Gemeenteblad van Noardeast-Fryslân
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noardeast-Fryslân | Gemeenteblad 2025, 120295 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Noardeast-Fryslân | Gemeenteblad 2025, 120295 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening)
De raad van de gemeente Noardeast-Fryslân,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 4 van de Huisvestingswet 2014,
gezien het advies van de commissie …,
onderstaande verordening vast te stellen.
Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening) gemeente Noardeast-Fryslân 2025
omklapconstructie: constructie bestaande uit twee overeenkomsten. Een gemengde huur- en begeleidingsovereenkomst tussen urgent woningzoekende en zorgaanbieder waarbij het zorgelement bovenliggend is ten opzichte van het woonelement en een huurovereenkomst tussen zorgaanbieder en corporatie. Op het moment dat het zorgelement niet meer bovenliggend is, wordt een huurovereenkomst gesloten tussen de urgent woningzoekende en de corporatie voor de betreffende woonruimte.
Artikel 2 Meldingsplicht vrijkomende sociale huurwoningen; quotum voor houders urgentieverklaring; invulling fair share
In afwijking van lid 2 geldt dat indien er in een periode van zes maanden minder woningzoekenden zijn die beschikken over een urgentieverklaring dan een derde van de vrijkomende sociale huurwoningen, dan is het aantal selectiewoningen gelijk aan het aantal woningzoekenden dat beschikt over een urgentieverklaring.
Artikel 4 Toekenning van gemelde woningen; aanvaarding; huisvestingsvergunning
Bij het aanbieden van een selectiewoning aan een woningzoekende is de volgorde van verlening van de urgentieverklaringen aan woningzoekenden in beginsel leidend. Onder het aanbieden van een selectiewoning wordt tevens verstaan het aanbieden van een huurovereenkomst aan een zorgaanbieder in het kader van de omklapconstructie.
Bij aanvaarding van het aanbod wordt er een huurovereenkomst gesloten tussen de corporatie en woningzoekende. In het geval van een omklapconstructie worden er na aanvaarding van het aanbod twee overeenkomsten gesloten, namelijk een huur- en begeleidings-overeenkomst tussen de woningzoekende en zorgaanbieder en een huurovereenkomst tussen zorgaanbieder en corporatie.
In geval van overtreding van artikel 2, tweede lid, door het in gebruik geven van een selectie-woning zonder huisvestingsvergunning, kan het college de overtreder een bestuurlijke boete opleggen tot hoogstens het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Deze verordening wordt aangehaald als: Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening).
Vanuit de Wet versterking regie volkshuisvesting (Wvrv) zijn alle gemeenten verplicht een huisvestingsverordening met urgentieregeling of urgentieverordening vast te stellen. Deze verordening, in Friesland “Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening)” genoemd, borgt dat bij woningtoewijzing wettelijk bepaalde aandachtsgroepen voorrang krijgen bij de toewijzing van sociale huurwoningen. De gemeenteraden stellen deze verordeningen vast. Daarmee is de verordening een juridisch verplichtend kader voor de uitvoering van de urgentieregelingen in Fryslân.
Deze verandering moet ervoor zorgen dat juist de kwetsbare groepen nergens tussen wal en schip vallen. Bovendien regelt de Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening) dat alle gemeenten een eerlijke bijdrage leveren aan de huisvesting van deze mensen, de zogenoemde “fair share”. Daarbij werken de Friese gemeenten samen, vanuit het vertrekpunt dat mensen in Fryslân er voor elkaar zijn; de mienskip.
Vanuit de Wet versterking regie volkshuisvesting is vastgelegd dat gemeenten in de regio samen invulling geven aan de huisvestingsopgave voor urgent woningzoekenden. Zij maken hierover fair share afspraken. Deze fair share afspraken moeten volgens de wet (art. 6 lid 7 Huisvestingswet) verankerd zijn in de verordening.
De Friese gemeenten hebben hierbij de volgende afspraken gemaakt:
In een aantal gemeenten met zeer weinig sociale huurwoningen zullen door een te beperkt aanbod van sociale huurwoningen relatief veel vrijkomende woningen naar urgenten gaan. Dat zet het maatschappelijk draagvlak onder druk. Om recht te doen aan de positie van andere woningzoekenden en voor behoud van maatschappelijk draagvlak geldt dat in een gemeente niet meer dan 1/3 deel van de vrijkomende sociale huurwoningen toegewezen wordt aan deze urgenten (de zogenaamde ‘cap’). Bij gemeenten met een laag aandeel sociale huur ligt nadrukkelijk een opgave voor de gemeente en corporaties om meer sociale huur toe te voegen.
Voor de Waddeneilanden geldt als norm dat 15% van de vrijkomende woningen met voorrang worden toegewezen aan urgenten. Dit percentage is gelijk aan het minimale wettelijke niveau. Tevens wordt de specifieke woningmarktsituatie op de Waddeneilanden gerespecteerd, waarbij vrijkomende sociale huurwoningen worden toegewezen aan mensen met een sterke binding met het eiland. Immers in de Huisvestingswet is reeds vastgesteld dat door de geografische ligging de woon-werksituatie op de Waddeneilanden zo met elkaar verweven is, dat een strikte sturing op bindingseisen gerechtvaardigd is. Deze economische-maatschappelijke binding geldt derhalve ook voor urgent woningzoekenden.
De verhouding van één op de drie woningen is bepaald op basis van de analyse dat gemiddeld in Fryslân ruim 25% van de vrijkomende sociale huurwoningen naar een urgente kandidaat zou moeten gaan. Die één op de drie lijkt daarmee gemiddeld ruim voldoende om te voorzien in de huisvestingsopgave.
Deze werkwijze is uitgewerkt in art. 2 lid 2 en lid 4 van de “Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening)”. In lid 2 is de genoemde cap bepaald. Minstens zo belangrijk is daarbij lid 4. Daarin wordt gesteld dat gemeenten die minder urgent woningzoekenden hebben dan de een derde ook een kleiner aandeel urgenten huisvesten. In fictief rekenvoorbeeld geeft aan hoe dat werkt:
In een gemeente met 40.000 inwoners moeten naar rato van haar omvang in een half jaar 200 urgent woningzoekenden worden gehuisvest. In deze gemeenten komen halfjaarlijks 800 sociale huurwoningen vrij. Toewijzing van 25% van de woningen (200 van de 800) aan urgent woningzoekenden is in deze gemeente voldoende. Dat kan volgens art. 2 lid 4.
Er is sprake van toenemende schaarste. De urgentieverordening en fairshare-afspraken voorzien in een evenwichtige verdeling van die schaarste. Soms kunnen meerdere opgaven echter samenkomen met de huisvesting van de urgenten uit deze verordening. Bijvoorbeeld voor personen of huishoudens die vanwege herstructurering hun woning moeten verlaten of bij calamiteiten in de sociale huurvoorraad en daarom snel een woning nodig hebben. De absolute noodzaak van de huisvesting bij herstructurering wordt door alle partijen gedeeld. Die groepen kunnen in een bepaalde periode of in een bepaalde plaats onderling concurreren. Om daarop te anticiperen, bij te sturen en alle belangen maximaal te (blijven) dienen, treffen de gemeente, corporatie(s) en huurdersorganisaties aanvullende maatregelen. Al naar gelang de situatie en tijd kunnen die variëren. Te denken valt onder meer aan: aanvullende monitoring en vooral forecasting, extra afspraken tussen corporaties of gemeenten over uitwisseling van de opgave/het aandeel, spreiding in de tijd of kernen, de inzet van alternatieve (al dan niet tijdelijke) huisvesting e.d.. Corporaties zorgen voor adequate huisvesting van herstructureringskandidaten en nemen verantwoordelijkheid voor een periode of situatie waarin de verhouding 1/3-2/3 knelt. Zij nemen dan initiatief, in overleg met de huurdersorganisaties en betreffende gemeente. De gemeente denkt mee over het vinden van ruimte in een dergelijke situatie en levert daar een constructieve bijdrage aan.
Werken met een verordening en huisvestingsvergunning: melding, bemiddeling en huisvestingsvergunning
In de Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening) is de huisvestingsvergunning als instrument opgenomen (art. 2 lid 2 van de verordening). Dit instrument is vanuit de Huisvestingswet verplicht om in te zetten bij het hanteren van een huisvestings- of urgentieverordening . Daarmee beoogt de wetgever af te bakenen welke woningen of woonruimte vallen onder de regulering van de verordening en enkel met een vergunning in gebruik mogen worden genomen.
De urgentieregeling voorziet in de regulering van een deel van de sociale huurvoorraad, namelijk het deel dat aan urgenten wordt toegewezen. Het gaat hierbij om woningen van woningcorporaties die bij verhuur onder de wettelijke huurprijsgrens worden aangeboden. Deze woningen, in Friesland selectiewoningen genoemd, mogen alleen in gebruik worden genomen met een huisvestingsvergunning. Het deel van de sociale huurvoorraad dat aan urgenten wordt toegewezen is volgens de vastgestelde uitgangspunten maximaal één op de drie vrijkomende sociale huurwoningen; aangeduid als een ‘cap’. De woningen die vergunningplichtig zijn moeten in de verordening zijn benoemd. Vandaar dat één op de drie woningen is aangewezen als vergunningplichtig. Die woningen moeten bekend gemaakt worden bij de gemeente, dan wel de gemandateerde urgentieorganisatie. Een (regionale) urgentieorganisatie is de instantie die namens het college de uitvoering van de Huisvestingsverordening urgent woningzoekenden doet.
Tegelijkertijd is op voorhand niet bekend welke één derde van de vrijkomende sociale huurwoningen passend is voor urgent woningzoekenden. Vooraf afbakenen welke woningen vergunningplichtig zijn en welke niet, past niet bij het zoeken naar die passende woning. Daarom is ervoor gekozen om alle vrijkomende sociale huurwoningen te melden bij de gemeente (de urgentieorganisatie). Daarmee wordt concreet duidelijk hoe groot het derde deel is. De adressen van het derde deel worden bepaald op basis van bemiddeling van urgent woningzoekenden naar een passende woning. Bij toewijzing krijgt de urgent woningzoekende dan van de gemeente (de urgentieorganisatie) de huisvestingsvergunning.
Hoe werkt dat in de praktijk? Belangrijk bij de werking is dat we bij de afbakening van taken in het urgentieproces hebben vastgesteld dat de gemeente (de urgentieorganisatie) bepaalt wie urgent is en hiervoor de urgentieverklaring afgeeft. De kandidaten met een urgentieverklaring worden vervolgens door de urgentieorganisatie doorgegeven aan de corporatie waaraan deze is gekoppeld, op basis van onder andere het woonplaatsbeginsel en het uitgangspunt fair-share. Onder woonplaatsbeginsel wordt verstaan dat indien de urgent woningzoekenden als bedoeld in artikel 12 lid 3 sub c, e, f, g en h Huisvestingswet tijdelijk verblijft in een andere gemeente bij het afgeven van de urgentieverklaring in beginsel wordt gekoppeld aan een corporatie binnen de gemeente waar hij of zij gehuisvest was voor dit tijdelijke verblijf. De corporatie is vervolgens verantwoordelijk voor de bemiddeling van de kandidaat naar een geschikte woning.
Deze werkwijze en de formele regeling van melding en verstrekken van de huisvestingsvergunning passen als volgt in elkaar:
Definitie passende woonruimte Huisvestingswet versus Woningwet
Naast de koppeling naar de gemeente, kan de gemeente ook bepalen welke woningen passend zijn voor de urgent woningzoekenden. Te denken is aan een bepaald type woonruimte (grootte, aantal kamers, toegankelijkheid) in een bepaald type omgeving (in verband met rust, veiligheid). Het begrip passend in de “Huisvestingverordening urgent woningzoekenden Fryslân (urgentieverordening)” verwijst naar het begrip in de Huisvestingswet en gaat over wat in het kader van de urgentie een passende woonruimte is. Dat is een ander begrip van passendheid dan die de corporaties hanteren op basis van de Woningwet. Ook daar spreekt de wet over passend toewijzen, maar dan op basis van inkomen. Dat komt verwarrend over. Daarom hierbij de nadrukkelijke toevoeging dat het begrip passend rond urgenties enkel gaat over dat wat een passende woonruimte en -plek is in het kader van de achtergrond van de urgentie.
In de verordening is in artikel 5 de mogelijkheid voor het opleggen van een bestuurlijke boete opgenomen. Dit instrument zet de gemeente in met inachtneming van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel. Dit betekent dat de gemeente bij de afweging of er een boete wordt opgelegd alle betrokken belangen meeneemt. Hierbij wordt, bijvoorbeeld bij calamiteiten of herstructurering, rekening gehouden met zeer bijzondere omstandigheden waardoor het in redelijkheid niet mogelijk was om aan de verordening te voldoen.
De criteria om te bepalen wie een urgentieverklaring kan krijgen, volgen uit de wet (Huisvestingswet 2014, Hvw) en de ministeriële regeling (Regeling versterking regie volkshuisvesting, RVRV). De criteria uit deze wetten zijn op overzichtelijke wijze gegroepeerd.
Dat wordt hier toegelicht. Daarbij is ook de tekst van de in het artikel genoemde bepalingen uit Hvw en RVRV opgenomen.
Voor de verhouding tussen de urgentieverklaring en de huisvestingsvergunning, zie de algemene toelichting, onder het kopje ‘Werken met een huisvestingsverordening en huisvestings-vergunning’.
Vereisten voor een urgentieverklaring
Vervolgens onderscheiden we verschillende deelcategorieën die voor een urgentieverklaring in aanmerking kunnen komen. Dat zijn de drie groepen asielzoekers met een verblijfsvergunning (de Hvw noemt ze ‘vergunninghouders’). En het zijn de groepen die vanuit de Wet versterking regie volkshuisvesting (art. 12 lid 3 Huisvestingswet) en de nadere definiëring hiervan in de Regeling versterking regie volkshuisvesting zijn benoemd. De bepalingen uit de wet en regeling waarnaar in de verordening wordt verwezen, zijn hieronder integraal overgenomen:
Een woningzoekende als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdelen a tot en met i, van de wet [zie hieronder] is:
maatschappelijk gebonden aan de woningmarktregio of die gemeente indien hij:
1. ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is dan wel gedurende de voorafgaande vijf jaar ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is geweest van die woningmarktregio of die gemeente; of
2. verbleef in een instelling als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdelen c tot en met h, van de wet in die woningmarktregio of die gemeente; of
behoort tot een urgentiecategorie als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdelen d en h, van de wet die een zwaarwegend belang heeft zich niet in huidige woningmarktregio of gemeente te vestigen.
In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, is een woningzoekende als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel a, van de wet in elk geval maatschappelijk gebonden aan zowel de woningmarktregio of gemeente waar de mantelzorggever woont, als de woningmarktregio of gemeente waar de mantelzorgontvanger woont.
–de vereisten van artikel 12 Hvw zoals nader gespecificeerd in de RVRV:
woningzoekenden die een verblijf in een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg verlaten waar zij geneeskundige geestelijke zorg ontvingen of woningzoekenden die in verband met geneeskundige zorg als bedoeld in artikel 10, onderdeel g, van de Zorgverzekeringswet in een instelling verbleven in verband met zorg zoals psychiaters en klinisch-psychologen plegen te bieden en deze verlaten;
woningzoekenden die een inrichting of voorziening als bedoeld in artikel 3a van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, een penitentiaire inrichting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet of een instelling voor forensische zorg als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet forensische zorg verlaten; en
Bij ministeriële regeling [zie hieronder] worden de voorwaarden gesteld waaraan de woningzoekenden, bedoeld in de eerste volzin, moeten voldoen.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 [afwijzingsgronden, zie art. 3; zie hierna] komen woningzoekenden als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel a, van de wet in ieder geval in aanmerking voor indeling in die urgentiecategorie indien:
de in onderdeel a bedoelde acht uur mantelzorg per week is verleend gedurende ten minste vier dagen per week, tenzij de medische problematiek zoals Alzheimer, schizofrenie of andere chronische psychische aandoeningen 24 uur per dag nabijheid vereisen en de hulp op onverwachte momenten wordt geboden;
de woningzoekende kampt met ernstige en chronische medische problematiek, waarbij de huidige woonsituatie levensontwrichtend is omdat de woningzoekende niet meer in staat is zelfstandig te functioneren in de huidige woonruimte, dan wel de behandeling van het probleem aantoonbaar in hoge mate ongunstig door de woonsituatie wordt beïnvloed;
de woningzoekende met ernstige en chronische problematiek van psychische aard op het moment van aanvraag ten minste twaalf maanden onder behandeling is of is geweest voor het betreffende medische probleem bij een specialistische, tweedelijns instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg voor geneeskundige geestelijke zorg of instelling voor geneeskundige zorg als bedoeld in artikel 10, onderdeel g, van de Zorgverzekeringswet in verband met zorg zoals psychiaters en klinisch-psychologen plegen te bieden, of vrijgevestigd psychiater in Nederland.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 komen woningzoekenden als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel h, van de wet in ieder geval in aanmerking voor indeling in een urgentiecategorie, indien het verblijf, bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdeel h van de wet, ten minste drie maanden heeft geduurd.
Wanneer aanvullende gegevens zijn gevraagd (artikel 3, derde lid van de verordening), wordt de beslistermijn opgeschort totdat die gegevens zijn ontvangen of de gestelde termijn ongebruikt is verstreken (art. 4:15, eerste lid, Awb). Als verlenging van de termijn nodig blijkt, zal dat moeten worden gemotiveerd in de verlengingsbeschikking (art. 3:46 Awb).
Afwijzingsgronden van artikel 3 RVRV
Het college kan een aanvraag van een woningzoekende als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdelen a tot en met i, van de wet voor indeling in een urgentiecategorie, uitsluitend afwijzen indien:
Naast de in het vijfde lid genoemde zaken zijn ook de voorwaarden van het zesde lid belangrijke elementen van het ‘zoekprofiel’, dat bepalend is voor de vraag wat een geschikte woning is, dus naar welk type woning (en waar) moet worden gezocht.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3 kan het college uitsluitend de volgende aanvullende voorwaarden stellen bij het indelen in een urgentiecategorie voor woningzoekenden als bedoeld in artikel 12, derde lid, onderdelen c tot en met g, van de wet:
Het college kan als aanvullende voorwaarde stellen aan de woningzoekende, bedoeld in het eerste lid, dat hij begeleiding ontvangt voor een door het college te bepalen duur van een instelling in de regio, indien dit naar het oordeel van het college nodig is voor het zelfstandig wonen van de woningzoekende.
De intrekkingsgronden van artikel 9 RVRV
Het college kan een indeling in een urgentiecategorie uitsluitend intrekken indien:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-120295.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.