Artikel I
De Algemene plaatselijke verordening gemeente Almere 2011 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1:1 komt als volgt te luiden
Artikel 1:1 Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere;
- b.
openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
- c.
weg: alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
- d.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op een andere wijze toegankelijk zijn;
- e.
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- f.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
- g.
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage bij artikel 1.1, onder A, bij de Omgevingswet;
- h.
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage bij artikel 1.1, onder A, bij de Omgevingswet;
- i.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- j.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- k.
slecht levensgedrag: het geheel van relevante overtredingen, feiten en/of gedragingen dat wordt meegewogen in de besluitvorming;
- l.
beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet.
B
Artikel 1:2 komt als volgt te luiden
Artikel 1:2 Beslistermijn
- 1.
Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
- 2.
Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste zes weken verdagen.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
C
Artikel 1:4 komt als volgt te luiden
Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen
- 1.
Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
- 2.
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
D
Artikel 1:5 komt als volgt te luiden
Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
- 1.
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
E
Artikel 1:6 komt als volgt te luiden
Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
- 1.
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
F
Artikel 1:8 komt als volgt te luiden
Artikel 1:8 Weigeringsgronden
- 1.
Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
- b.
- c.
- d.
de bescherming van het milieu.
- 2.
Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
G
Artikel 2:1 komt als volgt te luiden
Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden
- 1.
Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
- 2.
Degene die op een openbare plaats:
- a.
aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;
- b.
aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of
- c.
zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing; is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
- 3.
Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
- 4.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het derde lid.
- 5.
Dit artikel is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
H
Artikel 2:3 komt als volgt te luiden
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennisgeving aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
Als de gestelde kennisgevingstermijn van 48 uur valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, dient de kennisgeving uiterlijk om 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag te worden gedaan.
- 5.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid, genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
I
Artikel 2:4 komt als volgt te luiden
Artikel 2:4 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen of proefmonsters
- 1.
Het is verboden gedrukte of geschreven stukken, afbeeldingen of proefmonsters onder het publiek te verspreiden en/of te laten verspreiden dan wel openlijk aan te bieden op door het college aangewezen openbare plaatsen.
- 2.
Het college kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het verbod geldt niet voor het huis-aan-huis verspreiden of aan huis bezorgen van gedrukte of geschreven stukken en afbeeldingen.
- 4.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
J
Artikel 2:6 komt als volgt te luiden
Artikel 2:6 Het plaatsen van voorwerpen of stoffen op of aan een openbare plaats
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
- 2.
De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag als het in het eerste lid bedoelde gebruik een activiteit betreft als bedoeld in artikel 5.1 van de Omgevingswet.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:
- a.
als het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of
- c.
in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
- 4.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
het maken van filmopnames als bedoeld in artikel 2:6a;
- b.
evenementen als bedoeld in artikel 2:9;
- c.
terrassen als bedoeld in artikel 2:16;
- d.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:13;
- e.
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
- f.
door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen;
- g.
situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de provinciale omgevingsverordening.
- 5.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder a, is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 6.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder b, is niet van toepassing op bouwwerken.
- 7.
De weigeringsgrond, bedoeld in het derde lid, onder c, is niet van toepassing als in de voorkoming van overlast wordt voorzien door of krachtens de Omgevingswet.
- 8.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
K
Artikel 2:6a komt als volgt te luiden
Artikel 2:6a Maken filmopnames en dergelijke
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college filmopnames te maken in de openbare ruimte voor andere dan privé doeleinden.
- 2.
Geen vergunning is vereist als:
- a.
de opnames plaatsvinden tussen 08.00 uur en 23.00 uur;
- b.
maximaal 12 personen tegelijktijdig aanwezig zijn (film- en opnamecrew) met gebruik van maximaal drie camera’s vanaf schouder of statief;
- c.
geen objecten op rijbaan of fietspad worden geplaatst die een vrije doorgang belemmeren;
- d.
maximaal 5 attributen (elk max. 5m2) op het voor voetgangers bedoelde deel van de weg worden geplaatst waarbij een vrije doorgang geborgd is;
- e.
geen omleidingen of afzettingen worden geplaatst;
- f.
maximaal 5 parkeerplaatsen worden afgezet (gereserveerd), niet zijnde betaald parkeerplaatsen of blauwe zones, waarbij niet meer dan de helft van het aantal beschikbare parkeerplaatsen in de straat wordt gebruikt;
- g.
parkeerplaatsen alleen worden gebruikt voor voertuigen die aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de opnames en elk een normale parkeerplaats innemen;
- h.
geen geweld scènes of scènes met speciale effecten plaatsvinden;
- i.
niet meer dan twee aaneengesloten dagen wordt gefilmd.
- 3.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
L
Artikel 2:9 komt als volgt te luiden
Artikel 2:9 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak op het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of daarmee gelijk te stellen vermaak, alsmede herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, feesten, braderieën en wedstrijden op of aan de weg, met uitzondering van:
- a.
bioscoop- en theatervoorstellingen binnen de daarvoor bestemde ruimten van gebouwen;
- b.
markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder g, van de Gemeentewet;
- c.
kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;
- d.
het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;
- e.
betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;
- f.
activiteiten als bedoeld in de artikelen 2:5 en 5:16 van deze verordening;
- g.
reguliere sportactiviteiten in en op sportaccommodaties, niet zijnde vechtsportevenementen of -gala’s;
- h.
betaald voetbalwedstrijden als bedoeld in artikel 2:12.
- 2.
Onder organisator wordt verstaan een natuurlijk persoon of in geval van een rechtspersoon, de bestuurder van deze rechtspersoon dan wel diens gevolmachtigde, die een evenement als bedoeld in het eerste lid organiseert, of leidt.
- 3.
Onder ééndaags, kleinschalig evenement wordt verstaan een evenement dat start en eindigt op dezelfde kalenderdag, waarbij het evenement geen onderdeel vormt van een terugkerende reeks van evenementen en waarbij wordt voldaan aan alle overige voorwaarden zoals gesteld in artikel 2:10 onder lid 2.
M
Artikel 2:10 komt als volgt te luiden
Artikel 2:10 Evenementenvergunning
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.
- 2.
Geen vergunning is vereist voor kleinschalige, ééndaagse evenementen, als:
- a.
het een evenement in de open lucht betreft;
- b.
er sprake is van een organisator/ organisatoren;
- c.
het aantal bezoekers op enig moment niet meer bedraagt dan 100 personen;
- d.
het een evenement betreft dat plaatsvindt tussen 9.00 en 23.00 uur of op een zon- of feestdag tussen 13.00 en 23.00 uur;
- e.
het evenement plaatsvindt buiten door de burgemeester aangewezen stadscentra dan wel locaties en evenemententerreinen, of als het evenement plaatsvindt binnen deze aangewezen gebieden, en hiervoor minimaal twee weken voor het evenement een schriftelijke kennisgeving is ontvangen waarop schriftelijke toestemming is verleend;
- f.
het evenement niet plaatsvindt op een rijbaan van een doorgaande weg of hoofdvaarroute van openbaar water of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer of de hulpverleningsdiensten;
- g.
slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25m2 per object, voor zover het plaatsen van deze objecten zich niet verzet tegen de in artikel 1:8 genoemde belangen;
- h.
het maximaal toelaatbare geluidsniveau van 70 db(A) op de gevels van omringende woningen niet wordt overschreden;
- i.
er geen conflicterende samenloop is met andere evenementen waarvoor een vergunning is verleend, wegopbrekingen en/of hoofdroutes van hulpdiensten;
- j.
wordt voldaan aan nadere regels als bedoeld in artikel 2:10 lid 7.
- 3.
De burgemeester kan besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op door de burgemeester aangewezen categorieën evenementen.
- 5.
De burgemeester classificeert aanvragen om een evenementenvergunning aan de hand van een risicoscan volgens de Landelijke Handreiking Evenementenveiligheid in:
- a.
een regulier evenement (klasse A);
- b.
een aandacht evenement (klasse B);
- c.
een risicovol evenement (klasse c).
- 6.
Onverminderd artikel 1:6 en het bepaalde in artikel 1:8, eerste lid, kan de burgemeester een evenementenvergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd intrekken of wijzigingen indien naar zijn oordeel:
- a.
het evenement waarvoor de vergunning wordt aangevraagd niet is opgenomen op de evenementenkalender;
- b.
op de evenementenkalender al een reservering is opgenomen voor een ander evenement op de gevraagde tijd en locatie;
- c.
de aanvraag voor
- ●
een regulier evenement minder dan acht weken, óf
- ●
een aandacht- c.q. risicovol evenement minder dan twaalf weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is;
- d.
het gelet op een gebeurtenis van nationale omvang, op de dag van het evenement of daags voor het evenement met een dusdanig effect op het gemeenschapsleven, niet wenselijk is dat de activiteiten worden verricht of voortgezet;
- e.
de ter handhaving van de openbare orde en veiligheid noodzakelijke politie- en betreffende hulpverleningscapaciteit een onevenredig beroep op de beschikbare bezetting doet.
- 7.
De burgemeester kan ten aanzien van de in het eerste, tweede en vierde lid bedoelde evenementen nadere regels stellen ter bescherming van de in artikel 1:8 genoemde belangen.
- 8.
Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarin wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.
- 9.
Het tweede lid is niet van toepassing op vechtsportwedstrijden of -gala’s.
- 10.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning voor een vechtsportevenement of -gala weigeren als de organisator of de aanvrager van de vergunning van slecht levensgedrag is.
- 11.
Bij de indiending van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.
- 12.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
N
Artikel 2:11 komt als volgt te luiden
Artikel 2:11 Ordeverstoring
Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.
O
Artikel 2:12 wordt als gewijzigd
Artikel 2:12 Vergunningplicht
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder organisator:
- a.
de betaald voetbalorganisatie Almere City FC, indien het betreft een voetbalwedstrijd waarbij het eerste elftal van Almere City FC als thuisspelende ploeg is betrokken;
- b.
de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond, indien het betreft een voetbalwedstrijd tussen voetbalorganisaties afkomstig van buiten de gemeente Almere, waarbij tenminste één betaaldvoetbalorganisatie is betrokken, dan wel in geval van voetbalwedstrijden tussen vertegenwoordigende elftallen;
- c.
degene die buiten de gevallen als bedoeld onder a en b een voetbalwedstrijd organiseert, waarbij ten minste één betaaldvoetbalorganisatie is betrokken.
- 2.
In dit artikel wordt verstaan onder voetbalwedstijd: wedstrijd georganiseerd door een organisator als bedoeld in lid 1.
- 3.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een voetbalwedstrijd te houden of te doen houden;
- a.
een vergunning kan meerdere wedstrijden betreffen;
- b.
paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
- 4.
De aanvraag om vergunning als bedoeld in het derde lid, dient te geschieden door middel van een door de burgemeester vastgesteld formulier en kan meerdere wedstrijden betreffen.
- 5.
In de aanvraag om een vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
- a.
de gegevens van de organisator;
- b.
de deelnemende voetbalorganisaties;
- c.
de geplande datum, tijdstip en locatie van de wedstrijd(en).
- 6.
De aanvraag dient vergezeld te gaan van een door de organisator op te stellen veiligheidsplan waaruit blijkt dat aan de hand van het risicoprofiel van de wedstrijd(en) voldoende maatregelen zijn genomen voor een goed verloop van de voetbalwedstrijd.
- 7.
Een aanvraag om vergunning als bedoeld in het derde lid, moet uiterlijk vier weken voor de speeldatum van de (eerste) voetbalwedstrijd worden ingediend.
- 8.
De burgemeester kan een vergunning als bedoeld in het derde lid, in het belang van de openbare orde en veiligheid weigeren indien:
- a.
de vrees bestaat voor het ontstaan van een ernstige verstoring van de openbare orde;
- b.
het aannemelijk is dat de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zullen worden nageleefd;
- c.
de organisator onvoldoende waarborgen biedt voor een goed verloop van de voetbalwedstrijd.
- 9.
De burgemeester weigert een vergunning als bedoeld in het derde lid indien niet voldaan is aan het bepaalde in het vierde tot en met het zevende lid.
P
Artikel 2:13 wordt als volgt gewijzigd
Artikel 2:13
Vervallen
Q
Artikel 2:17 komt als volgt te luiden
Artikel 2:17 Terrasvergunning
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een terras bij een openbare inrichting in te richten en in gebruik te nemen en te houden.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
de exploitatie van het terras in strijd is met een omgevingsplan en deze strijdigheid niet kan worden weggenomen door het verlenen van een omgevingsvergunning.
- b.
voor de openbare inrichting waaraan het terras gekoppeld is geen alcoholwetvergunning of vergunning alcoholvrij bedrijf is verleend of kan worden verleend, of indien deze vergunning is ingetrokken. Deze weigeringsgrond is niet van toepassing als het een terras bij een detailhandelsvestiging met winkelondersteunende horeca-activiteiten betreft.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, kan de vergunning worden geweigerd als:
- a.
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
- b.
dat gebruik een belemmering kan worden voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- c.
het gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de openbare ruimte, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
- d.
naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de openbare inrichting en het terras op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
In afwijking van het gestelde in artikel 1:5 is de terrasvergunning objectgebonden.
- 5.
De burgemeester kan openbare plaatsen aanwijzen waarvoor het verbod van het eerste lid van dit artikel niet geldt.
- 6.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
R
Artikel 2:22a komt als volgt te luiden
Artikel 2:22a Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
- •
- •
- •
- •
paracommerciële rechtspersoon,
- •
- •
- •
zwak-alcoholhoudende drank,
dat wat daaronder wordt verstaan in de Alcoholwet.
S
Artikel 2:22c komt als volgt te luiden
Artikel 2:22c Verbod verstrekking sterke drank
- 1.
Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse te verstrekken in een inrichting of in een onderdeel van een inrichting:
- a.
waarin uitsluitend of in hoofdzaak geringe eetwaren, zoals belegde broodjes, patat frites of andere snacks en ijs worden verkocht;
- b.
waarin uitsluitend of in hoofdzaak onderwijs wordt gegeven;
- c.
die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij jeugdorganisaties of -instellingen;
- d.
die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij sportorganisaties of -instellingen;
- e.
die in gebruik is als wachtruimte voor passagiers van een openbaar vervoersbedrijf;
- f.
die uitsluitend of in hoofdzaak in gebruik is bij kerkelijke instellingen of -organisaties tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op jongeren.
- 2.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
T
Artikel 2:22d komt als volgt te luiden
Artikel 2:22d Begripsbepalingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- •
Alcoholvrij bedrijf: de openbare inrichting waarin alcoholvrije drank en/of spijzen en rookwaren voor gebruik ter plaatse wordt verstrekt;
- •
Alcoholvrije drank: de drank die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor minder dan een half volumeprocent uit alcohol bestaat;
- •
Leidinggevende:
- a.
De natuurlijke persoon of de bestuurders van een rechtspersoon of hun gevolmachtigden, voor wiens rekening en risico het alcoholvrij bedrijf wordt uitgeoefend;
- b.
De natuurlijke persoon, die algemene leiding geeft aan een onderneming, waarin het alcoholvrij bedrijf wordt uitgeoefend;
- c.
De natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de uitoefening van het alcoholvrij bedrijf.
U
Artikel 2:38 komt als volgt te luiden
Artikel 2:38 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was of anders dan om niet, de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft.
- b.
kampeermiddel: een onderkomen of voertuig, dat geen bouwwerk is, en dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
V
Artikel 2:39 komt als volgt te luiden
Artikel 2:39 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
- 1.
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.
- 2.
Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 van deze verordening kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van:
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
W
Artikel 2:41 komt als volgt te luiden
Artikel 2:41 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder, is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, woonplaats, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.
X
Artikel 2:42 komt als volgt te luiden
Artikel 2:42 Slapen op of aan de weg
Het is verboden een openbare plaats als slaapplaats te gebruiken.
Y
Artikel 2:43a komt als volgt te luiden
Artikel 2:43a Sluiting van voor het publiek openstaande gebouwen
- 1.
De burgemeester kan een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid of als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden voor een bepaalde duur geheel of gedeeltelijk sluiten.
- 2.
Onverminderd hetgeen in artikel 5:24 van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald omtrent de bekendmaking, wordt het bevel tot sluiting tevens bekend gemaakt door een schrijven, waaruit van dat bevel tot sluiting blijkt, aan te brengen op of nabij de toegang(en) van het gebouw of het erf.
- 3.
Een sluiting kan op aanvraag van belanghebbenden door de burgemeester worden opgeheven, wanneer later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en naar zijn oordeel voldoende garanties aanwezig zijn, dat geen herhaling van de gronden die tot de sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 4.
Het is de rechthebbende op het gebouw en/of het erf, verboden om, nadat het bevel tot sluiting bekend is gemaakt op de in het tweede lid aangegeven wijze, daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven.
- 5.
Het is een ieder verboden om, nadat het bevel tot sluiting openbaar bekend gemaakt is op de in het tweede lid aangegeven wijze, in een bij dit bevel gesloten gebouw en/of erf als bezoeker te verblijven.
- 6.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover in het onderwerp van de regeling van het eerste lid elders wordt voorzien in deze verordening of in artikel 13b van de Opiumwet.
Z
Artikel 2:48a wordt als volgt gewijzigd
Artikel 2:48a
Vervallen
AA
Artikel 2:50 komt als volgt te luiden
Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten
Het is verboden zich zonder redelijk doel en op voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijke ruimte, dan wel deze te verontreinigen of te gebruiken voor een ander doel dan waarvoor deze ruimte is bestemd. Onder deze ruimten worden in elk geval begrepen: portalen, telefooncellen, wachtlokalen voor het openbaar vervoer, parkeergarages en rijwielstallingen.
AB
Artikel 2:50a wordt als volgt gewijzigd
Artikel 2:50a
Vervallen
AC
Artikel 2:52a komt als volgt te luiden
Artikel 2:52a Winkelwagentjes
- 1.
Een winkelier die winkelwagentjes ter beschikking stelt is verplicht deze:
- a.
te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken, en
- b.
terstond te verwijderen of te doen verwijderen uit de omgeving van dat bedrijf.
- 2.
Het is verboden een winkelwagentje na gebruik onbeheerd op of aan een openbare plaats achter te laten, anders dan op plaatsen die daartoe door de rechthebbende zijn aangewezen.
- 3.
Het is verboden zich met een winkelwagentje op of aan de openbare plaats te bevinden op een afstand van meer dan 100 meter van het bedrijf dat het winkelwagentje ter beschikking heeft gesteld, met dien verstande dat het plaatsen van een winkelwagentje bij een door de rechthebbende aangewezen verzamelplaats die zich op meer dan 100 meter afstand van het bedrijf bevindt daarvan is uitgezonderd.
- 4.
Onverminderd het eerste tot en met het derde lid kan het college de eigenaar of de door deze gemachtigde bedrijfsleider van een bedrijf als bedoeld in het eerste lid verplichten tot het op de winkelwagentjes aanbrengen van een muntslot tegen diefstal, indien zulks met het ook op het tegengaan van het laten staan en doen laten staan van winkelwagentjes op de openbare plaats, in samenhang met de situatie ter plaatse noodzakelijk is.
- 5.
Het in het eerste lid onder b bepaalde is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
AD
Artikel 2:54 komt als volgt te luiden
Artikel 2:54 Loslopende honden
- 1.
Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:
- a.
binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond fysiek aangelijnd is;
- b.
op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;
- c.
op de weg zonder voorzien te zijn van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen;
- d.
buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats zonder dat die hond fysiek aangelijnd is;
- e.
buiten de bebouwde kom op een andere door het college aangewezen plaats.
- 2.
Het verbod in het eerste lid, onder a, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.
- 3.
De verboden genoemd in het eerste lid zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.
AE
Artikel 2:57 komt als volgt te luiden
Artikel 2:57 Hinder door dieren
Degene die buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving hinder veroorzaakt.
AF
Artikel 2:60 komt als volgt te luiden
Artikel 2:60 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister
- 1.
De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:
- a.
het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;
- b.
de datum van verkoop of overdracht van het goed;
- c.
een omschrijving van het goed, voor zover van toepassing daaronder begrepen soort, merk en nummer van het goed;
- d.
de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;
- e.
de naam en adres van degene die het goed heeft verkregen.
- 2.
De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.
AG
Artikel 2:61 komt als volgt te luiden
Artikel 2:61 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
- 1.
de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:
- a.
dat hij het beroep van handelaar uitoefent, met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;
- b.
van een verandering van de onder a, sub 1 bedoelde adressen;
- c.
dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;
- d.
dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan.
- 2.
de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;
- 3.
aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;
- 4.
een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste zeven dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.
AH
Artikel 2:62 komt als volgt te luiden
Artikel 2:62 Drugshandel op straat (of handel in daarop gelijkende waar)
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
AI
Artikel 2:64 komt als volgt te luiden
Artikel 2:64 Definitie consumentenvuurwerk
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk van categorie F1 of F2 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
AJ
Artikel 2:65a komt als volgt te luiden
Artikel 2:65a Het schieten van carbid
- 1.
Ter voorkoming van geluidhinder en gevaar is het zowel binnen, als buiten de bebouwde kom van de gemeente Almere verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of een gasmengsel met vergelijkbare eigenschappen, op explosieve wijze te verbranden.
- 2.
Dit artikel is niet van toepassing, voor zover de Wet Milieubeheer, de Wet wapens en munitie, de Wet milieugevaarlijke stoffen, de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Wetboek van Strafrecht van toepassing is of op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet.
AK
Artikel 2:66 komt als volgt te luiden
Artikel 2:66 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aan te wijzen als veiligheidsrisicogebied.
AL
Artikel 2:67 komt als volgt te luiden
Artikel 2:67 Cameratoezicht op openbare plaatsen
De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.
AM
Artikel 2:69 komt als volgt te luiden
Artikel 2:69 Schietwapens
- 1.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester, op of aan de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats, schietwapens bij zich te hebben.
- 2.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet als:
- a.
de Wet wapens en munitie van toepassing is;
- b.
de schietwapens zodanig zijn verpakt dat ze niet voor onmiddellijk gebruik kunnen worden aangewend.
- 3.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AN
Artikel 3:2 komt als volgt te luiden
Artikel 3:2 Definities
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een prostituee onder de aandacht van het publiek brengt;
- b.
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- c.
bevoegd bestuursorgaan: het college inzake escortbedrijven, voor al het overige de burgemeester;
- d.
escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie in de vorm van bemiddeling tussen klant en prostituee;
- e.
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon die houder is van de vergunning voor het seksbedrijf of, voor zover van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- f.
klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een prostituee aangeboden seksuele diensten;
- g.
prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- h.
prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- i.
prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie;
- j.
raamprostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie, waarbij het werven van klanten gebeurt door een prostituee die zichtbaar is vanuit een voor publiek toegankelijke plaats;
- k.
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
- l.
seksinrichting: voor het publiek toegankelijke ruimte, onderdeel van een seksbedrijf.
AO
Artikel 3:6 komt als volgt te luiden
Artikel 3:6 Aanvraag
- 1.
Een aanvraag om een vergunning wordt ingediend middels een door de burgemeester, of het college vastgesteld formulier.
- 2.
Bij de aanvraag wordt vermeld voor welke activiteit vergunning wordt gevraagd, en worden in ieder geval de volgende gegevens en bescheiden overgelegd:
- a.
de persoonsgegevens van de exploitant;
- b.
het nummer van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel;
- c.
of in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag de exploitant een vergunning voor een seksbedrijf is geweigerd of een aan de exploitant verleende vergunning voor een seksbedrijf is ingetrokken;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het adres van een onder het seksbedrijf vallende seksinrichting;
- f.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- g.
een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van de exploitant;
- h.
indien van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant;
- i.
bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimtes bestemd voor de uitoefening van het seksbedrijf;
- j.
voor zover van toepassing, de plaatselijke ligging van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een situatieschets met een noordpijl en schaalaanduiding;
- k.
voor zover van toepassing, de plattegrond van de seksinrichting waarvoor vergunning wordt aangevraagd, door middel van een tekening met een schaalaanduiding.
- 3.
Als er een beheerder is aangesteld, is het tweede lid, onder a, b, c, g en h, van overeenkomstige toepassing op de beheerder.
- 4.
De burgemeester, of het college indien het een escortbedrijf betreft, kan aanvullende gegevens of bescheiden verlangen.
AP
Artikel 3:7 komt als volgt te luiden
Artikel 3:7 Weigeringsgronden
- 1.
Een vergunning wordt geweigerd als:
- a.
de exploitant of de beheerder onder curatele staat;
- b.
de exploitant of de beheerder is ontzet uit het ouderlijk gezag of de voogdij;
- c.
de exploitant of de beheerder onherroepelijk is veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel, of in enig ander opzicht van slecht levensgedrag is;
- d.
de exploitant of de beheerder de leeftijd van 21 jaar nog niet heeft bereikt;
- e.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming is of zal zijn;
- f.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de aanvrager in strijd zal handelen met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften;
- g.
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het prostituees betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
- h.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van meer dan zes maanden;
- i.
de exploitant of de beheerder minder dan vijf jaar geleden voorafgaand aan de dag dat de vergunning wordt aangevraagd, bij meer dan één rechterlijke uitspraak of strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld is tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
- 1°.
bepalingen, gesteld bij of krachtens de Alcoholwet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet 2000, de Wet arbeid vreemdelingen en hoofdstuk 3 van deze verordening;
- 2°.
de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 416, 417, 417bis, 420bis tot en met 420quinquies, 426 en 429quater van het Wetboek van Strafrecht;
- 3°.
artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen;
- 4°.
de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 juncto artikel 8 of juncto artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;
- 5°.
de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen, of;
- 6°.
de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.
- j.
er een maximum als bedoeld in artikel 3:5 is vastgesteld en dit maximum al is bereikt;
- k.
de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd op zal leveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- 2.
Met een veroordeling als bedoeld in het eerste lid, onder h, wordt gelijkgesteld:
- a.
een bevel tot tenuitvoerlegging van een zodanige voorwaardelijke straf;
- b.
vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onder a, van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, tweede lid, onder a, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,00 bedraagt.
- 3.
De periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, wordt bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.
- 4.
Voor de berekening van de periode van vijf jaar, bedoeld in het eerste lid, onder h en i, telt de periode waarin een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf is ondergaan, niet mee.
- 5.
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
- a.
voor een seksbedrijf waarvoor de vergunning op grond van artikel 3:9, eerste lid, aanhef en onder a tot en met e, of tweede lid, aanhef onder a tot en met g, of in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur is ingetrokken, gedurende een periode van vijf jaar na de intrekking;
- b.
als niet is voldaan aan een bij of krachtens artikel 3:6 gestelde eis met betrekking tot de aanvraag, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bevoegde orgaan gestelde termijn aan te vullen;
- c.
als de vergunning geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op het uitoefenen van een prostitutiebedrijf in een seksinrichting waarvoor eerder een vergunning is ingetrokken, of in die seksinrichting eerder zonder vergunning een prostitutiebedrijf is uitgeoefend;
- d.
als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van prostituees of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;
- e.
als het bedrijfsplan niet voldoet aan artikel 3:15, eerste en tweede lid;
- f.
als onvoldoende aannemelijk is dat de exploitant de bij artikel 3:17 gestelde verplichtingen zal naleven.
AQ
Artikel 3:8 komt als volgt te luiden
Artikel 3:8 Eisen met betrekking tot vergunning
- 1.
De vergunning vermeldt in ieder geval:
- a.
de naam van de exploitant;
- b.
indien van toepassing, die van de beheerder;
- c.
voor welke activiteit de vergunning is verleend;
- d.
het adres waar het seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- e.
het vaste telefoonnummer dat in advertenties voor het seksbedrijf zal worden gebruikt;
- f.
indien van toepassing, het adres van de onder dat seksbedrijf vallende seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend;
- g.
de voorschriften en beperkingen die aan de vergunning zijn verbonden;
- h.
voor zover van toepassing, de geldigheidsduur van de vergunning;
- i.
het kenmerk van de vergunning, en het inschrijvingsnummer uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel als vermeld in de aanvraag.
- 2.
De exploitant draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan zichtbaar aanwezig is in de seksinrichting waarvoor de vergunning mede is verleend, en tevens dat aan de buitenzijde van de seksinrichting zichtbaar is dat hij over een vergunning voor die seksinrichting beschikt.
AR
Artikel 3:9 komt als volgt te luiden
Artikel 3:9 Intrekkingsgronden
- 1.
De vergunning wordt ingetrokken als:
- a.
de verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste gegevens bekend waren geweest;
- b.
de vergunning in strijd met een wettelijk voorschrift is gegeven;
- c.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen, dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde of veiligheid;
- d.
zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 3:7, eerste lid, onder a tot en met i;
- e.
de vergunninghouder dat verzoekt;
- f.
de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- 2.
De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- a.
is gehandeld in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften of beperkingen;
- b.
in verband met gewijzigde wettelijke voorschriften, gewijzigde omstandigheden of gewijzigde inzichten de bescherming van de belangen met het oog waarop het vergunningsvereiste is gesteld, zwaarder wegen dan het belang van de vergunninghouder bij behoud van de vergunning;
- c.
een niet in de vergunning vermelde persoon exploitant of beheerder is geworden;
- d.
is gehandeld in strijd met een of meer van de bij of krachtens dit hoofdstuk gestelde bepalingen, onverminderd het eerste lid, aanhef en onder c;
- e.
is gehandeld in strijd met de in het bedrijfsplan beschreven maatregelen;
- f.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van prostituees of klanten;
- g.
de exploitant of de beheerder het toezicht op de naleving van het in dit hoofdstuk bepaalde belemmert of bemoeilijkt;
- h.
er bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn die onherroepelijk zijn veroordeeld voor een gewelds- of zedendelict of voor mensenhandel;
- i.
gedurende ten minste zes maanden geen gebruik is gemaakt van de vergunning.
AS
Artikel 3:10 komt als volgt te luiden
Artikel 3:10 Melding gewijzigde omstandigheden
De vergunninghouder meldt elke verandering waardoor zijn seksbedrijf niet langer in overeenstemming is met de op grond van artikel 3:8, eerste lid, in de vergunning opgenomen gegevens, binnen vier weken aan de burgemeester, of het college indien het een escortbedrijf betreft. Deze verleent een gewijzigde vergunning, als het seksbedrijf aan de vereisten voldoet.
AT
Artikel 3:13 komt als volgt te luiden
Artikel 3:13 Adverteren
Het is verboden in advertenties voor een seksbedrijf:
- a.
geen vermelding op te nemen van het telefoonnummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder e; van het nummer, bedoeld in artikel 3:8, eerste lid, onder i; en van de bedrijfsnaam;
- b.
vermelding op te nemen van een ander telefoonnummer dan bedoeld onder a, en;
- c.
als het een prostitutiebedrijf betreft, onveilige seks aan te bieden of te garanderen dat prostituees die voor of bij het betreffende bedrijf werken vrij zijn van seksueel overdraagbare aandoeningen.
AU
Artikel 4:1 komt als volgt te luiden
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- -
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
- -
gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1. van het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;
- -
incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
- -
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
- -
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt;
- -
langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT): gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in de loop van een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de “Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai”, uitgave 1999.
AV
Artikel 4:3 komt als volgt te luiden
Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
- 1.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit Milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet en artikel 4:4 van deze verordening niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
- 2.
Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 lid 1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
- 3.
Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.
- 4.
De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
- 5.
De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
- 6.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) veroorzaakt door de inrichting, gemeten invallend op de gevel van gevoelige gebouwen, niet meer bedragen dan 60 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege.
- 7.
Tijdens een incidentele festiviteit mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) als gevolg van de inrichting, gemeten binnen in- of aanpandige woningen van derden, niet meer bedragen dan 50 dB(A). Toeslagen voor de aard van het geluid of de bedrijfsduurcorrectieterm blijven hierbij achterwege.
- 8.
De geluidswaarde als bedoeld in het zesde en zevende lid is inclusief onversterkte muziek.
- 9.
Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek - hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.17a, 2.19, 2.19a en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:4 van deze verordening - uiterlijk om 01.00 uur beëindigd.
- 10.
De geluidsnorm als bedoeld in het zesde en zevende lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
- 11.
Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
- 12.
Het college kan afwijken van het in lid 9 genoemde tijdstip.
AW
Artikel 4:4 komt als volgt te luiden
Artikel 4:4 Onversterkte muziek
- 1.
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
- a.
de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
- b.
de in de tabel aangegeven waarden op de gevel gelden ook bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
- c.
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de Omgevingswet;
- d.
bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel wordt geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.
- 2.
|
|
7.00 – 19.00 uur
|
19.00 – 23.00 uur
|
23.00 – 7.00 uur
|
|
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
40 dB(A)
|
|
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
|
35 dB(A)
|
30 dB(A)
|
25 dB(A)
|
|
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
|
70 dB(A)
|
65 dB(A)
|
60 dB(A)
|
|
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
|
55 dB(A)
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
- 3.
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals onder andere orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
- 4.
Voor de duur van 4 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het bespelen van een carillon, tussen 9.00-19.00 uur en gedurende de avondperiode (19.00-21.00 uur), uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
- 5.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het bespelen van carillons:
- •
op Koningsdag, 4 en 5 mei, Open Monumentendag en op Nationale burendag;
- •
tijdens specifieke beiaardiersconcerten voor maximaal 8 dagen per jaar;
- •
als het bespelen gebeurt als onderdeel van- of ter ondersteuning van evenementen waarvoor een evenementenvergunning is afgegeven.
- 6.
Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor het automatische carillonspel ten behoeve van de tijdsaanduiding gedurende de dag- (07.00 – 19.00 uur) en avondperiode (19.00-21.00 uur).
- 7.
Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.
- 8.
Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.
AX
Artikel 4:4a komt als volgt te luiden
Artikel 4:4a Geluidshinder door klokgelui of oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging
- 1.
Bij klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden, alsmede oproepen tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging als bedoeld in artikel 10 van de Wet openbare manifestaties, bedraagt het maximaal toegestane geluidsniveau 70 dB(A), gemeten op enig piekmoment en gemeten op de gevel van het dichtstbijzijnde geluidsgevoelige gebouw.
- 2.
Het klokgelui of de oproepen als hierboven genoemd mogen maximaal vijf aaneengesloten minuten duren.
- 3.
Het is verboden om tussen 23.00 uur en 7.30 uur door middel van klokgelui dan wel op andere wijze op te roepen tot gebed of godsdienstige bijeenkomsten, in de zin van artikel 10 Wet openbare manifestaties, met een geluidsniveau dat meer dan 10 dB(A) ligt boven de normen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, (en meer dan 10 dB(A) boven het referentieniveau van de omgeving.
AY
Artikel 4:5 komt als volgt te luiden
Artikel 4:5 Overige geluidhinder
- 1.
Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
- 2.
Het college, dan wel de burgemeester indien het veroorzaken van geluidhinder verband houdt met een evenement, kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet , de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AZ
Artikel 4:8 komt als volgt te luiden
Artikel 4:8 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde gezag op of aan een onroerende zaak handelsreclame te maken of te voeren door middel van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg zichtbaar is.
- 2.
Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
- a.
indien de handelsreclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;
- b.
in het belang van de verkeersveiligheid;
- c.
ter voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed.
- 3.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.
- 4.
De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
- 5.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen soorten handelsreclame of objecten waarop handelsreclame wordt aangebracht.
AAA
Artikel 5:1 komt als volgt te luiden
Artikel 5:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- b.
parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).
AAB
Artikel 5:2 komt als volgt te luiden
Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.
- 1.
Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:
- a.
het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;
- b.
het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.
- 2.
Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:
- a.
voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;
- b.
voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.
- 3.
Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen, te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:
- a.
drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op de weg te parkeren binnen een cirkel met een straal van 50 meter met als middelpunt een van deze voertuigen;
- b.
de weg als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.
- 4.
Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
- 5.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAC
Artikel 5:3 komt als volgt te luiden
Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen
- 1.
Het is verboden op een door het college aangewezen weg een voertuig te parkeren met het kennelijke doel het te koop aan te bieden of te verhandelen.
- 2.
Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.
- 3.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAD
Artikel 5:4 komt als volgt te luiden
Artikel 5:4 Voertuigwrakken
- 1.
Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud of tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg of op een parkeergelegenheid te plaatsen of te parkeren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.
AAE
Artikel 5:5 komt als volgt te luiden
Artikel 5:5 Parkeren van aanhangwagens, caravans en dergelijke
- 1.
Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt zoals een caravan, een kampeerwagen, een aanhangwagen, een keetwagen of ander dergelijk voertuig langer dan op drie achtereenvolgende dagen zonder wezenlijke tijdsonderbreking te plaatsen of te hebben op de weg binnen de bebouwde kom.
- 2.
Het college kan plaatsen of tijden aanwijzen waar, respectievelijk gedurende welke tijd het bepaalde in het eerste lid niet van toepassing is.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 4.
De in het derde lid bedoelde ontheffing kan worden geweigerd met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte en wanneer dit naar het oordeel van het college schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.
- 5.
Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.
AAF
Artikel 5:6 komt als volgt te luiden
Artikel 5:6 Parkeren van grote voertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter langer dan twee achtereenvolgende uren te parkeren op de weg.
- 2.
Het in het eerste lid omschreven verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.
- 3.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op de in artikel 5:5 bedoelde voertuigen.
- 4.
Het college kan wegen of weggedeelten aanwijzen waar het bepaalde in het eerste lid niet geldt.
- 5.
Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAG
Artikel 5:7 komt als volgt te luiden
Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen
- 1.
Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op de weg te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.
- 2.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 3.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAH
Artikel 5:8 komt als volgt te luiden
Artikel 5:8 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen
- 1.
Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.
- 2.
Dit verbod is niet van toepassing:
- a.
- b.
op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;
- c.
op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.
- 3.
Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAI
Artikel 5:11 komt als volgt te luiden
Artikel 5:11 Ventverbod
- 1.
Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is het verboden te venten:
- a.
tussen 22.00 uur en 09.00 uur;
- b.
binnen 200 meter van een standplaats als bedoeld in artikel 5:13 van deze verordening, een winkel of andere verkoopgelegenheid waarin of waaruit hoofdzakelijk soortgelijke artikelen worden verkocht, het marktterrein tijdens de aangewezen marktdagen of een evenement als bedoeld in artikel 2:9 van deze verordening.
- 3.
Het college kan ten aanzien van het gestelde in het eerste lid nadere regels stellen.
AAJ
Artikel 5:12 komt als volgt te luiden
Artikel 5:12 Vrijheid van meningsuiting
- 1.
Het verbod van artikel 5:11 geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
- 2.
Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen:
- a.
op of aan door het college aangewezen openbare plaatsen, of
- b.
voor bepaalde dagen en uren.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van het verbod van het tweede lid.
- 4.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAK
Artikel 5:14 komt als volgt te luiden
Artikel 5:14 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.
- 2.
Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd als:
- a.
de standplaats hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of
- b.
een kwantitatieve of territoriale beperking als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente noodzakelijk is in verband met een dwingende reden van algemeen belang.
- 4.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
AAL
Artikel 5:15 komt als volgt te luiden
Artikel 5:15 Afbakeningsbepaling
- 1.
Artikel 5:14, eerste lid, is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
- 2.
De weigeringsgrond van artikel 5:14, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.
AAM
Artikel 5:16 komt als volgt te luiden
Artikel 5:16 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.
- 2.
Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:
- a.
een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet;
- b.
een evenement als bedoeld in artikel 2:9.
AAN
Artikel 5:17 komt als volgt te luiden
Artikel 5:17 Organiseren van een snuffelmarkt
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, weigert de burgemeester de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
- 4.
Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
AAO
Artikel 5:18 komt als volgt te luiden
Artikel 5:18 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
- 1.
Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
- 2.
Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.
- 3.
De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.
- 4.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening, de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
AAP
Artikel 5:19 komt als volgt te luiden
Artikel 5:19 Ligplaats vaartuigen
- 1.
Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.
- 2.
Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op krachtens het tweede lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
- a.
nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;
- b.
beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
AAQ
Artikel 5:20 komt als volgt te luiden
Artikel 5:20 Aanwijzingen ligplaats
- 1.
Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
- 2.
De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
- 3.
Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening, of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.
AAR
Artikel 5:23 komt als volgt te luiden
Artikel 5:23 Veiligheid op het water
- 1.
Het is aan een ieder die zich als bader of zwemmer in het openbaar water ophoudt, verboden zich zodanig te gedragen dat het scheepvaartverkeer daarvan hinder of gevaar kan ondervinden.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Binnenvaartpolitiereglement, de provinciale omgevingsverordening of het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.
AAS
Artikel 5:25 komt als volgt te luiden
Artikel 5:25 Crossterreinen
- 1.
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van de deelnemers van de in het eerste lid bedoelde wedstrijden en ritten of van het publiek.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproduktie sportmotoren.
AAT
Artikel 5:26 komt als volgt te luiden
Artikel 5:26 Verbod vuur te stoken
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 2.
Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden.
- 3.
Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
- 4.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
- 5.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef onder 1° en 3°, van het Wetboek van strafrecht of de provinciale omgevingsverordening.
- 6.
Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.