Gemeenteblad van Rotterdam
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Rotterdam | Gemeenteblad 2025, 1156 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Rotterdam | Gemeenteblad 2025, 1156 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening parkeerregulering en parkeerbelasting 2025
De Raad van de gemeente Rotterdam,
gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2024 (raadsvoorstel nr. 24bb008267/24bo008664);
gelet op de artikelen 156, tweede lid, onderdeel h, 216, 225, 234 en 235 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;
de heffing en invordering van parkeerbelastingen en de parkeerregulering bij verordening worden geregeld;
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
centrale computer: computer van het bedrijf waarmee de gemeente Rotterdam een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon of een ander communicatiemiddel;
houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig wordt beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het kentekenregister, als bedoeld in artikel 42 van de Wegenverkeerswet 1994 als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register stond ingeschreven;
parkeren: gedurende een aaneengesloten periode doen of laten stilstaan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt niet geheven van de houder van het motorvoertuig als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren tegen zijn wil een ander van het motorvoertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Artikel 7 Maatstaf van heffing, belastingtarieven, belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn
Met betrekking tot de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, worden de maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn, vermeld in het door het college, op grond van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet vastgestelde Tarievenoverzicht straatparkeren Rotterdam.
De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, wordt geheven via voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college vastgestelde Tarievenoverzicht straatparkeren Rotterdam.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 19 december 2024.
De griffier,
I.C.M. Broeders
De voorzitter,
C.J. Schouten
Bijlage Tarieventabel als bedoeld in de artikelen 7 en 13 van de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2025
Hoofdstuk 1 Parkeren door vergunninghouders
Bij het parkeren van een motorvoertuig op grond van een daartoe verleende vergunning, hetzij op een parkeerplaats voor belanghebbenden, hetzij op een parkeerplaats bij parkeerapparatuur, geldt voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, van deze verordening, de volgende tarieven:
Indien de vergunning in de loop van een jaar wordt verleend of beëindigd, is het tarief naar evenredigheid verschuldigd, gerekend van de eerste dag van de maand volgend op de datum van verlening, dan wel tot de eerste dag van de maand na beëindiging.
Een bezoekersvergunning, mantelzorgvergunning of bedrijfsurenvergunning wordt in parkeereenheden afgenomen die naar evenredigheid en gebruik worden afgerekend.
De kosten van de naheffingsaanslag, als bedoeld in artikel 13 van deze verordening, bedragen € 78,80 te verhogen met één uur op locatie geldend tarief gederfde belastinginkomsten.
De kosten van het aanbrengen en verwijderen van de wielklem, als bedoeld in artikel 12 van deze verordening, bedragen € 290,50.
De maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de opsomming van straten waarop deze van toepassing zijn voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, van deze verordening, worden vermeld in het door het college op grond van artikel 156, eerste lid, juncto tweede lid, onderdeel h, van de Gemeentewet vastgestelde Tarievenoverzicht Straatparkeren Rotterdam.
Toelichting op de Verordening parkeerregulering en parkeerbelastingen 2025
Het reguleren op basis van het prijsmechanisme (betaald parkeren) is een van de belangrijkste onderdelen van het parkeerbeleid.
De verordening kent twee belastingen, namelijk een belasting ter zake van het ‘feitelijke parkeren’ en een belasting ter zake van een verleende parkeervergunning
De parkeerbelastingen zijn geregeld in de artikelen 225, 234 en 235 van de Gemeentewet en in het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen. Uit artikel 225 van de Gemeentewet wordt duidelijk dat de parkeerbelastingen in eerste instantie niet zijn bedoeld als inkomstenbron voor gemeenten, maar ter regulering van het parkeren.
Artikel 6, eerste en tweede lid
In artikel 6 in het eerste en tweede lid is vastgelegd wie belastingplichtig is voor de belastingen die zijn genoemd in artikel 6, onderdelen a en b.
In het derde lid van artikel 6 wordt aangegeven wie mede worden aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt tevens aangemerkt degene die de belasting voldoet, dat is dus degene die geld werpt in de meter, dan wel degene die na de eerste aanmaning te kennen geeft of te kennen heeft gegeven de belasting te willen voldoen. Zolang die belasting echter niet is voldaan is de houder van het motorvoertuig tevens aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd en de houder is dan weer degene op wiens naam het kenteken staat ingeschreven in het kentekenregister. Een uitzondering op het aanmerken van de houder als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd is te vinden in het tweede lid, onderdeel b. Als namelijk een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt, en dat is een zware vorm van bewijs, wie ten tijde van het parkeren de huurder van het motorvoertuig was dan wordt niet de houder maar de huurder als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd aangemerkt.
In het vierde lid van artikel 6 staat van wie de belasting niet wordt geheven.
Iemand kan niet als degene die het voertuig heeft geparkeerd worden aangemerkt indien hij aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig gebruik heeft gemaakt. Er moet wel aannemelijk worden gemaakt dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. Het is de bedoeling dat de houder niet als parkeerder wordt aangemerkt indien er met zijn voertuig joyriding heeft plaatsgevonden of als het voertuig op het moment van constateren als gestolen geregistreerd staat.
Artikel 7 Maatstaf van heffing, belastingtarieven, belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn
In artikel 7 wordt voor het tarief, het tijdvak en de maatstaf van heffing verwezen naar de bij de verordening behorende tarieventabel.
Ten aanzien van de mogelijke heffingsmaatstaven voor de parkeerbelastingen is in artikel 225, achtste lid, van de Gemeentewet een limitatieve opsomming weergegeven. Het tarief van de parkeerbelastingen kan slechts afhankelijk worden gesteld van de parkeerduur, van de parkeertijd, van de ingenomen oppervlakte en van de ligging van de terreinen of weggedeelten.
Het eerste lid regelt de wijze van heffing voor de parkeerbelasting voor het parkeren krachtens een parkeervergunning. Deze belasting wordt ook geheven door voldoening op aangifte. Daarmee is de 'echte' voldoening op aangifte bedoeld en niet de voldoening op aangifte bij wetsduiding (het in werking stellen van de parkeerapparatuur).
In het tweede lid is geregeld op welke wijze de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b – dat is de belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen – wordt geheven. Deze wordt geheven door voldoening op aangifte.
Dit lid is opgenomen omdat handhaving en controle van het betaald parkeren plaatsvinden op basis van het kenteken van het geparkeerde motorvoertuig. Dit is van belang bij de controle met behulp van scanauto’s en het vergunningparkeren.
Artikel 9 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld
In artikel 9 is geregeld op welk tijdstip de belastingschuld ontstaat. Voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel b, is geregeld dat deze is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren (eerste lid). De belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, is verschuldigd op het tijdstip dat de vergunning wordt verleend (tweede lid).
Op het moment dat de parkeerder zijn voertuig parkeert, logt hij met behulp van zijn telefoon in op de centrale computer en geeft hij de code door van het gebied waar het voertuig staat. Op het moment dat hij wegrijdt, meldt hij zich telefonisch af. Omdat bij het betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon wordt afgerekend over de werkelijk geparkeerde tijdblokken, kan niet worden gesteld dat de belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het parkeren. De belastingschuld groeit gedurende het parkeren voortdurend aan. De belasting wordt dus 'in een tijdvak verschuldigd' in de zin van artikel 19, eerste lid, AWR.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Het eerste lid regelt het tijdstip van betaling voor de belasting, als bedoeld in artikel 5, onderdeel a, dat is de belasting voor het parkeren op parkeerapparatuurplaatsen. Bij de fiscale afhandeling vallen aangifte en betaling dus samen. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 19 van de AWR moet overeenkomstig de aangifte worden betaald. Voor het tijdstip van betaling is met toepassing van artikel 238, tweede lid (bij de heffing bij wege van voldoening op aangifte) van de Gemeentewet een van artikel 19 van de AWR, onderscheidenlijk artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 afwijkende betalingsregeling getroffen.
Als geen betaling heeft plaatsgevonden - of als niet via de telefoon of ander communicatiemiddel is ingelogd op de centrale computer en ook geen betaling in de fysiek aanwezige parkeerapparatuur heeft plaatsgevonden - kan een naheffingsaanslag worden opgelegd en eventueel een wielklem worden aangebracht. In die situatie vindt het traject zoals dat is vastgelegd in de artikelen 234 en 235 van de Gemeentewet toepassing. Een naheffingsaanslag moet ingevolge het laatste lid van artikel 10 onmiddellijk worden betaald.
Artikel 12 Bevoegdheid tot gebruik wielklem en wegsleepregeling
In artikel 12 is opgenomen de regeling voor de naheffingsaanslag en de wielklem die tot zekerheid voor de betaling van de naheffingsaanslag aan het motorvoertuig kan worden aangebracht.
In het tweede lid is opgenomen dat het college bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten kan aanwijzen waar de wielklem wordt toegepast. Zijn deze terreinen of weggedeelten niet aangewezen dan kan de wielklem daar ook niet worden toegepast.
In het derde lid is opgenomen dat het motorvoertuig naar een door de heffingsambtenaar aan te wijzen plaats kan worden overgebracht als na het aanbrengen van de wielklem tenminste 24 uur zijn verstreken. Het aantal uren mag, mits met inachtneming van het minimumaantal, zelf door de gemeenteraad worden bepaald.
In artikel 13 worden alle in rekening te brengen kosten, indien niet op reguliere wijze wordt betaald, geregeld. In het eerste lid hebben de kosten van de naheffingsaanslag een plaats gekregen. De hoogte hiervan moet worden bepaald met inachtneming van het Besluit gemeentelijke parkeerbelastingen.
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2025-1156.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.