Handboek Kabels en leidingen Gemeente Veenendaal 2025

HOOFDSTUK 1. ALGEMEEN

1.1 INLEIDING

De gemeente Veenendaal is eigenaar en/of beheerder van de openbare ruimte, bij deze ruimte behoort ook de ondergrond. Door verschillende ontwikkelingen neemt het aantal toepassingen van de ondergrond steeds verder toe, hetgeen zorgt voor toenemende druk op beperkt beschikbare ruimte. In haar rol van eigenaar en/of beheerder wil de gemeente coördinatie en sturing houden bij het aanleggen, onderhouden en verwijderen van kabels en leidingen zodat hinder en overlast voor de samenleving beperkt blijft. Kernpunten zijn hierbij:

  • de veiligheid van kabels, leidingen en bijbehorende hulpmiddelen en bestanddelen;

  • het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;

  • het bevorderen van energietransitie en klimaatadaptatie;

  • het beschermen van historisch en archeologisch erfgoed;

  • het stellen van eisen aan ordening en allocatie van leidingen;

  • het houden van toezicht en regie op werkzaamheden in de openbare ruimte;

  • het stellen van eisen aan exploitatie en onderhoud;

  • het stellen van eisen aan wijzigingen van kabel- en leidingentracé’s en verwijdering van leidingen;

  • het handhaven van de openbare orde.

 

Dit handboek is opgesteld ter aanvulling en nadere uitwerking van regelgeving in de AVOI Veenendaal 2024 en de Verlegregeling Veenendaal 2025. In dit handboek staat een uitwerking van de meest voorkomende voorschriften en regelingen voor vergunninghouders ( en haar aannemers ) en voor intern gebruik bij de gemeente Veenendaal.

 

Het doel van dit handboek is om afspraken vast te leggen voor gebruik van de ondergrond, de werkwijze bij werkzaamheden door Nutsbedrijven en particulieren en het borgen van de kwaliteit van de Veenendaalse Openbare Ruimte.

1.2 BEGRIPSBEPALINGEN

De begrippen zoals gebruikt in de AVOI Veenendaal en de Verlegregeling Veenendaal zijn tevens van toepassing in onderliggend handboek. In praktijk komen de onderstaande begrippen regelmatig voor, omdat deze voortvloeien uit de systematiek van de Verlegregeling.

Nutstracé: een door de gemeente aangewezen tracé welke specifiek bestemd is voor de aanleg van kabels en leidingen, volgens een van te voren vastgesteld nutsprofiel. Groenstroken waar in het verleden kabels en leidingen zijn gelegd, deze worden niet als een nutstracé beschouwd omdat een groenstrook niet specifiek bestemd is voor de aanleg van kabels en leidingen.

vergunninghouder: onder vergunninghouder wordt verstaan de (rechts)persoon die toe-of instemming heeft ontvangen voor de uitvoer van werkzaamheden alsmede de aannemer(s) en onderaannemer(s) die in opdracht van deze (rechts)persoon de werkzaamheden uitvoert mits het de uitvoer van de werkzaamheden betreft zoals bedoeld in de afgegeven vergunning of het instemmingsbesluit.

1.3 VERGUNNING, INSTEMMINGSBESLUIT OF MELDING

  • 1.

    Toestemming in de vorm van een schriftelijke vergunning of een instemmingsbesluit is nodig voor alle typen werkzaamheden m.u.v. werkzaamheden van niet ingrijpende aard of met een spoedeisend karakter. In hoofdstuk 2 wordt de procedure voor aanvraag en afhandeling van deze toestemming beschreven.

  • 2.

    Meldingen voor start uitvoering van werkzaamheden waarvoor reeds schriftelijk vergunning of instemming is verleend, moeten minimaal vijf werkdagen voor aanvang doorgegeven worden via het WoW-Portaal. Voor meldingen moeten de relevante gegevens bekend zijn. Met het WoW-Portaal worden alle processen ondersteund die te maken hebben met het plannen, vergunnen, uitvoeren en administratief afhandelen van graafwerkzaamheden. In plaats van het WoW-Portaal kan ook een aanvraag gedaan worden in het door de gemeente Veenendaal aan te geven vergunningssoftware.

  • 3.

    Werkzaamheden van niet ingrijpende aard waarbij een tijdelijke verkeersmaatregel nodig is dienen minimaal 14 dagen voor uitvoering te worden gemeld (zie artikel 2.3 sub 2 Handboek).

  • 4.

    Bij calamiteiten kan worden volstaan met een melding direct na uitvoering of uiterlijk de eerstvolgende werkdag voor 10.00 uur via het WoWportaal of de door de gemeente aan te geven vergunningssoftware.

  • 5.

    In hoofdstuk 3 wordt de procedure voor vergunningverlening en afhandeling beschreven.

  • 6.

    Aangaande meldingen van werkzaamheden met een spoedeisend karakter kan overeenkomstig art. 4 AVOI lid 3 volstaan worden met een melding achteraf. Uiterlijk binnen 1 werkdag na de uitvoering dient toegelicht te worden waarom er sprake was van spoedeisende werkzaamheden. Indien het een tracé betreft langer dan 10 m1 of 5 m2, dan zal alsnog een vergunning voor deze werkzaamheden moeten worden aangevraagd. Ingeval de openbare orde of een gevaar dan wel de vrees voor het ontstaan van gevaar zich verzet tegen de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden kan het college besluiten dat de werkzaamheden op een ander dan het voorgenomen tijdstip moeten plaatsvinden.

  • 7.

    Degene die werkzaamheden overeenkomstig lid 2 en 3 van art. 4 AVOI heeft uitgevoerd, verstrekt binnen twee weken na beëindiging van de werkzaamheden een uitvoeringsverslag aan het college of de gemachtigde ambtenaar. Het uitvoeringsverslag omvat in ieder geval:

    • a.

      naam van de vergunninghouder en de uitvoerende partij;

    • b.

      een kenmerk of registratienummer waaronder de werkzaamheden bij de vergunninghouder bekend zijn;

    • c.

      een omschrijving van de kabels en leidingen die zijn aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd;

    • d.

      een omschrijving van de werkzaamheden die zijn uitgevoerd;

    • e.

      een straatwerkbon;

    • f.

      een aanduiding van de spoedeisende aard van de werkzaamheden.

  • 1.

    Daarbij moet aangeleverd worden;

    • a.

      bij huisaansluitingen; aansluitingstekening met het desbetreffende adres, en de x, y en z coördinaten;

    • b.

      bij opruimwerkzaamheden; opruimtekening met duidelijk aangegeven welke leiding is verwijderd;

    • c.

      bij nieuwe aanleg; duidelijke tekening in PDF met het desbetreffende (aansluit)adres, en de x, y en z coördinaten in NLCS.

1.4 COMMUNICATIE

  • 1.

    De vergunninghouder is verantwoordelijk voor de communicatie naar de bedrijven en burgers over het uit te voeren werk. De communicatie dient minimaal vijf werkdagen voor aanvang van de werkzaamheden plaats te vinden en te bestaan uit:

    • a.

      vermelding soort werkzaamheden;

    • b.

      projectduur;

    • c.

      werktijden van de werkzaamheden;

    • d.

      de vorm en mate van overlast;

    • e.

      door de aannemer te treffen voorzieningen in het kader van bereikbaarheid;

    • f.

      maatregelen treffen in het kader van de vuilophaaldienst;

    • g.

      telefoonnummer uitvoerder dan wel voor het opvragen van informatie (storingen, klachten).

  • 2.

    De gemeente Veenendaal ontvangt een afschrift van de communicatie naar bedrijven en burgers.

  • 3.

    Indien de gemeente dit wenst dient de vergunninghouder over de werkzaamheden te publiceren in de plaatselijke media. Een en ander in afstemming met de toezichthouder van de gemeente Veenendaal.

  • 4.

    De vergunninghouder is verantwoordelijk om eventuele klachten en vragen van inwoners of derden over de werkzaamheden adequaat af te handelen en/of op te lossen.

HOOFDSTUK 2. VERGUNNING OF INSTEMMINGBESLUIT EN WERKVOORBEREIDING

2.1. PROCEDURE DIGITALE AANVRAAG VERGUNNING OF INSTEMMINGSBESLUIT

Het aanvragen van een vergunning dient te gebeuren via het WoW-portaal of de door de gemeente aan te geven vergunningssoftware. Met deze portalen worden alle processen ondersteund die te maken hebben met het plannen, vergunnen, uitvoeren en administratief afhandelen van graafwerkzaamheden. Bij de aanvraag dienen gegevens te worden verstrekt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan:

  • a.

    een omschrijving van de kabels en leidingen die worden aangelegd, in stand gehouden of opgeruimd, alsmede een omschrijving van de voorzieningen die worden medegebruikt of voor medegebruik worden aangelegd;

  • b.

    de locatie van de werkzaamheden;

  • c.

    een omschrijving van de werkzaamheden die worden uitgevoerd;

  • d.

    een projectcode of nummer waaronder het project bij de aanvrager bekend is;

  • e.

    de contactgegevens van degene onder wiens verantwoordelijkheid de werkzaamheden worden verricht, inclusief contactgegevens van aannemers en onderaannemers die gedurende de uitvoering van de werkzaamheden de gehele dag bereikbaar zal zijn;

  • f.

    de contactgegevens van de eigenaar van de kabels en/of leidingen;

  • g.

    de adressen ten behoeve van facturatie leges en de kosten voor herstelwerkzaamheden;

  • h.

    een opgave van het voorgenomen tijdvak waarbinnen de werkzaamheden zullen plaatsvinden en, indien van toepassing, een opgave van de fasering binnen dit tijdvak;

  • i.

    een aanduiding van de wijze waarop omwonenden en andere belanghebbenden vooraf in kennis worden gesteld van de werkzaamheden;

  • j.

    tracétekening in PDF en indien gewenst, in DWG;

  • k.

    een omschrijving van de maatregelen die om reden van openbare orde, veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, de bereikbaarheid van gronden of gebouwen, dan wel ondergrondse ordening zijn voorgenomen.

  • l.

    Eventueel benodigde tijdelijke verkeersmaatregel(en).

2.2. TRACÉ BEPALING

  • 1.

    Voor nutstrace’s waar al kabels of leidingen van de betreffende vergunninghouder aanwezig zijn moeten de nieuw aan te leggen kabels of leidingen indien mogelijk in hetzelfde profiel aangelegd worden.

  • 2.

    Bij grote projecten of in tracés waar nog geen kabels of leidingen van de betreffende vergunninghouder aanwezig zijn is het raadzaam vooroverleg te voeren met de coördinator nutsbedrijven van de gemeente.

  • 3.

    Bij wegkruisingen, passages van riolering of watergangen moeten, indien er voldoende verticale afstand kan worden gegarandeerd van minimaal 50 cm, stalen persingen, boogzinkers of gestuurde boringen toegepast worden.

  • 4.

    Indien mogelijk dienen loze mantelbuizen die nabij kruisingen aanwezig zijn, gebruikt te worden ten behoeve van de aanleg van kabels en leidingen.

  • 5.

    De toegankelijkheid van andere in de grond aanwezige voorzieningen moeten worden gewaarborgd, dat wil zeggen dat deze verticaal bereikbaar moeten zijn.

  • 6.

    De ligging van reeds aanwezige ondergrondse infrastructuur moet worden gewaarborgd. De vergunninghouder moet andere netbeheerders of particulieren de gelegenheid bieden om ongehinderd alle werkzaamheden uit te voeren die zij aan hun eigen netwerk wensen te verrichten.

  • 7.

    Bij gesloten verharding dient expliciet op de tekening te worden aangegeven hoe een kabel of leiding wordt aangelegd of verwijdert. (bijv. door een boogzinker of boring, of door het terugtrekken uit een mantelbuis). Dit geldt voor kruisende leidingen.

  • 8.

    Kabels en leidingen worden niet onder gesloten verhardingen (aan)gelegd. Kruisende leidingen dienen aangelegd te worden door middel van een boogzinker, boring of Nanodrill.

  • 9.

    Groenstroken waar eerder kabels en leidingen gelegd zijn worden niet gezien als een nutstracé. Primair dienen kabels en leidingen in het hiervoor aangewezen nutstracé gelegd te worden. Als blijkt uit nader onderzoek (klic melding / proefsleuven) dat dit niet mogelijk is kan er, onder voorwaarden genoemd in hoofdstuk 5 van het Handboek, uitgeweken worden naar de groenstroken.

2.3 VERKEERSPLAN

  • 1.

    Bij de melding , instemmings-of vergunningsaanvraag moet een tekening met voorgestelde verkeersmaatregelen of aanduiding van te nemen maatregelen conform CROW publicatie 96b toegevoegd worden.

  • 2.

    Toestemming voor het verkeersplan dient minimaal 14 dagen voorafgaand aan de werkzaamheden aangevraagd te worden via het door de gemeente gehanteerde (digitale) vergunningensysteem.

  • 3.

    De gemeente heeft minimaal 14 dagen tijd nodig om een verkeersmaatregel in het systeem zichtbaar te maken. De 14-dagen termijn geld voor een door de gemeente goedgekeurd verkeersplan. Vooroverleg over een tijdelijke verkeersmaatregel is mogelijk. U kunt uw schetsontwerp vooraf indienen via verkeer@veenendaal.nl.

  • 4.

    Verwijzing naar een figuur uit de CROW publicatie 96b is voor kleine werken ook toegestaan, mits een kopie van de afbeelding wordt toegevoegd.

  • 5.

    Indien verkeersdeelnemers geen gebruik kunnen maken van het voor hen bestemde wegdeel is een omleidingsplan meestal noodzakelijk. Hiertoe een voorstel bij de aanvraag toevoegen.

  • 6.

    Tijdens de werkzaamheden moeten alle belendende percelen bereikbaar blijven voor voetgangers en mag slechts een beperkte periode de toegang voor (motor-) voertuigen gestremd worden. Indien de stremming langer duurt dan een half uur moeten maatregelen getroffen worden die passen bij een ongehinderde bewoning of bedrijfsvoering van het belendende perceel, tenzij de perceeleigenaar en/of gebruiker met andere voorgestelde maatregelen akkoord gaat.

  • 7.

    Alle voorgenomen maatregelen dienen uitgevoerd te worden met materiaal van de vergunninghouder of aanvrager van de vergunning.

2.4 ARCHEOLOGIE

  • 1.

    Indien de werkzaamheden betreffende de ondergrondse infrastructuur zich beperken tot bestaande tracés dan is er vanuit de archeologische monumentenzorg geen bezwaar of voorwaarde aan vergunningverlening. Wanneer uitvoering plaatsvindt in mogelijk verdachte gebieden volgens de Archeologische Maatregelenkaart Veenendaal dan dient vooraf een melding te worden gedaan bij de gemeentelijk archeoloog.

  • 2.

    Indien een nieuwe kabelsleuf dieper dan 30 cm onder maaiveld door ongestoorde grond zal moeten worden gegraven (bijvoorbeeld naast de bestaande kabelsleuf of een nieuwe huisaansluiting) kan archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn. Dit hangt af van de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied en de omvang in m² van de graafwerkzaamheden. In de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart zijn de regels hierover vastgelegd. Deze kaart is op te vragen bij de gemeente Veenendaal of als pdf te downloaden van de website www.overheid.nl.

  • 3.

    Als op basis van de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart archeologisch onderzoek noodzakelijk is, dient een archeologisch bedrijf met een opgravingvergunning te worden ingehuurd voor de uitvoering van het onderzoek waarbij de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie als norm wordt gehanteerd. Bedrijven met een opgravingsvergunning staan vermeld op de website van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (www.sikb.nl) onder archeologie, gecertificeerde en vergunninghouders archeologie. De vorm van het onderzoek (booronderzoek, proefsleuvenonderzoek of archeologische begeleiding van de werkzaamheden) is afhankelijk van de archeologische verwachting en de omvang van de ingreep.

2.5 LEGESKOSTEN

De legeskosten betreffen de behandelkosten van de aanvraag, de vergunning verstrekking of gemotiveerde afwijzing en de daarbij behorende administratieve ondersteuning. De tarieven zijn vermeld en vastgesteld in de Legesverordening.

HOOFDSTUK 3. BREEKVERBOD EN GRAAFRUST

3.1 BREEKVERBOD

  • 1.

    Behoudens in geval van spoedeisende werkzaamheden is bij onder andere extreme weersomstandigheden, waarbij de uitvoering van de werkzaamheden tot overlast of gevaar voor de bewoners en/of schade voor de gemeente kan leiden, het college bevoegd een breekverbod in te stellen. De vaststelling dat er sprake is van deze weersomstandigheden is een bevoegdheid van het college.

  • 2.

    Betrokken grondroerders worden schriftelijk geïnformeerd over het breekverbod, hieronder valt ook elektronische berichtgeving.

  • 3.

    Tijdens door het college vergunde evenementen geldt altijd een breekverbod ingeval werkzaamheden plaatshebben ter hoogte van het evenement.

  • 4.

    Uiterlijk één werkdag voor (vermoedelijke) beëindiging van breekverbod informeert het college de betrokken uitvoerende partij(en).

  • 5.

    De termijnen zoals bedoeld in artikel 7 AVOI worden automatisch verlengd met de periode van het breekverbod.

  • 6.

    Het college zal de betrokken uitvoerende partij(en) informeren over de beëindiging van het breekverbod.

  • 7.

    Afwijkend van artikel 4 lid 1 van de AVOI kan in het geval van calamiteiten van het breekverbod worden afgeweken. De vergunninghouder dient in dat geval een melding conform art. 4 lid 2 of 3 van de AVOI te doen bij de gemeente. Indien mogelijk en indien de omstandigheden zich daarvoor lenen kan de gemeente vervolgens de melding beoordelen en aanvullende voorschriften opleggen bijvoorbeeld conform artikel 4 lid 4 AVOI of ten behoeve van het herstraten.

3.2 EXTREME WEERSOMSTANDIGHEDEN

  • 1.

    Er mogen geen opbrekingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd als zich één van de volgende condities voordoet:

    • a.

      de op het weerstation van de KNMI geregistreerde temperatuur is 's morgens om 7 uur -4 graden Celsius of lager;

    • b.

      de op het weerstation van de KNMI geregistreerde temperatuur is 's morgens om 7 uur tussen -1 en -3 graden Celsius en om 10 uur daaropvolgend ook nog -1 graad Celsius of lager;

    • c.

      de op het weerstation van de KNMI geregistreerde temperatuur is 's morgens om 10 uur -2 graden Celsius of lager.

  • 2.

    Ook mogen geen opbrekingen in de openbare ruimte worden uitgevoerd als er nog vorst in de grond zit.

  • 3.

    Indien er door extreme regenval bij het dichten van de sleuf de juiste verdichting niet gehaald kan worden, dienen de werkzaamheden (tijdelijk) gestaakt te worden. Het staken en hervatten van de werkzaamheden dient met de toezichthouder van de gemeente te worden afgestemd.

  • 4.

    Afwijkend van artikel 4 lid 1 van de AVOI kan in het geval van calamiteiten van het breekverbod worden afgeweken en/of kan de gemeente de graafrust opschorten. De vergunninghouder dient in dat geval een melding conform art. 4 lid 2 of 3 van de AVOI te doen bij de gemeente. Indien mogelijk en indien de omstandigheden zich daarvoor lenen kan de gemeente vervolgens de melding beoordelen en aanvullende voorschriften opleggen bijvoorbeeld conform artikel 4 lid 4 AVOI of ten behoeve van het herstraten.

3.3 GRAAFRUST

  • 1.

    Na uitvoering van ingrijpende werkzaamheden geldt een graafrust van één jaar, tenzij anders met het college is overeengekomen. Graafrust geldt niet voor werkzaamheden ten behoeve van calamiteiten, huisaansluitingen met leveringsplicht en openbare telecomkabels.

  • 2.

    Er zullen tijdens de geadviseerde bouwvakperiode regio Midden geen opbrekingen in de openbare ruimte plaats vinden tenzij het college daar uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.

  • 3.

    Afwijkend van artikel 4 lid 1 van de AVOI kan in het geval van calamiteiten de gemeente de graafrust opschorten. De vergunninghouder dient in dat geval een melding conform art. 4 lid 2 of 3 van de AVOI te doen bij de gemeente. Indien mogelijk en indien de omstandigheden zich daarvoor lenen kan de gemeente vervolgens de melding beoordelen en aanvullende voorschriften opleggen bijvoorbeeld conform artikel 4 lid 4 AVOI of ten behoeve van het herstraten.

HOOFDSTUK 4: UITVOERING

4.1 ALGEMEEN

  • 1.

    De vergunninghouder zorgt ervoor dat een afschrift en/of een digitale versie van het instemmingsbesluit, vergunning of het meldingsformulier inclusief tekening(en), het Handboek, de afschriften van de toestemmingen van derden inclusief de voorwaarden en de gegevens van de Klic-melding op de graaflocatie aanwezig zijn. Deze worden desgevraagd aan de coördinator en/of toezichthouder getoond.

  • 2.

    De vergunninghouder verricht vooraf de verplichte (WIBON-)graafmeldingen (via K-online) en onderzoekt de ligging van de in de grond aanwezige voorzieningen.

  • 3.

    De grondroerder houdt zich aan de CROW-richtlijnen (onder andere) “Schade voorkomen aan kabels”, (respectievelijk de publicaties 500), de meest recente Standaard RAW-bepalingen (voor grondwerken, groenvoorzieningen, sleuf- en sleufloze technieken en leiding- en kabelwerk) en de Verordening-, Handboek K&L- en WIBON-bepalingen, inclusief eventuele recente aanvullingen.

  • 4.

    De exacte aanvang en uitvoeringsduur wordt besproken en afgestemd met de gemeentelijke toezichthouder. Communicatie naar omgeving volgens communicatieplan (zie paragraaf 1.4 Handboek).

4.2 PROJECTOVERLEG BIJ COMPLEXE OF GROTERE WERKEN

  • 1.

    Wanneer de gemeente het nodig acht vindt er voor aanvang en tijdens de uitvoering in een vooraf bepaalde frequentie projectoverleg plaats tussen de gemeente en de vergunninghouder. In het projectoverleg worden gegevens uitgewisseld over contactpersonen, afspraken gemaakt over opbrekingen, maatregelen ter bescherming van groenvoorzieningen, opleveringen, vergaderschema etc. De vergunninghouder zorgt voor verslaglegging en verspreiding daarvan.

  • 2.

    De gemeente acht het in ieder geval noodzakelijk dat er periodiek projectoverleg plaats vindt wanneer meerdere partijen in hetzelfde deel van de openbare ruimte gelijktijdig werkzaamheden verrichten, bijvoorbeeld bij reconstructies en bouw- of woningrijp maken.

  • 3.

    Bij het eerste projectoverleg, voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden, levert de vergunninghouder de volgende documenten aan:

    • a.

      een gedetailleerd werkschema van alle ingeplande werkzaamheden in de openbare grond;

    • b.

      een overzicht (NAW-gegevens) van de in te schakelen aannemer c.q. onderaannemers die de werkzaamheden uitvoeren voor de vergunninghouder;

    • c.

      werktekening in PDF, en indien gewenst in DWG formaat;

    • d.

      gegevens over de projectleiding tijdens het gehele uitvoeringstraject én de onderhoudsperiode;

    • e.

      één of meerdere tekeningen van wegafzetting, gebaseerd op CROW-publicatie 96b, “Werk in uitvoering”.

  • 5.

    Het aantal ploegen dat tegelijkertijd aan het werk is, is maximaal drie. Eén ploeg bestaat uit maximaal vijf personen en 1 graafmachine. In overleg met de toezichthouder van de gemeente kan besloten worden om meerdere ploegen in te zetten.

  • 6.

    Afwijkingen hiervan zijn alleen in overleg en met toestemming van de gemeente toegestaan;

  • 7.

    Bij elke in te zetten ploeg werklieden dient ten minste één persoon de Nederlandse taal in woord en geschrift machtig te zijn;

  • 8.

    De vergunninghouder moet bij het opstellen van zijn werkplanning rekening houden met lokale evenementen. De gemeente communiceert dit aan de vergunninghouder indien mogelijk. Ook dient hij rekening te houden met (graaf-)activiteiten van derden.

4.3 WERKTIJDEN

  • 1.

    Uitvoering van de werkzaamheden vindt plaats op reguliere werkdagen en wel van maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 en 18.00 uur. Op zaterdag, zon- en feestdagen en in de nachtelijke uren zijn geen werkzaamheden toegestaan, tenzij de gemeente daarvoor toestemming heeft verleend in de vergunning dan wel er een ontheffing op grond van de APV (Algemene Plaatselijke Verordening) is verleend.

  • 2.

    In winkelgebieden mag bovendien niet gewerkt worden tijdens wekelijkse warenmarkt (-en) of bijzondere evenementen. Op deze locaties wordt bij voorkeur gewerkt op maandagochtend.

  • 3.

    Bij werkzaamheden in de nabijheid van religieuze gebouwen en begraafplaatsen dient de vergunninghouder het nodige respect te betrachten. Dit betekent dat het bouwlawaai beperkt moet blijven en er geen muziek mag klinken.

  • 4.

    Van bovenstaande bepalingen kan in het geval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van een ernstige calamiteit, belemmering of storing na melding aan de gemeente afgeweken worden.

4.4 TRACÉ EN LEGPROFIEL

  • 1.

    Het exacte tracé en de plaatsen van alle bijbehorende voorzieningen, worden in overleg met de gemeente bepaald nadat de uitvoerende partij de nodige proefsleuven gegraven heeft. Uitgangspunt hierbij is dat de nieuw aan te brengen kabels of leidingen direct naast, boven of onder de al aanwezige kabels en leidingen van de betreffende vergunninghouder aangelegd worden. Zie voor schematische weergave de als bijlage toegevoegde tabel: Dwarsprofiel Algemeen.

  • 2.

    Het aan te wijzen tracé zal zo veel mogelijk vrij zijn of vrij gehouden worden van houtopstanden om de ligging van kabels en leidingen te waarborgen.

  • 3.

    Tracéwijzigingen als gevolg van onvoorziene omstandigheden worden in overleg bepaald, maar pas na schriftelijke goedkeuring van de gemeente gerealiseerd.

  • 4.

    De toegankelijkheid van andere in de grond aanwezige voorzieningen moet worden gewaarborgd, dat wil zeggen dat de verticale bereikbaarheid gewaarborgd moet zijn.

  • 5.

    Een ongestoorde ligging van de overige ondergrondse infrastructuur moet worden gewaarborgd.

  • 6.

    De vergunninghouder stelt andere netbeheerders altijd in staat alle door hen gewenste werkzaamheden aan het eigen net onbelemmerd uit te (laten) voeren.

  • 7.

    Alle wegkruisingen dienen te worden gerealiseerd door middel van stalen persingen, boogzinkers of gestuurde boringen. De uiteinden van de aangebrachte mantelbuizen moeten direct na aanbrengen of ingebruikname deugdelijk afgedicht worden ter voorkoming van water- en of zandinstromingen.

  • 8.

    Kabels en leidingen die niet in gebruik zijn dienen (op)geruimd te worden tenzij de gemeente toestemming geeft om deze te laten liggen.

  • 9.

    Wanneer de gemeente op bepaalde locaties voorzieningen heeft getroffen voor de bundeling van kabels en/of leidingen is de vergunninghouder verplicht die te gebruiken. Deze voorzieningen kunnen bestaan uit een kabelgoot, kabelsleuf, mantelbuis of andere hiertoe te gebruiken items.

4.5 ELEMENTVERHARDINGEN OPBREKEN EN HERSTELLEN

  • 1.

    Bij kans op vorst dient aan het einde van iedere werkdag de gehele sleuf verdicht en herstraat te zijn. Indien de gemeente onvoldoende tijd krijgt voor definitief herstel dan dient de vergunninghouder de sleuf tijdelijk te bestraten.

  • 2.

    De maximale lengte van een opengebroken sleuf is 50 meter in winkelgebieden en 150 meter in overige gebieden.

  • 3.

    De breedte van de op te nemen verharding moet afgestemd zijn op de breedte van de graafbak en volgens de richtlijnen zoals genoemd bij de VNG-tarieven. Herstelkosten voor overbreedte wordt geheel in rekening gebracht bij de vergunninghouder.

  • 4.

    Het opbreken van de verharding dient zorgvuldig te geschieden, zodat geen bestratingsmateriaal wordt beschadigd en verloren gaat.

  • 5.

    Uitkomende klinkers, tegels of andere verhardingen dienen naast of in de directe nabijheid van de sleuf te worden opgetast.

  • 6.

    Uitkomende gebroken of beschadigde tegels en klinkers dienen door de vergunninghouder te worden afgevoerd.

  • 7.

    Aanvullen en verdichten van de sleuf conform de gestelde voorschriften in paragraaf 4.7. Voor het hertegelen/ herstraten. De fundering dient zoveel mogelijk in de oude staat te worden hersteld, in het geval van een zandbed geldt dat een nieuw zandbed dient te worden aangebracht gelijk aan het bestaande zandbed.

  • 8.

    Het materiaal dient binnen handbereik te worden opgeslagen. Verlies, vermissing of beschadiging van het materiaal is voor rekening van de vergunninghouder, tot het tijdstip waarop de werkzaamheden zijn opgeleverd aan de gemeente.

  • 9.

    De herstelwerkzaamheden aan verharding en groenvoorzieningen wordt uitgevoerd door de gemeente tegen vastgestelde tarieven tenzij anders overeengekomen.

  • 10.

    Indien er gegraven wordt in openbare gronden waar, binnen een periode van vijf jaar daarvoor, werkzaamheden in de zin van groot onderhoud of herinrichting hebben plaatsgevonden, dan worden de kosten voor volledig herstel van de verharding naar oorspronkelijke staat doorberekend aan de vergunninghouder. Daarbij worden de werkelijke kosten berekend op basis van het vastgestelde tarief per eenheid maal het werkelijk herstelde oppervlak.

  • 11.

    Als er naar aanleiding van de werkzaamheden schade ontstaat aan eigen kabels en leidingen of aan die van andere netbeheerder of particulier en hierdoor oponthoud ontstaat bij de herstelwerkzaamheden , dan wordt voor deze stagnatie uren een bedrag per koppel straatmakers doorberekend aan de vergunninghouder.

  • 12.

    In geval van werkzaamheden van niet ingrijpende aard, calamiteiten en/of storingen moet de vergunninghouder de verharding tijdelijk herstellen waarna de gemeente zorgt voor definitief herstel of hierover afspraken maken met de gemeentelijk toezichthouder.

  • 13.

    Bij paden van halfverharding (o.a. grind, kleischelpen, grauacke e.d.) de afdekmaterialen voor het graven van de kabelsleuf verwijderen en ter plaatse opslaan. De uit de sleuf komende gronden niet of zo minimaal als ter plaatse mogelijk is vermengen met het afdekmateriaal. Verdichten van de sleuf conform gestelde voorschriften in paragraaf 4.7. Bovenzijde sleuf aanvullen met 10 cm menggranulaat 0-31,5 mm. De sleuf afstrooien met de opgeslagen afdekmaterialen of een door de gemeenteopzichter goedgekeurde grindsoort of kleischelpen.

4.6 GESLOTEN VERHARDING OPBREKEN EN HERSTELLEN

  • 1.

    Bij wegkruisingen onder gesloten verharding moet een mantelbuis worden aangebracht, zodanig dat bij aanbrengen en gebruiksperiode geen schade ontstaat of kan ontstaan (zetting, oppersing en dergelijke) aan het wegdek, de naast gelegen bermen, trottoirs of fietspaden, alsmede aan de overige ondergrondse infrastructuur. De mantelbuis moet een minimale dekking hebben van 0,60 meter, de buiseinden moeten als regel 0,50 meter buiten de kant van de verharding uitstekenmantelbuis moet voorzien zijn van een passende afdichting, trekkoord en uitgevoerd in de juiste kleurcode voor mantelbuizen.

  • 2.

    Mantelbuizen kunnen uitgevoerd worden als stalen persing, boogzinker of gestuurde boring. Gebruik van een zogenaamde raket is niet toegestaan.

  • 3.

    Gesloten verharding mag niet worden opengebroken tenzij anders is overeengekomen met de gemeente of in geval van een calamiteit.

  • 4.

    Indien de asfaltverharding opgebroken mag worden dan moet de asfaltconstructie aan beide zijden van de sleuf of lasgat geheel doorgezaagd worden en het vrijkomende asfalt afgevoerd worden naar een erkende verwerker. Na aanbrengen van de kabels of leidingen de sleuf aanvullen en verdichten conform voorschriften in paragraaf 4.7 en de sleuf tijdelijk bestraten met betonklinkers door het nutsbedrijf. De tijdelijke bestrating dient bol of met overhoogte dichtgestraat te worden.

  • 5.

    Bij werkzaamheden zoals onder lid 4 genoemd zullen aanvullende verkeersmaatregelen noodzakelijk zijn. Het nutsbedrijf stelt hiervoor een plan op en voert dit na goedkeuring door de gemeentelijk toezichthouder uit.

  • 6.

    Het definitief herstellen van de gesloten verharding wordt door de gemeente verricht op kosten van de vergunninghouder. Het te verrekenen oppervlak betreft de opbreking vermeerderd met een strook van 50 cm rond de opbreking.

4.7 GRONDWERK

  • 1.

    De ontgravingsdiepte is zodanig, dat de dekking op de aan te leggen kabel of leiding conform het dwarsprofiel van de gemeente Veenendaal is.

  • 2.

    Indien kabels of leidingen lager komen te liggen dan de grondwaterstand ter plaatse, dan dient de grondwaterstand door middel van bronbemaling te worden verlaagd. Hiervoor kan een bemalingsplan en vergunning noodzakelijk zijn. De kosten voor opstellen bemalingsplan, aanvragen vergunning, alle uitvoeringskosten en risico’s komen voor rekening van de vergunninghouder. Vergunningen voor de onttrekking en lozing aanvragen via Omgevingsloket. Bemalingspompen moeten voldoen aan de geluidsnormen die voor de graaflocatie gelden.

  • 3.

    Het is niet toegestaan om rijbanen door middel van raketboringen of open ontgravingen te kruisen, tenzij de kruising aantoonbaar niet anders mogelijk is.

  • 4.

    Grondsoorten moeten gescheiden worden ontgraven (en opgeslagen) en in het oorspronkelijke profiel worden teruggebracht, inclusief funderingslagen (m.u.v. fundaties van asfalt). De voorschriften voor terugbrengen grondsoorten zijn opgenomen in artikel 4.7

  • 5.

    Uitkomend grond, zand en andere materialen dienen, waar mogelijk, direct naast de sleuf te worden neergelegd.

  • 6.

    Fundaties van asfalt moet opgenomen en afgevoerd worden naar een erkende verwerker en bij aanvullen sleuf moet een nieuwe fundatie van menggranulaat worden aangebracht.

  • 7.

    Bij graafwerkzaamheden in bermen, plantsoenen of gazons moeten de voorschriften uit Hoofdstuk 5 in acht genomen worden.

  • 8.

    Uit de sleuf komend hout en steen dient door de vergunninghouder te worden afgevoerd naar een erkende verwerker;.

  • 9.

    Het zandbed dient opgeleverd te worden zonder puin en andere vervuiling.

  • 1.

    Na het aanvullen dient het zandbed tot maximaal 1 á 2 cm onder de bovenkant van de verharding aangevuld te worden.

  • 10.

    Mantelbuizen moeten direct na aanbrengen of ingebruikname deugdelijk afgedicht worden ter voorkoming van zand-inspoeling.

  • 11.

    Overblijvende grond en materiaal moeten door en voor rekening van vergunninghouder worden afgevoerd (ook uit de plantsoenen), voordat de oplevering plaatsvindt.

  • 12.

    Bij afvoer van grond en/of andere materiaal moet de vergunninghouder voldoen aan de wettelijke bepalingen en voorschriften zoals omschreven in de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet.

  • 13.

    Indien de locatie van het werk (tijdelijk) verlaten wordt dienen maatregelen te zijn getroffen om vandalisme of sabotage te voorkomen, bijvoorbeeld door het bedekken van de aanwezige kabels en leidingen met een laag zand.

4.8 AANVULLEN EN VERDICHTEN SLEUF

  • 1.

    Het aanvullen dient laagsgewijs te gebeuren. Het verdichten moet met behulp van een mechanische stamper in lagen van max. 20 cm.

  • 2.

    Aanvullen onder straatwerk dient met zand te gebeuren en onder wegen dient altijd een fundatielaag van menggranulaat 0- 31,5 mm aangebracht of teruggebracht te worden.

  • 3.

    Bij ontgraving vrijgekomen materiaal dient deze in dezelfde laag teruggebracht te worden.

  • 4.

    Bij controle op de verdichting van de sleuf dient de indringingsweerstand van het handsondeerapparaat gelijk te zijn aan de indringingsweerstand van de ongeroerde grondslag op die desbetreffende locatie.

  • 5.

    Bij verlaten van de werklocatie mogen geen sleuven of lasgaten onverdicht achtergelaten worden.

  • 6.

    Sleuven, lasgaten en putten in bermen, gazons of beplanting dienen puinvrij en geëgaliseerd te worden opgeleverd. De gemeente zorgt voor nieuwe aanplant op kosten van de vergunninghouder.

  • 7.

    Er vindt controle door de toezichthouder van de gemeente plaats voordat de sleuf wordt aangevuld met menggranulaat en/of zand.

  • 8.

    Oplevering vindt plaats in overleg tussen de vergunninghouder en de gemeente.

  • 9.

    Herstel van de verharding, bermen, gazons of beplanting wordt door de gemeente uitgevoerd op kosten van de vergunninghouder.

4.9 SCHADE MELDEN

  • 1.

    De vergunninghouder meldt gedetailleerd alle schade die verband kunnen houden met de door hem uitgevoerde werkzaamheden direct aan de gemeente.

  • 2.

    De vergunninghouder meldt gedetailleerd alle schade die hij signaleert en die betrekking hebben, of kunnen hebben op de totaal uit te voeren werkzaamheden, dan wel uitgevoerde werkzaamheden.

4.10 BODEMVERONTREINIGING

  • 1.

    De vergunninghouder wint vooraf tijdig bodeminformatie in bij de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU) omtrent mogelijke (gevallen van) bodemverontreiniging in het beoogde leidingtracé, en onderneemt zo nodig vervolgacties, zoals omschreven in de artikelen 1.6 en 1.7 van de Omgevingswet en/of de Arbo-wet. Indien dit tot vragen leidt kunnen deze gesteld worden aan de afdeling Vergunningen, Handhaving en Milieu van de gemeente.

  • 2.

    Meerkosten van werkzaamheden die als gevolg van het VTA noodzakelijkerwijs moeten worden uitgevoerd in milieukundig verontreinigde grond komen in beginsel voor nadeelcompensatie in aanmerking. De noodzaak van bovengenoemde werkzaamheden dient echter door zowel het college als de vergunninghouder te zijn aangenomen.

  • 3.

    Indien de milieukundige verontreiniging is toe te rekenen aan de vergunninghouder en/of kabels of leidingen van de vergunninghouder, dan wel via die leidingen getransporteerde stoffen, dan komen de kosten als gevolg van het werken in verontreinigde grond niet voor enige vergoeding in aanmerking.

  • 4.

    Indien de milieukundige verontreiniging veroorzaakt wordt door de vergunninghouder dient er te worden nagegaan of er permeabele drinkwaterleidingen in het vervuilingsgebied aanwezig zijn. Als dat het geval is moet de vergunninghouder direct passende maatregelen te nemen en in ieder geval het drinkwaterbedrijf in kennis te stellen.

4.11 AFRONDING, OPLEVERING EN FACTURATIE

  • 1.

    Direct na afronding van de werkzaamheden maakt de vergunninghouder of diens gemachtigde een afspraak met de gemeentelijk toezichthouder om de werkzaamheden op te leveren en over te dragen. Gelijktijdig of uiterlijk binnen 5 werkdagen na afronding van de werkzaamheden wordt de straatwerkbon door de vergunninghouder of diens aannemer ingeleverd bij de toezichthouder. Beide partijen zorgen voor afstemming van de hoeveelheden.

  • 2.

    Wanneer de vergunninghouder of diens gemachtigde niet binnen 10 werkdagen na afronding van de werkzaamheden een straatwerkbon heeft ingediend behoudt de gemeente zich het recht voor om de straatwerkbon zelf aan te maken. De hoeveelheden worden dan door de gemeente vastgesteld en doorberekent. Voor het zelf opstellen van de straatwerkbon berekend de gemeente kosten conform de legesverordening.

4.12 TOEZICHT EN HERSTEL OPENBARE RUIMTE

  • 1.

    De gemeente houdt toezicht op naleving van de voorwaarden zoals omschreven in de AVOI en/of dit Handboek. In de vergunning of na ontvangst van een melding worden de contactgegevens van de toezichthouder gegeven.

  • 2.

    De gemeente verzorgt de definitieve herbestrating en factureert de kosten aan de vergunninghouder of vergunninghouder. De vergunninghouder voert de kabel- en leidingwerkzaamheden zodanig uit dat de gemeente voldoende gelegenheid krijgt om de herstelwerkzaamheden binnen normale werktijden uit te voeren.

  • 3.

    In de weekenden, op feestdagen, in winkelgebieden op koopavonden en op eventueel nader door de gemeente aan te geven tijdstippen moeten de sleuven in de verharding aangevuld en dichtgestraat zijn. Dit betekent dat de vergunninghouder de gemeente gelegenheid dient te geven om voor deze dagen de sleuf definitief te herstellen of zorgt zelf voor tijdelijk herstel.

  • 4.

    De sleuven door bermen en groenstroken moeten tot de oorspronkelijke hoogte aangevuld zijn, tenzij anders overeengekomen is met de gemeente Veenendaal. Bij tijdelijk herstel door vergunninghouder volgt definitief herstel door de gemeente waarbij de vastgestelde tarieven in rekening worden gebracht.

  • 5.

    De gemeente kan bij tijdelijk herstel aanvullende eisen stellen ten aanzien van de afzetting en de bescherming van de gebruikers van de openbare ruimte.

  • 6.

    Bij ‘werkzaamheden van niet ingrijpende aard’ wordt de verharding tijdelijk hersteld door vergunninghouder tenzij hierover afspraken gemaakt zijn met de gemeentelijke toezichthouder.

  • 7.

    De herstel en degeneratievergoedingen worden voor Telecommunicatiebedrijven zijn gebaseerd op de afspraken tussen de telecomsector en de VNG (neergelegd in de Richtlijn tarieven (graaf)werkzaamheden telecom uit 2004

  • 8.

    De herstel en degeneratievergoedingen worden voor de overige Nutsbedrijven vastgesteld op basis van de “Handreiking toepassen herstraattarieven VNG wanneer zij worden gebruikt voor NIET-TELECOM bedrijven” van 29 maart 2019.

  • 9.

    Indien bovengenoemde stukken niet voorzien in passende tarieven dan worden de betreffende (meestal bijzondere) werkzaamheden verrekend volgens tarief dat geldt voor overige (niet -telecom) nutsbedrijven. De gemeente Veenendaal volgt inzake de indexering of andere wijzigingen van de vergoedingen de herstraattarieven van de VNG.

HOOFDSTUK 5. OMGAAN MET GROENVOORZIENINGEN

5.1 BESCHERMINGSMAATREGELEN

  • 1.

    Binnen de kroonprojectie van bomen mogen geen bouwmaterialen worden opgeslagen.

  • 2.

    De vergunninghouder dient laaghangende takken op te binden, zonder dat dit schade toe brengt aan de boom.

  • 3.

    De vergunninghouder dient rijplaten te gebruiken ter voorkoming van spoorvorming in groenvoorzieningen, de rijplaten mogen geen schade toebrengen aan beplanting.

  • 4.

    De vergunninghouder dient stammen van bomen en houtopstanden te beschermen gedurende de werkzaamheden.

  • 5.

    Indien tijdens de groeiperiode, van ongeveer maart tot november, bronbemaling moet worden toegepast dient er een retourbemaling met zuurstofrijk oppervlaktewater te worden toegepast. De vergunninghouder dient een bemalingsplan op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan de gemeente.

  • 6.

    De vergunninghouder dient de wortelzone te beschermen tegen verdichting, versmoring en beschadiging.

5.2 GRAS

  • 1.

    Wanneer werkzaamheden uitgevoerd worden in gazon, ruw gras, bermen, kruiden etc. dan zijn de volgende voorschriften van toepassing:

    • a.

      grassen in bermen en overig landschappelijk gras dient vooraf gemaaid en afgevoerd te worden;

    • b.

      verwijderen zoden met zodensnijder (min 3-5 cm dikte);

    • c.

      zoden dienen met begroeide kant tegen elkaar opgeslagen te worden;

    • d.

      zo nodig vochtig houden;

    • e.

      zo spoedig mogelijk, doch binnen 48 uur, zoden terugplaatsen.

  • 2.

    Wanneer de zoden niet binnen 48 uur na verwijderen teruggeplaatst worden dient de vergunninghouder de zoden af te voeren en het oppervlak geëgaliseerd op te leveren.

  • 3.

    De gemeente zal indien sub b van dit artikel van toepassing is, het oppervlak naar eigen inzicht op kosten van de vergunninghouder herstellen.

  • 4.

    Wanneer de werkzaamheden met betrekking tot gras, gazon, ruw gras, bermen, kruiden etc. in de periode van 1 mei tot 1 oktober plaatsvinden dan zijn de volgende voorschriften van toepassing:

    • a.

      verwijderen en afvoeren van de zoden op kosten van de vergunninghouder;

    • b.

      de vergunninghouder levert bij aanvullen van de sleuf eventueel tekortkomende teelaarde en verwerkt dit in de bovenlaag van de sleuf;

    • c.

      in de eerstvolgende groeiperiode zal de ontstane sleuf door de gemeente worden ingezaaid (overeenkomstig het verwijderde ras) op kosten van de vergunninghouder;

    • d.

      gras in bermen en overig landschappelijk gras dienen gefreesd te worden;

    • e.

      na het aanvullen van de sleuf door de vergunninghouder zal in de eerstvolgende groeiperiode de ontstane sleuf door de gemeente met grond worden aangevuld en ingezaaid (met grasmengsel, kruidenmengsel of bollenmengsel op kosten van de vergunninghouder, tenzij anders is overeengekomen.

5.3 BEPLANTING

  • 1.

    Beplanting mag niet worden opgenomen of verwijderd tenzij de gemeente daar expliciet toestemming voor heeft verleend.

  • 2.

    Wanneer de gemeente deze toestemming heeft verleend zijn de volgende voorschriften van toepassing;

    • a.

      de opgenomen beplanting dient te worden ingekuild.

    • b.

      de opgenomen beplanting zal zo spoedig mogelijk door de gemeente terug worden gezet, dit tegen marktconforme prijzen en op kosten van de vergunninghouder.

    • c.

      indien terugzetten van de beplanting niet mogelijk is (ter oordeel van de gemeente), zal de beplanting worden gerooid.

    • d.

      de beplanting zal door de gemeente worden ingeboet in het betreffende plantseizoen met de oorspronkelijke soorten en maten. Dit geheel op kosten van de vergunninghouder.

  • 3.

    Indien voor nieuwe kabels en leidingen een tracé buiten de wortelzone niet mogelijk is zal gebruik gemaakt moeten worden van sleufloze technieken (boren/persen).

  • 4.

    Sleuven in groenstroken en wegbermen moeten met voldoende overhoogte worden aangevuld met teelaarde en zo nodig met zoden worden afgedekt.

5.4 BOMEN

  • 1.

    Werkzaamheden aan of bij bomen of andere groenvoorzieningen moeten zoveel mogelijk vermeden worden. Met de aanwezigheid van bomen moet tijdens de engineering van het te graven tracé rekening gehouden worden. Waar mogelijk worden routes aangepast om beschadiging van de bomen te voorkomen.

  • 2.

    Voorafgaand aan de engineering dient door de grondroerder de digitale bomenkaart opgevraagd te worden. Indien zich in de directe nabijheid van het tracé (≤10 meter) bomen bevinden dienen die op de instemmings- of vergunningstekening weergegeven te worden. Voor nutstracés die in de afgelopen vijf jaar niet geroerd zijn, of voor plekken die niet zijn aangewezen als nutstracé geldt de verplichting om ook de boomkroon op de aanvraagtekening te zetten.

  • 3.

    Bij werkzaamheden rondom bomen is de meest recente versie van Het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen van toepassing. De uitvoering van het werken rond bomen moet voldoen aan de in hoofdstuk 2 van dit handboek gestelde eisen. Voor zover niet specifiek anders is voorgeschreven, zijn tevens de aanvullende bepalingen van Het Handboek Bomen van toepassing.

  • 4.

    Uitzonderingen voor het maken van een BEA en een Werkplan Bomen gelden voor nutstracés die in de afgelopen vijf jaar geroerd zijn.

HOOFDSTUK 6. VEILIGHEID

6.1 ALGEMEEN

  • 1.

    In overleg met de gemeente worden bovengrondse voorzieningen zodanig geplaatst dat hierdoor het gebruik van de openbare ruimte niet wordt gehinderd.

  • 2.

    Openbare voorzieningen zoals brandkranen, sifons, afsluiters, kabelmoffen, putafdekkingen van riolen moeten te allen tijde bereikbaar en bedienbaar blijven.

  • 3.

    Gedurende werkzaamheden op of aan de ondergrondse infrastructuur dient iedere betrokken werknemer de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen.

6.2 BEREIKBAARHEID

  • 1.

    De vergunninghouder waarborgt de bereikbaarheid van de aanliggende percelen, woningen, bedrijven en openbare gebouwen, evenals de toegankelijkheid voor hulpdiensten en ophaaldiensten voor afval.

  • 2.

    De bedrijfsvoering van ondernemingen, gevestigd aan het tracé mag niet (onnodig) verstoord worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden treedt de vergunninghouder hiertoe in overleg met de betrokken ondernemer(-s) teneinde afspraken te maken over parkeren, bevoorrading, etc.

6.3 VERKEERSMAATREGELEN

  • 1.

    Het volledig afsluiten van wegen is niet toegestaan zonder toestemming van de gemeente.

  • 2.

    Tevens moet worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van werken in uitvoering is bepaald in het Besluit Administratieve Bepalingen inzake het Wegverkeer en de Wegenverkeerswet.

HOOFDSTUK 7. VOOROVERLEG EN UITVOERING BIJ RECONSTRUCTIES EN/OF PROJECTEN

7.1 VOOROVERLEG

Bij voorgenomen werken in de Openbare Ruimte door gemeente of projectontwikkelaars worden Nutsbedrijven betrokken bij de uitwerking van de plannen. De projectleider van gemeente zorgt voor uitnodiging en verstrekking van gegevens. (meestal in VO fase)

Bepalen werkzaamheden

Tijdens het vooroverleg wordt gekeken naar optimale ontwerpen en beheerbare kosten voor zowel gemeente, ontwikkelaars en vergunninghouders. Indien verleggingen of ruimen van kabels of leidingen noodzakelijk is dan worden de vergunninghouders hiertoe schriftelijk verzocht d.m.v. toezenden VTA (Verzoek tot Aanwijs, ook wel Verzoek tot Aanpassing genoemd). In het VTA staat omschreven welke kabels en leidingen het betreft, of het gaat om verleggen of ruimen en wordt aangegeven dat de vergunning voor de betreffende kabels en leidingen per bepaalde datum wordt ingetrokken.

Een eventuele nadeelcompensatie wordt bepaald op basis van de regelgeving in de Telecommunicatiewet artikel 5.8 voor telecommunicatienetwerken en voor de overige kabels en leidingen volgens de Verlegregeling en/of een Overeenkomst tussen Gemeente en Netbeheerder .

7.2 VERGUNNING EN AANVRAAG

Voor de te verleggen of te ruimen kabels en leidingen wordt de vergunning ingetrokken en vermeld in het VTA zoals onder 7.2 beschreven.

Voor de nieuw aan te leggen kabels en/of leidingen moet vergunning aangevraagd worden conform de procedure zoals omschreven in Hoofdstuk 2 uit dit Handboek.

7.3 UITVOERING WERKZAAMHEDEN

Voor de wijze van uitvoering en planning van de werkzaamheden worden projectafspraken gemaakt tussen gemeente en netbeheerder. De afspraken gelden voor de werkzaamheden binnen de projectgrenzen en worden schriftelijk vastgelegd. Werkzaamheden buiten de projectgrenzen vallen onder de normale procedure en staan vermeld in Hoofdstuk 3 en 4 uit dit Handboek.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE

8.1 BIJLAGEN

Als bijlage worden een aantal legprofielen weergegeven zoals deze in principe gelden in verschillende gebieden van Veenendaal.

Dwarsprofiel Algemeen

1,70m

0,30

0,20

0,10

0,20

0,10

0,20

0,10

0,20

0,10

0,20

MV

-5

-10

-15

-20

-25

-30

Telecom

-35

-40

-45

-50

-55

-60

-65

CAI

MS / LS

-70

Glasvezel

-75

-80

Uitleggers Riolering

-85

-90

-95

GAS

-100

Water

-105

-110

-115

-120

-125

-130

-135

 

 

Naar boven