Besluit van het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris en de stedelijk directeuren van de gemeente Amsterdam tot wijziging van bijlagen 2 en 4 van het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam en het Organisatiebesluit Amsterdam in verband met enkele aanpassingen van ondergeschikte aard

Het college van burgemeester en wethouders, de burgemeester, de gemeentesecretaris en de stedelijk directeuren van Amsterdam, ieder voor zover het de eigen bevoegdheden betreft;

 

gelet op de artikelen 10:3, eerste lid, 10:9, eerste lid, 10:11, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 160, eerste lid, onderdeel c, en 171, tweede lid, van de Gemeentewet;

 

besluiten:

Artikel I  

Het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

A

 

Bijlage 1: Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris, wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Hoofdstuk 1 Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan het college of de burgemeester, onderdeel 2 a. komt als volgt te luiden:

    • 2.a.

      het opzeggen van de arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:669 Burgerlijk Wetboek, het opzeggen van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd op grond van artikel 7:676 Burgerlijk Wetboek, het doen van een ontbindingsverzoek in de zin van artikel 7:671b Burgerlijk Wetboek en het opzeggen van de arbeidsovereenkomst om een dringende reden op grond van artikel 7:677 Burgerlijk Wetboek, voor een werknemer die:

      • -

        lid is van de ondernemingsraad of van een commissie, genoemd in artikel 15 Wor;

      • -

        geplaatst is op een kandidatenlijst, genoemd in artikel 9 Wor;

      • -

        korter dan twee jaar geleden lid is geweest van de ondernemingsraad of van een commissie van de ondernemingsraad, genoemd in artikel 15 Wor, of

      • -

        aan de ondernemingsraad als secretaris is toegevoegd,

      • waarbij toestemming van het college niet vereist is:

        • i.

          als schriftelijke instemming van de medewerker wettelijk vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek en die schriftelijke instemming van de medewerker ook is gegeven;

        • ii.

          als schriftelijke instemming van de medewerker vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek maar de medewerker die instemming niet heeft gegeven zodat een ontbindingsverzoek zal worden gedaan, waarbij het een ontslag betreft op grond van artikel 7:669, derde lid, onder a, Burgerlijk Wetboek (reorganisatie) of artikel 7:669, derde lid, onder b, Burgerlijk Wetboek (arbeidsongeschiktheid); of

        • iii.

          als schriftelijke instemming van de medewerker niet vereist is voor een rechtsgeldige opzegging in de zin van artikel 7:671, eerste lid, Burgerlijk Wetboek maar de medewerker wel schriftelijke instemming heeft gegeven.

    • b.

      Aan Hoofdstuk 1 Bevoegdheden die worden gemandateerd aan de gemeentesecretaris en worden ondergemandateerd tenzij expliciet voorbehouden aan het college of de burgemeester, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

      • 8.

        het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen jegens directeuren van het betreffende cluster;

      • 9.

        het ten aanzien van een directeur van het betreffende cluster besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen met inachtneming van artikel 3.18 van de Cao Gemeenten.

    • c.

      Aan Hoofdstuk 2 Bevoegdheden voorbehouden aan de gemeentesecretaris, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

      • 9.

        het in een individueel geval in het voordeel van de werknemer afwijken van de Cao Gemeenten als naar het oordeel van de werkgever toepassing ervan leidt tot onevenredig nadeel van de werknemer bedoeld in artikel 1.7 van de Cao Gemeenten en artikel 0.5 van de Cao Amsterdam, voor zover het gaat om bedragen tot en met € 75.000,- bruto.

    • d.

      Hoofdstuk 2 Bevoegdheden voorbehouden aan de gemeentesecretaris, onderdeel 3, wordt als volgt gewijzigd:

      • 3.

        het nemen van een besluit tot reorganisatie, voor zover niet voorbehouden aan het college en voor zover het sociaal plan van toepassing is of voor zover er meerdere organisatieonderdelen betrokken zijn;

    • e.

      Hoofdstuk 2 Bevoegdheden voorbehouden aan de gemeentesecretaris, onderdeel 5, wordt als volgt gewijzigd:

      • 5.

        het ten aanzien van een stedelijk directeur of een directeur besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen met inachtneming van:

        • a.

          de arbeidsovereenkomst, bedoeld in hoofdstuk 2 van de Cao Gemeenten;

        • b.

          salaris, salaristoeslagen en vergoedingen, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Cao Gemeenten en aanvullingen in hoofdstuk 3 van de Cao Amsterdam;

        • c.

          titel 10, afdeling 9, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (einde van de arbeidsovereenkomst);

        • d.

          artikel 11.4 van de Cao Gemeenten (schorsing als ordemaatregel).

B

 

Bijlage 2: Ondermandaatverlening van de gemeentesecretaris aan de stedelijk directeuren, wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Hoofdstuk 0 Algemene bevoegdheden, Paragraaf 1, onderdeel 1 komt als volgt te luiden:

    • 1.

      De bevoegdheden genoemd in bijlage 1, hoofdstuk 1, onderdelen 2 tot en met 5, 8 en 9 voor zover deze niet zijn voorbehouden aan het college of de gemeentesecretaris. De arbeidsrechtelijke bevoegdheden worden slechts uitgeoefend ten aanzien van het eigen cluster.

  • b.

    Hoofdstuk 0 Algemene bevoegdheden, Paragraaf 1, onderdelen 3, 4 en 5 komen als volgt te luiden:

    • 3.

      Het beslissen op een aanvraag om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening nadeelcompensatie Amsterdam 2022 dan wel in overeenstemming is met het conceptbesluit, zoals door het Schadeloket Algemene Nadeelcompensatie is vastgesteld.

    • 4.

      Het verlenen van goedkeuring van de met de schadebeperkende maatregelen gemoeide kosten als bedoeld in artikel 4:126, tweede lid, onderdeel b, van de Algemene wet bestuursrecht.

    • 5.

      Het beslissen op een aanvraag om een voorschot te verlenen als bedoeld in artikel 7 van de Verordening nadeelcompensatie Amsterdam 2022, onder de voorwaarde dat de beslissing in overeenstemming is met een uitgebracht advies van de adviescommissie als bedoeld in artikel 4 van de Verordening nadeelcompensatie Amsterdam 2022.

  • c.

    Aan Hoofdstuk 0 Algemene bevoegdheden, Paragraaf 1, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • 8.

      Het aanmelden van wijzigingen van de gemeentelijke gegevens in het Handelsregister aan de Kamer van Koophandel in de zin van de artikelen 18 en 19 van de Handelsregisterwet 2007.

  • d.

    Hoofdstuk 2 Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer, Paragraaf 2 Toezicht en Handhaving Openbare Ruimte, onderdeel 9, onder i, komt als volgt te luiden:

    • i.

      De Parkeerverordening Amsterdam 2025;

  • e.

    Hoofdstuk 2 Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer, Paragraaf 3 Dienstverlening, onderdeel 38 komt te luiden:

    • 38.

      Het beslissen in eerste aanleg op alle aanvragen, wijzigings- en intrekkingsverzoeken voor belanghebbendenvergunning op basis van artikel 5.20 van de Parkeerverordening Amsterdam 2025.

  • f.

    Aan Hoofdstuk 2 Cluster Gebiedsgericht Werken en Stadsbeheer, Paragraaf 3 Dienstverlening, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

    • 41.

      Het besluiten tot het opleggen van een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 4.17 van de Wet basisregistratie personen.

    • 42.

      Het aanwijzen van ambtenaren voor het afnemen van de in de in artikel 2.8, tweede lid, onder e, en artikel 2.8a, tweede lid, onder d, van de Wet basisregistratie personen bedoelde verklaring onder ede of belofte.

  • g.

    Hoofdstuk 3 Cluster Bedrijfsvoering, Paragraaf 1 Personeel en Organisatie, onderdeel 2, komt te luiden:

    • 2.

      Het besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen ten aanzien van:

      • i.

        hoofdstuk 10 van de Cao Gemeenten (uitkeringen);

      • ii.

        de aanvulling op artikel 3.25 van de Cao Gemeenten (hoge ziektekosten);

      • iii.

        bijlage 6b van de Cao Gemeenten (wachtgeld), met uitzondering van artikel 10:21 van bijlage 6b;

      • iv.

        bijlage 6c van de Cao Gemeenten (bovenwettelijke werkloosheidsuitkeringen);

      • v.

        bijlage 6e van de Cao Gemeenten (suppletie);

      • vi.

        hoofdstuk 18 van de Cao Amsterdam (bovenwettelijke werkloosheidsuitkering bij uitbesteding);

      • vii.

        protocol voor de gegevensverwerking van personen die werkzaamheden verrichten voor de gemeente Amsterdam;

      • viii.

        te besluiten op verzoeken van uitzendkrachten om na twee jaar in dienst te komen van de gemeente, met in achtneming van de daarvoor bestaande kaders en richtlijnen;

      • ix.

        het ondertekenen van alle besluiten tot het verrichten van rechtshandelingen waarvan de uitvoering aan de directeur Personeel en Organisatie is opgedragen.

  • h.

    Aan Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 4 Verkeer en Openbare Ruimte, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

    • 33.

      Het doen van aanschrijvingen als bedoeld in artikel 5.10, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, ten behoeve van het bestrijden van de iepenziekte of het tegengaan van de iepenspintkever.

  • i.

    Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 8 Parkeren, komt te luiden:

  • Paragraaf 8 Parkeren

    • 1.

      Het bepalen dat een parkeervergunning geldig is in een parkeergarage en hieromtrent nadere regels stellen in de zin van artikel 2.5 van de Nadere regels Parkeerverordening Amsterdam 2025.

    • 2.

      Het beslissen in eerste aanleg op alle aanvragen, wijzigings- en intrekkingsverzoeken voor parkeervergunningen op basis van de Parkeerverordening Amsterdam 2025.

    • 3.

      Het op grond van artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 142 van het Wetboek van Strafvordering aanwijzen als buitengewoon opsporingsambtenaar van medewerkers van de parkeerdienstverlener die door de gemeente is geselecteerd die werkzaamheden verrichten inzake de heffing en invordering van parkeerbelastingen, voor zover dit uit hun arbeidsovereenkomst blijkt of als zij de functie vervullen van teamleider parkeercontroleur of parkeercontroleur-A.

    • 4.

      Het door de directeur Parkeren in de hoedanigheid als aangewezen heffingsambtenaar voor parkeerbelastingen, verlenen van ondermandaat aan medewerkers werkzaam bij de parkeerdienstverlener die door de gemeente is geselecteerd om overeenkomstig artikel 231, tweede lid, onderdelen b en c, van de Gemeentewet, de daaruit voortvloeiende of daarmee samenhangende rechtshandelingen te verrichten als ambtenaar belast met de heffing en invordering van parkeerbelastingen voor de gemeente Amsterdam.

  • j.

    Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, Paragraaf 10 Bijzondere Projecten, komt te luiden:

  • Paragraaf 10 Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie

    • 1.

      Het verwerven en vervreemden van onroerende zaken in verband met de opdracht aan de directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie, dit met de beperking dat daarover positief door het Commissariaat Civiele Constructies dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Civiele Constructies nodig is.

    • 2.

      Het uitoefenen van alle overige taken en bevoegdheden in het kader van de opdracht aan de directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie, dit met de beperking dat daarover positief door het Commissariaat Civiele Constructies dient te zijn geadviseerd indien dat op grond van het Reglement Commissariaat Civiele Constructies nodig is.

    • 3.

      Het buiten rechte vertegenwoordigen van de gemeente bij het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen met de mogelijkheid gevolmachtigden aan te wijzen en met recht van substitutie ten behoeve van notarissen en medewerkers van het kantoor van de behandelend notaris in de zin van artikel 171, eerste lid, van de Gemeentewet.

    • 4.

      Het wijzigen van grenzen van een interferentiegebied en/of de aanwijzing van nieuwe interferentiegebieden op grond van artikel 2 van de Verordening interferentiegebieden bodemenergiesystemen 2014.

    • 5.

      Het vaststellen van beleidsregels voor de vergunningverlening van bodemenergiesystemen binnen een interferentiegebied op grond van artikel 9.220 van het Omgevingsplan gemeente Amsterdam, juncto artikel 5:8 Omgevingswet. Dit mandaat geldt niet in het geval van vaststelling van definitieve beleidsregels waartegen een of meerdere zienswijzen zijn ingediend of er een negatief advies vanuit het betrokken stadsdeel wordt gegeven op grond van de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022.

    • 6.

      Het instemmen met de ontwerpbesluiten van de besluiten bedoeld in onderdelen 4 en 5 van deze paragraaf en de vrijgave daarvan voor terinzagelegging op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • i.

    In Hoofdstuk 5 Cluster Sociaal, Paragraaf 1 Inkomen, wordt in onderdeel 3, onder f, ‘Verordening Participatieraad Amsterdam’ vervangen door ‘Verordening op de Adviesraad Participatiewet Amsterdam’.

  • j.

    In Hoofdstuk 5 Cluster Sociaal, Paragraaf 2 Werk en Participatie, wordt in onderdeel 5, onder e, ‘Verordening Participatieraad Amsterdam’ vervangen door ‘Verordening op de Adviesraad Participatiewet Amsterdam’.

C

 

Bijlage 4: Ondermandaatverlening van de stedelijke directeuren aan directeuren van het eigen cluster, Hoofdstuk 4 Cluster Ruimte en Economie, onderdeel 1o, komt als volgt te luiden:

10. de directeur Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie voor de bevoegdheden genoemd in artikel 3, eerste lid, van dit besluit alsmede in bijlage 2, hoofdstuk 4, paragraaf 10, van dit mandaatbesluit.

Artikel II  

Het Organisatiebesluit Amsterdam wordt als volgt gewijzigd:

 

Artikel 16, tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie;

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 4 maart 2025.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de burgemeester op 4 maart 2025.

De burgemeester

Femke Halsema

Aldus vastgesteld door de gemeentesecretaris op 4 maart 2025.

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Bedrijfsvoering op 4 maart 2025

Stedelijk directeur cluster Bedrijfsvoering

Ahmed Kansouh

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Digitalisering, Innovatie en Informatie op 4 maart 2025

Stedelijk directeur cluster Digitalisering, Innovatie en Informatie

Fiona Atighi

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Stadsdelen, Beheer en Dienstverlening op 4 maart 2025

Stedelijk directeur cluster Stadsdelen, Beheer en Dienstverlening

Sjoukje Alta

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Ruimte en Economie op 4 maart 2025

Stedelijk directeur cluster Ruimte en Economie

Thea de Vries

Aldus vastgesteld door de stedelijk directeur van het cluster Sociaal op 4 maart 2025

Stedelijk directeur cluster Sociaal

Duco Stuurman

Toelichting

Algemeen deel

Dit besluit bevat enkele ondergeschikte aanpassingen in de bijlagen 1, 2 en 4 bij het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam. Het gaat bijvoorbeeld om verduidelijkingen, aanpassingen aan nieuwe regelgeving of aan de bestaande praktijk en een enkele maal om de verplaatsing van bevoegdheden naar een andere directeur in verband met het onderbrengen van de bijbehorende taken bij die directie. De wijzigingen worden hieronder verder toegelicht.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel I

 

B (Bijlage 2)

 

Nieuwe verordeningen in werking getreden

De Verordening Nadeelcompensatie Amsterdam 2022 en de Parkeerverordening Amsterdam 2025 zijn in werking getreden, onder gelijktijdige intrekking van respectievelijk de Algemene Verordening Nadeelcompensatie en de Parkeerverordening 2013. Alle verwijzingen in het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam naar deze ingetrokken verordeningen zijn vervangen door verwijzingen naar de nieuwe, geldende verordeningen.

De Verordening Participatieraad Amsterdam is door de raad op 24 januari 2024 ingetrokken met ingang van 2 februari 2024. In de raadsvergadering van 29 en 30 januari 2025 wordt de raad door het college verzocht om de vervanger van de eerder ingetrokken verordening vast te stellen, namelijk de Verordening op de Adviesraad Participatiewet Amsterdam. De verwijzing naar de verordening wordt aangepast in dit mandaatbesluit, om te zorgen dat de bevoegdheden en taken wederom uitgeoefend en uitgevoerd worden door de directeur Inkomen en de directeur Werk en Participatie, en zij dat bij de inwerkingtreding van de nieuwe verordening kunnen doen.

 

Doorgeven wijzigingen gemeentelijke inschrijving handelsregister

Aan de algemene bevoegdheden is de bevoegdheid tot het doen van wijzigingen van de gemeentelijke gegevens in het handelsregister van de Kamer van Koophandel gemandateerd. Dit stelt elke directeur, voor zover van toepassing, in staat om de gegevens van de directie in het handelsregister actueel te houden.

 

Bestuurlijke boetes Wet basisregistratie personen en aanwijzing

Aan de directeur Dienstverlening wordt de bevoegdheid gemandateerd om bestuurlijke boetes op te mogen leggen op grond van artikel 4.17 van de Wet BRP. Deze wijziging was noodzakelijk omdat taken die met deze bevoegdheid samenhangen naar de directie Dienstverlening zijn overgeheveld. Tegelijkertijd wordt aan de directeur Dienstverlening de bevoegdheid gemandateerd om ambtenaren aan te wijzen om verklaringen onder ede af te nemen bij statushouders en asielzoekers. Deze bevoegdheid is nodig om de werkprocessen van de directie Dienstverlening te vergemakkelijken.

 

Iepziekte

Artikel 5.10, lid 1 APV behelst de verplichting van de door het college aangeschreven rechthebbende op een terrein om binnen tien werkdagen iepen te vellen ter voorkoming van iepziekte, de resterende stamdelen te ontbasten en de bast en/of niet-ontbaste delen te vernietigen of te versnipperen. Deze bepaling is momenteel niet gemandateerd waardoor in de praktijk een dergelijke aanschrijving niet gebeurt. Iepziekte is namelijk een zeer besmettelijke ziekte waarbij snel gehandeld moet worden. Dat betekent dat er geen tijd is om via het reguliere besluitvormingsproces een besluit van het college van B&W te vragen. Mandatering van de bevoegdheid aan de directeur Verkeer en openbare ruimte draagt bij aan de in deze situaties benodigde snelle besluitvorming.

 

Doorvoering naamswijziging directie Bijzondere Projecten en toevoeging bevoegdheden bodemenergiesystemen

Op 29 februari 2024 heeft het Gemeentelijk Management Team ingestemd met het besluit om de naam van de directie Bijzondere Projecten te wijzigen in directie Uitvoeringsorganisatie Infrastructuur en Energie (UIE). Alle verwijzingen in het Algemeen mandaatbesluit Amsterdam naar de oude directienaam zijn vervangen door de nieuwe naam. Tevens is het Organisatiebesluit Amsterdam op deze naamswijziging aangepast (zie Artikel II).

Daarnaast zijn aan de bevoegdheden van de directeur UIE een drietal bevoegdheden toegevoegd op het gebied van bodemenergiesystemen (onderdelen 4 en 5). De aanwijzing van een interferentiegebied heeft als rechtsgevolg dat alle gesloten bodemenergiesystemen vergunningplichtig worden. Dit is een concretiserend besluit van algemene strekking. Er is in dit geval geen sprake van regelgeving zelf omdat er geen beleidsruimte is waarover het college zelf over zou moeten beslissen. In gebieden waar door de aanleg van bodemenergiesystemen schaarste van warmte en koude in de ondergrond wordt verwacht, wordt door het vaststellen van beleidsregels invulling gegeven aan de eis bij de vergunningverlening dat er geen sprake is van ondoelmatig gebruik van bodemenergie. In de beleidsregels wordt bepaald hoe de bronnen van de bodemenergiesystemen moeten worden gepositioneerd zodat er zo optimaal mogelijk gebruik kan worden gemaakt van de beschikbare warmte en koude in de ondergrond. Het college is terughoudend met het mandateren van de bevoegdheid tot het vaststellen van beleidsregels. Naar hun aard vereisen deze een bestuurlijke afweging en keuze. In dit geval gaat het echter om een puur technische afweging, waardoor dit bezwaar gemitigeerd wordt. Bovendien geldt dat in de volgende gevallen de directeur UIE niet meer van deze bevoegdheid gebruik mag maken maar de vaststelling van de beleidsregels in dat geval dient voor te leggen aan het college: (1) als er een zienswijze wordt ingediend op de vast te stellen beleidsregels; en/of (2) als er een negatief advies van het betrokken stadsdeel wordt gegeven op grond van de Verordening op de stadsdelen en het stadsgebied Amsterdam 2022. Tot slot is de bevoegdheid tot het instemmen met de ontwerpbesluiten van de hiervoor genoemde besluiten en de vrijgave voor terinzagelegging toegevoegd

Naar boven