Gemeenteblad van Súdwest-Fryslân
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Súdwest-Fryslân | Gemeenteblad 2025, 121320 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Súdwest-Fryslân | Gemeenteblad 2025, 121320 | beleidsregel |
Beleidsnota juridisch eigendomsbeheer 2025 – 2029 Gemeente Súdwest-Fryslân
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Súdwest-Fryslân;
gelet op artikel 160, eerste lid onder e van de Gemeentewet;
de Beleidsnota juridisch eigendomsbeheer 2025 – 2029 Gemeente Súdwest-Fryslân
1.2 Doel, geldigheidsduur en afbakening
Hoofdstuk 2 Vormen van juridisch eigendomsbeheer
Bedrijfsmatig verhuur van gemeentewater
3.4 De bodemkwaliteit in relatie tot snippergroen
3.5 Beleidsregels gedenktekens in de openbare ruimte
Hoofdstuk 4 Afwegingskader voor besluitvorming
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten grondprijzen en prijslijst
5.3 Gebruik gemeentegrond zonder overeenkomst
7.2 Inwerkingtreding en citeertitel
In deze beleidsnota wordt vastgesteld hoe de gemeente haar eigendommen (vastgoed) juridisch beheert en op welke wijze de verwerving en uitgifte van eigendommen plaatsvindt. De beleidsnota is een actualisatie van de beleidsnotitie Juridisch eigendomsbeheer 2021-2025. In de Nota Grondbeleid 2024-2027 is de gemeentelijke bouwgrondexploitatie vastgelegd. Deze beleidsnota beperkt zich voor de bouwgrondexploitatie tot de procedure voor de verkoop van bouwkavels.
In hoofdstuk 2 worden kort de verschillende vormen van juridisch eigendomsbeheer uiteengezet.
De actualisatie van de vorige beleidsnotitie betreft verschillende onderdelen die in hoofstuk 3 zijn uitgewerkt. De afwegingen die worden gemaakt bij een besluit, bijvoorbeeld om een perceel grond te verkopen, zijn verwoord in hoofdstuk 4. Vervolgens staan in Hoofdstuk 5 de uitgangspunten voor het vaststellen van de grondprijzen. De procedures voor het juridisch eigendomsbeheer worden in hoofdstuk 6 uiteengezet. Enkele slotbepalingen staan in hoofstuk 7.
1.2 Doel, geldigheidsduur en afbakening
Het doel van deze beleidsnota is een helder en eenduidig beleid voor de verschillende vormen van juridisch eigendomsbeheer vast te stellen. Het feitelijk beheer en onderhoud van het gemeentelijk vastgoed maakt geen deel uit van deze beleidsnota. De beleidsnota heeft een geldigheidsduur van vier jaaren eindigt op 1 januari 2029. Met de vaststelling van deze beleidsnota komt de beleidsnotitie Juridisch eigendomsbeheer 2021-2025 te vervallen.
De gemeente heeft als eigenaar van onroerend goed, waaronder vastgoed, de nodige vrijheid van handelen. De contractsvrijheid wordt beperkt door wettelijke voorschriften, de algemene beginselen van bestuur (gelijkheidsbeginsel, zorgvuldigheidsbeginsel etc.) en het verbod om ongeoorloofde staatssteun te verlenen.
De gemeente mag in principe geen ongeoorloofde staatsteun verlenen. De regels voor staatssteun gelden voor economische activiteiten die de gemeente verricht met ondernemingen en dus niet voor particulieren. Om ongeoorloofde staatssteun te voorkomen moet de gemeente marktconform handelen. Als de regels voor staatssteun niet aan de orde zijn, zoals bij particulieren, geldt de Wet Markt en Overheid. De Wet Markt en Overheid bepaalt dat de gemeente bij verkoop of verhuur tenminste de integrale kostprijs in rekening moet brengen. De gemeenteraad heeft de mogelijkheid tot het vaststellen van een zogenaamde algemeenbelangbesluit. Daarbij wordt gemotiveerd aangegeven op welke economische activiteiten de Wet Markt en Overheid niet van toepassing is.
De gemeenteraad heeft tot op heden geen algemeenbelangbesluit vastgesteld. Wel wordt op dit moment door team Juridische Zaken onderzocht of er een algemeenbelangbesluit voor de verhuur van gemeentelijke sportaccommocaties moet worden genomen.
Hoofdstuk 2 Vormen van juridisch eigendomsbeheer
De belangrijkste vormen van juridisch eigendomsbeheer zijn:
De vrijstelling is nieuw en heeft betrekking op de vrijstelling voor het met een vaartuig innemen van een ligplaats ten behoeve van de aangrenzende bedrijfsactiviteiten, welke activiteiten worden uitgevoerd aan de eigen kade van de ondernemer.
De actualisatie van de beleidsnotitie 2021-2025 heeft betrekking op de volgende onderwerpen:
het bedrijfsmatige verhuur van gemeentewater;
de bodemkwaliteit in relatie tot snippergroen;
beleidsregels gedenktekens in de openbare ruimte.
3.1 Het bedrijfsmatige verhuur van gemeentewater
Op 14 november 2023 heeft het college de beleidsnotitie ‘bedrijfsmatig gebruik gemeentewater grenzend aan eigen kade ondernemer Gemeente Súdwest-Fryslân 2023’ vastgesteld (C23.000094). Het doel van de beleidsnotitie is om voor bedrijfsmatig gebruik van gemeentewater een helder, actueel en uniform beleid vast te stellen. De notitie bevat een afwegingskader voor vrijstelling, huur of verkoop, inclusief de uitgangspunten voor de huurovereenkomst en de prijsvaststelling van de huur of de koopsom. Voor zover relevant is de inhoud van de beleidsnotitie voor het gemeentewater opgenomen in de hoofdstukken 4, 5 en 6 van de beleidsnota.
De Hoge Raad heeft op 26 november 2021 in het zogenaamde Didam I-arrest bepaald dat overheden op grond van het gelijkheidsbeginsel (algemeen beginsel van behoorlijk bestuur) iedereen een eerlijke kans moeten bieden bij de uitgifte van onroerend goed. Dit houdt in dat verkoop – maar ook andere privaatrechtelijke rechtshandelingen zoals verhuur, de vestiging van erfpacht en opstalrecht – open en transparant moeten plaatsvinden. De gemeente moet een openbare verkoopprocedure organiseren en informatie verschaffen over de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de selectiecriteria. De selectiecriteria dienen objectief, redelijk en toetsbaar te zijn. De verkoopprocedure moet worden georganiseerd op een wijze die (potentiële) gegadigden de mogelijkheid biedt om daarvan kennis te nemen en in de gelegenheid worden gesteld tot inschrijving. Uitgangspunt is dat een overheid onroerende zaken dus niet exclusief mag aanbieden aan één partij.
De Hoge Raad maakt een uitzondering voor gevallen waarin bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs te verwachten is dat er slechts één serieuze gegadigde is voor de aankoop van de onroerende zaak. In zo'n situatie hoeft de overheid geen formele selectieprocedure te volgen. Het overheidslichaam moet dan wel het voornemen tot verkoop tijdig bekendmaken, zodat iedereen hiervan kennis kan nemen en in de gelegenheid wordt gesteld om te reageren. Ook dient het overheidslichaam op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria te motiveren waarom het van mening is dat er slechts sprake is van één serieuze.
In het Didam II-arrest (15 november 2024) heeft de Hoge Raad onder meer uitgesproken dat de regels uit het Didam I -arrest terugwerkende kracht hebben en ook gelden voor handelingen die voor 26 november 2021 hebben plaatsgevonden. Een overeenkomst die in strijd met de Didam-arresten wordt gesloten is rechtsgeldig maar kan wel een onrechtmatige daad inclusief een schadevergoedingsplicht opleveren. Daarvoor is wel een uitspraak van de rechter nodig.
Wat zijn de gevolgen van beide arresten voor de gemeente? De gemeente handelt binnen de algemene beginselen van behoorlijke bestuur, waaronder het gelijkheidsbeginsel. Als er meerdere gegadigden zijn (of worden verwacht) biedt de gemeente mededingingsruimte en organiseert zij een openbare verkoopprocedure waarbij de selectiecriteria openbaar worden gemaakt.
De selectiecriteria zijn objectief, toetsbaar en redelijk. Er wordt een uitzondering gemaakt voor het pachtbeleid (zie paragraaf 3.3). Als het voornemen bestaat om één-op-één tot gronduitgifte over te gaan omdat er volgens de gemeente sprake is van één serieuze gegadigde, zal dat voornemen voorafgaand en gemotiveerd aan de onroerend goed transactie bekend worden gemaakt. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij de verkoop van snippergroen, een ruiling, pacht of bij prestatieafspraken met woningbouwcorporaties.
Het college heeft op 25 mei 2021 nieuw pachtbeleid vastgesteld (C21.000334) met als doel om in het agrarische gebied de natuurlijke waarden en de biodiversiteit te versterken, de bodem- en milieukwaliteit te verbeteren en in te zetten op duurzaam gebruik van de grond. Om deze doelstelling te bereiken worden er extra pachtvoorwaarden opgenomen in de pachtovereenkomsten.
In ruil voor de beperkende voorwaarden ontvangt de pachter een korting op de pachtprijs.
- kansrijke weidevogelgebieden 40 %;
- voor overige graslandpercelen 10 %;
Het nieuwe pachtbeleid heeft gevolgen voor het juridisch eigendomsbeheer door het stellen van extra pachtvoorwaarden.
Gelet op vorenstaande doelstelling is het belangrijk om met een pachter een duurzame relatie op te bouwen. Een voortdurend gebruik en een bestendige relatie met een pachter zorgt ervoor dat een pachter investeert in het pachtperceel, de voorwaarden naleeft en het bodemleven verbetert. Dit heeft als gevolg dat een bestaande pachtovereenkomst, die afloopt en kan worden verlengd of opnieuw in gebruik kan worden gegeven, in eerste instantie opnieuw aan dezelfde pachter wordt aangeboden. Voor geheel nieuw in pacht uit te geven percelen, inclusief percelen waarbij de pachtovereenkomst op verzoek van de pachter (tussentijds) is beëindigd, volgt de gemeente de Didam-procedure zoals omschreven in artikel 3.2 van deze beleidsnotitie.
3.4 De bodemkwaliteit in relatie tot snippergroen
Bij verkoop van een perceel grond moet het betreffende perceel voldoen aan hetgeen bij overeenkomst is afgesproken. Iemand die snippergroen koopt mag verwachten dat het perceel de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van het perceel, bijvoorbeeld als (sier)tuin of erf, nodig zijn. De gemeente dient dan ook te verklaren dat (de bodemkwaliteit van) het perceel geschikt is voor het beoogde gebruik. In de koopovereenkomst zal daarom een deugdelijke juridische formulering over de bodemkwaliteit moeten worden opgenomen. Daarbij speelt ook de vraag of er een bodemonderzoek nodig is of niet.
De volgende werkwijze wordt gehanteerd om te bepalen of er wel of niet een bodemonderzoek nodig is voor de verkoop van snippergroen. De juridische formulering in de overeenkomst wordt in samenspraak met de adviseurs bodem opgesteld.
Er wordt contact opgenomen met de adviseurs bodem en duurzaamheid voor een controle van de historie aan de hand van de bodemkwaliteitskaart waar de feitelijke kwaliteit van de bodem op staat. De bodemkwaliteitskaart gaat uit van 3 zones.
Bodemkwaliteitskaart: Zone B1 historisch bebouwd gebied
a. verwachte kwaliteit bovengrond is erg wisselend;
b. er kunnen sterk verhoogde gehalten in de bodem aanwezig zijn die gezondheidsrisico’s
en/of saneringsrisico’s met zich kunnen meebrengen;
c. het woonperceel van koper maakt eveneens onderdeel uit van Zone 1 waarvoor dezelfde
bovenvermelde uitgangspunten gelden;
d. er wordt een bodemonderzoek uitgevoerd tenzij het perceel kleiner is dan 50 m2 én er géén informatie bekend is over verdachte locaties binnen een straal van 25 meter rondom
Bodemkwaliteitskaart: Zone B2 bebouwd gebied tot 1970
a. verwachte kwaliteit bovengrond is klasse Wonen;
b. er wordt een bodemonderzoek uitgevoerd tenzij er geen informatie bekend is over verdachte locaties binnen een straal van 25 meter rondom het perceel;
Bodemkwaliteitskaart: Zone B3 bebouwd gebied vanaf 1970 en buitengebied
a. verwachte kwaliteit bovengrond is klasse landbouw/natuur;
b. er wordt een bodemonderzoek uitgevoerd tenzij er geen informatie bekend over verdachte locaties binnen een straal van 25 meter rondom het perceel.
3.5 Beleidsregels gedenktekens in de openbare ruimte
Het college heeft op 16 juli 2024 (C24.000414) beleidsregels voor het plaatsen van gedenktekens in de openbare ruimte vastgesteld. De beleidsregels hebben betrekking op:
gedenktekens voor verkeersslachtoffers: er kan toestemming worden verleend voor het tijdelijk toestaan voor maximaal drie maanden met als afmetingen van het gedenkteken van 50 x 50 x 50 cm; er is geen vergoeding of een opstalrecht nodig;
gedenktekens voor geweldsslachtoffers: er kan toestemming worden verleend voor het plaatsen van symbolische tegel, een steen of een ander symbolisch gedenkteken; er is geen vergoeding of een opstalrecht nodig;
oorlogsgedenktekens: er kan toestemming worden verleend voor een oorlogsmonument in dorpen waar nog geen monument is of daar waar al een monument is mag een tweede monument worden geplaatst; per geval wordt bepaald of een opstalrecht moet worden gevestigd;
gedenktekens ter nagedachtenis aan een persoon of gebeurtenis: er kan toestemming wordt verleend als de persoon die geboren is of gewoond heeft in een dorp of stad gedurende een periode die van betekenis is geweest voor de bekendheid en/of de verdiensten van deze persoon of als de gebeurtenis van grote betekenis is geweest voor de samenleving; per geval wordt bepaald of er een opstalrecht nodig is.
De vastgestelde beleidsregels worden meegenomen bij de uitvoering van het juridisch eigendomsbeheer.
Hoofdstuk 4 Afwegingskader voor besluitvorming
Voor het nemen van een besluit, bijvoorbeeld voor de verkoop van grond, vindt een afweging van belangen plaats. Hierbij wordt het bestaande afwegingskader (beleidsnotitie 2021-2025) gevolgd met een kleine aanpassing. Als in een perceel grond riolering aanwezig is wordt het perceel niet verhuurd of verkocht. Daarnaast is het afwegingskader voor het bedrijfsgebruik van gemeentewater toegevoegd.
|
Het perceel grond is niet nodig voor de uitoefening van een gemeentelijke taak en/of is niet nodig in het algemeen (maatschappelijk) of een toekomstige (plan) ontwikkeling; in het perceel grond is geen gemeentelijke riolering aanwezig; Verkoop of verhuur van een perceel grond vindt niet plaats als dit ongewenste gevolgen heeft voor bijvoorbeeld het onderhoud, de verkeersveiligheid of het leefgenot van omwonenden; Als er kabels of leidingen in de grond liggen dienen Nutsbedrijven in te stemmen met de verkoop of verhuur; Het perceel grond maakt geen deel uit van een lopende grondexploitatie; Het perceel grond betreft geen functioneel of structureel groen en geldt niet als beeldbepalend (dus geen functionele delen van bermen, groenstroken etc.); Het perceel grond sluit logisch en direct aan bij de eigendom van verzoeker zodat sprake is van een acceptabele verkaveling; Huurders komen niet in aanmerking voor de koop van een perceel grond naast het gehuurde; bij uitzondering is verhuur een mogelijkheid; Verhuur voor onbepaalde tijd is niet mogelijk; bij uitzondering worden er nieuwe huurovereenkomsten gesloten; deze nieuwe huurovereenkomsten worden voor 5 jaar aangegaan (met aansluitende verlengingsmogelijkheid) tegen een vaste huurprijs (geen jaarlijkse indexering) en aanpassing van de huurprijs na 5 jaar aan de hand van het geldende grondprijzenbeleid; Percelen grond die kunnen worden verkocht worden niet (opnieuw) verhuurd (uitsterfconstructie). In dat geval is de keuze: koop van het perceel grond of beëindiging van het gebruik. Voor Zone B1 (historisch bebouwd gebied) wordt een bodemonderzoek uitgevoerd tenzij het perceel kleiner is dan 50 m2 en er géén informatie bekend is over verdachte locaties binnen straal van 25 meter rondom het perceel. Voor Zone B2 (bebouwd gebied tot 1970) en Zone B 3 (bebouwd gebied vanaf 1970 en buitengebied) wordt een bodemonderzoek uitgevoerd tenzij er geen informatie bekend is over verdachte locaties binnen straal van 25 meter rondom het perceel. |
||
|
De gemeente brengt tenminste de integrale kostprijs in rekening. Bij verhuur van woningen is de gemeente gebonden aan de maximale huurprijsgrenzen. In de meeste gevallen zal de wettelijke regeling van verhuur bedrijfsruimte (artikel 7: 230a BW of 7: 290 BW) dwingend van toepassing zijn. |
||
|
Het huren van een (gedeelte van een) vindt plaats tegen een huurprijs die vastgesteld is op basis van een externe taxatie of een eigen taxatie mits actuele referentiekaders beschikbaar zijn. In de meeste gevallen zal de wettelijke regeling van verhuur bedrijfsruimte (artikel 7: 230a BW of 7: 290 BW) (dwingend) van toepassing zijn. |
||
|
Als er panden zijn die kunnen worden verkocht wordt dit jaarlijks voorgelegd aan het college. Bij deze lijst wordt beoordeeld of de panden voor de uitoefening van gemeentelijke taken of toekomstige ontwikkelingen nog noodzakelijk zijn. Na vaststelling van de lijst vindt er via een externe taxatie verkoop plaats. |
||
|
Agrarische grond die voorlopig niet nodig is voor een toekomstige planontwikkeling wordt verpacht waarbij de pachtovereenkomst jaarlijks kan worden opgezegd. |
||
|
Een bouwkavel kan in erfpacht worden uitgegeven (beleidsnota erfpacht 2016, C16.000257); voor het overige worder er ‘-los van bestaande erfpachtsituaties – geen nieuwe percelen in erfpacht uitgegeven mede ook omdat er geen tot weinig vraag naar is. |
||
|
Er kan een recht van opstal worden gevestigd als de gemeente de eigendom van de grond wenst te houden; |
||
|
De gemeente geeft slechts bij hoge uitzondering een perceel grond schriftelijk in bruikleen, bijvoorbeeld om een beroep op verjaring tegen te gaan of als het gebruik enkel betrekking heeft op het onderhouden van gemeentelijke groenvoorzieningen. De bruikleen wordt beëindigd als de grondgebruiker verhuisd. Bestaande mondelinge of schriftelijke bruikleenovereenkomst worden zo mogelijk omgezet in een huur- of koopovereenkomsten of via een overgangsregeling beëindigd. |
||
|
Het perceel grond kan worden verkocht (zie afwegingskader verkoop, verhuur); Huurkoop is bij uitzondering mogelijk, op basis van bijzondere omstandigheden, een en ander ter beoordeling aan de gemeente. |
||
|
Aankoop vindt plaats voor realisatie van een gemeentelijke taak- of doelstelling (nieuwe woonwijk etc.). De aankooponderhandelingen vinden altijd plaats op basis van recent opgestelde externe taxatierapporten en de daarin opgenomen waardebepaling van de aan te kopen gronden c.q. gebouwen. |
||
|
In het (verre) verleden zijn recognities geheven. Een recognitie is een vergoeding voor het gebruik van gemeentegrond met erkenning van het eigendomsrecht. Bestaande recognities worden nog in rekening gebracht. Nieuwe recognities worden niet meer toegepast vanwege de administatieve lasten. Bestaande recognities worden omgezet in huur- of koopovereenkomsten. |
||
|
Als een bedrijventerrein of een bouwkavel beschikbaar is kan er onder voorwaarden een optie worden verleend. |
||
|
Situatie: enkel boten langszij en één dik afmeren (met uitzondering van drijvende boothuisjes e.d.). Het afmeren sluit logisch en direct aan bij de eigendom van de bedrijfsmatige gebruiker zodat sprake is van een acceptabele afmeersituatie; Er mogen geen voorzieningen (zoals meerpalen, insteekboxen, steigers etc.) in het gemeentelijk water worden aangebracht; Het waterperceel is niet nodig voor de uitoefening van een gemeentelijke taak (functioneel) en/of is niet nodig in het algemeen (maatschappelijk) of een toekomstige (plan)ontwikkeling; Het beoogde gebruik en de omvang van het waterperceel is nautisch verantwoord en heeft aldus geen ongewenste gevolgen voor bijvoorbeeld het onderhoud, de waterverkeersveiligheid of het leefgenot van omwonenden; Toestemming voor deze vorm van afmeren vindt plaats op grond van deze beleidsnotitie. |
||
|
- op z’n kopse kant afmeren: en/of - met aangebrachte voorzieningen. Het water(bodem)perceel sluit logisch en direct aan bij de eigendom van de bedrijfsmatige gebruiker zodat sprake is van een acceptabele ingebruikname; Het water(bodem)perceel is niet nodig voor de uitoefening van een gemeentelijke taak (functioneel) en/of is niet nodig in het algemeen (maatschappelijk) of een toekomstige (plan)ontwikkeling; Het water(bodem)perceel maakt geen onderdeel uit van een lopende grondexploitatie; Het beoogde gebruik en de omvang van het water(bodem)perceel is nautisch verantwoord1 en heeft aldus geen ongewenste gevolgen voor bijvoorbeeld het onderhoud, de waterverkeersveiligheid of het leefgenot van omwonenden; Toestemming voor deze vorm van afmeren vindt haar grondslag in een huurovereenkomst; Verhuur voor onbepaalde tijd is niet mogelijk. Een huurovereenkomst wordt aangegaan voor: - met aansluitende verlengingsmogelijkheden; - tegen een vaste huurprijs (geen jaarlijkse indexering); - aanpassing van de huurprijs na 5 jaar aan de hand van het geldende grondprijzenbeleid (met dien verstande dat de herziene huurprijs niet lager zal zijn dan tot dan toe geldende huurprijs). 7. De vrijstelling is niet aan de orde. De huurder betaalt huur over het gehele in gebruik te nemen of genomen water(bodem) perceel. |
||
|
Situatie: de mogelijkheid van koop betreft maatwerk. Het water(bodem)perceel sluit logisch en direct aan bij de eigendom van de bedrijfsmatige gebruiker zodat sprake is van een acceptabele verkaveling; Het water(bodem)perceel is niet nodig voor de uitoefening van een gemeentelijke taak (functioneel) en/of is niet nodig in het algemeen (maatschappelijk) of een toekomstige (plan)ontwikkeling; Het water(bodem)perceel maakt geen onderdeel uit van een lopende grondexploitatie; Het beoogde gebruik en de omvang van het water(bodem) perceel is nautisch verantwoord en heeft aldus geen ongewenste gevolgen voor bijvoorbeeld het onderhoud, de waterverkeersveiligheid of het leefgenot van omwonenden; Met de verkoop van het water(bodem)perceel wordt de gebruiker eigenaar van het waterperceel en is daarmee volledig voor eigen rekening en risico verantwoordelijk voor het betreffende water(bodem)perceel. In plaats van verkoop wordt medewerking verleend aan een grenscorrectie als: De bedrijfsmatige gebruiker met schriftelijk bewijs oude afspraken over de gebruiksgrens aan kan tonen en de correctie maximaal 99 m2 betreft; Een natuurlijke oeverlijn door de jaren heen een vaste kade/ondergrond is geworden, de eventueel aanwezige steiger geheel is gelegen op de vaste kade/ondergrond en niet uitkomt in gemeentewater én: |
Hoofdstuk 5 Uitgangspunten grondprijzen en prijslijst
Mede gelet op het voorgaande beleid (2021-2025) wordt voorgesteld om voor het vaststellen van de grondprijzen de volgende uitgangspunten te hanteren. Toegevoegd zijn de uitgangspunten voor het pachtbeleid (nummer 5.27) en het bedrijfsmatig gebruik van gemeentewater (nummers 5.29 tot en met 5.39).
Alle prijzen voor de verkoop, verhuur, het vestigen van een opstalrecht en andere vergoedingen zijn opgenomen in de bijgevoegde prijslijst (Bijlage 7.1). De prijslijst wordt jaarlijks door het college vastgesteld.
5.3 Gebruik van gemeentegrond zonder schriftelijke overeenkomst
Als er gemeentegrond zonder schriftelijke overeenkomst in gebruik is of wordt genomen onderneemt de gemeente actie om bewijsproblemen en daarmee samenhangend een beroep op verjaring (artikel 3:105 juncto 3:306 BW) te voorkomen. De gemeente zet in op verkoop, het omzetten van het gebruik in een schriftelijke huurovereenkomst of beëindiging van het gebruik.
Ingebruikname van gemeentegrond kan grote gevolgen hebben voor de dagelijkse praktijk van de gemeente zoals verlies van eigendom door verjaring, beperking van het onderhoud, strijd met wet- en regelgeving (zoals Wet markt en overheid) of ongewenste precedentwerking.
“Oude” situaties van ingebruikname zijn lastiger te beëindigen. Vaak wordt door de gebruiker een beroep op verjaring gedaan welke inhoudelijk door de gemeente weerlegd moet worden. Wanneer de gemeente daarin slaagt wordt ook dan de keuze gemaakt tussen beëindiging, verkoop of verhuur. Pas als er onomstotelijk bewijs voor verjaring wordt aangedragen stemt de gemeente met de verjaring in. De gemeente stelt dan voor om over te gaan tot inschrijving hiervan in het Kadaster. De verkrijger tekent hiervoor een verklaring van verjaring en een volmacht die door de gemeente is opgesteld. De notaris- en kadasterkosten die hieruit voortvloeien, zijn voor rekening van de verkrijger. De hiervoor genoemde aanpak wordt de komende jaren voortgezet.
De gemeente wil open en transparant handelen waarbij gelijke gevallen op een gelijke wijze worden beoordeeld en behandeld. Een eenduidige behandeling betreffende het juridisch eigendomsbeheer draagt bij aan die openheid en transparantie. In dit hoofdstuk worden de procedures beschreven hoe om te gaan met de verschillende vormen van juridisch eigendomsbeheer. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen een procedure waarbij de gemeente een verzoek van een derde ontvangt en een procedure waarbij het initiatief voor juridisch eigendomsbeheer bij de gemeente ligt.
Een besluit om af te wijken van de procedures is voorbehouden aan het college. De gemeente mag aanvullende criteria stellen mits deze vooraf bekend worden gemaakt. Nieuw toegevoegd is de procedure voor het bedrijfsmatig gebruik van gemeentewater (nummer 6.32 tot en met 6.36) en een wijziging in de verpachting van gronden (nummer 6.8).
De Prijslijst 2025 is als bijlage opgenomen bij deze beleidsnota. De prijzen gelden voor de hele gemeente tenzij anders aangegeven.
7.2 Inwerkingtreding en citeertitel
Deze beleidsregels treden de dag na publicatie in het Gemeenteblad in werking.
De Beleidsnotitie Juridisch eigendomsbeheer 2021– 2025 gemeente Súdwest-Fryslân wordt ingetrokken.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsnota Juridisch eigendomsbeheer 2025-2029 Gemeente Súdwest-Fryslân.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van 11 maart 2025,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-121320.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.