Wijziging beleidsregels jeugdhulp Enschede 2025

Het College van de gemeente Enschede,

 

Gelet op de Jeugdwet 2015 en de Verordening jeugdhulp Enschede 2024,

 

Besluit vast te stellen:

 

Wijziging beleidsregels jeugdhulp Enschede 2025

 

Artikel I

A. Hoofdstuk 3 wordt als volgt gewijzigd:

 

Hoofdstuk 3: Melding en onderzoek

3.1 Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouder de noodzaak voor het treffen van een voorziening op het gebied van jeugdhulp. Het college doet dit middels het stappenplan van de Centrale Raad van Beroep:

Stap 1: het college stelt vast wat de hulpvraag is van de jeugdige en/of zijn ouder;

Stap 2: het college stelt vast of er sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en/of stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Onderzocht worden in ieder geval de volgende aspecten:

  • a.

    voor de ontwikkeling van de jeugdige:

    • i.

      lichamelijke ontwikkeling (groei, eten, slapen bewegen, gezonde levensstijl);

    • ii.

      verstandelijke ontwikkeling (ontwikkeling op school en in de thuissituatie);

    • iii.

      emotionele ontwikkeling (thuis, op school, op straat);

    • iv.

      sociale ontwikkeling (psychische- en gedragsontwikkeling).

  • b.

    voor de opvoeding door de ouder(s):

    • i.

      basiszorg en veiligheid (veiligheid, aandacht, emotionele warmte, leermomenten, voeding);

    • ii.

      kleding, hygiëne, medische zorg en sociaal contact;

    • iii.

      opvoeding (de mate waarin vragen naar tevredenheid zijn op te lossen);

    • iv.

      beleving van het ouderschap (mate waarin de ouder zich competent voelt);

    • v.

      onderlinge steun tussen de ouders (de mate waarin de ouders elkaar steunen bij de opvoeding).

  • c.

    voor de bepalende factoren in de omgeving zoals de gezinsomstandigheden (financiën, huisvesting, werk, basisbehoeften) en het sociaal netwerk.

Stap 3: wanneer het college de problemen en stoornissen heeft vastgesteld, wordt bepaald welke hulp naar aard (specifieke eisen of deskundigheid) en omvang (hoeveelheid en duur) nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau 1 , gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;

Stap 4: nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, wordt onderzocht of de ouders zelf (deels) in staat zijn om de problemen op te lossen, eventueel met hulp van hun sociale netwerk of gebruik makend van een andere of algemene voorziening. In hoofdstuk 4 is het onderzoek naar eigen kracht en het probleemoplossend vermogen nader uitgewerkt;

Stap 5: Als alle vragen onderzocht zijn en er is vastgesteld dat de hulp (deels) geleverd kan worden door ouders, eventueel met behulp van het sociale netwerk en/of een algemene of andere voorziening, kent het college geen individuele voorziening toe. Voor het deel waarvoor deze mogelijkheden niet toereikend of beschikbaar zijn, wordt een individuele voorziening toegekend.

 

B Hoofdstuk 4 wordt als volgt gewijzigd:

 

Hoofdstuk 4: Onderzoek eigen kracht

4.1 Het college gaat uit van de eigen kracht van de ouder om problemen op te lossen. Ouders zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ontwikkeling van hun kinderen. Uitgangspunt is om ouders zo lang mogelijk in staat te stellen om ondersteuning aan hun kinderen te kunnen bieden als primaire verzorgers, en/of dit vermogen te herstellen en versterken.

4.2 Wanneer de volgende vragen positief beantwoord worden, kan de hulpbehoefte met behulp van eigen kracht worden ingevuld.

4.2.1 Is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden?

Hierbij gaat het om de vraag of de ouder (kwalitatief) in staat is om de noodzakelijke hulp te bieden, of dat deels kan. Als een ouder niet in staat is om de noodzakelijke hulp te bieden, wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om de ouders in staat te stellen om in de toekomst wel zelfstandig de hulp te bieden.

4.2.2 Is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden?

Hierbij gaat het om de vraag of de ouder in staat is om de benodigde hoeveelheid hulp te kunnen leveren op de momenten dat het kind deze nodig heeft. Hierbij moet beseft worden dat een ouder moet voorzien in een inkomen. Bij andere maatschappelijke activiteiten, zoals vrijwilligerswerk of vrijetijdsbesteding, mag van een ouder verwacht worden dat deze vergaande aanpassingen doet om voor het kind beschikbaar te zijn en de noodzakelijke hulp te kunnen bieden. Ook hier geldt dat als een ouder niet in staat is om de noodzakelijke hulp te bieden, onderzocht wordt of er mogelijkheden zijn om de ouders in staat te stellen om in de toekomst wel zelfstandig de hulp te bieden.

4.2.3 Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

Hierbij gaat het om de vraag of de draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) van ouders voldoende in balans zijn, waardoor ze in staat zijn om de hulp te bieden die passend is bij de hulpvraag.

Het college houdt in ieder geval bij de beoordeling van (dreigende) overbelasting rekening met de volgende factoren:

  • De omstandigheid dat de ouder(s) zorg/hulp bieden in het kader van andere regelgeving. Denk bijvoorbeeld aan verpleging en verzorging op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of het overnemen van huishoudelijke taken op grond van de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015).

  • Belastende factoren in het gezinssysteem. Denk bijvoorbeeld aan de woonsituatie, sociale problemen of financiële problemen.

  • Beperkingen van lichamelijke en/of psychische aard.

Waar een vermoeden is van overbelasting of waar ouders zelf een beperking hebben die van invloed kan zijn op het opvoeden (zoals LVB, psychiatrie) kan advies over de draagkracht/last gevraagd worden via de huisarts van ouders of via medisch advies.

Als een ouder overbelast is of overbelast dreigt te raken, wordt onderzocht of er mogelijkheden zijn om de ouders (weer) in staat te stellen om zelfstandig de hulp te bieden. Hierbij kan tijdelijke hulp via een individuele voorziening worden ingezet om de overbelasting te verhelpen. De ouder wordt geacht de dagelijkse hulp, zorg en ondersteuning voorrang te geven op het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten.

4.3 Als hulp uit een aanvullende verzekering kan worden gefinancierd, wordt voor dit deel geen individuele voorziening afgegeven.

4.4 Wanneer de hulpvraag bestaat uit het bieden van permanent toezicht op de jeugdige, valt dit niet onder de eigen kracht van ouders voor zover dit niet passend is bij de normale zorgbehoefte die hoort bij leeftijd van het kind.

4.5 Als de jeugdige van 12 jaar of ouder geen intieme persoonlijke verzorging wil ontvangen van de ouder(s), wordt de hulpvraag niet afgewezen op grond van eigen kracht van de ouders. Daarbij heeft het college oog voor een mogelijke aanspraak op intensieve kindzorg op grond van de Zorg-verzekeringswet of toegang tot de Wet langdurige zorg.

 

C. Bijlage wordt toegevoegd

Bijlage: leeftijdscategorieën ontwikkeling

Onderstaande informatie kan gebruikt worden om na te gaan wat een kind met een ‘normaal’ ontwikkelingsprofiel per leeftijdscategorie kan (bron: Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014).

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel:

  • Hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

 

Kinderen van 3 tot 5 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op

  • Gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • Hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • Hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

 

Kinderen van 5 tot 12 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • Zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zonodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

 

Kinderen van 12 tot 18 jaar oud met een normaal ontwikkelingsprofiel

  • Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • Hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • Hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • Hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Artikel II Inwerkingtreding

Dit besluit wordt bekend gemaakt in het Gemeenteblad en treedt in werking één dag na bekendmaking.

 

Vastgesteld in de vergadering van Burgemeester en Wethouders van 4 maart 2025

Naar boven