedoeld in artikel 437 van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- 1.
De burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- a.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- b.
van een verandering van de onder a bedoelde adressen;
- c.
dat het beroep van een handelaar niet langer uitoefent;
- d.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;
- 2.
De burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage geven;
- 3.
Aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- 4.
Een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
Afdeling 11. Consumentenvuurwerk en carbidschieten
Afdeling 2:49 Definitie
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Afdeling 2:50 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen
- 1.
Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college.
- 2.
Op een aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Afdeling 2:51 Gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling
- 1.
Het is verboden consumentenvuurwerk te gebruiken op een door het college in het belang van het voorkomen van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.
- 2.
Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te gebruiken als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.
- 3.
De verboden zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht.
Artikel 2:51a Carbidschieten
- 1.
Onder carbidschieten wordt verstaan het in een (melk)bus, container, opslagvat of ander daarmee gelijk te stellen voorwerp op explosieve wijze verbranden van acetyleengas afkom- stig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijk- bare eigenschappen.
- 2.
Behoudens het bepaalde in het derde lid is carbidschieten verboden.
- 3.
Voor het carbidschieten gelden de volgende regels:
- a.
Het voornemen tot het carbidschieten dient minimaal drie weken van tevoren gemeld te worden via de website van de gemeente.
- b.
Carbidschieten vindt enkel plaats buiten de bebouwde kom.
- c.
Er wordt niet geschoten met harde materialen, zoals metalen busdeksels.
- d.
Bij het carbidschieten dienen maatregelen te worden genomen, zodat op de schietlo- catie geen reëel gevaar of schade kan optreden voor mens of milieu.
- 4.
Het college kan nadere regels stellen over het bepaalde in het derde lid.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet wapens en munitie of het Wetboek van Strafrecht.
Afdeling 12. Drugsoverlast
Artikel 2:52 Drugshandel op straat
- 1.
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden, of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
- 2.
Het is verboden op of aan de weg, op een voor publiek toegankelijke plaats middelen als bedoeld in de artikel 2 van de Opiumwet te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen openlijk voor handen te hebben.
- 3.
Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing op voorwerpen en activiteiten die in het belang van de Volksgezondheid, in het bijzonder de preventie, de bestrijding van drugsverslaving of hulpverlening aan verslaafden, van overheidswege worden bevorderd of zijn goedgekeurd.
Artikel 2:52a Openlijk drugsgebruik
Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.
Afdeling 13. Bijzondere bevoegdheden van de burgemeester
Artikel 2:53 Bestuurlijke ophouding
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats als deze personen het bepaalde in de artikelen van deze verordening 2:1, 2:6, 2:37, 2:38, 2:39, 2:40, 2:54, 2:54a, 5:8 groepsgewijs niet naleven.
Artikel 2:54 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Artikel 2:55 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
Artikel 2:56 Gebiedsontzeggingen
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veilig- heid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die straf- bare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven zich geduren- de ten hoogste 24 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een per- soon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.
- 3.
Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handelingen binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.
- 4.
Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of tweede lid opgelegd verbod.
- 5.
De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.
Artikel 2:57 Woonoverlast als bedoeld in artikel 151d Gemeentewet
- 1.
Degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in ge- bruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, draagt er zorg voor dat door gedragingen in of van- uit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.
- 2.
Als de burgemeester een last onder dwangsom of onder bestuursdwang oplegt naar aanlei- ding van een schending van deze zorgplicht kan hij daarbij aanwijzingen geven over wat de overtreder dient te doen of na te laten om verdere schending te voorkomen. De burgemeester stelt beleidsregels vast over het gebruik van deze bevoegdheid.
- 3.
De burgemeester kan een last onder bestuursdwang wegens overtreding van het eerste lid in ieder geval opleggen bij ernstige en herhaaldelijke:
- a.
- b.
- c.
hinder van bezoekers of personen die tijdelijk in een woning of een erf aanwezig zijn;
- d.
overlast door vervuiling of verwaarlozing van een woning of een erf;
- e.
intimidatie van derden vanuit een woning of een erf.
Artikel 2:58 Sluiting voor publiek toegankelijke gebouwen en/of erven
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten, als daar:
- a.
wapens als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie aanwezig zijn waar- voor geen ontheffing, vergunning of verlof is verleend; of
- b.
is gehandeld in strijd met artikel 1 van de Wet op de kansspelen; of
- c.
door misdrijf verkregen zaken voorhanden, bewaard of verborgen zijn dan wel zijn verworven of overgedragen; of
- d.
zich andere feiten of omstandigheden hebben voorgedaan die naar het oordeel van de burgemeester de vrees wettigen dat het geopend blijven van het voor publiek toegankelijk gebouw of het bij dat gebouw behorende erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid.
- 2.
Onverminderde hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekendgemaakt door een schrijven waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang tot het gebouw of het erf.
- 3.
De rechthebbende laat toe dat een afschrift van het sluitingsbevel wordt aangebracht.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of erf verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te verblijven.
- 5.
Het is eenieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
De burgemeester trekt het sluitingsbevel in als naar zijn oordeel de in het eerste lid genoemde belangen voortzetting van de sluiting niet langer vereisen.
- 7.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Artikel 2:59 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
exploitant: natuurlijk persoon of personen of de bestuurder(s) van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- b.
beheerder: de exploitant alsmede andere natuurlijke personen die de algemene of on- middellijke leiding hebben over de bedrijfsmatige activiteiten;
- c.
bedrijf: de bedrijfsmatige activiteit die plaatsvindt in een voor publiek toegankelijk ge- bouw, of een daarbij behorend perceel, niet zijnde een woning die als zodanig in gebruik is.
- 2.
De burgemeester kan gebouwen, gebieden of bedrijfsmatige activiteiten aanwijzen waar(op) het verbod uit het derde lid van toepassing is. Een gebouw of gebied wordt uitsluitend aan- gewezen als in of rondom dat gebouw dan wel in dat gebied de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid onder druk staat. Een aanwijzing van een gebouw of gebied kan zicht tot een of meer bedrijfsmatige activiteiten beperken. Een bedrijfsmatige activiteit wordt uitsluitend aangewezen als de leefbaarheid of de openbare orde en veiligheid door de bedrijfsmatige activiteit onder druk staat.
- 3.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een bedrijf uit te oefenen:
- a.
in een door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen gebouw of gebied voor door de burgemeester genoemde bedrijfsmatige activiteiten of
- b.
in door de burgemeester op grond van het tweede lid aangewezen bedrijfsmatige activiteiten.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:7 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
in het belang van het voorkomen of beperken van overlast of strafbare feiten;
- b.
indien de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreig te worden beïnvloed;
- c.
indien de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
indien redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke exploitatie niet met de aanvraag in overeenstemming zal zijn;
- e.
indien er aanwijzingen zijn dat in dat bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet bepaalde;
- f.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan/BOPA of de provinciale omgevingsverordening;
- g.
indien een of meer beheerder(s) van het bedrijf binnen 3 jaar vóór de indiening van de vergunningaanvraag een bedrijf heeft geëxploiteerd of daar leiding aan heeft gegeven, dat wegens het aantasten van de openbare orde, de aantasting van het woon- en leef- klimaat daaronder begrepen, gesloten is geweest dan wel waarvoor de vergunning om die reden is ingetrokken;
- h.
indien niet is voldaan aan de bij of krachtens de in dit artikel gestelde eisen met be- trekking tot de aanvraag.
- 5.
De vergunning wordt aangevraagd door de exploitant. Bij de aanvraag om een vergunning wordt vermeld voor welke bedrijfsmatige activiteiten de vergunning wordt gevraagd en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant of beheerder;
- b.
het adres en telefoonnummer waar de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend;
- c.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- d.
indien van toepassing de verblijftitel van de exploitant of beheerder;
- e.
een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant of beheerder gerechtigd is om in Nederland arbeid te verrichten;
- f.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over de ruimte te beschik- ken waarin het bedrijf wordt gevestigd.
- g.
naast de bovengenoemde gegevens kunnen gegevens en bescheiden worden ver- langd van de aanvrager die verband houden met registraties van het specifieke ge- bouw of de specifieke bedrijfsmatige activiteit, waarop de aangevraagde exploitatie- vergunning betrekking heeft.
- 6.
Indien de burgemeester dat nodig acht voor de beoordeling van een aanvraag kan hij ver- langen dat aanvullende gegevens worden overgelegd.
- 7.
Onverminderd het bepaalde in 1:5, kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid intrekken of wijzigen:
- a.
door het bedrijf de openbare orde wordt aangetast of dreigt te worden aangetast; of
- b.
door het bedrijf de leefbaarheid in het gebied door de wijze van de exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed; of
- c.
de voorwaarden uit de vergunning of de plichten voortvloeiend uit dit artikel niet worden nageleefd; of
- d.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is; of
- e.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten in of vanuit het bedrijf dan wel toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed; of
- f.
er strafbare feiten in het bedrijf hebben plaatsgevonden of plaatsvinden; of
- g.
er aanwijzingen zijn dat in het bedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet bepaalde; of
- h.
de bedrijfsmatige activiteiten door de exploitant zijn beëindigd dan wel sprake is van een gewijzigde exploitatie; of
- i.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is; of
- j.
de vestiging of de exploitatie in strijd is met het omgevingsplan/BOPA of de provinciale omgevingsverordening.
- 8.
De burgemeester kan de sluiting van een gebouw of gedeelte van een gebouw bevelen indien het daarin gevestigde bedrijf in strijd met het verbod uit het derde lid van deze bepaling wordt geëxploiteerd of indien een van de situaties als bedoeld in het zevende lid, sub a tot en met i, van toepassing is, kan e burgemeester de sluiting van het bedrijf bevelen.
- 9.
Het is een ieder verboden een overeenkomstig het achtste lid van deze bepaling gesloten bedrijf te betreden of daarin te verblijven.
- 10.
De sluiting kan door de burgemeester worden opgeheven indien later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven.
- 11.
Indien er een verandering van omstandigheden optreedt, waardoor er een wijziging van de vergunning dient te komen, moet de exploitant onverwijld een wijzigingsaanvraag indienen. Indien deze aanvraag niet binnen een maand is ingediend na de verandering van omstandig- heden, kan de burgemeester de verleende vergunning intrekken. Een vergunning vervalt, wanneer de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.
- 12.
Het is verboden een bedrijf voor bezoekers geopend te hebben zonder dat een op de ver- gunning vermelde beheerder in het bedrijf aanwezig is.
- 13.
De exploitant en de beheerder zien erop toe dat in het bedrijf geen strafbare feiten plaats- vinden.
- 14.
In afwijking van het derde lid geldt dit verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit reeds onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteiten verricht, voor die bestaande activiteiten op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering of intrekking van een door hem aangevraagde vergunning, voor zover dat eerder is.
- 15.
Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.